Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Fijnder

Beleidsregels Samenwonen op proef 2024 Fijnder en volgende jaren

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieFijnder
OrganisatietypeRegionaal samenwerkingsorgaan
Officiële naam regelingBeleidsregels Samenwonen op proef 2024 Fijnder en volgende jaren
CiteertitelBeleidsregels Samenwonen op proef 2024 en volgende jaren
Vastgesteld doordagelijks bestuur
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerpSamenwonen

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. titel 4.3 van de Algemene wet bestuursrecht
  2. artikel 3 van de Participatiewet

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Gemeenschappelijke Regeling Fijnder

Delegatiebesluit Gemeenschappelijke Regeling Fijnder

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-04-2024Nieuwe regeling

28-03-2024

bgr-2024-590

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsregels Samenwonen op proef 2024 Fijnder en volgende jaren

Het Dagelijks Bestuur van Fijnder;

gelet op:

  • artikel 4, eerste lid van de Gemeenschappelijke Regeling Fijnder , waarin het Algemeen Bestuur de zelfstandige bevoegdheid voor de uitvoering van de daarin genoemde taken gedelegeerd heeft gekregen van zijn deelnemende gemeenten Berkelland, Oost Gelre en Winterswijk, en;

  • het Delegatiebesluit Gemeenschappelijke regeling Fijnder, waarin bedoelde taken en bevoegdheden zijn overgedragen aan het Dagelijks Bestuur, en;

  • titel 4.3 van de Algemene wet bestuursrecht; en;

  • artikel 3 lid 4 van de Participatiewet;

overwegende dat:

  • het Dagelijks Bestuur het wenselijk vindt om aan te geven in welke situaties en onder welke voorwaarden uitkeringsgerechtigden in aanmerking kunnen komen voor het samenwonen op proef;

  • het daarom wenselijk is voor dit doel beleidsregels vast te stellen.

besluit tot het vaststellen van:

Beleidsregels Samenwonen op proef 2024 Fijnder

Artikel 1 Begrippen

  • 1.

    Alle begrippen die in deze nadere regels gebruikt worden en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Participatiewet, IOAW, IOAZ en de Algemene wet bestuursrecht (Awb);

  • 2.

    Samenwonen op proef: een periode van maximaal zes maanden waarin het Dagelijks Bestuur bijstandsgerechtigde(n) toestemming geeft om samen te wonen op proef, zoals bedoeld in deze regeling, zonder consequenties voor de uitkering;

  • 3.

    Aanvrager: de persoon met een uitkering op grond van de Participatiewet, de IOAW en IOAZ.

Artikel 2 Proefsamenwoning

  • 1.

    Het Dagelijks Bestuur kan op aanvraag aan één of aan beide personen die een uitkering op grond van de Participatiewet, IOAW of IOAZ ontvangt of ontvangen maximaal eens in de vijf jaar een proefsamenwoning toestaan. Indien in de vijf jaar voorafgaand aan de aanvraag al een proefsamenwoning is toegekend, wordt de aanvraag afgewezen.

  • 2.

    Het samenwonen op proef begint niet eerder dan nadat het Dagelijks Bestuur schriftelijk toestemming heeft verleend.

  • 3.

    De duur van het samenwonen op proef is maximaal zes maanden en wordt in het besluit op de aanvraag vastgelegd.

  • 4.

    Gedurende het samenwonen op proef ontvangt de aanvrager een uitkering naar de norm die de belanghebbende ontving ten tijde van de aanvraag van de proefsamenwoning, tenzij deze norm wijzigt wegens andere omstandigheden dan het samenwonen op proef.

  • 5.

    De inlichtingenplicht ligt bij de inwoner die de bijstandsuitkering ontvangt.

Artikel 3 Voorwaarden voor toekenning samenwonen op proef

  • 1.

    De aanvrager woont ten tijde van de aanvraag in de gemeenten Berkelland, Oost Gelre of Winterswijk en kan gedurende de pilot aan de re-integratieverplichtingen in het kader van de Participatiewet, IOAW of IOAZ voldoen.

  • 2.

    Gedurende de proefsamenwoning voldoet de aanvrager aan de voorwaarden voor een uitkering voor de kosten van levensonderhoud op grond van de Participatiewet, IOAW of IOAZ. Gedurende de proefsamenwoning blijven de verplichtingen uit de Participatiewet, de IOAW of de IOAZ van toepassing (zoals de arbeidsverplichtingen en de inlichtingen- en medewerkingsplicht).

  • 3.

    De aanvrager vraagt vooraf in de gemeente waar hij/zij de uitkering ontvangt aan of proefsamenwoning mogelijk is. Wanneer de partners beide een bijstandsuitkering ontvangen en één van hen afkomstig is uit een andere gemeente dan de gemeenten Berkelland, Oost Gelre en Winterswijk, dan bestaat het recht op proefsamenwoning alleen wanneer de beide gemeenten hierin toestemmen. Beide aanvragers houden hun eigen woonadres aan en blijven op dat woonadres ingeschreven staan in BRP.

  • 4.

    Het is niet toegestaan de woning te (onder-)verhuren. Een eventuele verhuurder (wooncorporatie) is op de hoogte en akkoord met het tijdelijk niet voltijds bewonen van de woonruimte (de aanvrager dient hiervan schriftelijk bewijs te overleggen).

  • 5.

    Indien één van de partners voor een periode van langer dan 28 dagen ten tijde van het samenwonen op proef in een inrichting als bedoeld in artikel 1 onderdeel f van de Participatiewet verblijft, eindigt het recht op de proefsamenwoning. Wanneer de partner niet langer meer in de inrichting verblijft, kan de proefsamenwoning opnieuw worden aangevraagd. Bij toekenning herleeft het recht op het samenwonen op proef voor de periode die van de oorspronkelijk toegekende periode resteert. Dit geldt ook wanneer één van beide partners langer dan 28 dagen in het buitenland verblijft of is gedetineerd.

Artikel 4 Uitsluitingen

Geen proefsamenwoning wordt verleend indien:

  • 1.

    Er sprake is van het rechtsvermoeden van een gezamenlijke huishouding, zoals bedoeld in artikel 3 lid 4 Participatiewet;

  • 2.

    Er al sprake is van een kostendelersrelatie;

  • 3.

    Aanvragers al voorbereidingen hebben getroffen voor een huwelijk of geregistreerd partnerschap;

  • 4.

    Eén van de belanghebbenden in de periode van vijf jaar voorafgaand aan de aanvraag van de kennismakingsperiode al gebruik heeft gemaakt van de kennismakingsperiode;

  • 5.

    Aanvragers bloedverwanten in de eerste of tweede graad zijn.

Artikel 5 Onvoorziene situaties

  • 1.

    In gevallen waarin deze beleidsregels niet voorzien beslist het Dagelijks Bestuur van Fijnder.

  • 2.

    Het Dagelijks Bestuur van Fijnder kan in bijzondere gevallen afwijken van de bepalingen in deze beleidsregels, als toepassing daarvan tot ongewenste situaties leidt.

Artikel 6 Citeertitel en inwerkingtreding

Deze beleidsregels worden aangehaald als ‘Beleidsregels Samenwonen op proef Fijnder 2024 en volgende jaren’. Deze beleidsregels treden in werking met ingang van 1 april 2024.

 

Aldus besloten in de vergadering van het Dagelijks Bestuur van Fijnder, gehouden op 28 maart 2024.

De voorzitter,

E.S.F. Schepers-Janssen

De secretaris,

T.A. Beijer

Toelichting

Algemeen

De Algemene bijstandswet (Abw) bood tot de invoering van de nieuwe Wet Werk en Bijstand (WWB) in 2004 de mogelijkheid van een zogenaamde kennismakingsperiode. Als een uitkeringsgerechtigde met een nieuwe partner ging samenwonen, kon de bijstandsuitkering drie maanden ongewijzigd worden voortgezet. Deze situatie deed zich vaak voor bij alleenstaande ouders met minderjarige kinderen waar samenwonen met een nieuwe partner een ingrijpende gebeurtenis was. In de latere wetgeving werd de mogelijkheid van een kennismakingsperiode niet meer expliciet beschreven. Dit wil niet zeggen dat er geen behoefte meer is aan de mogelijkheid om op proef te kunnen samenwonen.

In de praktijk blijkt de stap om te gaan samenwonen nog steeds een drempel op te leveren voor sommige bijstandsgerechtigden. Dit is met name van toepassing bij alleenstaande ouders met minderjarige kinderen waar samenwonen met een nieuwe partner ingrijpend is. Er ontstaat een situatie waarin formeel nog niet wordt samengewoond, maar feitelijk bijna wel waarbij oneigenlijk gebruik lastig is aan te tonen. Dit geeft cliënten stress en zowel financiële druk als druk van de woningmarkt. Met het opnieuw invoeren van de kennismakingsperiode wordt geprobeerd de overstap makkelijker te maken zodat cliënten tijd hebben om zaken goed te regelen mochten ze uiteindelijk willen samenwonen, oneigenlijk gebruik te beperken en overige onwenselijke consequenties (zoals kinderen die wisselen van school of verhuizen terwijl samenwoning toch niet passend was).

De uitgangspunten van het samenwonen op proef sluit aan bij landelijke ontwikkelingen om de mens meer centraal te stellen. Ministers Hugo de Jonge (CDA) en Carola Schouten (ChristenUnie) hebben in de beantwoording op de gestelde Kamervragen begin 2022 aangegeven dat de aanpak proefsamenwoning past binnen de kaders van de wet.

De situatie van inwoners met een IOAW-/ of IOAZ-uitkering is feitelijk gelijk aan de situatie van mensen met een Participatiewet-uitkering. De IOAW en IOAZ bieden formeel niet de mogelijk om de bijstand af te stemmen op de omstandigheden van de belanghebbenden. Omdat de verschillen tussen de wetten heel beperkt zijn, worden voor het samenwonen op proef IOAW en IOAZ-gerechtigden op dezelfde wijze behandeld als P-wet gerechtigden.

Artikelsgewijs

Artikel 2:

De proefsamenwoning is een tijdelijk/kortdurend ‘gezamenlijk’ verblijf van maximaal 6 maanden. Het samenwonen op proef moet vooraf worden aangevraagd en gaat niet eerder in dan nadat het verzoek schriftelijk is gehonoreerd. Bij de toekenning wordt een aanvangsdatum genoemd als ook de termijn.

In de gevallen dat de partner die een uitkering ontvangt als gevolg van een schending van de inlichtingenplicht, te veel bijstand ontvangt en het Dagelijks Bestuur vordert de teveel verstrekte bijstand terug, dan geldt de hoofdelijke aansprakelijkheid als bedoeld in artikel 59 tweede lid Participatiewet niet voor de andere partner. De hoofdelijke aansprakelijkheid geldt wel voor de terugvorderingen die het gevolg zijn van verzwegen gewijzigde omstandigheden op grond waarvan het Dagelijks Bestuur alsnog het besluit had moeten nemen dat er niet langer sprake was van het recht op een proefsamenwoning. Dit is bijvoorbeeld als beide partners zich in deze periode bij een andere instantie hebben gepresenteerd als gezamenlijke huishouding.

Artikel 3:

Bij het opstellen van de beleidsregels met betrekking tot het samenwonen op proef is aansluiting gezocht bij de voorwaarden zoals die in het verleden golden bij de Abw.

  • 1.

    De proefsamenwoning is bedoeld voor aanvragers die wonen binnen de Fijnder gemeenten.

  • 2.

    De aanvrager voldoet aan de voorwaarden voor een uitkering Participatiewet, IOAW of IOAZ en deze voorwaarden blijven gedurende de proefsamenwoning van toepassing.

  • 3.

    Het samenwonen op proef is bedoeld voor aanvragers die willen ervaren hoe het is om echt samen te wonen in dezelfde woning. Mensen voor wie dit niet nieuw is (omdat ze eerder met elkaar hebben samengewoond of op een andere manier een woning hebben gedeeld) worden uitgesloten van een kennismakingsperiode. Als beide partners een bijstandsuitkering hebben in verschillende gemeenten, dan is het belangrijk dat beide gemeenten akkoord gaan. Het aantonen hiervan ligt bij de aanvragers van de kennismakingsperiode: zij delen de toestemming van de andere gemeente met Fijnder.

  • 4.

    Ook het opzeggen van de eigen huurwoning e.d. is een indicatie dat onzekerheid over een toekomstige gezamenlijke huishouding ontbreekt. Voor dak- en thuislozen geldt dat zij geen woning kunnen aanhouden. Zij hebben wel een inschrijfadres (briefadres) bij de gemeente. Ze blijven daar ingeschreven staan, zodat het samenwonen op proef ook voor deze doelgroep als tijdelijk aangemerkt blijft.

  • 5.

    Bij een proefsamenwoning wordt de uitkering ongewijzigd voortgezet zodat de ene partner, die bij de partner op proef in gaat wonen, de eigen woning kan aanhouden. Als één van de partners tijdelijk de woning moet verlaten vanwege opname in een inrichting of vanwege detentie of langer verblijf in het buitend, dan stopt de kennismakingsperiode na 28 dagen. Hiermee wordt aangesloten bij de periode waarmee mensen maximaal met behoud van uitkering naar het buitenland mogen, om teveel wisseling te voorkomen.

  • 6.

    De aanvrager heeft de wooncorporatie vooraf geïnformeerd over het samenwonen op proef.

  • 7.

    Indien één van de partners voor een periode van langer dan 28 dagen ten tijde van het samenwonen op proef in een inrichting als bedoeld in artikel 1 onderdeel f van de Participatiewet verblijft, eindigt het recht op de proefsamenwoning. Wanneer de partner niet langer meer in de inrichting verblijft, kan de proefsamenwoning opnieuw worden aangevraagd. Bij toekenning herleeft het recht op de proefsamenwoning voor de periode dat van de oorspronkelijk toegekende periode resteert. Dit geldt ook wanneer één van beide partners langer dan 28 dagen in het buitenland verblijft of is gedetineerd.

Artikel 4:

Met de uitsluitingsgronden sluit het Dagelijks Bestuur aan bij het onweerlegbaar rechtsvermoeden ten aanzien van het voeren van een gezamenlijke huishouding zoals dat is beschreven in artikel 3 lid 4 van de Participatiewet. De proef biedt cliënten met een relatie de mogelijkheid om te kijken of een samenwoning gewenst is, dit is dan ook de reden dat familiaire relaties buiten beschouwing worden gelaten. Door personen die in de periode van vijf jaar voorafgaand aan de aanvraag van de kennismakingsperiode al gebruik hebben gemaakt van het samenwonen op proef, wil het Dagelijks Bestuur onrechtmatig gebruik voorkomen.

Artikel 5:

In situaties waarin deze beleidsregels niet voorzien, besluit het Dagelijks Bestuur over de aanvraag samenwonen op proef.