Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Vaals

Beleidsregels Bijzondere Bijstand gemeente Vaals 2024 e.v.

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieVaals
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidsregels Bijzondere Bijstand gemeente Vaals 2024 e.v.
CiteertitelBeleidsregels Bijzondere Bijstand gemeente Vaals 2024 e.v.
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. artikel 4:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht
  2. artikel 4:83 van de Algemene wet bestuursrecht
  3. artikel 1:3, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht
  4. artikel 7 van de Participatiewet
  5. artikel 12 van de Wet werk en bijstand
  6. artikel 35 van de Participatiewet
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

16-04-202401-01-2024nieuwe regeling

26-03-2024

gmb-2024-163166

24.0005171

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsregels Bijzondere Bijstand gemeente Vaals 2024 e.v.

Gelet op:

  • -

    de artikelen 4:81, eerste lid, 4:83 en 1:3, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht;

  • -

    artikelen 7, 12 en 35 van de Participatiewet;

Overwegende dat:

  • -

    In de perspectiefnota 2024 is rekening gehouden met een verhoging van de bijstandsnorm bij het behandelen van aanvragen bijzondere bijstand;

  • -

    Het college het wenselijk vindt om dezelfde inkomensgrens te hanteren voor alle minimaregelingen;

  • -

    Vanaf 1 januari 2024 de Bijzondere Bijstand en de minimaregelingen een inkomensgrens kent van 120% van de bijstandsnorm;

  • -

    Het wenselijk is om de inkomensgrens voor de Bijzondere Bijstand gelijk te trekken met de overige minimaregelingen en daarom de Beleidsregels Bijzondere Bijstand gemeente Vaals aan te passen.

het college van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Vaals;

 

b e s l u i t

 

  • -

    vast te stellen de beleidsregel Bijzondere Bijstand gemeente Vaals 2024 e.v.

Beleidsregels Bijzondere Bijstand gemeente Vaals 2024 e.v

 

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1 – Begripsbepalingen

  • 1.

    Alle begrippen die in deze beleidsregels worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Participatiewet.

  • 2.

    In deze beleidsregels worden verstaan onder:

    • a.

      Het college: het college van Burgemeester en Wethouders van de gemeente;

    • b.

      De wet: de Participatiewet;

    • c.

      Algemene bijstand: bijstand, die wordt verstrekt voor de algemene noodzakelijke kosten van het bestaan, zoals kosten van levensonderhoud, die uit het inkomen moeten worden voldaan;

    • d.

      Bijzondere bijstand (artikel 35 van de wet): bijstand die bestemd is voor de uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende kosten, die niet kunnen worden voldaan uit het inkomen, de toepasselijke bijstandsnorm of inkomensvoorziening en/of uit het aanwezige vermogen of uit de individuele inkomenstoeslag;

    • e.

      Bijstandsnorm: zoals bedoeld in artikel 20 tot en met 28 van de wet;

    • f.

      Het inkomen: het inkomen zoals beschreven in artikel 32 van de wet, onder aftrek van hetgeen op grond van artikel 31 lid 2 van de wet niet tot de middelen wordt gerekend en van hetgeen op grond van artikel 33 lid 5 van de wet buiten beschouwing wordt gelaten;

    • g.

      Het vermogen: het op het moment van de aanvraag beschikbaar vermogen zoals omschreven in artikel 34 van de wet;

    • h.

      Individuele inkomenstoeslag: de toeslag zoals bedoeld in artikel 36 van de wet;

    • i.

      Voorliggende voorziening: een voorziening die naar aard en doel geacht wordt passend te zijn voor een belanghebbende, waardoor geen recht op bijzondere bijstand bestaat, zoals bedoeld in artikel 5 sub e en artikel 15 lid 1 van de wet;

    • j.

      Maatwerk: bijzondere bijstand wordt primair op grond van de wettelijke bepalingen en deze beleidsregels vastgesteld, maar bij (zeer) bijzondere individuele omstandigheden die de persoon, zijn sociale omgeving of zijn gezin raken kan de bijstand afwijkend worden vastgesteld.

Artikel 2 – Algemene bepalingen

  • 1.

    Aan de bijzondere bijstand zijn de volgende voorwaarden verbonden:

    • a.

      De kosten moeten bijzonder zijn. De bijzondere individuele situatie van de belanghebbende en/of zijn gezin bepaalt of kosten als bijzonder kunnen worden aangemerkt. Ook door medische of sociale omstandigheden kunnen kosten als bijzonder worden aangemerkt;

    • b.

      De kosten moeten noodzakelijk zijn. Het is alleen mogelijk om bijzondere bijstand te verlenen voor noodzakelijke kosten. Dit ter onderscheiding van wenselijke kosten. Om de noodzaak te bepalen, is het mogelijk dat advies bij een externe deskundige wordt ingewonnen. In ieder geval zijn de kosten zoals bedoeld in artikel 14 van de wet niet noodzakelijk;

    • c.

      De kosten kunnen niet door de belanghebbende zelf worden betaald. In deze beleidsregels worden richtlijnen vastgesteld hoe om te gaan met het inkomen en vermogen;

    • d.

      Goedkoopst en adequaat. In het kader van de wet ligt het niveau van de voor bijstandsverlening vatbare bijzondere voorziening op het niveau van het minimum. Dat wil zeggen dat de meest goedkope en simpele voorziening een adequate noodzakelijke oplossing is en als passend en toereikend wordt geacht;

  • 2.

    Op de verstrekking van de bijzondere noodzakelijke kosten, worden kosten die voor een ieder algemeen gebruikelijk zijn, in mindering gebracht.

Artikel 3 – Voorliggende voorzieningen

  • 1.

    Wanneer gebruik kan worden gemaakt van een voorziening buiten de wet waarop de persoon of het gezin aanspraak kan maken, dan wel beroep kan doen ter verwerving van middelen of ter betaling van specifieke uitgaven, bestaat geen recht op bijzondere bijstand.

  • 2.

    Kosten voor schuldhulpverlening en budgetbeheer worden niet via de individuele bijzondere bijstand vergoed, omdat het inkoopcontract met de uitvoeringsorganisaties schuldhulpverlening hierin voorziet en daarom gezien wordt als voorliggende voorziening.

Artikel 4 – Vormen van bijzondere bijstand

  • 1.

    Tenzij deze beleidsregels anders bepalen, wordt bijzondere bijstand verstrekt als een uitkering om niet (zonder terugbetalingsverplichting).

  • 2.

    Tenzij deze beleidsregels anders bepalen, wordt bijzondere bijstand voor noodzakelijke duurzame gebruiksgoederen verstrekt in de vorm van een lening (met terugbetalingsverplichting).

  • 3.

    In geval van tekortschietend besef van eigen verantwoordelijkheid kan de gevraagde bijzondere bijstand gedeeltelijk of volledig worden geweigerd.

  • 4.

    De bijzondere wordt in de vorm van een lening verstrekt als redelijkerwijs kan worden aangenomen dat de belanghebbende op termijn over voldoende middelen zal beschikken om de desbetreffende noodzakelijke bijzondere kosten te voldoen, of indien de belanghebbende wel over in aanmerking te nemen vermogen beschikt, maar dit binnen een redelijke termijn niet of bezwaarlijke liquide kan maken.

Artikel 5 – De aanvraag

  • 1.

    Bijzondere bijstand wordt op aanvraag verstrekt. Kosten die zijn gemaakt voor dat de aanvraag is ingediend, komen niet voor bijzondere bijstand in aanmerking.

  • 2.

    Van het 1e lid kan worden afgeweken indien:

    • a.

      De aanvraag redelijkerwijs de aanvraag niet vooraf heeft kunnen indienen of;

    • b.

      Indien er bijzondere omstandigheden zijn die aanleiding geven om voor de reeds gemaakte kosten bijstand te verstrekken

  • 3.

    Wanneer het genoemde in het 2e lid zich voordoet kan bijstand worden verleend met terugwerkende kracht tot maximaal 12 maanden.

Hoofdstuk 2. Draagkracht en draagkrachtperiode

Artikel 6 – Het vermogen en inkomen bij bijzondere bijstand

  • 1.

    Voor de vaststelling van het inkomen en het vermogen worden respectievelijk artikel 31 tot en met 34 van de wet aangehouden.

  • 2.

    Bij de vaststelling van het inkomen wordt een verstrekte individuele inkomenstoeslag buiten beschouwing gelaten.

  • 3.

    Van he in aanmerking te nemen inkomen worden de middelen bedoeld in artikel 31 lid 2 van de wet niet tot het inkomen van belanghebbende gerekend.

  • 4.

    Het in aanmerking te nemen inkomen wordt verlaagd met:

    • a.

      Feitelijke betalingen voor levensonderhoud ten behoeve van een niet in het gezinsverband levende echtgenoot of kinderen tot 21 jaar;

    • b.

      Verschuldigde belastingen over buitenlandse pensioenen.

  • 5.

    Bij het volgens artikel 31 en 32 van de wet voor draagkracht in aanmerking te nemen inkomen exclusief vakantiegeld, wordt bij een inkomen tot 120% van de geldende bijstandsnorm inclusief vakantiegeld geen draagkracht berekend (dat wil zeggen: vrijlating tot 120% van de geldende bijstandsnorm inclusief vakantiegeld).

  • 6.

    Van het voor draagkracht in aanmerking te nemen inkomen (boven de 120%), wordt een systeem gehanteerd waarbij 3 draagkrachtpercentages worden toegepast, nl.:

    • a.

      15% wanner het kosten betreft die bijdragen aan het zelfstandig kunnen blijven wonen;

    • b.

      50% bij reguliere bijzondere kosten;

    • c.

      35% wanneer de aanvraag een combinatie van beide kostensoorten betreft.

  • 7.

    Een aanwezig vermogen boven de vermogensgrens zoals benoemd in artikel 34 lid 3 van de wet dient voor 100% in aanmerking te worden genomen bij de vaststelling van de hoogte van de bijzondere bijstand.

  • 8.

    Voor de onderstaande kosten is de draagkrachtbepaling onder het zesde lid van deze beleidsregels niet van toepassing:

    • a.

      Duurzame gebruiksgoederen en inrichtingskosten;

    • b.

      Aanvullende bijzondere levensonderhoud jongeren tot 21 jaar;

    • c.

      Woonkostentoeslag.

    Voor deze kosten geldt dat de aanwezige draagkracht van 100% in aanmerking dient te worden genomen bij de vaststelling van de hoogte van de bijzondere bijstand.

Artikel 7 – Draagkrachtperiode

  • 1.

    De draagkracht wordt telkens voor de periode van één jaar vastgesteld, beginnende op de eerste dag van de maand waarin de kosten gemaakt zijn.

  • 2.

    De draagkracht kan voor een langere tijd vastgesteld worden, indien de periode waarop de kosten betrekking hebben daartoe aanleiding geven of wanneer sprake is van een vast inkomen.

Artikel 8 – Draagkrachtverrekening

  • 1.

    De draagkracht wordt in één keer met de bijzondere bijstand verrekend.

  • 2.

    In afwijking van het 1e lid wordt, in geval van periodieke bijzondere bijstand, de draagkracht verrekend naar rato van het aantal maanden van de periode waarop deze bijstand betrekking heeft.

Artikel 9 – Wijziging draagkracht(periode)

Een vastgestelde draagkracht of draagkrachtperiode kan slechts gewijzigd worden, als een wijziging van de persoonlijke of financiële situatie van de belanghebbende daartoe aanleiding geeft.

Hoofdstuk 3 – Overige bepalingen

Artikel 10 – Overige en slotbepalingen

  • 1.

    In verband met het vaststellen van de noodzaak van de gemaakte kosten kan zo nodig advies worden ingewonnen bij derden. Hieronder valt ook het opvragen van een medisch advies

  • 2.

    Burgemeester en Wethouders kunnen nadere invulling geven aan de in deze beleidsregels gegeven regels

  • 3.

    De beleidsregels worden aangehaald als Beleidsregels Bijzondere Bijstand gemeente Vaals 2024 e.v.

  • 4.

    Deze beleidsregels treden met terugwerkende kracht vanaf 1 januari 2024 in werking

  • 5.

    Reeds genomen besloten waarin deze beleidsregels positief haar uitwerking hebben worden herzien

Aldus vastgesteld door het college van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Vaals in de vergadering van 26 maart 2024

Burgemeester en wethouders van de gemeente Vaals,

mr. drs. J.H.M.J. Bertram

Secretaris

mr. H.M.H. Leunessen

Burgemeester