Organisatie | Helmond |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsregels Eigen kracht Jeugdwet Helmond 2024 |
Citeertitel | Beleidsregels Eigen kracht Jeugdwet Helmond 2024 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | algemeen |
Eigen onderwerp |
Deze regeling vervangt de Beleidsregels Vervoer bij ambulante jeugdhulp.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
11-04-2024 | nieuwe regeling | 26-03-2024 |
Hoofdstuk 1 Inleiding en begrippen
Waarom deze regels? Voor een zorgvuldig onderzoek naar gevraagde jeugdhulp moet de gemeente het stappenplan zoals vastgesteld door de Centrale Raad van Beroep volgen (zie ook artikel 2.3 lid 1 van de Verordening). Tijdens stap 4 onderzoekt het college in hoeverre de eigen mogelijkheden en het probleemoplossend vermogen van het gezin toereikend zijn om zelf de nodige hulp en ondersteuning te kunnen bieden. Dit wordt ook wel eigen kracht genoemd. In de Jeugdwet (artikel 2.3 lid 1) en de Verordening (artikel 4.3 lid 1) staat dat het college geen jeugdhulp hoeft in te zetten voor zover er een oplossing op eigen kracht is. Er is onder andere sprake van eigen kracht als ouders in staat zijn om (een deel van) de jeugdhulp zelf te bieden. In deze beleidsregel staat wat het college hierbij van ouders verwacht.
Hoofdstuk 2 Uitgangspunt: eigen kracht, tenzij…
Ouders zijn primair zelf verantwoordelijk voor het opgroeien en opvoeden van hun kinderen. Bij een aanvraag voor jeugdhulp wordt daarom onderzocht welke hulp en ondersteuning de ouders zelf kunnen bieden aan de jeugdige. Dit kan ook gaan om zorg die niet standaard bij alle kinderen voorkomt.
Van ouders wordt verwacht dat ze de dagelijkse zorg, hulp en ondersteuning bieden die past bij de levensfase van het kind. Hierbij geldt dat ook jeugdigen van dezelfde leeftijd kunnen verschillen; een kind kan meer of minder zorg of begeleiding vragen dan een leeftijdsgenoot. Het ene kind is nu eenmaal gemakkelijker of zelfstandiger dan het andere kind. De opvoedingsinsteek (normen en wensen) van een ouder kan daarnaast van invloed zijn op de uren zorg en begeleiding die een ouder levert. Ouders behoren de tot hun gezin behorende minderjarige kinderen te verzorgen, op te voeden en toezicht aan hen te bieden. Dit geldt ook als er sprake is van een jeugdige met een ziekte, aandoening of beperking. Hierbij wordt ook gekeken in hoeverre het sociale netwerk van de jeugdige bij kan springen.
De eigen kracht van de jeugdige, zijn ouders en het sociale netwerk staat dus voorop. We verwachten in dit verband dat ouders alle noodzakelijke hulp en ondersteuning bieden. Een indicatie voor (tijdelijke of langdurige) inzet van jeugdhulp komt dan niet ter sprake, tenzij:
In het volgende hoofdstuk wordt verder uitgewerkt wanneer er van het uitgangspunt van eigen kracht kan worden afgeweken.
Hoofdstuk 3 Redenen voor onvoldoende eigen kracht
3.1 Onvoldoende vaardigheden of deskundigheid
De inzet van eigen kracht is niet altijd het beste of meest effectieve. Bijvoorbeeld als inzet van professionele hulpverlening (professionele expertise/reflectie) nodig is om bepaalde doelen te bereiken. Een ‘vreemde’ (met een bepaalde expertise) kan in sommige gevallen beter het gestelde doel bereiken dan een vertrouwd persoon. Denk bijvoorbeeld aan het doorbreken van patronen als er sprake is van een te grote afhankelijkheid tussen de jeugdige en ouders.
Van ouders wordt verwacht dat zij de nodige zorg en ondersteuning bieden aan de jeugdige. Dit kan ook gaan om zorg die niet standaard bij alle kinderen nodig is. Jeugdigen met een aandoening, ziekte, stoornis of beperking kunnen specifieke zorghandelingen nodig hebben. Soms vervangt een zorghandeling andere dagelijkse zorg. Bijvoorbeeld het geven van sondevoeding in plaats van gewone voeding en het oefenen met pictogrammen in plaats van lezen.
Wanneer ouders door de aard van de zorghandeling niet in staat zijn om op eigen kracht de nodige zorg te bieden, kan een maatwerkvoorziening nodig zijn. Beoordeeld moet worden of de ouders in staat zijn om deze zorghandelingen aan te leren. Op het moment dat de zorghandeling kan worden aangeleerd, is de maatwerkvoorziening alleen nodig voor de periode waarin dit wordt aangeleerd. Hierna kunnen ouders de zorg op eigen kracht bieden.
Frequentie, patroon en tijdsomvang van zorghandelingen
Een jeugdige met een chronische aandoening, ziekte, stoornis of beperking kan extra aandacht vragen waardoor het risico op overbelasting aanwezig is. Of de zorg voor een jeugdige leidt of kan leiden tot overbelasting bij ouders is afhankelijk van de frequentie, het patroon en tijdsomvang van de zorg in combinatie met de draagkracht van ouders. Zorg die niet standaard bij alle kinderen voorkomt, maar die niet vraagt om (veel) extra tijd zal niet snel leiden tot overbelasting. Dit geldt ook voor zorghandelingen die in het dagelijkse leven in de andere handelingen ingevlochten kunnen worden.
Om voor een maatwerkvoorziening in aanmerking te komen moet de overbelasting van de ouder veroorzaakt worden door de hulp aan de jeugdige. Bij overbelasting door een drukke baan en/of nevenactiviteiten, ligt de verantwoordelijkheid voor een oplossing in eerste instantie bij de ouders zelf. Denk hierbij bijvoorbeeld aan oplossingen door aanpassingen te maken in de leefsituatie, op het werk en/of in de nevenactiviteiten. Bij een aanvraag voor jeugdhulp wordt daarom onderzocht in hoeverre deze oplossingsmogelijkheden zijn bekeken. Bij een aanvraag voor verlenging van de indicatie, wordt gekeken of en welke (aantoonbare) inspanningen zijn gedaan om de overbelasting terug te dringen. Bij de zorgtoewijzing wordt hier rekening mee gehouden.
De gezinsomstandigheden en de woonsituatie
Er kunnen diverse factoren van invloed zijn op de draagkracht en belastbaarheid van ouders en daarmee het risico op overbelasting. Denk bijvoorbeeld aan de samenstelling van het gezin, de woonsituatie, de gezondheid van gezinsleden en werkaspecten. Het is van belang om bij de beoordeling van de eigen kracht hiermee rekening te houden, omdat dit de mate van eigen kracht kan beïnvloeden. Hebben ouders bijvoorbeeld de zorg over meerdere kinderen met een beperking? Is er sprake van twee ouders/verzorgers of is één persoon verantwoordelijk voor de zorg en opvoeding van de jeugdige(n)? Kunnen er taken worden herverdeeld waardoor de ouder die de zorg biedt hierin wordt ontlast? Hierbij mag ook worden gekeken naar de vraag wat van andere kinderen binnen het gezin mag worden verwacht. Dit is afhankelijk van de leeftijd en het individu. Het ene kind is het andere niet. Verder moet voorkomen worden dat een kind vanwege de zorg voor een ander gezinslid of het verrichten van taken in het huishouden, belemmerd wordt in zijn ontwikkeling.
Hoofdstuk 4 Welk deel van de hulpvraag kan worden opgelost met eigen kracht?
Als van ouder(s) een oplossing op eigen kracht kan worden gevraagd, dan wordt verwacht dat ouder(s) toereikende hulp bieden, tenzij sprake is van redenen die dit belemmeren (zie hiervoor de richtlijnen in hoofdstuk 2). Dit geldt ook voor de omvang van de geboden hulp.
Hoofdstuk 5 De relatie tussen eigen kracht en pgb
Als de ondersteuningsbehoefte niet volledig op eigen kracht kan worden ingevuld, dan kan er -binnen de gestelde kaders- een maatwerkvoorziening worden toegekend. Het uitgangspunt is dat met een maatwerkvoorziening in de vorm van een pgb geen hulp kan worden ingekocht bij de ouder(s). Immers, als de ouder(s) in staat zijn de benodigde ondersteuning te bieden, dan hoeft er geen jeugdhulpvoorziening te worden toegekend. Een pgb is tenslotte niet bedoeld om verlies van inkomen op te vangen of inkomen aan te vullen. Jeugdhulp (al dan niet in de vorm van een pgb) is alleen aan de orde als de jeugdige de noodzakelijke ondersteuning anders niet zou kunnen krijgen. Ook is een pgb geen oplossing voor overbelasting, als er verder niets verandert in de situatie. Door een pgb wordt de zorgtaak niet minder. Kunnen ouders de ondersteuning niet (volledig) bieden, dan is er ondersteuning van buiten nodig. Bijvoorbeeld omdat ouder(s) niet over de benodigde kennis of vaardigheden beschikken of niet (altijd) beschikbaar zijn.
Een uitzondering op dit uitgangspunt is alleen mogelijk als er sprake is van de volgende combinatie van omstandigheden:
Uit het onderzoek blijkt dat inzet van een maatwerkvoorziening ter ontlasting van de ouders noodzakelijk is. Er zijn dus geen andere oplossingen voor de (dreigende) overbelasting, zoals aanpassingen in werk, nevenactiviteiten, inzet van (specialistische) kinderopvang, logeeropvang, inzet van netwerk etc. en;
Als in deze situatie een pgb wordt toegekend, gebeurt dit zo kort mogelijk, tot zich een andere oplossing voordoet. Het streven blijft immers om ouders te ontlasten van de zorg door inzet van een derde.
Het bepalen van de omvang van het pgb is hierbij maatwerk. De toegangsmedewerker gaat daarbij als volgt te werk:
De toegangsmedewerker beoordeelt vervolgens of de activiteiten inderdaad jeugdhulp zijn. En vervolgens welke activiteiten onder de taken van elke ouder vallen en welke activiteiten specifiek samenhangen met de problematiek van de jeugdige. Ook zal de toegangsmedewerker voor elk van de activiteiten beoordelen of deze noodzakelijk zijn en welke tijd hiermee gemoeid is. De toegangsmedewerker zal daarbij oog hebben voor mogelijkheden om activiteiten op een meer praktische en tijdbesparende manier op te pakken. Het professionele oordeel van de toegangsmedewerker is daarbij altijd leidend.
Hoofdstuk 6 Eigen kracht en vervoer naar jeugdhulp
Een maatwerkvoorziening omvat als dat noodzakelijk is in verband met een medische noodzaak of beperkingen in de zelfredzaamheid, ook het vervoer van de jeugdige van en naar de locatie waar jeugdhulp wordt geboden. Dat is geregeld in artikel 2.3 lid 2 Jeugdwet. Ook bij dit vervoer geldt het in hoofdstuk 2 van deze beleidsregels opgenomen uitgangspunt van eigen kracht, tenzij... Ouders zijn in de eerste plaats zelf verantwoordelijk voor het vervoer van en naar de locatie waar de jeugdhulp plaatsvindt. Soms kunnen kinderen ook zelf er naartoe reizen. Het is normaal dat ouders hun kinderen brengen naar school, kinderopvang, sportclub en ook naar een jeugdhulpaanbieder, of dat er binnen het netwerk een oplossing gevonden wordt. Je eigen kind vervoeren is van belang voor het onderlinge contact, delen van bijzonderheden en betrokkenheid van ouders bij de situatie. Er wordt hiervoor geen kilometervergoeding verstrekt.
Er kunnen omstandigheden zijn waardoor ouders en netwerk echt niet in staat zijn het vervoer (volledig) te organiseren. Dit wordt dan besproken met de gemeente. Het college stelt dan vast of er een medische noodzaak is en/of de jeugdige en het gezin/netwerk structureel beperkt zelfredzaam zijn, waardoor het (nog) niet mogelijk is om vervoer zelf te organiseren. Bij de beoordeling spelen de volgende factoren een rol:
Als uit het onderzoek blijkt dat vervoer noodzakelijk is, wordt onderzocht of onderdeel van het behandel- of begeleidingsplan kan zijn om toe te werken naar zelfstandig vervoer door de jeugdige zelf of vervoer vanuit het eigen netwerk. Als ouders en netwerk niet volledig kunnen zorgen voor het vervoer, is het ook mogelijk om gedeeltelijk vervoer toe te kennen. Dus bijvoorbeeld voor 2 dagdelen jeugdhulp wel vervoer en voor 2 dagdelen jeugdhulp geen vervoer. Vervoer van en naar de locatie waar jeugdhulp wordt geboden is niet alleen mogelijk vanuit de woonlocatie van de jeugdige, maar bijvoorbeeld ook vanuit school of een dagbestedingslocatie.
Hoofdstuk 7 Inwerkingtreding en overgangsrecht
Deze beleidsregels treden in werking de eerstvolgende dag na publicatie.
Besluiten die zijn genomen voor inwerkingtreding van deze beleidsregels blijven gelden tot aan het moment dat zij van rechtswege vervallen, worden ingetrokken of beëindigd.
Aanvragen waarop nog niet is beslist op het moment van inwerkingtreding van deze beleidsregels, worden afgehandeld met toepassing van deze beleidsregels.