Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Haaren

Beleidsregels op basis van artikel 2.12, lid 1 sub a onde 2 van de Wet Algemene bepalingen omgevingsrecht

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieHaaren
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidsregels op basis van artikel 2.12, lid 1 sub a onde 2 van de Wet Algemene bepalingen omgevingsrecht
CiteertitelBeleidsregels op basis van art. 2.12, lid 1 sub a onder 2 van de Wet Algemene Bepalingen Omgevingsrecht
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpruimtelijke ordening, verkeer en vervoer
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Wet algemene bepalingen omgevingsrecht

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

n.v.t.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

07-10-201022-05-2013Nieuwe regeling

28-09-2010

De Leije, 6-10-2010

B&W voorstel 28 september 2010
19-03-200911-02-2015Nieuwe regeling

10-03-2009

De Leije, 18 maart 2009

B&W vergadering 10 maart 2009
20-11-200819-03-2009intrekking

11-11-2008

De Leije, 19-11-2008

B&W vergadering 11-11-2008

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsregels op basis van artikel 2.12, lid 1 sub a onde 2 van de Wet Algemene bepalingen omgevingsrecht

Beleidsregels op basis van artikel 2.12, lid 1 sub a onder 2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

Planologische afwijkingsmogelijkheden.

Paragraaf I Begripsbepalingen

Artikel 1 In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

aanbouw:

een gebouw, dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

aan huis verbonden beroep:

een beroep, dat in of bij een woonhuis wordt uitgeoefend, waarbij het woonhuis in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft, die met de woonfunctie in overeenstemming is;

aan huis verbonden bedrijf:

het verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke – geheel of overwegend door middel van handwerk uit te oefenen – bedrijvigheid, waarvan de aard, omvang en uistraling zodanig zijn, dat de activiteit in de woningen en/of de daarbij behorende bijgebouwen, waarbij de woning in hoofdzaak de woonfunctie behoudt, ter plaatse kan worden uitgeoefend;

achtererfgebied:

erf aan de achterkant en de niet naar het openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijkant, op meer dan 1 m van de voorkant van het hoofdgebouw;

antennedrager:

antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne;

antenne-installatie:

installatie bestaande uit een antenne, een antenne-drager, de bedrading en de al dan niet in een of meer techniekkasten opgenomen apparatuur met de daarbij behorende bevestigingsconstructie;

bed and breakfast:

bed & breakfast is een kleinschalige vorm van verblijfsrecreatie en richt zich met name op de trekkende toeristen, die voor één of enkele nachten een onderkomen zoeken. Typerend voor bed & breakfast is:

- de kleinschaligheid en de eenvoudige uitvoering ;

- gekoppeld aan de woonfunctie, dat betekent dat mede gebruik wordt gemaakt van keuken en sanitair van de woning;

- dient binnen de bestaande woning gerealiseerd te worden.

bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

bijbehorend bouwwerk:

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd op de grond staand gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;

 

bijgebouw:

een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

bouwhoogte:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop krachtens het plan een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten

detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

dienstverlening:

het bedrijfsmatig verrichten van activiteiten welke bestaan uit het verlenen van diensten aan derden, met of zonder rechtstreeks contact met het publiek;

gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

goothoogte:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel, met dien verstande dat bij een lessenaars-dak en een afgeknot dak de laagste goot als goothoogte dient te worden aangemerkt;

hoofdgebouw:

een gebouw dat, gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt;

horeca:

een bedrijf waar hoofdzakelijk overdag en/of in de avonduren dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin logies wordt verstrekt, zoals bijvoorbeeld een café, restaurant, hotel, pension en naar de aard en openingstijden daarmee gelijk te stellen bedrijven, een en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie;

kantoor:

een gebouw, dat dient voor de uitoefening van administratieve werkzaamheden en werkzaamheden, die verband houden met het doen functioneren van (semi) overheidsinstellingen, het bankwezen en naar de aard daarmee gelijk te stellen in-stellingen;

openbaar toegankelijk gebied:

weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994, alsmede pleinen, parken, plantsoenen, openbaar water en ander openbaar gebied dat voor publiek algemeen toegankelijk is met uitzondering van wegen uitsluitend bedoeld voor de ontsluiting van percelen door langzaam verkeer;

overkapping:

een bouwwerk met een open constructie zonder eigen wanden op het erf van een gebouw of standplaats, dat strekt tot vergroting van het woongenot van het gebouw of de standplaats;

peil:

a. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;

b. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst:: de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;

c. indien in of op het water wordt gebouwd: de hoogte van het terrein ter plaatse van het meest nabij gelegen punt waar het water grenst aan het vaste land;

d. indien sprake is van bouwen ten behoeve van spoorverkeer: de hoogte van de bovenkant van de spoorstaaf;

uitbouw:

een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofd-gebouw, welk gebouw door de vorm kan worden onderscheiden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

voorgevel:

de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel, die als zodanig dient te worden aangemerkt;

woning:

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;

woonwagen:

een voor bewoning bestemd gebouw, dat is geplaatst op een standplaats en dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst

 

Artikel 2  

Tenzij anders bepaald, worden de waarden die in m of m2 zijn uitgedrukt op de volgende wijze gemeten:

a. afstanden loodrecht,

b. hoogten vanaf het aansluitend afgewerkt terrein, waarbij plaatselijke, niet bij het verdere verloop van het terrein passende, ophogingen of verdiepingen aan de voet van het bouwwerk, anders dan noodzakelijk voor de bouw daarvan, buiten beschouwing blijven, en

c. maten buitenwerks, waarbij uitstekende delen van ondergeschikte aard tot maximaal 0,5 m buiten beschouwing blijven.

 

Artikel 3  

Bij de toepassing van het tweede lid, aanhef en onderdeel b, wordt een bouwwerk, voor zover dit zich bevindt op een erf- of perceelgrens, gemeten aan de kant waar het aansluitend afgewerkte terrein het hoogst is.

 

Paragraaf 2 Wijze van meten

de afstand:

afstanden tussen bouwwerken onderling, alsmede afstanden van bouwwerken tot de perceelsgrens, worden gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn;

de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel, met dien verstande dat bij een lessenaars-dak en een afgeknot dak de laagste goot als goothoogte dient te worden aangemerkt;

de horizontale diepte van een gebouw:

de diepte van een gebouw, gemeten loodrecht vanaf de gevel waaraan wordt gebouwd;

de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

de oppervlakte van een overkapping:

tussen de buitenzijde van de afdekking van de overkapping, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van de overkapping.

 

Paragraaf 3 Gemeentelijk Beleid

Volgens artikel 2.1, lid 1 onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) is het verboden zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit, onder andere, het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan.

Volgens artikel 2.12, lid 1, onder a, 2e onderdeel van de Wabo kan een aanvraag, die betrekking heeft op een dergelijke activiteit slechts worden verleend in, de bij algemene maatregel van bestuur, aangewezen gevallen.

Deze gevallen staan genoemd in artikel 4 van bijlage II van het Besluit omgevingsrecht (Bor). De in dit artikel genoemde gevallen hebben we uitgewerkt in dit beleid. Per onderdeel van artikel 4 geven we aan waarvoor we van het bestemmingsplan willen afwijken.

Afwijkingen voor een bijbehorend bouwwerk binnen de bebouwde kom

Bij vaststelling van de “Beleidsregels voor buitenplanse ontheffing op basis van artikel 3.23 van de Wet ruimtelijke ordening” was er voor gekozen om alleen ontheffing te verlenen voor de maximale bouwmogelijkheden die de nieuwe bestemmingsplannen voor de kommen bieden.

Ook nu vinden wij dit acceptabel. De nieuwe bestemmingsplannen voor de kommen bieden voldoende ruime bouwmogelijkheden voor bijbehorende bouwwerken zoals aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen. Dit betekent dat we voor de dorpen Esch, Biezenmortel bijna geen en voor Helvoirt geen mogelijkheid bieden om af te wijken van het bestemmingsplan, omdat voor deze dorpen de nieuwe bestemmingsplannen in werking zijn getreden. Voor het dorp Haaren bieden we de mogelijkheid om hetzelfde te kunnen bouwen, als voor de andere dorpen.

Afwijkingen voor een bijbehorend bouwwerk buiten bebouwde kom

De regels van artikel 4 lid 1 sub b van de Bor (bijbehorend bouwwerk buiten bebouwde kom) spreken voor zich. Deze regels worden verder niet uitgewerkt. Behalve dat een bijbehorend bouwwerk op het achtererfgebied gebouwd moet worden èn dat het bouwen niet tot gevolg mag hebben dat de inhoud van een woning, die op grond van het bestemmingsplan is toegestaan, wordt vergroot.

Recreatiewoningen zijn uitgezonderd voor deze afwijking. Bij recreatiewoningen bieden we geen mogelijkheid om af te wijken van het bestemmingsplan. Het doel van de geldende bestemmingen voor recreatiewoningen is om permanent wonen in recreatiewoning tegen te gaan. Deze doelstelling is onder andere verwoord in bestemmingsplan De Noenes ’87 en de herziening hiervan uit 1996. Afwijkingen toestaan voor bijbehorende bouwwerken bij recreatiewoningen zou in strijd zijn met de eerder geformuleerde doelstelling.

Afwijkingen voor bouwwerken geen gebouw zijnde

Ook hiervoor geldt dat de bouwmogelijkheden binnen de bebouwde kom, overgenomen zijn uit de nieuwe komplannen. Dit betekent dat we voor de dorpen Esch, Biezenmortel en Helvoirt geen mogelijkheid bieden om af te wijken van het bestemmingsplan, omdat voor deze dorpen de nieuwe bestemmingsplannen in werking zijn getreden. Voor het dorp Haaren bieden we dezelfde bouwmogelijkheid als voor de andere dorpen.

Voor bouwwerken geen gebouw zijnde buiten de bebouwde kom zijn we van mening, dat we alleen af willen wijken van het bestemmingsplan voor schotels voor telecommunicatie en propaantanks. Het bestemmingsplan biedt voldoende mogelijkheden om bouwwerken, geen gebouwen, zijnde te bouwen. In bestemmingsplan Buitengebied is er bewust voor gekozen om bij woningen, voor de voorgevel, geen hogere erfafscheiding toe te staan dan 1 meter. We willen hier dan ook niet van afwijken.

Het gebruiken van bouwwerken binnen de bebouwde kom

Voor het gebruik van woningen met bijgebouwen, hebben we de mogelijkheden van de nieuwe bestemmingsplannen voor de kommen overgenomen. Dit betekent dat we voor de dorpen Esch, Biezenmortel en Helvoirt geen mogelijkheid bieden om af te wijken van het bestemmingsplan, omdat voor deze dorpen de nieuwe bestemmingsplannen in werking zijn getreden. Voor het dorp Haaren bieden we dezelfde mogelijkheid als voor de andere dorpen.

Voor het gebruik van overige gebouwen, hebben we bewust geen mogelijkheid opgenomen om af te wijken van het bestemmingsplan. Over het algemeen hebben deze gebouwen een passende bestemming gekregen in de nieuwe bestemmingsplannen voor de kommen c.q. krijgen een passende bestemming in het in voorbereiding zijnde bestemmingsplan “kom Haaren”.

Als blijkt dat een gebouw voor iets anders gebruikt gaat worden als dat het bestemmingsplan toestaat, zijn wij van mening dat dit goed onderzocht en onderbouwd moet worden. Er zal dan op grond van artikel 2.12, lid 1 sub a 3e onderdeel van de Wabo afgeweken kunnen worden van het bestemmingsplan.

Bijzondere omstandigheden

Het college van burgemeester en wethouders blijft bevoegd om af te wijken van deze beleidsregels, wanneer deze voor één of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben, die onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregels te dienen doelen. Er moet dan sprake zijn van bijzondere omstandigheden. Hierbij wordt gesteld dat dan vooraf een ruimtelijke afweging heeft plaatsgevonden.

Voor verlening van een omgevingsvergunning waarbij met toepassing van artikel 2.12, lid 1 sub a onder 2 van het bestemmingsplan of beheersverordening wordt afgeweken, komen in aanmerking:

 

Artikel 1 4 lid 1 sub a Bor

Een bijbehorend bouwwerk binnen de bebouwde kom.

1. Voor aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen wordt afgeweken van het bestemmingsplan mits die gebouwd zijn binnen of buiten het bouwvlak en voldoen aan de volgende kenmerken:

a. gebouwd op het zij- en achtererf en minimaal 3 m achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw;

b. gezamenlijke oppervlakte voor zover gebouwd buiten het bouwvlak per hoofdgebouw maximaal:

1. 60 m² voor bouwpercelen met een oppervlakte tot 200 m2;

2. 65 m² voor bouwpercelen met een oppervlakte tot 250 m2;

3. 75 m² voor bouwpercelen met een oppervlakte tot 500 m²;

4. 100 m² voor bouwpercelen met een oppervlakte groter dan 500 m².

mits het bebouwingspercentage van het bouwperceel maximaal 50% is;

c. goothoogte maximaal 3,25 m;

d. bouwhoogte maximaal de bouwhoogte van het hoofdgebouw – 2 m, waarbij geldt dat de bouwhoogte in ieder geval 3 m mag bedragen en maximaal 5,5 m.

2. Erkers en uitbouwen aan hoofdgebouw

Voor uitbouwen en erkers bij de hoofdgebouwen wordt afgeweken van het bestemmingsplan, mits:

a. de horizontale diepte maximaal 1,5 m bedraagt, met dien verstande dat de diepte niet meer bedraagt dan 50% van de diepte van tuin;

b. de breedte maximaal 60% van de breedte van de voor- en/of zijgevel bedraagt;

c. de maximale goothoogte bedraagt 3 m;

d. de maximale bouwhoogte bedraagt 5 m.

3. Voor overkappingen, korter dan 3 meter achter voorgevel van een hoofdgebouw, wordt afgeweken van het bestemmingsplan mits:

a. de horizontale diepte van de overkapping gemeten vanaf de voorgevel (en het verlengde daarvan), maximaal 1 meter is en:

b. de afstand van de overkapping tot de voorste perceelsgrens minimaal 2 meter is;

c. de gezamenlijk oppervlakte van aan- uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen, genoemd in onderdeel 1.b, niet wordt overschreden;

d. de bouwhoogte maximaal 3 m bedraagt;

e. er maximaal 1 overkapping wordt opgericht.

Voor alle voornoemde categorieën gelden de volgende voorwaarden:

- het aantal parkeerplaatsen op het eigen erf mag niet worden verminderd;

- het straat- en bebouwingsbeeld mag niet onevenredig worden geschaad;

- de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden mogen niet onevenredig worden geschaad

- de verkeersveiligheid moet zijn gewaarborgd door middel van een positief advies van de afdeling Ruimte en Samenleving

 

Artikel 2 4 lid 1 sub b Bor

Een bijbehorend bouwwerk buiten de bebouwde kom, mits

1. niet hoger dan 5 meter, tenzij sprake is van een kas of bedrijfsgebouw van lichte constructie ten dienste van een agrarisch bedrijf,

2. de oppervlakte niet meer dan 150 m2, en

3. het bouwen niet tot gevolg heeft dat het aansluitende terrein voor meer dan 50% wordt bebouwd, dan wel dat de oppervlakte, die op grond van het bestemmingsplan of de beheersverordening voor bebouwing in aanmerking komt, voor meer dan 50% wordt overschreden;

1. Voor een bijbehorend bouwwerk buiten bebouwde kom ten dienste van een agrarisch bedrijf wordt afgeweken van het bestemmingsplan, met dien verstande dat het bijbehorend bouwwerk gebouwd wordt op het achtererfgebied.

2. Voor een bijbehorend bouwwerk buiten bebouwde kom bij een (bedrijfs)woning, uitgezonderd recreatiewoningen wordt afgeweken van het bestemmingsplan, mits:

a. het bijbehorend bouwwerk gebouwd wordt op het achtererfgebied en;

b. het bouwen van het bijbehorend bouwwerk niet tot gevolg heeft dat de inhoud van de (bedrijfs)woning groter wordt dan de inhoud die op grond van het bestemmingsplan is toegestaan.

Voor alle voornoemde categorieën gelden de volgende voorwaarden:

-het aantal parkeerplaatsen op het eigen erf mag niet worden verminderd;

- het straat- en bebouwingsbeeld niet onevenredig worden geschaad;

- de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad

- de verkeersveiligheid is gewaarborgd door middel van een positief advies van de afdeling Ruimte en Samenleving

 

Artikel 3 4 lid 2 Bor

een gebouw ten behoeve van een infrastructurele of openbare voorziening als bedoeld in artikel 2, onderdeel 18, onder a, dat niet voldoet aan de in dat subonderdeel genoemd eisen, mits wordt voldaan aan de volgende eisen:

a. niet hoger dan 5 meter en,

b. de oppervlakte niet meer dan 50 m2

Een afwijking van het bestemmingsplan is alleen mogelijk voor een gebouw ten behoeve van

infrastructurele of openbare voorzieningen, als bedoeld in artikel 2, onderdeel 18, onder a van bijlage II van het Besluit omgevingsrecht, die voldoen aan de kenmerken van artikel 4 lid 2 van bijlage II van het Besluit omgevingsrecht, mits de noodzaak is aangetoond en de

overwegingen om af te wijken zorgvuldig zijn onderbouwd.

 

Artikel 4 4 lid 3 Bor

Een bouwwerk, geen gebouw zijnde, mits voldaan wordt aan de volgende eisen:

a. niet hoger dan 10 meter en,

b. de oppervlakte niet meer dan 50 m2

Bouwwerken, geen gebouw zijnde binnen bebouwde kom

1. Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt afgeweken van het bestemmingsplan in de volgende gevallen:

a. erf- en terreinafscheidingen achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw van maximaal 2,25 m hoog;

b. pergola’s van maximaal 2,25 m hoog;

c. vlaggenmasten van maximaal 6 m hoog;

d. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde van maximaal 2 m hoog.

2. Voor reclame-uitingen ten behoeve van een aan huis verbonden beroep wordt afgeweken van het bestemmingsplan mits deze voldoen aan de volgende kenmerken:

a. maximum oppervlak van 0,20 m²;

b. de reclame-uiting dient aan de gevel te worden aangebracht.

Bouwwerken, geen gebouw zijnde binnen en buiten bebouwde kom

1. Voor schotels voor telecommunicatie met een doorsnede van meer dan 1 meter wordt afgeweken van het bestemmingsplan, mits:

a. de doorsnede niet meer bedraagt dan 2 meter;

b. de schotel wordt geplaatst aan de achtergevel van de woning dan wel op het achtererf van de woning;

Bouwwerken geen gebouw zijnde buiten bebouwde kom

Voor bouwwerken, geen gebouw zijnde buiten de bebouwde kom wordt alleen afgeweken van het bestemmingsplan voor propaantanks, mits:

a. op het terrein moet een gebouw aanwezig zijn en;

b. indien er gebruik wordt gemaakt van een brandmuur mag deze een maximale hoogte hebben van 2 meter en;

c. de hoogte mag maximaal 1,50 meter bedragen en;

d. de oppervlakte mag maximaal 3 m² bedragen en;

Artikel 5 4 lid 4 Bor

Een dakkapel, dakopbouw of gelijksoortige uitbreiding van een gebouw

Voor dakopbouwen wordt afgeweken van het bestemmingsplan, mits:

a. gebouwd op hoofdgebouwen en:

b. de nokhoogte van de dakopbouw maximaal 1 meter hoger is dan de nokhoogte die bepaald is in de bouwregels van het desbetreffende vigerende bestemmingsplan en;

c. de dakhelling van de dakopbouw gelijk is aan de dakhelling van het hoofdgebouw en;

d. de zijkanten van de dakopbouw liggen op meer dan 50 cm van de zijkanten van het dakvlak of

- aansluiten op een identieke, belendende dakopbouw of

- geplaatst is tussen schoorstenen en;

e. de hoogte, gemeten vanaf de voet van dakopbouw tot aan de goot van de dakopbouw niet meer bedraagt dan 1,10 meter en;

f. de onderkant van de dakopbouw minimaal 85 cm boven de snijlijn van het dakvlak met de buitenzijde van de daaronder gelegen gevel of met het dakvlak en het hart van de daaronder gelegen woningscheidende wand ligt en;

g. het bouwen van de dakopbouw niet tot gevolg heeft dat de inhoud van de woning groter wordt dan de inhoud die op grond van het bestemmingsplan is toegestaan en;

h. bij het plaatsen de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad. Er dient tenminste rekening gehouden te worden met:

- de bezonning van omliggende percelen voor en na plaatsing;

- privacy.

 

Artikel 6 4 lid 5 Bor

Een antenne-installatie, mits niet hoger dan 40 meter

Er wordt alleen van het bestemmingsplan afgeweken, als de antenne-installatie:

Algemene criteria

a. zoveel mogelijk in de omgeving wordt ingepast;

b. de mogelijkheid biedt tot site-sharing;

c. de mogelijkheid biedt tot roaming;

d. niet wordt gebouwd op en bij monumenten;

e. een hoogte heeft van niet meer dan 40 meter;

f. past binnen het Nationaal antennebeleid.

De plaatsing in de directe nabijheid van bestaande bebouwing (geen woonbebouwing) verdient de voorkeur.

Aanvullende criteria voor wat betreft binnen bebouwde kom

- wordt gelegen op gronden die in het bestemmingsplan niet zijn voorzien van een woonbestemming.

Aanvullend voor wat betreft buiten bebouwde kom

- zoveel mogelijk in nabijheid van bestaande bebouwing wordt gelegen.

 

Artikel 7 4 lid 6 Bor

Een installatie bij een glastuinbouwbedrijf voor warmtekrachtkoppeling als bedoeld in artikel 1, eerste lid onder w van de Elektriciteitswet 1988

Er wordt alleen van het bestemmingsplan afgeweken voor een installatie, als bedoeld in

artikel 4 lid 6 van bijlage II van het Besluit omgevingsrecht, mits de noodzaak is aangetoond

en de overwegingen om af te wijken zorgvuldig zijn onderbouwd.

 

Artikel 8 4 lid 7 Bor

Een installatie bij een agrarisch bedrijf, waarmee duurzame energie wordt geproduceerd voor het bewerken van uitwerpselen van dieren tot krachtens artikel 5, tweede lid, van het Uitvoeringsbesluit Meststoffenwet aangewezen eindproducten van een krachtens dat artikellid omschreven bewerkingsprocedé, dat ziet op het vergisten van ten minste 50 gewichtsprocenten uitwerpselen van dieren met in de omschrijving van dat procedé genoemde nevenbestanddelen

Er wordt alleen van het bestemmingsplan afgeweken voor een installatie, als bedoeld in

artikel 4 lid 7 van bijlage II van het Besluit omgevingsrecht, mits de noodzaak is aangetoond

en de overwegingen om af te wijken zorgvuldig zijn onderbouwd.

 

Artikel 9 4 lid 8 Bor

Het gebruiken van gronden of bouwwerken ten behoeve van evenementen met een maximum van drie per jaar en een duur van ten hoogste vijftien dagen per evenement, het opbouwen en afbreken van voorzieningen ten behoeve van het evenement hieronder begrepen

Afwijkingen van het bestemmingsplan ten behoeve van evenementen worden uitsluitend toegestaan op grond van het evenementenbeleid van de gemeente Haaren.

 

Artikel 10 4 lid 9 Bor

Het gebruiken van bouwwerken, al dan niet in samenhang met inpandige bouwactiviteiten, mits wordt voldaan aan de volgende eisen:

a. binnen de bebouwde kom en

b. de oppervlakte niet meer dan 1500 m2

Er wordt uitsluitend afgeweken van het bestemmingsplan voor:

1. Aan huis verbonden beroepen, mits de oppervlakte maximaal 40% van de

vloeroppervlakte van de gebouwen bedraagt tot een maximum van 60 m2

2. Aan huis verbonden bedrijf, mits:

a. de oppervlakte maximaal 40% van de vloeroppervlakte van de gebouwen bedraagt tot een absoluut maximum van 60 m2;

b. er geen sprake is van een duurzame ontwrichting van de bestaande distributieve voorzieningen of een ernstige verstoring van de verzorgingsstructuur;

c. het geen bedrijfsactiviteiten betreft die normaliter in een winkelcentrum of een winkelstraat worden uitgeoefend;

d. er geen sprake is van een onevenredige verkeersaantrekkende werking;

e. er geen detailhandel plaatsvindt behalve als ondergeschikte nevenactiviteit bij de uitoefening van een aan huis gebonden bedrijf;

3. Het gebruik van ruimten binnen de woning en/of bijgebouwen bij de woning voor “bed and breakfast” voorzieningen, voor zover dit gebruik ondergeschikt blijft aan de woonfunctie en mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

a. maximaal 40% van de vloeroppervlakte van de gebouwen, tot een maximum van 60 m2 voor “bed and breakfast” wordt gebruikt;

b. degene die de activiteiten in de woning of het bijgebouw zal uitvoeren dient tevens de bewoner van de woning te zijn;

c. de activiteiten dienen qua aard, milieubelasting, uitstraling en intensiteit te passen in de woonomgeving;

d. de activiteiten mogen geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en geen onevenredige parkeerdruk veroorzaken.

Deze ontheffingen kunnen slechts worden verleend, mits:

a. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;

b. het straat- en bebouwingsbeeld niet onevenredig worden geschaad.

 

Artikel 11 4 lid 10 Bor

het gebruiken van een recreatiewoning voor bewoning, mits wordt voldaan aan de volgende eisen:

a. de recreatiewoning voldoet aan de bij of krachtens de Woningwet aan een bestaande woning gestelde eisen;

b. de bewoning niet in strijd is met de bij of krachtens de Wet milieubeheer, de Wet geluidhinder, de Wet ammoniak en veehouderij en de Wet geurhinder en veehouderij gestelde regels of de Reconstructiewet concentratiegebieden,

c. de bewoner op 31 oktober 2003 de recreatiewoning als woning in gebruik had en deze sedertdien onafgebroken bewoont, en

d. de bewoner op 31 oktober 2003 meerderjarig was.

 

Artikel 12 5.18 Bor. Planologische gebruiksactiviteiten, vierde lid

Als geval als bedoeld in artikel 2.25, derde lid, van de wet waarin de omgevingsvergunning slechts geldt voor degene aan wie zij is verleend, wordt aangewezen de omgevingsvergunning voor het bewonen van een recreatiewoning die met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a,onder 2°, van de wet in samenhang met artikel 4, onderdeel 10, van bijlage II is verleend. In een omgevingsvergunning als bedoeld in de eerste volzin wordt bepaald dat zij slechts geldt voor de termijn gedurende welke degene aan wie de vergunning is verleend de desbetreffende recreatiewoning onafgebroken bewoont.

Artikel 13 Uitgangspunten bij toepassing

Het betreft hier een persoonsgebonden beschikking die verleend kan worden aan de aanvrager en zijn of haar met naam genoemde meerderjarige huisgenoten. De ontheffing is niet overdraagbaar en eindigt op het moment dat de genoemde personen de bewoning hebben beëindigd (art. 5.18 Bor). De beleidsregels 'Handhaving gemeente Haaren op bestaande gevallen van onrechtmatige bewoning van recreatieverblijven vastgesteld op 25 oktober 2005 zijn van overeenkomstige toepassing.

Recreatiewoning

- de verzoeker dient middels afschriften van officiële instanties aan te tonen dat hij of zij voor dan wel op 31 oktober 2003 tot en met heden de recreatiewoning permanent heeft bewoond;

- de recreatiewoning bereikbaar is voor hulpdiensten;

- in de buurt van de recreatiewoning een opstelplaats voor hulpdiensten aanwezig is;

- de recratiewoning voldoet aan de eisen gesteld in het Bouwbesluit en de Bouwverordening.

 

Paragraaf 4 Slotbepaling



Artikel 1 Overgangsregeling

Het recht zoals dat gold onmiddellijk voor het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht blijft van toepassing op:

a. de voorbereiding en vaststelling van de beschikking op een aanvraag om ontheffing als bedoeld in artikel 3.23 Wro of een aanvraag om een beschikking tot wijziging of intrekking daarvan, indien voor dat tijdstip een aanvraag is ingediend,

b. de voorbereiding en vaststelling van een ambtshalve te geven beschikking tot wijziging of intrekking van een ontheffing als bedoeld onder a, indien voor dat tijdstip een ontwerpbesluit ter inzage is gelegd, of

c. een ontheffing als bedoeld onder a of een beschikking tot wijziging of intrekking daarvan, die nog niet onherroepelijk is.

 

Artikel 2 In werking treden

Deze beleidsregels treden in werking de dag na de bekendmaking van de vaststelling van deze beleidsregels.

 

Besloten en vastgesteld in de vergadering van 28 september 2010

Burgemeester en wethouders van Haaren

 

Joan van den Akker                Frans Ronnes

secretaris                                 burgemeester