Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Rhenen

Gemeente Rhenen - Uitvoerings- en Handhavingsstrategie Gemeente Rhenen 2024-2027

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieRhenen
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingGemeente Rhenen - Uitvoerings- en Handhavingsstrategie Gemeente Rhenen 2024-2027
CiteertitelUitvoerings- en handhavingsstrategie gemeente Rhenen 2024 - 2027
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpruimtelijke ordening, verkeer en vervoer
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Onbekend

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

29-02-202401-01-2023nieuwe regeling

06-02-2024

gmb-2024-155603

Tekst van de regeling

Intitulé

Gemeente Rhenen - Uitvoerings- en Handhavingsstrategie Gemeente Rhenen 2024-2027

Het College van Burgemeester en Wethouders van Rhenen heeft in zijn vergadering van 3 april 2024 de ‘Uitvoerings- en Handhavingsstrategie Gemeente Rhenen 2024-2027’ en het ‘Uitvoeringsprogramma U&H gemeente Rhenen 2024 vastgesteld. Met dit besluit wordt het beleid op het gebied van vergunningen, toezicht en handhaving voor de komende vier jaar en de uitwerking daarvan voor dit jaar vastgesteld.Deel

I: De strategie

1. Inleiding

Voor u ligt de uitvoerings- en handhavingsstrategie (hierna: U&H-strategie) van de gemeente Rhenen. Deze U&H-strategie vervangt het Beleidsplan Omgevingsvergunningen 2017-2020 en het Integraal Handhavingsbeleid 2017-2020. Gemeenten (en provincies) zijn verplicht om beleid vast te stellen in het kader van een doelmatige uitvoering van taken voor vergunningverlening, toezicht en handhaving (hierna: VTH) binnen de fysieke leefomgeving. Dit zijn taken die zich richten op activiteiten met betrekking tot bouwen, milieu, ruimtelijke ordening en de openbare ruimte. De verplichting om een U&H-strategie vast te stellen volgt uit de Omgevingswet en de bijbehorende Algemene Maatregelen van Bestuur (hierna: AMvB’s), in het bijzonder het Omgevingsbesluit. De regels die hierin zijn opgenomen zijn nagenoeg gelijk aan de regels en afspraken die tot 1 januari 2024 van toepassing waren onder de Wabo, BOR, MOR en de wet VTH.

 

Voor de Algemene Plaatselijke Verordening (hierna: APV) en de Bijzondere Wetten geldt de wettelijke verplichting om dergelijk beleid vast te stellen niet, maar het is niet ongebruikelijk om dat wel te doen. De gemeente Rhenen heeft er voor gekozen om de U&H-taken in het kader van de APV en de Bijzondere Wetten op te nemen in deze U&H-strategie. Daarmee zijn alle U&H-taken die een relatie hebben met de fysieke leefomgeving in één beleidsdocument gebundeld en ontstaat een integrale benadering en prioritering van al deze taken. Hierdoor kan de kwaliteit van vergunningverlening, toezicht en handhaving worden geborgd, maar wordt ook gezorgd voor een integrale aanpak en een goede afstemming binnen deze taakvelden.

 

De U&H-strategie bestaat uit twee delen:

  • Deel I, U&H-strategie 2024-2027

  • Deel II, Bijlagenbundel

 

De U&H-strategie is tot stand gekomen door afstemming tussen verschillende interne en externe partijen. Het beleid wordt vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders (hierna: het college van B&W) en ter kennisname aangeboden aan de gemeenteraad. Daarmee is de U&H-strategie een richtinggevend document voor het college van B&W bij de uitvoering van de wettelijke U&H-taken in het kader van de Omgevingswet en de U&H-taken in het kader van de APV en de Bijzondere Wetten.

 

1.1 Aanleiding

Op 1 januari 2024 is de Omgevingswet in werking getreden. De Omgevingswet regelt alles voor het beschermen en benutten van de fysieke leefomgeving. Deze nieuwe wet bundelt omgevingsrecht-regels en beoogt deze regels eenvoudiger te maken zodat projecten sneller kunnen starten en eerder klaar zijn. Onder de Omgevingswet zijn een aantal regels van het Rijk naar de gemeente verhuisd, de zogenaamde “Bruidsschat”. Een van de uitgangspunten van de Omgevingswet is dat er meer verantwoordelijkheid wordt neergelegd bij burgers en bedrijven en dit leidt niet alleen tot veranderingen bij het indienen van initiatieven, maar werkt ook door in toezicht en handhaving.

Het omgevingsplan is in voorbereiding en is de opvolger van de verschillende bestemmingsplannen binnen de gemeente Rhenen. Het omgevingsplan is nog breder en omvat op termijn alle lokale regelgeving en beleid over de fysieke leefomgeving. Het omgevingsplan is van toepassing voor het hele gemeentelijke grondgebied.

Gelijktijdig met de Omgevingswet is de Wet kwaliteitsborging voor het bouwen (hierna: Wkb) in werking getreden. Met deze wet is de toetsing aan de bouwtechnische eisen voor nieuw te bouwen eenvoudige bouwwerken en het toezicht daarop, van de gemeente naar een onafhankelijke partij verplaatst.

 

1.2 Achtergrond

Binnen dit nieuwe stelsel blijft de gemeente het bevoegd gezag en is zij verantwoordelijk voor een goede kwaliteit van de uitoefening van de uitvoeringstaak en de handhavingstaak. De Omgevingsdienst regio Utrecht (hierna: ODRU) voert voor onder andere de gemeente Rhenen de U&H-basistaken voor milieuactiviteiten uit.

In deze U&H-strategie 2024-2027 zijn de wijzigingen verwerkt die de Omgevingswet en de Wkb met zich meebrengen. De gemeente wil een veilige, fysieke leefomgeving voor burgers, bedrijven en bezoekers in onze gemeente. Dat doen we door middel van het stellen van regels, het maken van beleid en het geven van voorlichting. Maar het houden van toezicht op het navolgen van de regels en zo nodig het handhaven daarvan is minstens zo belangrijk.

 

2. Positionering en status van de U&H-strategie

In hoofdstuk 13 van het Omgevingsbesluit staan de eisen die worden gesteld aan de beleidscyclus bij de taken van uitvoering en handhaving: de zogenaamde procescriteria. De procescriteria zijn opgenomen in de artikelen 13.5 tot en met 13.11 en geven de afzonderlijke onderdelen aan van de strategische en programmatische uitvoering en handhaving die minimaal aanwezig moeten zijn.

 

Deze U&H-strategie 2024-2027 geeft aan welke doelen de gemeente Rhenen zichzelf stelt bij de uitvoering en handhaving en welke activiteiten worden uitgevoerd om deze doelen te bereiken. Deze activiteiten worden jaarlijks uitgewerkt in een uitvoeringsprogramma en geëvalueerd in een jaarverslag. Ook hiervoor geldt dat deze voor de Omgevingswet wettelijk verplicht is (artikelen 13.8 en 13.11 van het Omgevingsbesluit) en voor de APV en Bijzondere Wetten niet. Een jaarlijks uitvoeringsprogramma waarin de verschillende beleidsvelden samenkomen versterkt de gewenste samenhang (meer integraal werken).

 

2.1 Beleidsvormende en uitvoerende cyclus

De procescriteria vormen twee cycli, een beleidsvormende (strategische) cyclus en een uitvoerende (operationele) cyclus. Op het snijvlak van beide cycli ligt het jaarlijkse uitvoeringsprogramma. De meerjarige beleidsvormende cyclus is voornamelijk het domein van het bevoegde gezag en bevat de lange termijn doelen. Het collegeprogramma, de omgevingsvisie en deze U&H-strategie maken hier deel vanuit. De jaarlijkse uitvoerende cyclus ligt zowel bij het bevoegde gezag zelf als de omgevingsdienst. Binnen deze cyclus van voorbereiden, uitvoeren en monitoren kan sneller worden geschakeld en aangepast. Onderdeel van de uitvoerende cyclus is het jaarlijkse uitvoeringsprogramma en jaarverslag.

 

2.2 BIG-8 model

Het samenhangende geheel van beide cycli wordt de BIG-8 genoemd (zie figuur 1). Dit landelijke model maakt vanuit een strategisch beleidskader (bovenste cirkel) de vertaling naar operationeel beleid (onderste cirkel) ten behoeve van kwaliteitsborging samen met een sluitende planning- en control cyclus. Door deze cycli te volgen, wordt de cyclus, die begint bij het opstellen van het beleid en via de uitvoering uiteindelijk leidt tot het bijstellen van het beleid, gesloten.

 

Figuur 1: Big-8 cyclus

Naast de Big-8 bestaat onder de Omgevingswet ook een beleidscyclus (zie figuur 2). De opbouw van de Omgevingswet volgt deze beleidscyclus. De beleidscyclus biedt een structuur om de instrumenten van de Omgevingswet te ordenen. Deze kent een vergelijkbare opzet (Plan, do, check, act).

De Omgevingswet heeft zes kerninstrumenten voor het gebruiken en beschermen van de leefomgeving. Met deze instrumenten kan de overheid beleid schrijven en uitvoeren. Daarnaast kunnen overheden met deze instrumenten regels stellen aan activiteiten en de uitvoering van projecten. De zes kerninstrumenten zijn: de omgevingsvisie, het programma, decentrale regels, algemene rijksregels, de omgevingsvergunning en het projectbesluit.

 

Figuur 2: Plan-do-check-act beleidscylcus Omgevingswet

 

2.3 Kwaliteitscriteria uitvoering en handhaving

Naast procescriteria gelden er ook kwaliteitscriteria voor de uitvoering en handhaving. De kwaliteitscriteria voor de kritische massa (deskundigheid en ervaring) zijn verplicht voor U&H-taken van het basistakenpakket van de omgevingsdiensten. De Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) en het Interprovinciaal Overleg (IPO) hebben hiertoe een modelverordening opgesteld. Voor de overige U&H-taken geldt er een zorgplicht. De invulling hiervan is vrij.

 

Een van de doelstellingen voor het bundelen van omgevingsrecht-regels in de Omgevingswet is om de dienstverlening door overheden te verbeteren. Het realiseren van de verbeterdoelen en maatschappelijke doelen van de Omgevingswet is een gezamenlijke verantwoordelijkheid van overheden en vraagt om een goede en uniforme borging van de uitvoeringskwaliteit. Eén van de bestaande wetten die in de Omgevingswet wordt ondergebracht is de Wet VTH. Daarin zijn de afspraken opgenomen die het Rijk, de provincies en de gemeenten maakten om vergunningverlening, toezicht en handhaving van het omgevingsrecht beter te organiseren. De Wet VTH heeft daarmee de basis gelegd voor een landelijk dekkend stelsel van 29 regionale omgevingsdiensten. De Wet VTH is via de Invoeringswet Omgevingswet onder de Omgevingswet gebracht. Afdeling 18.3 van de Omgevingswet biedt de grondslag voor de kwaliteitsbevordering en afstemming uitvoering en handhaving.

 

De gemeenteraad van Rhenen heeft de “Verordening uitvoering en handhaving omgevingsrecht gemeente Rhenen 2022” vastgesteld. Deze verordening geeft uitvoering aan de wettelijke opdracht uit de Wet VTH om regels te stellen aan de kwaliteit van de uitvoering en handhaving van het omgevingsrecht. Dit betekent dat het minimum kwaliteitsniveau van de eigen taken is vastgesteld. Het bevoegd gezag heeft daarmee de verplichting om te voldoen aan de kwaliteitscriteria 2.3 (2022), Deel B (en haar rechtsopvolgers) en om kwaliteitsdoelen uit te werken. Deze U&H-strategie geeft daar invulling aan in paragraaf 3.6.

 

De Omgevingswet vereist andere competenties. Daarom zijn onder regie van de Kerngroep Kwaliteitscriteria, met vertegenwoordigers van de koepelorganisaties VNG en IPO, Omgevingsdienst NL en het Rijk, vijf nieuwe competentieprofielen toegevoegd aan de kwaliteitscriteria uitvoering en handhaving, namelijk: casemanager, vergunningverlener, toezichthouder/handhaver, juridisch adviseur en specialistisch adviseur. Met de inwerkingtreding van de Omgevingswet zijn deze competentieprofielen onderdeel (bijlage D) van de kwaliteitscriteria Uitvoering en Handhaving geworden.

 

2.4 Scope

Deze U&H-strategie geldt alleen voor de (thuis)taken die door de gemeente zelf worden uitgevoerd. Voor de verplichte basistaken (milieu) die zijn overgedragen aan de ODRU is de gezamenlijke U&H-strategie van alle gemeenten en de provincie in de regio Utrecht van toepassing. De beleidsperiode van de gezamenlijke U&H-strategie wordt verlengd tot en met 31 december 2025. De gemeente Rhenen blijft het bevoegd gezag en behoudt de bestuurlijke en politieke verantwoordelijkheid voor de taken die door de omgevingsdienst worden uitgevoerd.

 

2.5 Ontwikkelingen

Het omgevingsrecht is continu in ontwikkeling. Diverse juridische, maatschappelijke en organisatorische ontwikkelingen zijn van invloed op de doelen, keuzes, prioriteiten en de uitvoering van toezicht en handhaving binnen de gemeente. Het gaat om hier om lokale ontwikkelingen, maar ook om ontwikkelingen op regionaal en landelijk niveau, zoals wijzigingen van wet- en regelgeving of afspraken met samenwerkingspartners of andere overheidsorganisaties. Hierna worden een aantal ontwikkelingen verder toegelicht:

 

Omgevingswet

De nieuwe Omgevingswet bundelt 26 wetten, 120 sectorale Algemene Maatregelen van Bestuur (AMvB’s) en honderden ministeriële regelingen. Het doel van de Omgevingswet is het bereiken van een balans tussen enerzijds het in stand houden van een veilige en gezonde fysieke leefomgeving en anderzijds het doelmatig beheren, gebruiken en ontwikkelen van een goede omgevingskwaliteit om maatschappelijke behoeften te vervullen. De Omgevingswet legt meer verantwoordelijkheid neer bij initiatiefnemers en er wordt verwacht dat zij zelf meer aandacht besteden aan participatie en draagvlak bij omwonenden.

 

De Bruidsschat

Tot 2032 geldt een overgangssituatie met overgangsrecht. De zogenaamde “Bruidsschat” is opgenomen in het tijdelijk deel van het omgevingsplan (het omgevingsplan van rechtswege) en bevat de verschillende wettelijke regels op het gebied van de fysieke leefomgeving die onder het Rijk vielen. Tijdens de overgangssituatie kan de gemeente ervoor kiezen om deze regels (on)gewijzigd op te nemen in het omgevingsplan of te laten vervallen.

 

Wet kwaliteitsborging voor het bouwen (Wkb)

Gelijktijdig met de Omgevingswet is de Wkb in werking getreden. De Wkb geldt voorlopig alleen voor het nieuw bouwen van eenvoudige bouwwerken die vallen onder gevolgklasse 1 (beperkte gevolgen), zoals bijvoorbeeld eengezinswoningen en kleinere bedrijfspanden. De gemeente blijft wel het bevoegd gezag en deze wet heeft consequenties voor de handhaving door het bevoegd gezag. Bouwwerken die vallen onder de Wkb worden door de gemeente niet meer preventief (door middel van een vergunning) getoetst aan de bouwtechnische eisen uit het Besluit bouwwerken leefomgeving (hierna: Bbl), de opvolger van het Bouwbesluit 2012. Ook wordt er geen regulier toezicht meer op deze bouwwerken gehouden. In plaats daarvan moet de initiatiefnemer een onafhankelijke Kwaliteitsborger inschakelen die op basis van een borgingsplan toetst en toeziet op de bouw, zodat een gerechtvaardigd oordeel kan worden uitsproken of het bouwwerk aan de bouwtechnische voorschriften voldoet en dit bij het gereedkomen van het bouwwerk kan worden verklaard.

 

Kruimelregeling vervalt

Met de kruimelregeling (artikel 4, bijlage II Bor) kon voor veelvoorkomende categorieën gevallen, buitenplans worden afgeweken van het bestemmingsplan en een omgevingsvergunning worden verleend. In de Omgevingswet is dit komen te vervallen. Een aanvraag voor een omgevingsvergunning die in strijd is met de regels uit het omgevingsplan, zal worden behandeld als een buitenplanse omgevingsplanactiviteit (BOPA).

 

Vergunningsvrije bouwwerken (Bbl)

Onder de Omgevingswet zijn de regels voor het bouwtechnisch vergunningsvrij bouwen veranderd. Er is

sprake van een aanzienlijke verruiming, waardoor voor bepaalde categorieën gevallen geen bouwtechnische vergunning meer hoeft te worden aangevraagd. Dit houdt in dat een groter deel van het gemeentelijk bouwvolume zonder vergunning voor de bouwtechnische aspecten tot stand komt. Dit bouwvolume moet echter wel voldoen aan de daaraan gestelde technische regels uit het Bbl.

Daarnaast heeft de gemeente ook meer regie over een deel van het vergunningsvrij maken van de ruimtelijke regels voor bouwwerken. Dit kan in het omgevingsplan worden geregeld.

 

De knip

In de Omgevingswet wordt voor een bouwactiviteit, de bouwtechnische en ruimtelijke beoordeling uit elkaar gehaald en gesplitst in twee los van elkaar staande activiteiten: De (technische) bouwactiviteit en de omgevingsplanactiviteit. Dit wordt “de knip” genoemd. Met deze knip zal “het bouwen van een bouwwerk” moeten worden getoetst aan twee verschillende soorten regels. Enerzijds aan de bouwtechnische regels uit het Bbl en anderzijds aan de regels die de gemeente heeft opgenomen in het omgevingsplan.

 

Energietransitie

De energietransitie die landelijk is ingezet zal gevolgen hebben voor met name bouwactiviteiten onder de Omgevingswet. De toetsing van vergunningaanvragen zal veranderen, bijvoorbeeld door de eisen die gesteld worden aan nieuwe installaties als warmtepompen.

 

Toezicht op bestaande gebouwen

Mede onder invloed van de Omgevingswet en de Wkb bestaat de kans dat er een verschuiving plaats zal vinden van vergunningverlening naar toezicht. De bestaande gebouwenvoorraad veroudert en (thematisch) toezicht op deze voorraad moet vorm worden gegeven.

 

Basistakenpakket

Er kunnen altijd wijzigingen optreden van wet- en regelgeving die van invloed kunnen zijn op het basistakenpakket. Dan is er afstemming nodig tussen de gemeente en de ODRU om te zien hoe dit moet worden geregeld. Ook kan de wetgever besluiten dat er taken worden toegevoegd of uitgenomen. Dat gaat in afstemming met gemeenten en provincies (via de VNG en het Interprovinciaal Overleg (IPO)) en via een vastgesteld afwegingskader.

 

3. Strategisch beleidskader

Het strategisch beleidskader vormt het beginpunt van de BIG-8 cyclus. In dit hoofdstuk zijn de visie en missie van de gemeente Rhenen geformuleerd, die leidend zijn voor de U&H-strategie. Daarnaast is er een inventarisatie uitgevoerd van de meest voorkomende taken die de gemeente uitvoert op het gebied van uitvoering en handhaving en de daarvoor beschikbare capaciteit en middelen. Op basis van de risicoanalyse zijn prioriteiten gesteld. Vervolgens is aangegeven welke doelen worden gesteld voor de uitvoering en handhaving en welke werkzaamheden met het oog op die doelen zullen worden verricht (artikel 13.5 Omgevingsbesluit).

 

3.1 Visie

Op 20 juni 2023 heeft de gemeenteraad van Rhenen de Visie op Rhenen 2035, met de ondertitel “Behoud ons Rhenen en maak het nog mooier”, vastgesteld. De Visie op Rhenen 2035 is een toekomstvisie en omgevingsvisie ineen. Het beschrijft hoe we samen werken aan de manier waarop we willen wonen, werken, leven, winkelen en recreëren in de gemeente Rhenen. In de Visie op Rhenen staat één vraag centraal: hoe willen we dat Rhenen zich de komende jaren ontwikkelt? Wat zijn onze ambities en met welke opgaven willen we aan de slag? Denk daarbij aan nieuwe woningen, ruimte voor bedrijven, bereikbaarheid, energietransitie, klimaatverandering, cultuur, leefbaarheid, gezondheid, et cetera. We kijken vooruit naar 2035.

 

3.2 Missie

Met onze missie dragen we bij aan het waarmaken van de omgevingsvisie. We werken daarbij vanuit het fundament van de gemeente Rhenen:

  • Waarderend vernieuwen (Positieve grondhouding, Methode 4 V’s (Verkennen, Verlangen, Vormgeven, Vernieuwen), participatie);

  • Werken vanuit de bedoeling (Ja-cultuur, samen verkennen, experimenteren, waarde toevoegen);

  • Kernwaarden organisatie (flexibel, samenwerken, vertrouwen, verantwoordelijkheid).

 

Algemene uitgangspunten

  • We passen regels consequent toe en leveren maatwerk waar nodig;

  • We beoordelen en behandelen gelijke gevallen op gelijke wijze;

  • We kennen onze omgeving (inwoners, ondernemers, buurten, wijken, gebieden, gebouwen etc.) zo goed mogelijk;

  • We gaan eerst het gesprek aan (mediation);

  • We communiceren open, duidelijk en transparant over ons gevoerde beleid en we zijn duidelijk over de rol van onze inwoners en ondernemers over wanneer wat verwacht wordt met welk resultaat;

  • We werken risicogestuurd en hebben hierbij aandacht voor de verscheidenheid in onze gemeente;

  • We gaan uit van het principe: goed gedrag beloont zichzelf. Als inwoners en ondernemers verzoeken, vergunningaanvragen en dergelijke compleet en volgens de regels indienen, komt dat de snelheid van afhandeling ten goede;

  • We blijven op een constructieve manier (persoonlijk) in contact met inwoners en ondernemers.

 

Vergunningverlening

  • We beoordelen initiatieven vanuit mogelijkheden en oplossingen. (“Ja, mits...” i.p.v. “Nee, tenzij...”);

  • We handelen aanvragen zo snel mogelijk af en in ieder geval binnen de wettelijke beslistermijnen;

  • De diepgang van de beoordeling van aanvragen is afhankelijk van de risico’s van de activiteit (we werken risicogestuurd);

  • Vergunningverlening vindt plaats volgens de Vergunningenstrategie in bijlage 5.

 

Toezicht

  • Het toezicht voeren we doelmatig, efficiënt en effectief uit;

  • Bij constateringen van overtredingen met acuut gevaar wordt direct opgetreden;

  • De wijze en diepgang van het toezicht is afhankelijk van de risico’s van de betreffende activiteit (we werken risico- gestuurd);

  • We houden buurt-, wijk-, gebied-, thema- of objectgericht toezicht;

  • Onze toezichthouders voeren het toezicht zoveel mogelijk integraal en in samenwerking met andere partijen uit;

  • We stimuleren goed naleefgedrag;

  • Toezicht vindt plaats volgens de Toezichtstrategie in bijlage 6.

 

Handhaving

  • We hebben oog voor de situatie “achter” de overtreding/overtreder;

  • Bij constateringen van overtredingen met acuut gevaar wordt direct opgetreden;

  • Mediation en het stimuleren van het eigen oplossingsvermogen zijn belangrijke onderdelen van het voortraject;

  • Bij spoedeisende omstandigheden is bestuursrechtelijke handhaving het sluitstuk van een voortraject waarbij mogelijke oplossingen zijn bekeken en afgewogen;

  • Handhaving vindt plaats volgens de Handhavingsstrategie in bijlage 7.

 

3.3 Probleemanalyse

De probleemanalyse bestaat uit een risicoanalyse en een omgevingsanalyse voor zowel de U&H-taken in het kader van de Omgevingswet als in het kader van de APV en Bijzondere Wetten. Samen met de prioriteiten vormen de risico- en omgevingsanalyse het uitgangspunt en toetsingskader voor het uitvoeren van het U&H-beleid in de uitvoeringsprogramma’s.

 

Het beleidsveld “milieu” is niet meegenomen in de risico- en omgevingsanalyse. Gemeenten in de provincie Utrecht, de RUD en de ODRU hebben samengewerkt aan een regionale risico- en omgevingsanalyse voor milieubelastende activiteiten uit het Besluit activiteiten leefomgeving (hierna: Bal). De regionale risico- en omgevingsanalyse is opgenomen in de uniforme uitvoerings- en handhavingsstrategie 2022-2023 die op 22 februari 2022 door het college is vastgesteld. De beleidsperiode van de gezamenlijke U&H-strategie wordt verlengd tot en met 31 december 2025.

 

Risicoanalyse

Het verlenen van vergunningen, het houden van toezicht op de naleving en het handhaven van regels speelt een belangrijke rol om de maatschappelijke doelen van de Omgevingswet te kunnen bereiken. Deze doelen staan in artikel 1.3 van de Omgevingswet:

 

“Deze wet is, met het oog op duurzame ontwikkeling, de bewoonbaarheid van het land en de bescherming en verbetering van het leefmilieu, gericht op het in onderlinge samenhang:

  • a.

    bereiken en in stand houden van een veilige en gezonde fysieke leefomgeving en een goede omgevingskwaliteit, ook vanwege de intrinsieke waarde van de natuur, en

  • b.

    het doelmatig beheren, gebruiken en ontwikkelen van de fysieke leefomgeving ter vervulling van maatschappelijke behoeften.”

 

Voor de meest voorkomende U&H-taken binnen de fysieke leefomgeving is een risicoanalyse uitgevoerd. Door middel van de formule “risico = kans x effect” is bepaald welke taken een hoge prioriteit hebben, een gemiddelde prioriteit of een lage prioriteit. De aspecten “kans” en “effect” richten zich op een aantal thema’s. De thema’s “Veiligheid”, “Gezondheid”, “Omgevingskwaliteit” en “Duurzaamheid” hebben betrekking op de maatschappelijke doelen van de Omgevingswet. Daaraan zijn de thema’s “Financiële/economische gevolgen” en “Bestuurlijk imago” toegevoegd. Hierna volgt een algemene formulering van voorgenoemde thema’s, die op elk taakveld kunnen worden toegepast.

 

  • Veiligheid: In hoeverre draagt het voldoen aan de voorschriften bij aan de (fysieke) veiligheid en in hoeverre leidt de overtreding tot aantasting van de (fysieke) veiligheid, en/of veiligheidsrisico’s voor de omgeving of derden? Het gaat hierbij om zaken als brandgevaar, explosiegevaar of instortingsgevaar.

 

  • Gezondheid: In hoeverre draagt het voldoen aan de voorschriften bij aan de bescherming van de volksgezondheid en in hoeverre heeft de overtreding gevolgen voor de volksgezondheid? Het betreft vooral effecten op de lange termijn als gevolg van onvoldoende licht of lucht, geluid, vochtigheid en gebruik van of blootstelling aan schadelijke stoffen.

 

  • Omgevingskwaliteit: In hoeverre draagt het voldoen aan de voorschriften bij aan de kwaliteit van de (sociale) leefomgeving en in hoeverre leidt de overtreding tot aantasting van de kwaliteit van de leefomgeving (leefbaarheid, aangezicht en privacy).

 

  • Duurzaamheid: In hoeverre draagt het voldoen aan de voorschriften bij aan de kwaliteit van het milieu, de natuur en de cultuurhistorie en in hoeverre leidt de overtreding tot aantasting van de aspecten? Aspecten die hier aan de orde komen milieuverontreiniging (bodem, lucht water, afval), aantasting flora en fauna, duurzaamheid (verbruik van gas en elektra) en cultuurhistorie.

 

  • Financiële/economische gevolgen: In hoeverre leidt de overtreding tot financieel- economische schade voor de gemeente?

 

  • Bestuurlijk imago: Hoe groot is het politiek-bestuurlijke afbreukrisico als de voorschriften niet worden nageleefd? Dit effect leidt tot aantasting van het beeld van de gemeente bij burgers en bedrijven.

 

Om een verantwoorde keuze te kunnen maken met betrekking tot de inzet van medewerkers, is voor zowel vergunningverlening als toezicht en handhaving een risicoanalyse opgesteld. De risicoanalyse bestaat uit een risicoscorelijst waarbij per taak is bepaald wat de negatieve effecten per thema kunnen zijn. Om het effect van niet naleving van de voorschriften te objectiveren naar gevolg is voor elke taak een score toegekend op basis van een vijfpuntenschaal. Hieruit volgt het gemiddelde effect. Het gemiddeld effect van elke taak is vermenigvuldigd met de kans. Voor de taken met betrekking tot vergunningverlening is gekeken naar de kans op ernstige gevolgen als niet aan de regels wordt voldaan doordat geen vergunning wordt aangevraagd of doordat de regels en/of voorschriften uit de verleende vergunning niet worden nageleefd. Voor de toezicht en handhavingstaken is gekeken naar de kans dat de regels worden overtreden, de kans op een ernstige overtreding en de pakkans. Door de kans met het gemiddeld effect te vermenigvuldigen ontstaat de risico score. Op basis daarvan is een prioritering voorgesteld.

 

In bijlage 2 is de vijfpuntenschaal opgenomen. In Bijlage 2A is de volledige risicoanalyse voor vergunningverlening opgenomen en in Bijlage 2B de volledige risicoanalyse voor toezicht en handhaving.

 

Locatiespecifieke risico’s

In artikel 2.19 van het Bbl staan de gegevens en bescheiden die moeten worden ingediend bij een bouwmelding onder kwaliteitsborging. Eén van de indieningsvereisten is de risicobeoordeling waarbij in lid 2 van artikel 2.19 het volgende is opgenomen:

 

Voor zover van toepassing wordt in de risicobeoordeling ten minste rekening gehouden met bijzondere lokale omstandigheden, zoals die zijn vastgesteld in lokaal beleid, anderszins kenbaar zijn gemaakt of redelijkerwijs bekend zijn.”

 

In artikel 2.20 van het Bbl staat welke gegevens en bescheiden op verzoek van het bevoegd gezag moeten worden verstrekt over specifieke bouwwerkzaamheden en de momenten waarop deze worden uitgevoerd als dit bijzonder is aangewezen met het oog op het voorkomen en of beperken van risico’s die van invloed kunnen zijn op het voldoen aan de regels voor de bouwactiviteit, bedoeld in de hoofdstukken 4 en 5. De gegevens en bescheiden worden verstrekt voor zover degene die de activiteit verricht er redelijkerwijs de beschikking over kan krijgen.

 

Binnen de gemeente Rhenen zijn twee onderwerpen als locatiespecifieke risico’s aangeduid. Hiermee moet in de risicoanalyse van de kwaliteitsborger rekening worden gehouden. De volgende risico’s moeten specifiek worden geborgd:

 

  • Niet gesprongen explosieven: Door gevechten in WOII bevat de bodem in en rond Rhenen explosieven zoals lege hulzen, munitie en granaten. Dit levert geen gevaar op zolang ze niet aangeraakt worden en in de grond liggen.

    Voor de kern Rhenen zijn kaarten beschikbaar waarop is aangegeven welke gebieden als mogelijk verdacht op de aanwezigheid van niet gesprongen explosieven kunnen worden gezien. Dat betekent dat er op die plekken tijdens graaf- of bouwwerkzaamheden een verhoogd risico is op het aantreffen van explosieven. Voor de overige delen van de gemeente Rhenen is een dergelijk overzicht er niet. Grondlagen die na de oorlog zijn bewerkt, worden als niet verdacht gezien.

    De volgende bodembelastingkaarten kunnen worden opgevraagd: Rhenen Centrum, Noordelijk deel Rhenen, Achterberg, de Uiterwaarden en gedeelten van spoorlijnen en wegen.

  • Hoogteverschillen: Rhenen kenmerkt zich door aanzienlijke hoogteverschillen tot circa 60 meter binnen de fysieke leefomgeving. Dit kan bijvoorbeeld risico’s geven met betrekking tot het aanleggen van fundaties en het bepalen en uitzetten van de juiste peilmaten bij nieuw te bouwen bouwwerken.

    Ook het lozen van hemelwater in de buitenruimte (o.a. wegen, bruggen, tunnels, andere kunstwerken, pleinen, winkelstraten en overige verhardingen) verdient nadrukkelijk de aandacht.

 

Omgevingsanalyse

Rhenen is een stad en gemeente in de provincie Utrecht, gelegen op de Utrechtse heuvelrug en langs de Rijn. De gemeente telt meer dan 20.000 inwoners en heeft een oppervlakte van circa 43 km². De gemeente omvat naast de stad Rhenen, de dorpen Elst en Achterberg. Geografisch ligt de gemeente Rhenen op het grensvlak met de provincie Gelderland. Hierdoor heeft de gemeente te maken met verschillende provinciale visies. Het is van belang om aansluiting te houden bij de mogelijkheden die beide provincies ons kunnen bieden. Door de geografische ligging is de gemeente Rhenen de zuidelijke toegang voor Regio FoodValley. Dit is een samenwerking met zeven andere gemeenten. Gemeente Rhenen werkt samen met haar omliggende gemeenten, want veel opgaven stoppen niet bij de gemeentegrens. In FoodValley-verband wordt samengewerkt met de Groene Metropoolregio Arnhem-Nijmegen aan de verstedelijkingsstrategie om de groeiende bevolking een goede plek te geven. Ook wordt bijvoorbeeld met de twee provincies, drie buurgemeenten, landbouw- en natuurorganisaties samen opgetrokken in het gebiedsproces Binnenveld.

 

In grote lijn zijn er binnen de gemeente Rhenen drie type gebieden te onderscheiden:

  • Dichtbebouwde gebieden, hieronder vallen de kernen Achterberg, Elst, Rhenen, het bedrijventerrein Remmerden en de bedrijvenlocatie Achterberg en woonzorglocatie Heimerstein;

  • Randzones, dit zijn de overgangsgebieden tussen bebouwd en onbebouwd;

  • De nagenoeg onbebouwde gebieden zoals de uiterwaarden, De Utrechtse Heuvelrug en het agrarisch gebied.

 

Daarnaast zijn er diverse deelgebieden te onderscheiden. Elk met eigen kenmerken en kwaliteiten. Door natuurlijke grenzen op basis van bodem, hoogte, landschap, wegen en bebouwing, verkaveling en cultuurhistorie, kunnen 21 deelgebieden worden onderscheiden. In Bijlage 3 zijn per deelgebied de verschillende kenmerken beschreven en de mogelijke risico’s (activiteiten en/of ontwikkelingen) benoemd.

 

Buurtschappen

  • Laareind;

  • Nude (deels);

  • (Bedrijventerrein) Remmerden.

 

Verkeer en vervoer

  • Provinciale weg N225 door het hart van Rhenen en Elst;

  • Hoog aantal verplaatsingen per auto en doorgaand verkeer.

 

Wateren en groenvoorzieningen

  • Elster buitenwaarden;

  • Blauwe en groene verbindingen;

  • Groene aders, waterlopen en waterkeringen;

  • Ecologische verbindingen;

  • Klimaatbestendig en waterrobuust.

 

Landgoederen

  • Prattenburg, Remmerstein, De Tangh, Dikkenberg.

 

Landelijk gebied

  • Binnenveld, Uiterwaarden, Heuvelrug;

  • Agrarische sector;

  • Stuwwallen;

  • Heuvels: Grebbeberg, Sparreboomsche Berg, Buurtsche Berg, Paasheuvel, Lijster Eng, Koerheuvel, Donderberg en Laarschenberg.

 

Natuurnetwerk Nederland (NNN)

  • Natura 2000-gebied “de Rijntakken”;

  • Grebbeberg, Kwintelooijen, Blauwe Kamer, Plantage Willem III, Laarsenberg, Stadsbossen, Palmerswaard;

  • Historische verdedigingslinie Grebbelinie;

  • Dierenpark.

 

3.4 Prioriteiten

Deze U&H-strategie richt zich op het beperken van risico’s met betrekking tot de veiligheid, gezondheid, omgevingskwaliteit en duurzaamheid binnen de fysieke leefomgeving. Binnen het omgevingsrecht zijn zeven landelijke risicothema’s benoemd die, mits deze zich voordoen, een hoge prioriteit hebben en onderdeel moeten zijn van de uit te voeren risicoanalyse. Het gaat daarbij om de volgende thema’s:

  • Constructieve veiligheid;

  • Brandveiligheid van gebouwen;

  • Handhaven omgevingsplan;

  • Asbest;

  • Risicovolle milieubelastende activiteiten;

  • Bodem (toepassing van verontreinigde grond); en

  • Brandveiligheid bij opslag gevaarlijke stoffen.

 

Bij de uitvoering van de U&H-taken wordt door de gemeente Rhenen en haar samenwerkingspartners specifiek aandacht besteed aan deze zeven risicothema’s. Een verdere definiëring van deze thema’s is opgenomen in Bijlage 2.

 

Hierna volgen per taakveld de hoogste prioriteiten die volgen uit de risico- en gebiedsanalyse voor vergunningverlening en toezicht en handhaving die door de gemeente Rhenen is uitgevoerd.

 

3.4.1 Prioriteiten vergunningverlening

In Bijlage 2A is de volledige risicoanalyse voor vergunningverlening opgenomen. De hoogst geprioriteerde activiteiten zijn hierna per taakveld weergegeven:

 

Taakveld Omgevingswet:

  • Vergunningsaanvragen die betrekking hebben op publiektoegankelijke bouwwerken;

  • Sloopmeldingen met asbest;

  • Vergunningsaanvragen voor buitenplanse omgevingsplanactiviteiten (BOPA’s);

  • Vergunningsaanvragen waarbij welstand een rol speelt;

  • Vergunningsaanvragen die betrekking hebben op monumenten/cultureel erfgoed.

 

Taakveld APV en Bijzondere Wetten

  • Vergunningsaanvragen die betrekking hebben op evenementen behorende tot categorie C.

 

3.4.2 Prioriteiten toezicht en handhaving

In Bijlage 2B is de volledige risicoanalyse voor toezicht en handhaving opgenomen. De hoogst geprioriteerde activiteiten zijn hierna per taakveld weergegeven:

 

Taakveld Juridisch

  • Handhavingsverzoeken;

  • Wet goed verhuurderschap (het handhaven op de zeven wettelijk vastgelegde algemene regels voor goed verhuurderschap);

  • Juridische ondersteuning met betrekking tot brandveilig gebruik, slopen met asbest, milieu (o.a. geluid), bouwen woning zonder omgevingsvergunning, RO-buitengebied strijdig gebruik, openbare orde, ondermijning (IVP), kinderopvang, alcoholwet, Boa’s en crisissituaties die niet onder de overige prioriteiten vallen.

 

Taakveld Toezicht

  • Houden van regulier toezicht op de bouw van publiektoegankelijke bouwwerken en opvragen en toetsen van constructiegegevens;

  • Meldingen/klachten (mits hoog geprioriteerd);

  • Controles lopende handhavingszaken.

 

Taakveld Boa domein 1

  • Parkeren (binnenstad (blauwe zone), benedenstad (parkeervergunning), excessen gemeente breed en bij scholen);

  • Jeugd, jeugdoverlast;

  • Alcoholwet samen met exploitatievergunningen;

  • Wet op de Kansspelen;

  • Ondermijning en controles BRP.

  • C-evenementen;

  • APV (langer dan vastgestelde termijn);

  • Fietsen in voetgangersgebied.

 

Taakveld Boa domein 2

  • Het houden van toezicht op en handhaven van de openstellingsregels (toegang alleen tussen zonsopgang en zonsondergang, loslopende honden, aanwezigheid buiten de paden en dumpen van afval) van dagrecreatiegebied Kwintelooijen, de Stadsbossen Rhenen, de landgoederen, het Binnenveld en de TBO’s.

 

3.5 Doelen uitvoering en handhaving

In paragraaf 3.4 zijn de zeven landelijke risicothema’s benoemd die een hoge prioriteit hebben gekregen en de hoogste prioriteiten die volgen uit de risico- en gebiedsanalyse die door de gemeente Rhenen zelf is opgesteld. De prioriteiten zijn in deze paragraaf vertaald naar concrete en meetbare uitvoerings- en handhavingsdoelen. Bij de doelen is aangegeven of deze volgen uit de landelijke prioriteiten of uit de lokale prioriteiten.

 

In 2023 stelde de gemeenteraad het Integraal Veiligheidsplan (hierna: IVP) vast voor de periode 2023-2026. Samen met de gemeenten Veenendaal, Renswoude, Wijk bij Duurstede en Utrechtse Heuvelrug, de politie en het Openbaar Ministerie (hierna: OM) bepaalden we onze veiligheidsdoelen. Ook in 2024 werken we aan de thema’s die zijn opgenomen in het IVP om te werken aan een veilig Rhenen. Er is en blijft ruimte voor lokale speerpunten op het gebied van veiligheid. Het college van B&W van Rhenen heeft ook een lokaal uitvoeringsprogramma (UVP) vastgesteld, dat aanvullend is op het gezamenlijke Integraal Veiligheidsplan (IVP). Er zijn twee specifieke lokale thema's waar extra aandacht aan wordt besteed: een veilige woon- en leefomgeving en zorg & veiligheid.

 

We zetten daarom onze boa’s in op het houden van toezicht in de openbare ruimte, op onze recreatieterreinen, in onze stadsbossen en in ons buitengebied. Daarnaast richten we ons op bestaande en nieuwe bouwwerken en op het gebruik van bouwwerken en percelen die niet overeenstemmen met de regels in het omgevingsplan. Door in te zetten op de naleving van de geldende regels en beleid zorgen we samen met onze inwoners voor een leefbaar, gezond en bovenal veilig Rhenen.

 

De reguliere activiteiten in het deelprogramma Openbare orde en veiligheid richten zich op:

  • Criminaliteitsaanpak;

  • Ondermijning;

  • Buurtbemiddeling;

  • Demonstraties;

  • Brandweerzorg;

  • Crisisbeheersing;

  • Geneeskundige zorg.

 

De reguliere activiteiten in het deelprogramma Handhaving richten zich op:

  • Toezicht;

  • Juridische en bestuurlijke handhaving;

  • De taken van de boa’s.

 

De inwerkingtreding van de Omgevingswet en de Wkb zorgt voor het vervallen van taken tijdens het vergunningenproces en voor een verschuiving van taken na het verlenen van de vergunning. Voor een aantal nieuw te bouwen bouwwerken voeren we vooraf geen bouwkundige toetsing meer uit. Wel zijn we verantwoordelijk voor het werkproces rondom de zogenaamde bouwmelding die initiatiefnemers van een project bij de gemeente moeten indienen. We verwachten dat we in het begin van 2024 meer tijd moeten besteden aan het beantwoorden van vragen van kwaliteitsborgers, aannemers en bouwers. Verder is er een verschuiving in de taken van het fysieke toezicht houden op de bouw naar juridische handhaving. Bijvoorbeeld doordat we een bouwproject moeten stilleggen vanwege de aanwezigheid van gebreken. Ook kan het zijn dat we ingebruikname van het bouwwerk moeten voorkomen, doordat de kwaliteitsborger geen goedkeuringsverklaring kan of wil overleggen. Ook hieraan verwachten we daarom meer tijd te besteden.

Wij blijven verantwoordelijk voor al het toezicht op de omgevingsvergunningen die vóór 2024 zijn verleend op basis van de Wabo. Er is daardoor voor toezicht geen harde overgang tussen de Wabo en de Omgevingswet en de Wkb. Als gevolg hiervan vinden in 2024 werkzaamheden plaats op het terrein van zowel “oude” als “nieuwe” wetgeving.

 

In figuur 3 zijn de doelen voor vergunningverlening weergegeven, voorzien van meetbare indicatoren en de uitvoerende organisatie.

 

Figuur 3: Doelen vergunningverlening met meetbare indicatoren en uitvoerende organisatie

Afkortingen: GR = Gemeente Rhenen, VRU = Veiligheidsregio Utrecht, ODRU = Omgevingsdienst Regio Utrecht, CRK = Commissie Ruimtelijke Kwaliteit (MooiSticht), RCE = Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed.

 

 

In figuur 4 zijn de doelen voor toezicht en handhaving weergegeven, voorzien van meetbare indicatoren en de uitvoerende organisatie.

 

Figuur 4: Doelen toezicht en handhaving met meetbare indicatoren en uitvoerende organisatie

Afkortingen: GR = Gemeente Rhenen, VRU = Veiligheidsregio Utrecht, ODRU = Omgevingsdienst Regio Utrecht, CRK = Commissie Ruimtelijke Kwaliteit (MooiSticht), RCE = Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed.

 

3.6 Kwaliteitsborging en kwaliteitsdoelen

De gemeenteraad van Rhenen heeft op 7 juni 2022 de “Verordening uitvoering en handhaving omgevingsrecht gemeente Rhenen 2022” vastgesteld. Daarmee heeft het college van B&W de verplichting om te voldoen aan de kwaliteitscriteria 2.3 (2022), Deel B (en haar rechtsopvolgers). Over de naleving van de kwaliteitscriteria doet het college van B&W jaarlijks mededeling aan de raad. Voor zover de kwaliteitscriteria niet zijn of konden worden nageleefd, doet het college van B&W daarvan gemotiveerd opgave.

De uitvoerende samenwerkingsorganisaties (zoals bijvoorbeeld de ODRU en de VRU) die de betreffende deskundigheid leveren aan het bevoegd gezag moeten voldoen aan de kwaliteitscriteria voor de kritieke massa en de activiteiten dienen uitgevoerd te worden op basis van de overige procescriteria, inhoudelijke kwaliteit en prioriteiten.

 

Met het vaststellen van de “Verordening uitvoering en handhaving omgevingsrecht gemeente Rhenen 2022”, heeft het college van W&W ook de verplichting om interne kwaliteitsdoelen vast stellen. Deze doelen hebben in ieder geval betrekking op:

  • De dienstverlening;

  • De uitvoeringskwaliteit van diensten en producten;

  • De financiën.

 

Hierna volgt een nadere definiëring van deze drie thema’s:

 

Dienstverlening: de manier waarop (in communicatie, snelheid, service) de organisatie met belanghebbenden (aanvragers, omgeving, melders etc.) omgaat.

 

Uitvoeringskwaliteit: De mate waarin een product voldoet aan de juridische en organisatorische doelen (zoals geformuleerd in de relevante wet- en regelgeving en de algemene beginselen van behoorlijk bestuur) en bijdraagt aan de omgevingsdoelen. Ook wel aangeduid als de inhoudelijke kwaliteit.

 

Financiën: De inzet van middelen in relatie tot de kwaliteit van de geleverde diensten/producten.

 

In figuur 5 zijn de drie thema’s weergegeven en voorzien van interne kwaliteitsdoelen voor vergunningverlening met meetbare indicatoren. Ook zijn er, indien mogelijk, streefwaarden opgenomen per doelstelling.

 

Figuur 5: Interne kwaliteitsdoelen vergunningverlening met meetbare indicatoren

 

In figuur 6 zijn de drie thema’s weergegeven en voorzien van interne kwaliteitsdoelen voor toezicht en handhaving met meetbare indicatoren. Ook zijn er, indien mogelijk, streefwaarden opgenomen per doelstelling.

 

Figuur 6 : Interne kwaliteitsdoelen toezicht en handhaving met meetbare indicatoren

 

4. Operationeel beleidskader

In deze stap moeten de prioriteiten en doelstellingen uit hoofdstuk 3 worden vertaald naar concrete thema’s en meetbare activiteiten voor de uitvoering van de U&H-taken. Deze U&H-strategie is met name bedoeld om de naleving van de wetten en regels te bevorderen. Zonder toezicht en handhaving hebben burgers en bedrijven aanzienlijk minder de neiging om wetten en regels op te volgen. Op het moment dat zij weten dat de gemeente toezicht houdt en handhaaft bij overtredingen, zullen minder overtredingen plaatsvinden. Er zijn verschillende strategieën om naleving van de regels te bereiken, waarbij ook diverse handhavingsinstrumenten kunnen worden ingezet.

Bij de uitvoering van de taken geldt het principe dat initiatieven, activiteiten en handhavingssituaties in een gelijke situatie gelijk worden behandeld. Om zoveel mogelijk volgens dat principe te werken zijn onderstaande U&H-strategieën zowel van toepassing op de taken die door de gemeente Rhenen zelf worden uitgevoerd als op de taken die door de ODRU worden uitgevoerd. De grondslagen van de inhoud van de strategieën is terug te vinden in het Omgevingsbesluit, artikelen 13.6 en 13.7. De volgende vijf U&H-strategieën zijn te onderscheiden:

  • Preventiestrategie;

  • Vergunningenstrategie;

  • Toezichtstrategie;

  • Sanctiestrategie;

  • Gedoogstrategie.

 

Deze strategieën kunnen niet los van elkaar worden gezien. Ze vullen elkaar aan en versterken elkaar. De inzet van een instrument kan per overtreding of doelgroep verschillen. In veel gevallen zal een combinatie van deze strategieën en handhavingsinstrumenten tot een betere naleving leiden. De verschillende strategieën worden hierna verder toegelicht.

 

4.1 Preventiestrategie

De preventiestrategie is gericht op het voorkomen van overtredingen door middel van communicatie en voorlichting. In de eerste plaats ligt de verantwoordelijkheid voor het naleven van wet- en regelgeving bij burgers en bedrijven zelf, maar dan moeten de regels wel bekend en duidelijk zijn. Als de regels duidelijk zijn worden ze sneller begrepen en daardoor beter geaccepteerd en nageleefd.

De Omgevingswet en de Wkb zijn nieuwe wetten met nieuwe regels. Van burgers en bedrijven kan niet worden verwacht dat zij direct op de hoogte zijn van alle wijzigingen. Zeker de eerste jaren is er een grotere kans dat overtredingen plaatsvinden door onwetendheid of dat verzoeken om handhaving worden gedaan voor zaken die bijvoorbeeld vergunningsvrij zijn geworden. Ook de knip tussen de (technische) bouwactiviteit en de omgevingsplanactiviteit zal een uitgebreide en duidelijke voorlichting vragen.

 

Scope

In deze strategie wordt onder preventie verstaan: het beperken van risico’s op aantasting van de fysieke leefomgeving, door in te zetten op voorlichting en het geven van voorlichting en zorgen voor een heldere communicatie over het doel van wet- en regelgeving waar burgers en bedrijven zich aan moeten houden.

 

Doel strategie

Het doel van de preventiestrategie is het bevorderen van de spontane naleving van wet- en regelgeving door het vergroten van de bewustwording bij burgers en bedrijven.

 

Uitgangspunten

Uitgangspunt is een klantgerichte en klantvriendelijke benadering waarbij binnen de geldende wet- en regelgeving steeds gezocht wordt naar een passende oplossing. Als een initiatiefnemer/aanvrager er met de geboden informatie en voorlichting niet uitkomt is in principe een gesprek met een medewerker van de gemeente en/of (één van) de samenwerkingspartners mogelijk.

 

De preventiestrategie is verder uitgewerkt in bijlage 4.

 

4.2 Vergunningenstrategie (reguleren)

Voor het uitvoeren van activiteiten binnen de fysieke leefomgeving kan een melding of vergunning nodig zijn van het bevoegd gezag. Het verlenen van vergunningen is aanbod gestuurd. Daar heeft het bevoegd gezag weinig invloed op. Wel kunnen op basis van ervaringen prognoses worden opgesteld.

Het beoordelen van vergunningsaanvragen en meldingen vindt risicogestuurd plaats. Vergunningen moeten worden verleend als aan de geldende wet- en regelgeving wordt voldaan, maar bij de beoordeling wordt steeds gekeken naar de aard van de aanvraag en welke aspecten daarbij het meest diepgaand moeten worden getoetst. Het gaat hierbij zowel om het object van de aanvraag (bijvoorbeeld wat voor soort bouwwerk) als de specifieke te toetsen elementen binnen deze aanvraag (bijvoorbeeld veiligheid of gezondheid). Belangrijke aandachtspunten zijn constructieve veiligheid, brandveiligheid, duurzaamheid en leefbaarheid.

 

Scope

In deze strategie wordt onder vergunningverlening verstaan:

  • Het toetsen en afhandelen (verlenen, weigeren, buiten behandeling stellen, intrekken of wijzigen) van vergunningsaanvragen, meldingen, principeverzoeken, schetsplannen en overige vragen;

  • Het adviseren over vergunningsvrije activiteiten;

  • Interne- en externe afstemming, advisering over de aanvraag (vooroverleg) en communicatie;

  • Het verzorgen van klantcontacten die betrekken hebben op de aanvragen of die betrekking hebben op informatie in algemene zin betreffende de fysieke leefomgeving.

 

Doel

Het doel van de vergunningenstrategie is het beperken van risico’s met betrekking tot de aspecten veiligheid, gezondheid, omgevingskwaliteit en duurzaamheid bij uit te voeren activiteiten, door preventief te toetsen aan geldende wet- en regelgeving.

 

Uitgangspunten

Uitgangspunt is een klantgerichte en klantvriendelijke benadering waarbij binnen de geldende wet- en regelgeving steeds gezocht wordt naar een passende oplossing. Als een initiatiefnemer/aanvrager er met de geboden informatie en voorlichting niet uitkomt is in principe een gesprek met een medewerker van de gemeente en/of (één van) de samenwerkingspartners mogelijk.

 

De vergunningenstrategie is verder uitgewerkt in bijlage 5.

 

4.3 Toezichtstrategie (controleren)

In de toezichtstrategie is beschreven welke vormen van toezicht er zijn en op welke wijze gecontroleerd wordt of wet- en regelgeving wordt nageleefd. Dit vindt plaats door het verzamelen van informatie over (het nalaten van) handelingen en het beoordelen daarvan. De resultaten worden vastgelegd in een rapportage.

Onder toezicht vallen alle werkzaamheden die door of namens het bevoegd gezag worden verricht om te controleren of wet- en regelgeving wordt nageleefd. Het toezicht wordt uitgevoerd door daartoe aangestelde toezichthouders en boa’s.

 

Scope

Met toezicht stelt het bevoegd gezag vast of wet- en regelgeving wordt nageleefd en zo nodig wordt handhavend opgetreden. Niet voor elke situatie is het toezicht hetzelfde. De soort controle moet zijn afgestemd zijn op de specifieke situatie. Soms worden controles vooraf aangekondigd. De gemeente houdt toezicht aan de hand van een vooraf opgesteld jaarlijks uitvoeringsprogramma. Daarin zijn de prioriteiten van de uit te voeren activiteiten vastgelegd. Het streven is om voor thema’s met een gemeenschappelijke deler en meerwaarde voor toezicht op regionaal niveau, gezamenlijke afspraken te maken. Hiermee wordt bijgedragen aan uniformiteit en een gelijk speelveld voor burgers en bedrijven binnen de provincie Utrecht.

Naast het geplande toezicht, houdt de gemeente toezicht naar aanleiding van handhavingsverzoeken, klachten en overlastmeldingen die bij de gemeente binnenkomen.

 

Doel

Het doel van toezicht is het bevorderen van het naleefgedrag door burgers en bedrijven. Het naleven van de regels leidt tot een kleinere kans op het ontstaan van risico’s.

 

Uitgangspunten

Het bevoegd gezag is verplicht om toezicht te houden en te handhaven bij geconstateerde overtredingen. Het is zaak om de beschikbare capaciteit zo effectief en efficiënt mogelijk in te zetten. Toezicht houden daar waar nodig is. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van de risicoanalyse zoals opgenomen in bijlage 2B. De risico’s geven aan welke activiteiten in meer of mindere mate schade kunnen toebrengen aan de fysieke leefomgeving en waar toezicht dus een belangrijke rol speelt.

 

De toezichtstrategie is verder uitgewerkt in bijlage 6.

 

4.4 Handhavingsstrategie (sanctioneren)

Als het uitvoeren van toezicht met een corrigerende insteek niet leidt tot beëindiging van de overtreding, is de gemeente in beginsel verplicht om handhavend op te treden. Handhaving kan met zowel bestuursrechtelijke als strafrechtelijke instrumenten plaatsvinden.

In de handhavingsstrategie is beschreven waarom we sanctioneren, welke interventiemiddelen we kennen, hoe we bestuurlijke en strafrechtelijke handhaving afstemmen en hoe we zo integraal mogelijk te werk gaan. Daarbij geldt de nieuwe Landelijke handhavingsstrategie Omgevingsrecht (hierna: LHSO) als leidraad.

 

Scope

Wanneer wet- en regelgeving wordt overtreden is de gemeente in beginsel verplicht om handhavend op te treden. De LSHO erkent dat er omstandigheden kunnen zijn om van (bestuursrechtelijk) handhaven af te zien.

 

Doel

Het doel van de handhavingsstrategie is het bijdragen aan het vertrouwen dat de veiligheid, gezondheid, leefbaarheid en duurzaamheid binnen de fysieke leefomgeving geborgd zijn.

 

Uitgangspunten

  • Eenduidigheid in optreden bij geconstateerde overtredingen in gelijke situaties;

  • De soort controle is afgestemd op de specifieke situatie;

  • De resultaten in een rapportage over de geconstateerde overtreding zijn bepalend voor de vraag of, en zo ja, hoe moet worden opgetreden door gemeente en/of andere instanties;

  • De strategie geeft inzicht in de wijze waarop de gemeente reageert als de regels niet worden nageleefd.

 

De handhavingsstrategie is verder uitgewerkt in bijlage 7.

 

4.5 Gedoogstrategie (gemotiveerd accepteren)

In de gedoogstrategie is beschreven in welke gevallen en onder welke voorwaarden er bewust kan worden afgezien van sancties in geval van overtredingen. Stilzwijgend, passief gedogen is absoluut onacceptabel. Gedogen van overtredingen is alleen bij uitzondering aanvaardbaar, na een zorgvuldige belangenafweging. Het gaat dan om uitdrukkelijk gedogen, na het nemen van een gedoogbeschikking.

 

Scope

In de volgende gevallen kan sprake zijn van gedogen:

  • Overmacht situatie en strikte naleving van de wettelijke regels leidt tot ongewenste milieugevolgen; in zo’n geval staat het bevoegd gezag overtredingen van de wet toe, juist om het milieu te beschermen;

  • Overgangssituatie, waarin het bevoegd gezag vooruitlopend op legalisatie gedoogt, bijvoorbeeld als ze binnen afzienbare termijn de omgevingsvergunning kan verlenen;

  • Onevenredigheid; als handhaven onevenredig is in verhouding tot het belang voor de fysieke leefomgeving, dan kan het bevoegd gezag ervan afzien.

 

Doel

Het doel van de gedoogstrategie is duidelijkheid verschaffen in welke uitzonderlijke gevallen en onder welke voorwaarden bewust kan worden afgezien van bestuursrechtelijk handhaven in geval van geconstateerde overtredingen. Dit laat eventuele strafvervolging door het OM onverlet.

 

Uitgangspunten

Het uitgangspunt moet zijn om op te treden tegen illegale situaties en alleen in zeer bijzondere gevallen een illegale situatie voort te laten bestaan, bijvoorbeeld als er concreet zicht is op legalisatie of beëindiging van de overtreding. Gedogen moet zoveel mogelijk beperkt blijven in omvang en tijd.

 

Gedogen is dermate specifiek en afhankelijk van de betreffende situatie en komt zo weinig voor, dat deze strategie niet verder is uitgewerkt.

 

4.6 Optreden bij eigen overtredingen

Het bevoegd gezag is verplicht om toezicht te houden en te handhaven bij geconstateerde overtredingen. Dat geldt ook voor overtredingen die worden begaan door de eigen organisatie. Handhaving vindt in die gevallen op dezelfde wijze plaats zoals ook bij burgers en bedrijven het geval is, overeenkomstig de instrumenten in deze U&H-strategie. Hier geldt, meer nog dan bij burgers en bedrijven, dat het naleefgedrag bijdraagt aan het algemeen normbesef en geloofwaardigheid van de overheid.

 

5. Planning en control

“Planning en control” vormen het snijvlak van de beleidsvormende (strategische) cyclus en de uitvoerende (operationele) cyclus. Jaarlijks wordt de U&H-strategie uitgewerkt in een uitvoeringsprogramma (artikel 13.8 Omgevingsbesluit), waarin wordt aangegeven welke werkzaamheden het komende jaar zullen worden verricht. Daarbij wordt rekening gehouden met de prioriteiten en gestelde doelen uit de U&H-strategie.

Het uitvoeringsprogramma wordt zo nodig afgestemd met de instanties die zijn belast met de strafrechtelijke handhaving.

 

Voor het bereiken van de doelen en het verrichten van de werkzaamheden daarvoor, worden de benodigde en beschikbare financiële en personele middelen inzichtelijk gemaakt en in de begroting gewaarborgd (artikel 13.10 Omgevingsbesluit). Voor de uitvoering van het uitvoeringsprogramma moeten voldoende financiële en personele middelen beschikbaar worden gesteld.

 

De “planning en control cyclus” is voor de gemeente Rhenen als volgt:

  • De raad stelt in juli de kaders voor de begroting van het volgende jaar vast (kadernota);

  • De raad stelt in november het beleid en de bijbehorende middelen voor het volgende begrotingsjaar vast (begroting);

  • De raad wordt in het 3e kwartaal geïnformeerd over de voortgang van het beleid en zal de aangepaste budgetten uit de begroting vaststellen (voorjaarsrapportage);

  • De raad wordt in het 4e kwartaal 2024 geïnformeerd over de voortgang van het beleid en zal de aangepaste budgetten uit de begroting vaststellen (najaarsrapportage);

  • Het college legt in het 3e kwartaal verantwoording af aan de raad over het lopende begrotingsjaar (jaarstukken).

 

6. Voorbereiden

De eerste stap in de operationele cyclus vormt het “voorbereiden”. Om ervoor te zorgen dat er op een goede manier uitvoering wordt gegeven aan de U&H-strategie en het uitvoeringsprogramma, worden de taken en werkzaamheden uitgevoerd op grond van vooraf vastgestelde procedures, processen en protocollen (artikel 13.9 Omgevingsbesluit). De organisatie moet zodanig zijn ingericht dat een goede uitvoering van de U&H-strategie en het uitvoeringsprogramma is gewaarborgd.

 

Binnen de gemeente Rhenen zijn de beschikbare financiële en personele middelen voor de uitvoering van de U&H-taken in de begroting geborgd. De personele capaciteit bestaat uit een team met vaste medewerkers en ingeleend personeel. Daarnaast wordt structureel gebruik van de expertise van specialisten van o.a. de ODRU, de VRU, MooiSticht en een externe constructeur. De geraamde uren en middelen van de ODRU en de VRU zijn vastgelegd in dienstverleningsovereenkomsten en zijn eveneens geborgd in de meerjarenbegroting.

 

Om een adequate en objectieve uitvoering van de taken en werkzaamheden mogelijk te maken, worden ondersteunende technische-, juridische- en administratieve middelen beschikbaar gesteld. Het gaat hierbij onder andere om bedrijfsauto’s, meetapparatuur, fototoestellen, mobiele telefoons, laptops, tablets, software, informatiebeheersystemen (o.a. NetBrowser), vakliteratuur, aansluiting op (juridische) databanken enzovoorts. Waar nodig wordt ervoor gezorgd dat de betreffende instrumenten en apparaten in een goede staat van onderhoud verkeren, voldoen aan de wettelijke (controle)eisen en zo nodig worden gekalibreerd.

 

Personele en financiële middelen

Voor de uitvoering van de U&H-taken is in de gemeentelijke begroting 2024, 19,63 Fte (26.957 uren) aan capaciteit beschikbaar gesteld. Hiervan is 8,31 Fte (11.413 uren) vacature/ingeleend. Tijdens de uitvoering van taken wordt de capaciteit en de financiële middelen constant bewaakt. In het jaarverslag wordt de uitvoering van het uitvoeringsprogramma geëvalueerd.

 

De beschikbare capaciteit voor de uitvoering van de U&H-taken is in figuur 7 weergegeven (1 fte = 1.375 uren).

 

Figuur 7: Beschikbare capaciteit uitvoering en handhaving

  • De beschikbare formatie voor projectleiders wordt gedeeltelijk ingezet op U&H-taken;

  • Van de 4,12 fte Boa, voert 3,56 fte (4.880 uren) “blauwe” taken uit en 0,44 fte (611 uren) voert “groene” taken uit;

  • De 2,00 fte jurist handhaving wordt zowel ingezet op handhaving in het kader van de Omgevingswet als handhaving van de regelgeving met betrekking tot APV en Bijzondere Wetten;

  • De juridisch beleidsmedewerker is ondergebracht bij het team Veiligheid, Toezicht en handhaving, maar wordt breed ingezet;

  • Voor de teams Vergunningen en Veiligheid, Toezicht en handhaving is geen administratieve ondersteuning beschikbaar;

  • Vooralsnog gaan we ervan uit dat de werkzaamheden in het kader van de Omgevingswet en Wkb, passen binnen de beschikbaar gestelde invoeringsbudgetten (rijksmiddelen). Voor de kosten van de implementatie zijn de afgelopen jaren de nodige uitgaven gedaan. Op dit moment zijn de onderstaande incidentele middelen hiervoor nog beschikbaar:

    • Reserve collegeprogramma: € 219.000, - (Omgevingswet);

    • Reserve bestemmingsplannen: € 36.000, -;

    • Restant budget tlv alg. reserve: € 99.000, - (Omgevingswet/Wkb).

  • Voor het uitvoeren van de mobiliteitsagenda, is in de kadernota 2024-2027 voor 2024, 2025 en 2026 een incidenteel budget geraamd van € 40.000, -;

  • Voor het uitvoeren van de aanbevelingen uit de evaluatie van de jaarwisseling in Achterberg, is in de kadernota 2024-2027 voor 2024 en 2025 een incidenteel budget geraamd van € 20.000, -;

  • Voor de uitvoering van de Wet goed verhuurderschap, heeft de gemeente financiële middelen vanuit het Rijk ontvangen. Het budget voor de periode 2023-2026 bedraagt € 11.428, - per jaar.

    Op dit moment kan nog geen inschatting worden gemaakt van de hoeveelheid meldingen die binnen gaat komen. Het aantal binnengekomen meldingen zal in 2024 worden gemonitord. Daarmee kan een goed beeld worden gevormd van de benodigde capaciteit en inzet van het budget. De benodigde capaciteit is in het overzicht niet opgenomen.

 

De formatie is geborgd door vastlegging in de gemeentebegroting welke is gekoppeld aan de meerjarenbegroting. De geraamde uren en middelen van ODRU en VRU zijn vastgelegd in dienstverleningsovereenkomsten en zijn eveneens geborgd in de meerjarenbegroting.

 

7. Uitvoeren

De kern van deze stap betreft de uitvoering van de U&H-taken en werkzaamheden met inachtneming van de beleidskeuzes die in deze U&H-strategie zijn gemaakt. Deze beleidskeuzes worden verder uitgewerkt in het jaarlijkse uitvoeringsprogramma, waarin de concrete acties worden beschreven die bijdragen aan realisering van de beleidsdoelstellingen. Om het programma goed uit te kunnen voeren, moeten de taken en werkwijze helder en transparant zijn. De afzonderlijke U&H-taken worden daarom in dit uitvoeringsbeleid beschreven. Voor wat betreft vergunningverlening betreft het in ieder geval de volgende taken:

 

Omgevingswet

  • Coördineren en toetsen van aanvragen, verlenen of weigeren van omgevingsvergunningen en afhandelen van meldingen;

  • Coördineren en toetsen van aanvragen, schetsplannen en principeverzoeken met externe adviseurs, zoals de welstands- en monumentencommissie, de ODRU, de VRU, etc.;

  • Afhandelen van bezwaar- en beroepsschriften;

  • Afhandelen subsidieregeling Erfgoed;

  • Voorlichting geven bij/over nieuwe bouwontwikkelingen, vergunningsvrij bouwen, etc.

 

APV en Bijzondere Wetten

  • Coördineren en toetsen van aanvragen, verlenen of weigeren van vergunningsaanvragen en afhandelen van meldingen;

  • Coördineren en toetsen van aanvragen met externe adviseurs, zoals politie, de VRU, GHOR, etc.;

  • Voorlichting geven over en afhandelen van urgenties woningzoekenden en regelgevingen.

 

Beleid

  • Creëren, bijhouden en actualiseren van (bestaand) beleid en nieuwe ontwikkelingen binnen het taakveld.

 

Verantwoorden

  • Verantwoorden bij de VRU, de ODRU, de Provincie, de Waterschappen, etc.

 

Voor wat betreft toezicht en handhaving betreft het in ieder geval de volgende taken:

 

Omgevingswet

  • Toezicht houden naar aanleiding van een verleende omgevingsvergunning voor een bouwactiviteit (waaronder monumenten en erfgoed);

  • De omgevingsvergunning voor sloopactiviteiten om de omgevingsveiligheid te garanderen en ter bescherming van de nabijgelegen gebouwen;

  • Het verbod om te bouwen/slopen zonder omgevingsvergunning;

  • Toezicht houden op de kwaliteit van bestaande gebouwen voor wat betreft de aspecten brandveiligheid en constructieve veiligheid;

  • Strijdig gebruik van het omgevingsplan;

  • Behandelen van klachten en handhavingsverzoeken.

 

APV en Bijzondere Wetten

  • Controleren Alcoholwet samen met exploitatievergunningen (sluitingstijden, terrassen);

  • Evenementen of markten;

  • Illegaal recreëren (wildkamperen);

  • Standplaatsen, collecteren en venten;

  • Gebruik van de weg (parkeerexcessen en het plaatsen van object(en) op of aan de weg plaatsen in strijd met de publieke functie van de weg).

 

Verantwoorden

  • Verantwoorden bij de VRU, de ODRU, de Provincie, de Waterschappen, etc.

 

Bereikbaarheid en beschikbaarheid van hun organisatie ook buiten kantooruren

Voor het melden van milieuklachten buiten kantooruren is een piketdienst ingesteld binnen de ODRU. Via www.odru.nl/milieuklachten/ kan een klachtenformulier worden ingevuld. Ook staat hier het telefoonnummer voor tijdens en buiten kantooruren. Voor wat betreft de andere taakvelden zal bij noodgevallen (brand, plofkraak, sloop etc.) met name het aspect constructieve veiligheid relevant zijn. Wij hebben voor dergelijke gevallen afspraken met een extern adviseur (Ingenieursbureau Van Roekel en Van Roekel). Deze is 24/7 beschikbaar om de constructieve veiligheid te beoordelen.

Meldingen/verzoeken m.b.t. noodgevallen komen bij ons binnen via politie en/of crisisbeheersing. In voorkomende gevallen kan crisisbeheersing bij spoed te allen tijde contact met de toezichthouders worden opgenomen.

 

Functiescheiding tussen vergunningverlening en handhaving

De gemeente Rhenen zorgt conform de kwaliteitscriteria voor een functiescheiding tussen vergunningverlening en handhaving (toezicht daaronder begrepen) en op objectniveau voor toetsing en toezicht door specialismen.

De werkprocessen, procedures en bijbehorende informatievoorziening voor de uitvoering en handhaving zijn vastgelegd in de taakapplicatie RX-Mission.

 

 

8. Monitoren

De doelen die in het uitvoeringsprogramma zijn geconcretiseerd, worden gedurende het jaar gemonitord. Het is van belang inzicht te hebben in werkvoorraden, doorlooptijden en trends en ontwikkelingen. Hierdoor wordt duidelijk welke resultaten zijn behaald en in welke mate de doelstellingen zijn gerealiseerd. Het goed registreren van de uitvoering is dus zowel voor de dagelijkse sturing als voor het actueel en scherp houden van het beleid van belang. Ook vinden periodiek op ambtelijk en bestuurlijk niveau evaluaties plaats of de gestelde doelen nog gehaald worden en in hoeverre bijstelling noodzakelijk is.

Met de ODRU en VRU worden separaat afspraken gemaakt voor monitoring, evaluatie en zo nodig aanpassing van doelen en programma, conform de eerder beschreven Big-8 beleidscyclus.

 

9. Rapportage en evaluatie

Na afloop van elk kalenderjaar wordt de U&H-strategie geanalyseerd en het uitvoeringsprogramma geëvalueerd. Op basis van deze evaluatie kunnen conclusies worden getrokken over de U&H-strategie en de uitvoering daarvan. Zijn de juiste doelen gesteld? Moet de aandacht worden verschoven naar een ander beleidsveld? Moet er op een andere wijze toezicht worden gehouden? Deze en andere vragen worden in de evaluatie beantwoord.

Het college van B&W rapporteert jaarlijks over de mate waarin uitvoering van het uitvoeringsprogramma heeft plaatsgevonden en de mate waarin deze uitvoering heeft bijgedragen aan het bereiken van de doelen die zijn gesteld in deze U&H-strategie (artikel 13.11 Omgevingsbesluit). Hierbij wordt aangesloten bij de gemeentelijke planning- en control cyclus. Jaarlijks wordt aan de raad, gelijktijdig met de presentatie van de jaarrekening, verantwoording afgelegd met behulp van een jaarverslag.

De U&H-strategie wordt in z’n geheel herzien na vier jaar, tenzij eerder noodzakelijk, bijvoorbeeld vanwege wijzigingen in de wet- en regelgeving, in het beleid of in het takenpakket. Ook de jaarlijkse evaluatie kan leiden tot een eerdere aanpassing. De evaluatie is input voor het opstellen van het uitvoeringsprogramma voor het nieuwe jaar.

 

Zowel het Beleidsplan Omgevingsvergunningen 2017-2020 als het Integraal Handhavingsbeleid 2017-2020 werden eind 2020 geëvalueerd en, met terugwerkende kracht, met één jaar verlengd tot 1 januari 2022. De doelstelling van die evaluatie was tweeledig: enerzijds om na te gaan in hoeverre de in het beleidsplan opgenomen doelstellingen werden behaald en anderzijds om aan te geven op welke punten het beleidsplan aanpassing of actualisatie behoeft. In bijlage 9 is de evaluatie van het Beleidsplan Omgevingsvergunningen 2017-2020 opgenomen en in bijlage 10 de evaluatie van het Integraal Handhavingsbeleid 2017-2020.

 

Interbestuurlijk Toezicht provincie Utrecht (IBT)

De Provincie Utrecht ziet toe op, of en in hoeverre gemeenten voldoen aan de wettelijke kwaliteitseisen, onder andere op het gebied van het Omgevingsrecht. Het Interbestuurlijk Toezicht (hierna: IBT) richt zich zowel op de taken vergunningenverlening, toezicht en handhaving, als op ruimtelijke ordening, milieu, externe veiligheid en erfgoed/monumenten.

 

In het kader van het IBT heeft de gemeente Rhenen informatie toegezonden over de taakuitvoering in 2022-2023 op het gebied van het Omgevingsrecht. De Provincie heeft deze informatie beoordeeld. Hoewel de beoordeling door het IBT zich richt op zowel de meerjarige U&H strategie (het beleid) als op de jaarlijkse uitvoeringsprogramma’s, is er bewust voor gekozen om de beoordeling door het IBT elk jaar op te nemen in het uitvoeringsprogramma. De beoordeling over de taakuitvoering in 2022-2023 is als bijlage opgenomen in het uitvoeringsprogramma 2024.

 

 

10. Samenwerking

De Omgevingswet zorgt voor een samenhangende aanpak van de fysieke leefomgeving. Bij de uitvoering van de gemeentelijke U&H-taken is het van belang dat de gemeente Rhenen samenwerkt en daarover afspraken maakt met diverse partners. De intensiteit van samenwerking en de mate waarin de samenwerking structureel is ingericht, verschilt. Voor sommige taken is een gemeente zelfs verplicht om deze uit te besteden, zoals bijvoorbeeld de milieutaken.

Deze U&H-strategie gaat over de taken op het gebied van uitvoering en handhaving die door de gemeente Rhenen zelf worden uitgevoerd. Hieronder zijn (niet limitatief) de verschillende samenwerkingspartners benoemd en welke rol deze partners vervullen:

  • MooiSticht (Ruimtelijke kwaliteit en Cultureel erfgoed):

    MooiSticht adviseert zowel op het gebied van ruimtelijke kwaliteit als over de omgang met Cultureel erfgoed. De adviseur toetst aan gemeentelijk beleid (de welstandsnota) en handelt in de meeste gevallen de plannen zelf af, onder mandaat van de Commissie Ruimtelijke kwaliteit (CRK). Als het ruimtelijk belang van een project groter is (meer openbare ligging, ingrijpend in relatie tot cultuurhistorische waarden, ontwerpen die meer discussie kunnen oproepen) wordt het plan ter advisering aan de CRK voorgelegd.

  • Veiligheidsregio Utrecht (VRU):

    De VRU adviseert op het gebied van brandveilig gebruik. Ook voert de VRU op dit gebied het toezicht uit. De samenwerkingsafspraken tussen de VRU en de gemeente Rhenen liggen vast in een dienstverleningsovereenkomst. De VRU rapporteert jaarlijks over de uitgevoerde werkzaamheden en stelt jaarlijks in overleg met de gemeente Rhenen een jaarplan/jaarprogramma op.

  • Omgevingsdienst Regio Utrecht (ODRU):

    De ODRU voert de verplichte U&H-milieutaken uit en adviseert in het kader van archeologie, ecologie, bodem, geluid, luchtkwaliteit etc. De samenwerkingsafspraken tussen de ODRU en de gemeente Rhenen liggen vast in een dienstverleningsovereenkomst. De ODRU rapporteert iedere vier maanden (3x per jaar) en ook jaarlijks over de voortgang van de uitvoering van haar taken. Ook stelt de ODRU, in samenspraak met de gemeente Rhenen, een uitvoeringsprogramma op.

    De koers die het algemeen bestuur wil uitzetten voor de ontwikkeling van de ODRU in de periode 2023-2027 is vastgelegd in een koersdocument.

  • Regionale Uitvoeringsdienst Utrecht (RUD):

    De RUD voert provinciale taken uit.

  • Provincie Utrecht:

    De provincie Utrecht heeft de (wettelijke) taak gekregen om de samenwerking tussen bestuursorganen op het gebied van de U&H-taken te coördineren. Het provincie-brede Samenwerkingsprogramma komt tot stand in overleg met de leden van het ambtelijk Provinciaal Milieuoverleg (hierna: PMO) en de onderliggende werkgroepen.

    Daarnaast ziet de Provincie Utrecht toe op, of en in hoeverre gemeenten voldoen aan de wettelijke kwaliteitseisen, onder andere op het gebied van het omgevingsrecht. Het Interbestuurlijk Toezicht (hierna: IBT) richt zich zowel op de taken vergunningenverlening, toezicht en handhaving, als op ruimtelijke ordening, milieu, externe veiligheid en erfgoed/monumenten.

    De provincie adviseert tevens in het kader van natuurbescherming en uitwegen op provinciale wegen.

  • Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed (RCE):

    De RCE adviseert over de omgang met Rijks Cultureel erfgoed.

  • Waterschap Vallei en Veluwe en Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden (HDSR):

    De samenwerking tussen de waterschappen en de gemeente heeft betrekking op het toezicht en handhaving van zaken die grondwater of oppervlaktewater gerelateerd zijn, zoals waterkwaliteit en -kwantiteit, medegebruik van openbaar water en nautisch toezicht op vaarbewegingen.

  • Politie:

    De Politie richt zich op de openbare orde en de zwaardere veiligheidsproblemen. De boa’s werken samen met de politie. De focus van de boa is op leefbaarheid en lichte veiligheidsproblematiek.

  • Openbaar Ministerie (OM):

    Het OM is belast met de strafrechtelijke handhaving. Een deel van de overtredingen die worden geconstateerd kunnen zowel bestuursrechtelijk als strafrechtelijk worden aangepakt. Daarom is het belangrijk dat er geregeld afstemming plaatsvindt tussen het OM en de gemeente. Dit houdt ook verband met de gemeentelijke bevoegdheden om een bestuurlijke boete op te leggen. De bestuurlijke boete valt onder het strafrecht en daarom is afstemming met het OM extra belangrijk. Dit valt overigens buiten de reikwijdte van dit beleid. Vooralsnog volstaan de bestaande overige instrumenten.

  • Gemeentelijke Gezondheidsdienstregio Utrecht:

    De GGD regio Utrecht is de gemeentelijke gezondheidsdienst van de 26 gemeenten in de regio Utrecht. “Gezondheid” en “preventie” zijn dé sleutelwoorden in alles wat wij doen. Vanuit brede (sociaal medische) ervaring en deskundigheid wordt de gezondheid van alle inwoners bevorderd én beschermd.

 

Er is een intentieovereenkomst getekend om te komen tot regionale samenwerkingsafspraken binnen de provincie Utrecht. Hierbij zijn de provincie, gemeenten en samenwerkingspartners betrokken. De samenwerkingsafspraken worden pas na vaststelling van deze U&H-strategie vastgesteld.

 

Deel II: Bijlagen

Evaluatie december 2020

De doelstelling van deze evaluatie van het Beleidsplan Omgevingsvergunningen 2017 – 2020 is tweeledig. Enerzijds is het doel om na te gaan in hoeverre de in het beleid opgenomen doelstellingen worden behaald. Anderzijds willen we aangeven op welke punten het beleid aanpassing of actualisatie behoeft. Zo kan deze evaluatie dienen als startpunt voor het opstellen van nieuw beleid in 2021.

 

In het vigerende beleid zijn weinig meetbare doelstellingen opgenomen. De twee doelen die wel zijn gesteld hebben beide betrekking op de snelheid van het behandelen van aanvragen om omgevingsvergunning.

 

Evaluatie doelstellingen

 

Doelstelling: Geen vergunning van rechtswege.

Er is in de hele beleidsperiode geen omgevingsvergunning van rechtswege verleend. Deze doelstelling wordt dus jaar-in-jaar-uit behaald.

 

Doelstelling: Dienstverlening

Het doel om vergunning zo snel mogelijk te verlenen sluit goed aan bij de dienstverlenende houding die de gemeente Rhenen graag aanneemt. De wensen van de burger staan centraal. Het formuleren van deze doelstelling heeft ertoe bijgedragen dat we scherper hebben gekeken naar bijvoorbeeld onze werkprocessen, waardoor de termijnen voor interne advisering zijn verkort. De afhandeling van aanvragen omgevingsvergunningen is hierdoor daadwerkelijk versneld. Het is wenselijk en mogelijk om deze doelstelling te behouden. Wel zijn tekstuele wijzigingen in de tekst nodig om duidelijker te maken in welke gevallen het verlenen van een vergunning binnen vier weken, dus binnen de helft van de termijn die hier wettelijk voor staat, mogelijk en wenselijk wordt geacht.

 

In het beleid is op dit moment geen aandacht voor de rol die de gemeentelijke website speelt bij het informeren van initiatiefnemers.

 

Punten voor aanpassing of actualisatie

 

Prioritering ontbreekt

Hoewel de praktijk uitwijst dat het de afgelopen jaren lukt om al onze taken uit te voeren, is het van belang om in het beleid vast te leggen welke prioriteit aan de diverse werkzaamheden wordt gegeven. Het ligt daarbij voor de hand om daarbij voorrang te geven aan die taken waaraan een wettelijke termijn is gekoppeld. Daarbij moet worden gedacht aan aanvragen omgevingsvergunning en meldingen. Lagere prioriteit wordt gegeven aan de behandeling van schetsplannen en principeverzoeken. Hoewel aan dergelijke verzoeken geen fatale termijnen zijn verbonden, hechten we er wel belang aan om deze zaken tijdig af te handelen. Goed vooroverleg om zo het vergunningenproces te versoepelen en te versnellen is immers één van de doelstellingen uit ons beleid. Laagste prioriteit wordt ten slotte gegeven aan de informatie- en terugbelverzoeken.

 

Sloopvergunning

In het beleid wordt aangegeven dat de toetsingskaders voor een sloopmelding ook van toepassing zijn op aanvragen om een omgevingsvergunning voor de activiteit ‘slopen’. Dit is echter niet het geval. Bij sloopmeldingen wordt met name getoetst op het op een veilige manier verwijderen van 2 asbest, terwijl bij een sloopvergunning de (monumentale) waarde van het te slopen bouwwerk centraal staat. Daarom moet vaak, als een sloopvergunning vereist is, daarnaast nog een sloopmelding worden ingediend.

 

Het hebben van een alarminstallatie met opvallend geluid of lichtsignaal

De vergunningplicht hiervoor is uit de Algemene Plaatselijke Verordening van de gemeente Rhenen geschrapt. Vergunningsaanvragen voor deze activiteit komen dan ook niet meer voor. Dit punt kan dan ook uit het beleid worden verwijderd.

 

Het vellen van een houtopstand

De vergunningplicht hiervoor is gewijzigd. Er wordt nu gewerkt met een Bomenlijst, waarin waardevolle bomen, boomstructuren en bomenzones zijn opgenomen. De tekst uit het beleid is achterhaald. In het uitvoeringsprogramma 2021 zal worden aangegeven op welke wijze nu wordt omgegaan met aanvragen voor deze activiteit:

 

In 2019 is de “Bomenlijst Rhenen 2019” (hierna: Bomenlijst) vastgesteld. De vergunningplicht is daarmee gewijzigd. Waar voorheen voor het kappen van bomen een omgevingsvergunning nodig was als bomen gekapt worden die een diameter hebben van 30 centimeter of meer op 1.30 meter hoogte, geldt voor particuliere bomen nu dat deze alleen vergunningplichtig zijn als ze zijn opgenomen zijn in de Bomenlijst.

Voor het opstellen van de Bomenlijst zijn alle bomen die niet in eigendom van de gemeente Rhenen zijn geïnventariseerd en wordt dus op voorhand gekeken welke bomen beschermd moeten worden in plaats van een beoordeling te maken na het aanvragen van een omgevingsvergunning. Gevolg hiervan is dat het aantal aanvragen om een omgevingsvergunning voor het vellen van een houtopstand beduidend zal afnemen. Daar staat tegenover dat voor het kappen van een boom die is opgenomen op de Bomenlijst alsnog een afweging plaats moet vinden. Deze aanvragen vragen om een zorgvuldige afweging, aangezien het hier gaat om bomen die op voorhand zijn aangemerkt als waardevol, Uitgangspunt hierbij is dat waardevolle bomen moeten als mogelijk moeten worden behouden. Indien kappen onvermijdelijk is, is het opleggen van een herplantplicht het uitgangspunt.

Het is voor de kwaliteit van de vergunningverlening van belang dat de Bomenlijst geregeld wordt geëvalueerd en geactualiseerd. De verantwoordelijkheid hiervoor ligt bij Team Openbare Werken.”

 

Het plaatsen van handelsreclame op of aan een onroerende zaak/als eigenaar toe te staan dat handelsreclame wordt gemaakt

Deze activiteit komt niet vaak voor, omdat slechts voor een deel van het beschermde stadsgezicht van Rhenen een vergunningplicht hiervoor geldt. In de rest van de gemeente Rhenen is hiervoor geen vergunning nodig.

De vergunningplicht volgt uit het “Gevelreclame- en uitstallingenbeleid centrum Rhenen 2014”, waarin ook het toetsingskader is opgenomen. In dit beleid is niet direct aangeven wat de juridische basis is (te weten artikel 4:15 van de APV) waarop de vergunningplicht en het beleid zijn gebaseerd. Hierdoor ontstaat onduidelijkheid bij de plantoetsers over welke toetsingskaders moeten worden gehanteerd. Dit is een punt dat bij evaluatie en aanpassing van het “Gevelreclame en uitstallingenbeleid centrum Rhenen 2014” moet worden meegenomen. Dan is het ook verstandig om uitbreiding van het gebied waar een vergunningplicht geldt te overwegen. Op dit moment is dit gebied namelijk beperkt tot het winkelcentrum van Rhenen, terwijl in de afgelopen jaren is gebleken dat ook in andere delen van het historische centrum van Rhenen handelsreclame wordt geplaatst. Een duidelijk voorbeeld hiervan is de reclame ten behoeve van het stadsmuseum op de Markt in Rhenen.

De tekst in het Beleidsplan Omgevingsvergunningen kan ongewijzigd blijven.

 

In een daarbij aangewezen gedeelte van de gemeente roerende zaken op te slaan

Per 1 januari 2020 wordt toestemming voor het tijdelijk opslaan van bouwobjecten op de openbare weg gegeven in de vorm van een omgevingsvergunning in plaats van via een ontheffing op basis 3 van de APV. Het nieuwe beleid moet dan ook worden aangevuld met deze activiteit. In het uitvoeringsprogramma voor 2021 wordt alvast de volgende tekst opgenomen:

 

“In onze gemeente geldt een vergunningplicht voor het plaatsen van bouwobjecten, zoals steigers of containers, op de openbare weg. Voorheen was hiervoor een ontheffing op basis van de APV nodig. Duidelijke voorwaarden voor het verlenen van deze ontheffing waren er echter niet. Dit maakte het voor zowel de vergunningverleners als onze toezichthouders (Boa’s) lastig om hun werk goed uit te voeren.

Per 1 januari 2020 is ervoor gekozen om de vergunning te verlenen als Omgevingsvergunning. De bouwobjecten worden over het algemeen geplaatst voor het uitvoeren van bouw- of sloopactiviteiten die veelal vergunning- of meldingplichtig zijn. Op die manier wordt de administratieve last voor initiatiefnemers verlaagd.

Tegelijkertijd met de omschakeling naar een omgevingsvergunningplicht is er beleid vastgesteld waaraan de vergunningaanvragen worden getoetst. In een deel van de gevallen zal voor de beoordeling van een aanvraag overleg met Team Openbare Werken nodig zijn. Hierover zijn werkafspraken gemaakt.

Deze nieuwe werkwijze zal worden geëvalueerd, waarbij nadrukkelijk wordt onderzocht of het mogelijk is om de vergunningplicht deels op te heffen.”

 

Sloopmeldingen worden vanaf 1 januari 2021 door de OdrU behandeld

Waar voorheen de sloopmeldingen door de gemeente Rhenen zelf werden behandeld en de OdrU slechts het asbestinventarisatierapport beoordeelde, wordt per 1 januari 2021 de volledige behandeling van sloopmeldingen overgedragen aan de omgevingsdienst. Dit wordt vooral gedaan omdat het op die manier mogelijk is om efficiënter te werken. Deze nieuwe werkwijze zal in het uitvoeringsprogramma 2021 worden beschreven:

 

“Sinds de inwerkingtreding van het Bouwbesluit 2012 volstaat meestal een sloopmelding als asbest verwijderd wordt of een bouwwerk gesloopt wordt. Het doel van een sloopmelding is het verzekeren van de veiligheid bij het slopen en met name het verwijderen van asbest. Als een sloopmelding wordt ingediend dan dient voor de sloop van een gebouw dat vóór 1994 is gebouwd altijd een asbestinventarisatierapport ingediend te worden. Per 1 januari 2021 is de behandeling van sloopmeldingen overgedragen aan de OdrU. Zij beoordelen ook – indien van toepassing – het asbestinventarisatierapport. Wij ontvangen een afschrift van de acceptatiebrief van de melding inclusief de voorwaarden die aan de sloop en het verwijderen van asbest worden gesteld om de veiligheid te waarborgen.”

 

Het op vrijwillige basis opschorten van de beslistermijn

Het op vrijwillige basis opschorten van de beslistermijn is een middel dat waarde heeft omdat het aanvragers de mogelijkheid biedt om een aanvraag aan te passen of de onderbouwing ervan te completeren, om zo weigering te voorkomen. Het voorbeeld dat daarbij in het beleid wordt genoemd, te weten het indienen van een aanvraag voordat het bestemmingsplan dat daarvoor is opgesteld in werking is getreden, is echter ongelukkig gekozen. Dit is iets wat wij namelijk niet willen stimuleren. In onze ogen is het beter dat de periode voor vaststelling van een bestemmingsplan te gebruiken voor het voeren van vooroverleg, zodat een aanvraag om omgevingsvergunning snel kan worden behandeld zodra het bestemmingsplan in werking is getreden. Het is daarom wenselijk dit voorbeeld uit het beleid te verwijderen.

 

Bezwaar- en beroepsprocedures

Op dit moment ontbreken in het beleid doelen ten aanzien van de behandeling van bezwaar en beroep. Tot de vaststelling van nieuw beleid wordt dit ondervangen door in het uitvoeringsprogramma 2021 de volgende doelen toe te voegen:

 

“We zetten in eerste instantie in op het voorkomen van bezwaar- en beroepsprocedures. Dit gebeurt onder ander door het stimuleren van overleg tussen initiatiefnemers en omwonenden voor en tijdens de behandeling van een aanvraag omgevingsvergunning. Het is echter duidelijk dat het 4 onmogelijk is om bezwaar- en beroepsprocedures in alle gevallen te voorkomen. Als het zo ver komt dat een besluit op een aanvraag om omgevingsvergunning wordt aangevochten in bezwaar of beroep, dan streven we er naar de bezwaren te behandelen binnen de daarvoor in de Awb opgenomen termijn. Daarnaast streven we naar 100% vertegenwoordiging van het bevoegd gezag bij hoor- en rechtszittingen.”

 

Vervolg en evaluatie

In het beleidsstuk staat dat het beleid iedere vier jaar zal worden geëvalueerd, terwijl het Besluit omgevingsrecht vraagt om jaarlijkse evaluatie.

 

 

 

Bijlage 1 Begrippenlijst

 

Basistakenpakket: Het basistakenpakket is het minimale pakket aan taken op het gebied van vergunningverlening, toezicht en handhaving dat door gemeenten en provincies ondergebracht moet worden bij omgevingsdiensten. Onder de Omgevingswet is een nieuw basistakenpakket vastgesteld. De activiteiten die onder het basistakenpakket vallen, staan in bijlage VI van het Omgevingsbesluit. Welke werkzaamheden erbij horen staat in artikel 13.12 van het Omgevingsbesluit. Het basistakenpakket geldt alleen wanneer Gedeputeerde Staten of burgemeester en wethouders het bevoegd gezag zijn.

 

Bevoegd gezag: Het bestuursorgaan dat bevoegd is een handhavingsbesluit te nemen of een besluit te nemen op een aanvraag om een omgevingsvergunning. Voor U&H-taken gaat het meestal om het college van burgemeester en wethouders van een gemeente of om het college van gedeputeerde staten.

 

Bibob-toets: De Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur. (Bibob) is een (preventief) bestuursrechtelijk instrument. Het bestuursorgaan beoordeelt de integriteit van de onderneming om te voorkomen dat de overheid criminele activiteiten faciliteert.

 

Big 8-cyclus: Systematiek afkomstig uit de wet VTH. De verschillende stappen in de cyclus (die in de vorm van een acht worden weergegeven) vormen samen het VTH-beleid en het uitvoeringsprogramma. Ook geven de stappen richting aan de systematiek van doorwerking en evaluatie.

 

Bruidsschat: Onder de Omgevingswet verhuist een aantal regels van het Rijk naar gemeenten en waterschappen. Het Rijk zorgt er met het Invoeringsbesluit voor dat deze regels automatisch in het omgevingsplan of de Waterschapsverordening komen. Dit heet ook wel de 'bruidsschat'.

 

Digitaal Stelsel Omgevingswet (DSO): Via het Omgevingsloket kan iedereen snel zien wat op een locatie mag en wat niet onder de Omgevingswet en voor welke activiteiten. Het een informatie- of meldingsplicht dan wel vergunningplicht bestaat. Via het Omgevingsloket kunnen initiatiefnemers een vergunningaanvraag of melding indienen in het DSO.

 

Kwaliteitscriteria VTH: Er gelden kwaliteitscriteria voor uitvoering en handhaving (U&H). De kwaliteitscriteria voor de kritische massa (deskundigheid en ervaring) zijn verplicht voor U&H-taken van het basistakenpakket van de omgevingsdiensten. De Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) en het Interprovinciaal Overleg (IPO) hebben hiertoe een modelverordening opgesteld. Voor de overige U&H-taken geldt er een zorgplicht. De invulling hiervan is vrij. In deze U&H-strategie gaat het om de versie 2.3.

 

Naleefgedrag: De mate waarin de wettelijke regels door bedrijven worden nageleefd.

 

Normadressaat: Degene die een activiteit verricht en binnen het stelsel van de Omgevingswet primair verantwoordelijk wordt geacht voor de naleving van de regels die gelden voor het verrichten van activiteiten.

 

Omgevingsloket: De landelijke onlinevoorziening waarmee een aanvraag opgesteld en ingediend kan worden voor een omgevingsvergunning, watervergunning en/of melding. Ook kan men een vergunningencheck doen om te zien of een vergunning of een melding nodig is.

 

Oplevercontrole: Eerste toezichtsbezoek na afronding van vergunning of melding.

 

Toegelaten instrument: Een werkwijze waarmee een kwaliteitsborger het ontwerp beoordeelt en tijdens de bouw erop toeziet of wordt voldaan aan de geldende voorschriften. De instrumentaanbieder ziet toe op een juiste toepassing van zijn instrument door de kwaliteitsborger.

 

Bijlage 2 Risicoanalyse

De U&H-strategie richt zich op het beperken van risico’s met betrekking tot de veiligheid, gezondheid, omgevingskwaliteit en duurzaamheid binnen de fysieke leefomgeving. Voor de meest voorkomende U&H-taken binnen het taakveld vergunningverlening en toezicht en handhaving is een risicoanalyse uitgevoerd. Door middel van de formule “risico = kans x effect” is bepaald welke taken een hoge prioriteit hebben, een gemiddelde prioriteit of een lage prioriteit. De aspecten “kans” en “effect” richten zich op een aantal thema’s die nader zijn gedefinieerd in paragraaf 3.3 (Probleemanalyse) van de U&H-strategie.

 

De risicoanalyse bestaat uit een risicoscorelijst waarbij per taak is bepaald wat de negatieve effecten per thema kunnen zijn. Om het effect van niet naleving van de voorschriften te objectiveren naar gevolg is voor elke taak een score toegekend op basis van een vijfpuntenschaal (1 is een heel klein effect en 5 is een zeer groot effect). Hieruit volgt het gemiddelde effect. De verschillende effecten per thema zijn weergegeven in figuur 1.

 

Figuur 1: Effecten per thema

 

Het gemiddeld effect van elke taak is vermenigvuldigd met de kans. Voor de taken met betrekking tot vergunningverlening is gekeken naar de kans op ernstige gevolgen als niet aan de regels wordt voldaan doordat geen vergunning wordt aangevraagd of doordat de regels en/of voorschriften uit de verleende vergunning niet worden nageleefd. Voor de toezicht en handhavingstaken is gekeken naar de kans dat de regels worden overtreden, de kans op een ernstige overtreding en de pakkans. Door de kans met het gemiddeld effect te vermenigvuldigen ontstaat de risico score. Op basis daarvan is een prioritering (1 is hoog, 2 is gemiddeld, 3 is laag) voorgesteld.

 

In Bijlage 2A is de volledige risicoanalyse voor vergunningverlening opgenomen en in Bijlage 2B de volledige risicoanalyse voor toezicht en handhaving.

 

Landelijke risicothema’s

Met het in werking treden van de Wet revitalisering generiek toezicht, hebben de provincies de taken van de voormalige VROM-Inspectie van het Rijk overgedragen gekregen. De toenmalige VROM-inspectie heeft zeven landelijke risicothema’s benoemd die, mits deze zich voordoen, extra aandacht moeten krijgen en onderdeel moeten zijn van de uit te voeren risicoanalyse. De zeven risicothema’s zijn hierna aangegeven en verder gedefinieerd:

 

  • Constructieve veiligheid

    Alle aanvragen voor een omgevingsvergunning die betrekking hebben op een technische bouwactiviteit (gevolgklasse 2 en 3), worden door een externe constructeur getoetst aan de regels voor constructieve veiligheid (hoofdstuk 3 en 4 van het Bbl). De toetsing vindt risicogestuurd plaats volgens de toetsmatrix Bbl, opgenomen in bijlage 5 (Vergunningenstrategie).

    Wat betreft toezicht is aan constructieve veiligheid voor de risicovolle bouwwerken een diepgaand toezichtniveau toegekend. De toezichthouder voert op verschillende momenten in de uitvoeringsfase (detail)controles uit volgens het nieuwe Bbl toezichtprotocol van de VBWTN, opgenomen in bijlage 6.

 

  • Brandveiligheid van gebouwen

    Alle aanvragen voor een omgevingsvergunning die betrekking hebben op een technische bouwactiviteit (gevolgklasse 2 en 3) en meldingen brandveilig gebruik worden door de VRU getoetst aan de regels voor brandveiligheid uit het Bbl. De toetsing vindt risicogestuurd plaats volgens de Risicomodule Preventietaken die is ontwikkeld door Save Oranjewoud.

    Wat betreft toezicht worden alle bedrijven die milieubelastende activiteiten uitvoeren in het kader van brandveilig gebruik periodiek gecontroleerd door de VRU. Daarnaast worden de eindcontroles, na gereedmelding van een bouwactiviteit en voor zover brandveiligheid een rol speelt, gezamenlijk uitgevoerd door de toezichthouder van de gemeente en de VRU.

 

  • Handhaven omgevingsplan

    De U&H-strategie benoemt verschillende RO-thema’s als zogenoemde “aandachtsgebieden”. Daarnaast betreft het behandelen van handhavingsverzoeken in de praktijk vaak het handhaven van het omgevingsplan.

 

  • Asbest

    Asbest is schadelijk is voor de gezondheid en daken met asbest zijn de grootste bron van asbestvezels die nog aanwezig is in het milieu. Het is in Nederland al sinds 1993 verboden om asbest te gebruiken in de bouw. In veel woningen en bedrijfspanden zit echter nog steeds asbest. Voorlopig komt er geen verbod op asbestdaken. Toch saneren huiseigenaren vaak op eigen initiatief hun asbestdaken. Controle op asbestsloopmeldingen en het verwijderen van asbest heeft gelet op het risico op de omgeving en het risico op de volksgezondheid een hoog risico. Deze taken zijn wettelijk verplicht en vallen onder het basistakenpakket van de ODRU op basis van de Omgevingswet.

 

  • Risicovolle Milieubelastende activiteiten (Mba’s)

    Binnen de taken milieucontroles komt het toezicht bij risicovolle milieubelastende activiteiten aan bod. Risicovolle Mba’s worden risicogestuurd, maar ook themagestuurd gecontroleerd. De ODRU stelt een toezichtplan op waarin, aan de hand van mogelijke risico’s, wordt beschreven waar tijdens de (half)jaarlijkse controle extra nadruk op wordt gelegd.

 

  • Bodem (toepassing van verontreinigde grond)

    Binnen de taken milieucontroles-bodem komt het toezicht op de toepassing van (mogelijk) verontreinigde grond aan bod. Het toezicht hierop vindt plaats door de ODRU.

 

  • Brandveiligheid bij opslag gevaarlijke stoffen

    Binnen de taken milieucontroles wordt de brandveiligheid bij opslag gevaarlijke stoffen als een van belangrijkste risicofactoren gezien. Bedrijven waarbij dit speelt zijn in de risicomatrix hoog ingeschaald en worden geregeld bezocht door de VRU en de ODRU.

 

Bijlage 2A Risicoanalyse vergunningverlening

Bouwwerken zijn ingedeeld in gevolgklassen. Bij de gevolgklasse speelt de kans op bezwijken geen rol maar wel de reikwijdte van de mogelijke gevolgen voor gebruikers. Bijvoorbeeld als gevolg van brand of het instorten van een (deel van een) gebouw. Hoe groter de gevolgen zijn als er iets misgaat met het bouwwerk, hoe hoger de gevolgklasse. Het begrip risico is algemeen te kwantificeren als: risico = kans x gevolg.

De (normatieve) gevolgklassen zijn in drie categorieën ingedeeld: CC1, CC2 en CC3 (CC staat voor Consequence Class), ook wel gevolgklasse 1, 2 en 3. Gevolgklasse 1 is de gevolgklasse met beperkte gevolgen als er iets misgaat, gevolgklasse 3 is de gevolgklasse met de grootste gevolgen als er iets misgaat.

 

In figuur 1 is per gevolgklasse aangegeven wat de gevolgen zijn als het misgaat in het geval niet is voldaan aan de bouwtechnische regels uit het Bbl.

 

Figuur 1: Drie gevolgklassen met voorbeelden

 

In figuur 2 is de risicoanalyse voor de meest voorkomende vergunnings- of meldingsplichtige activiteiten weergegeven.

 

Figuur 2: Risicoanalyse vergunningverlening

 

* Voor een aantal taken kan vooraf geen voorgestelde prioriteit worden bepaald omdat voor deze taken de effecten per thema kunnen verschillen.

* Voor een aantal taken is prioriteit 1 (hoog risicocijfer) voorgesteld omdat, ondanks dat de effecten per thema kunnen verschillen, het risicocijfer altijd hoog zal zijn.

 

Bijlage 2B Risicoanalyse toezicht en handhaving

In figuur 1 zijn de resultaten van de risicoanalyse toezicht en handhaving weergegeven.

 

Figuur 1: Risicoanalyse toezicht & handhaving

 

* Voor een aantal taken kan vooraf geen voorgestelde prioriteit worden bepaald omdat voor deze taken de effecten per thema kunnen verschillen.

*Voor een aantal taken is prioriteit 1 (hoog risicocijfer) voorgesteld omdat, ondanks dat de effecten per thema kunnen verschillen, het risicocijfer altijd hoog zal zijn.

 

Risicoanalyse milieu

Gemeenten in de provincie Utrecht, de RUD en de ODRU hebben samengewerkt aan een risicoanalyse voor milieubelastende activiteiten. De risicoanalyse is op basis van de Omgevingswet gemaakt en gaat uit van de milieubelastende activiteiten uit het Besluit activiteiten leefomgeving (hierna: Bal). Op die manier vindt toezicht risicogestuurd en selectief plaats. De risicoanalyse is als bijlage opgenomen in de uniforme uitvoerings- en handhavingsstrategie 2022-2023 die op 22 februari 2022 door het college is vastgesteld. Kortheidshalve wordt dan ook naar deze strategie verwezen.

 

Risicoanalyse brandveiligheid

In de risicoanalyse die de VRU uitvoert met betrekking tot brandveiligheid wordt de omvang van het risico bepaald door de negatieve effecten van het optreden van brand en de kans dat dit gebeurt. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van de Risicomodule Preventietaken die is ontwikkeld door Save Oranjewoud. Hiermee kunnen toezichttaken qua urgentie worden onderscheiden en kan de benodigde capaciteit voor dit taakveld worden bepaald. In deze risicomodule wordt de risicoanalyse gelijkelijk bepaald door de effecten van brand en de kans op de (niet)-naleving van de wet- en regelgeving op het gebied van brandveiligheid. De effecten en de naleving worden voor alle gebruiksfuncties bepaald.

Om de effecten van brand te bepalen wordt een weging gemaakt van de volgende variabelen:

  • 1.

    Fysieke veiligheid en brandveiligheid (telt voor 80% mee). Criteria zijn zelfredzaamheid en het aantal aanwezigen;

  • 2.

    Hinder, leefbaarheid en externe veiligheid, waaronder maatschappelijke impact van brand en omgevingsschade voor mens en milieu (telt voor 10% mee);

  • 3.

    Repressieve veiligheid, waaronder criteria als complexiteit van een gebouw en het risico voor de hulpdiensten om bij brand in een dergelijk gebouw op te treden (telt voor 10% mee).

 

Om de naleving te bepalen, wordt een weging gemaakt van de volgende variabelen:

  • 1.

    Attitude (telt voor 40% mee). De belangrijkste criteria zijn hier politieke en bestuurlijke gevoeligheid en interne en externe klachten en meldingen;

  • 2.

    Naleving geanalyseerd volgens de Tafel van 11 (telt voor 40% mee);

  • 3.

    Ervaringscijfers met betrekking tot de naleving van wet- en regelgeving (telt voor 20% mee).

 

Bijlage 3 Omgevingsanalyse

1. De historische kern

De historische kern is een beschermd stadsgezicht. De Cunerakerk en Cuneratoren zijn beeldbepalende Rijksmonumenten; de toren is een baken. Het winkelgebied in de historische kern heeft ook een functie voor andere kernen dan Rhenen.

 

Kenmerken:

  • Historisch stadscentrum;

  • Smalle pittoreske straatjes, pleintjes en restanten van eeuwenoude stadsmuur;

  • Cunerakerk met toren die zichtbaar is vanuit de wijde omgeving;

  • Recreatief en toeristisch aantrekkelijk;

  • Kleinstedelijke en dorpse kwaliteiten;

  • Kern winkelgebied;

  • Beperkte mogelijkheden om te parkeren.

 

Volgens de Boa’s zijn er risico’s met betrekking tot parkeren benedenstad (parkeervergunning), jeugdoverlast en gebruik openbare ruimte.

Volgens de toezichthouder bouw zijn er risico’s met betrekking tot bouwplaats inrichting, omgevingsveiligheid, brandveiligheid en monumenten.

 

2. De kern Rhenen

De kern Rhenen kent verschillende woonbuurten met eigen identiteiten door type woningen, hoe groen het er is en de mate waarin het hoogteverschil merkbaar is. Ook verschillen de voorzieningen per buurt. De kern Rhenen heeft een treinstation met een verbinding in de richting van Utrecht.

 

Kenmerken:

  • Gevarieerd woningaanbod;

  • Woonwijken met eigen identiteit;

  • Hoogteverschil zichtbaar in verschillende wijken;

  • Groene ecologische verbindingen door de kern en speelvoorzieningen;

  • Treinstation met goede verbinding in de richting van Utrecht;

  • Voorzieningencentrum, ook voor andere kernen;

  • Veel zzp’ers in de dienstverlening;

  • Plaatsen van archeologisch en cultuurhistorisch belang.

 

Volgens de Boa’s zijn er risico’s met betrekking tot controles BRP, parkeren binnenstad (blauwe zone), jeugdoverlast, C-evenementen, fietsen in voetgangersgebied, parkeerexcessen, dumpen van afval, spitsafsluiting Boslandweg / Spoorbaanweg, Alcoholwet samen met exploitatievergunningen, gebruik openbare ruimte en ondermijning.

Volgens de toezichthouder bouw zijn er risico’s met betrekking tot hoogbouw, omgevingsveiligheid en monumenten.

 

3. De kern Elst

De kern Elst kent een geschiedenis van tabaksteelt. Verschillende voormalige tabaksschuren zijn bewaard gebleven. Elst heeft een kleine dorpskern met een aantal winkels. Een veerpont zorgt voor verbinding met de overkant van de Neder-Rijn.

 

Kenmerken:

  • Voormalige tabaksschuren;

  • Karakteristieke doorkijkjes richting uiterwaarden;

  • Sociale binding binnen subgroepen;

  • Speelvoorzieningen.

 

Volgens de Boa’s zijn er risico’s met betrekking tot parkeerexcessen, jeugdoverlast, ondermijning, controles BRP en hondenoverlast.

Volgens de toezichthouder bouw zijn er veel bouw gerelateerde klachtmeldingen.

 

4. De kern Achterberg

De kern Achterberg is het kleinste dorp van de gemeente Rhenen. Van oorsprong is Achterberg een agrarisch dorp; er zijn nog verschillende (monumentale) boerderijen aanwezig. Veel inwoners zijn betrokken bij één van de drie kerken. De kleine dorpskern heeft enkele winkels.

 

Kenmerken:

  • (Monumentale) boerderijen;

  • Karakteristieke doorkijkjes naar het achterliggende landelijke gebied;

  • Sociale binding;

  • Veel gezinnen met kinderen;

  • Christelijke identiteit en zondagsrust;

  • Groen en landelijk;

  • Veel zzp-ers met ambachtelijk beroep;

  • Identificatie met agrariërs

 

Volgens de Boa’s zijn er risico’s met betrekking tot ondermijning (agrarische opslagruimten), C-evenementen (trekker trek), jeugdoverlast en geslotenverklaring Binnenveld.

 

5. Heimerstein

Heimerstein is een voormalig landgoed dat door Zideris in gebruik is als woon-zorglocatie voor mensen die (intensieve) zorg en/of begeleiding nodig hebben. Het is een dorp op zich met het hoofdgebouw en de verschillende zijgebouwen. Dit deelgebied markeert de overgang van de Grebbeberg naar de Gelderse vallei.

 

Kenmerken:

  • Kleinschalige zorgorganisatie Zideris, dorp op zich;

  • Markeert de overgang van de Grebbeberg naar de Gelderse vallei;

  • Voormalige ijskelder is bewaard gebleven;

  • Voor voorzieningen aangewezen op andere kernen.

 

Volgens de Boa’s zijn er risico’s met betrekking tot stroperij.

 

6. Het Veeneind

Het Veeneind ligt tussen de Cuneraweg en de wijk Petenbos van de gemeente Veenendaal. De bebouwing aan weerszijden van de Cuneraweg is langzaam gegroeid en zal nog verder groeien (stedebouwkundigplan 2004- 2005). In dit deelgebied zijn de woningen veelal vrijstaand. Er is lintbebouwing op langgerekte kavels.

 

Kenmerken:

  • Veelal vrijstaande woningen in woonwijk, daarnaast lintbebouwing op langgerekte kavels;

  • Kavels voorzien van erfrandbeplanting;

  • Bomenrijen in verkavelingsrichting;

  • Laanbeplanting langs wegen;

  • Gemeente overschrijdende samenwerking met Veenendaal (vuilnis ophalen).

 

Volgens de Boa’s zijn er risico’s met ondermijning (woonwagenkamp).

 

7. Bedrijventerrein Remmerden

Bedrijventerrein Remmerden is gelegen aan de N225 en biedt ruimte aan verschillende bedrijfstypen met verschillende grootte.

 

Kenmerken:

  • Goede aansluiting op N225;

  • Vrij zicht over de Rijn;

  • Bedrijventerrein ligt vrij van woonbebouwing;

  • Geen groen;

  • Concentratie van bedrijven met relatief weinig arbeidsplaatsen ten opzichte van bedrijfsruimte;

  • Schaarse ruimte rondom Remmerden om uit te breiden.

 

Volgens de Boa’s zijn er risico’s met betrekking tot controles BRP en ondermijning.

Volgens de toezichthouder bouw zijn er risico’s met betrekking tot brandveiligheid, de gemeentewerf en bedrijven met zware milieucategorie.

 

8. Bedrijventerrein Achterberg

Bedrijvenlocatie Achterberg is een compact gebied voor enkele bedrijven. De locatie is duidelijk begrensd door de Achterbergsestraatweg, Bergweg, Boslandweg en een bossage aan de noordzijde. De locatie ligt midden in een groen en agrarisch gebied en sluit niet aan op andere bebouwing. Het ligt in de groene corridor Rhenen-Achterberg.

 

Kenmerken:

  • Landelijk gelegen;

  • Compact bedrijventerrein;

  • Vrije zichten over omliggende agrarische percelen;

  • Bedrijvenlocatie vormt vrijwel gesloten geheel doordat het is omkaderd door wegen en een bossage.

 

Volgens de Boa’s zijn er risico’s met betrekking tot gebruik openbare ruimte en verkeersveiligheid (zware voertuigen, overlast door opleggers t.b.v. autobedrijf, chauffeurs slapen in vrachtwagen), controles BRP (arbeidsmigranten) en spitsafsluiting Boslandweg / Spoorbaanweg.

 

9. Randzone Elst

Randzone Elst is een natuurlijke overgang tussen woonkern en bosrand. Het gebied wordt gebruikt voor agrarische doeleinden en is een afwisseling van open percelen en percelen voorzien van beplanting. Langs de N416 staan huizen als een los lint met doorkijkjes naar de agrarische percelen. Het gebied wordt gebruikt voor recreatie. Voetbalverenigingen Oranje-wit en de Musketiers hebben er hun thuis. Hier bevindt zich ook het voormalig defensieterrein Zwijnsbergen (MOB-complex).

 

Kenmerken:

  • Natuurlijke overgang tussen woonkern en bosgebied;

  • Gebied met agrarisch karakter met lange smalle percelen;

  • Afwisseling tussen open percelen en percelen voorzien van beplanting langs perceelsgrenzen en rondom erven • Bosrand als afbakening van het gebied;

  • Woonbebouwing als een los lint aan de weg, met doorkijkjes over de agrarische percelen;

  • Recreatief uitloopgebied voor de woonkernen;

  • Voetbalvereniging Oranje-wit en Musketiers;

  • Voormalig defensieterrein Zwijnsbergen (MOB-complex);

  • Plaatsen van archeologisch en cultuurhistorisch belang.

 

Volgens de Boa’s zijn er risico’s met betrekking tot parkeerexcessen, jeugdoverlast (JOP), controles BRP en overlast door sportverenigingen.

 

10 Randzone Rhenen

In randzone Rhenen wisselen agrarische percelen en kleine bospercelen elkaar af. Door dit gebied loopt hoofdweg N225. Langs deze weg is er lintbebouwing. In dit deelgebied bevinden zich Ouwehands dierenpark en sportpark Candia. De westzijde van het gebied vormt een ecologische verbinding tussen heuvelrug en uiterwaarden.

 

Kenmerken (Westzijde):

  • Afwisseling tussen agrarische percelen en kleine bospercelen;

  • Lintbebouwing langs de hoofdweg;

  • Afwisseling tussen vrije zichten en doorkijkjes tussen woningen en bossages over de uiterwaarden;

  • Ecologische verbinding tussen heuvelrug en uiterwaarden;

  • Doorkijkjes op de Rijn en de uiterwaarden;

  • Plaatsen van archeologisch en cultuurhistorisch belang.

 

Kenmerken (Oostzijde):

  • Ouwehands Dierenpark;

  • Sportpark Candia;

  • Bosrijke omgeving

 

Volgens de Boa’s zijn er risico’s met betrekking tot gebruik openbare ruimte (parkeren van aanhangers), parkeerexcessen, controles BRP, C-evenementen (dierentuin en herdenking 4 mei) en geslotenverklaring begraafplaats.

 

11. Randzone Achterberg

Randzone Achterberg is een agrarisch gebied met (grote) agrarische bedrijven, rechte wegen en rechte, rationeel verdeelde kavels. Er zijn houtwallen en op enkele plekken staan langs de kavelranden bomen. Over de grote open kavels is er vrij zicht.

 

Kenmerken:

  • Gebied met agrarisch karakter;

  • (Grote) agrarische bedrijven;

  • Rechte wegen en rechte rationele kavels;

  • Houtwallen, kavelranden op aantal plekken voorzien van enkele bomenlaan;

  • Vrij zicht over de grote open kavels.

 

12. Heerlijkheid

Heerlijkheid wordt begrensd door de verkeersluwe Oude Veensegrindweg en de drukke provinciale weg, N233. Het gebied ligt direct aan het natuurgebied Kwintelooijen. Het is een gevarieerd gebied met onder meer een wooncomplex voor senioren, vrijstaande woningen, bedrijven en een vakantiepark. Daarnaast zijn er nog enkele open agrarische percelen in het gebied aanwezig.

 

Kenmerken:

  • Gebied voor extensieve recreatie en toerisme;

  • Vakantiepark aanwezig;

  • Rhenendael, wooncomplex voor senioren;

  • Gevarieerd gebied met bedrijven, woningen, een buitenplaats, familie van woningen;

  • Veel verkeer op provinciale weg N233;

  • Verkeersluwe Oude Veensegrindweg.

 

Volgens de Boa’s zijn er risico’s met betrekking tot controles BRP en openstellingsregels Kwintelooijen.

 

13. Randzone Remmerden

Randzone Remmerden is een akker waar een fietsroute doorheen loopt. De bosrand markeert de rand van dit open, agrarische gebied.

 

Kenmerken:

  • Grote open agrarische akker;

  • Bosrand markeert de rand van dit open gebied.

 

Volgens de Boa’s zijn er risico’s met betrekking tot ondermijning.

 

 

14. Het Hoornwerk

Het Hoornwerk maakt onderdeel uit van de Grebbelinie dat een hydrologisch-militair-verdedigingssysteem is. Dit complex is een rijksmonument. De aanleg van het hoornwerk begon in de achttiende eeuw. Het hoornwerk was bedoeld voor de afsluiting en verdediging van de weg Wageningen-Rhenen. In het landschap zijn duidelijk de hoekige vormen te zien, die verhoogd in het landschap liggen.

 

Kenmerken:

  • Het unieke, in samenhang met het landschap ontworpen hydrologische en militair verdedigingssysteem, bestaande uit een samenhangend stelsel van onder andere forten, dijken, kanalen en inundatiekommen (dit zijn gebieden die opzettelijk onder water kunnen worden gezet);

  • Groen en overwegend rustig karakter;

  • Een toekomstbestendige circulaire onderneming;

  • Open landschap;

  • Nabij het hoornwerk ligt de versterkte Grebbedijk.

 

15. Groene corridor Rhenen – Achterberg

Groene corridor Rhenen – Achterberg. De groene corridor verbindt de Laarsenberg met de Utrechtse Heuvelrug. Hier zal het Natuur Netwerk doorheen gaan lopen. De functie van de groene corridor zelf concentreert zich op de smalle groene corridor tussen Achterberg en Rhenen. In de groene corridor ligt bedrijfslocatie Achterberg.

 

Kenmerken:

  • Oude bouwlanden op de flanken van de stuwwallen;

  • Bolle ligging van het landschap;

  • Openheid en zicht over het agrarische gebied (mede door hoogte);

  • Aanwezigheid van steilranden en graften bij de Laarsenberg (een graft is een knik of mini -terras op een helling);

  • Ecologische verbindingszone;

  • Recreatief aantrekkelijk gebied;

  • Relatie en zicht op oostelijk en westelijk deel Utrechtse Heuvelrug;

  • Plaatsen van archeologisch en cultuurhistorisch belang.

 

16. Cultureel erfgoed – Ter Horst

Cultureel erfgoed – Ter Horst. Hier bevindt zich de fundering van het voormalige kasteel Ter Horst. Het kasteel was gelegen op een voormalige horst (=hoogte) in het archeologisch landschap. Het kasteel vormde het middelpunt met uitwaaierende kavels eromheen. Op de kavelgrenzen bevinden zich enkele knotbomen.

 

Kenmerken:

  • Voormalig kasteel Ter Horst, gelegen op een voormalige horst (=hoogte) in het landschap;

  • Fundering nog ondergronds aanwezig;

  • Zelfstandige landschappelijke eenheid met afwijkende kavelvorm, kavels waaieren uit met voormalig kasteel als middelpunt;

  • Sporadische knotbomen op de kavelgrenzen.

 

17. Veengebied Achterbergse Hooilanden

Veengebied Achterbergse Hooilanden. In dit gebied bevindt zich een gedeelte van de inundatiezone (een zone die opzettelijk onder water kan worden gezet) van de Grebbelinie. Het is een bijzonder natuurgebied met veenrestanten, weidevogels en waterloop De Grift.

 

Kenmerken:

  • Gebied met veenrestanten;

  • Veengebied met risico op bodemdaling door verdroging;

  • Weidevogelgebied.

 

Volgens de Boa’s zijn er risico’s met betrekking tot geslotenverklaring buitengebied (voor vrachtwagens), ondermijning, dumpen van afval (lachgaspatronen). Er zijn veel klachten die een lage prioriteit hebben.

 

18. Het Binnenveld

Het Binnenveld is een agrarisch landschap met grote verscheidenheid in verschijningsvorm door verschil tussen hoog en droog en laag en nat.

 

Het deel dat grenst aan een bedrijventerrein van Veenendaal kent een structuur van lange, smalle, rechte kavels. De randen van de kavels zijn beplant, zo ook het erf van de huizen die in een enkele rij naast elkaar staan. De spoorlijn en de Spoorlaan doorkruisen de rechte verkavelingsstructuur diagonaal.

 

Het deel daaronder is open, vlak en nat met rechte wegen en blokvormige kavels – dit wordt een broekontginningslandschap genoemd.

 

Het zuidelijk deel is een kampenlandschap: langgerekte kavels, rechte wegen en sloten, en de bomenrijen langs de wegen zijn als schermen in het landschap.

 

Ook onderdeel van het Binnenveld is de Nude: fruitteelt, eikenbomen langs de N225 en de aanwezigheid van meidoornhagen.

 

In het oostelijk deel van dit gebied bevindt zich een aantal afzonderlijke rijksmonumenten: bunkers, wallen, verdedigingswerken, kades en de inundatiezone (een zone die opzettelijk onder water kan worden gezet) van de Grebbelinie.

 

Kenmerken:

  • Agrarisch landschap met grote verscheidenheid in verschijningsvorm door verschil tussen hoog en droog en laag en nat;

  • Contrast met hoge randen van de stuwwal;

  • Recreatief uitloopgebied;

  • Deels Rijksmonument Grebbelinie: bunkers, wallen, verdedigingswerken, kades en de inundatiezone;

  • Het unieke, in samenhang met het landschap ontworpen achttiende-eeuwse hydrologische en militairverdedigingssysteem, bestaande uit een samenhangend stelsel van onder andere forten, dijken, kanalen en inundatiekommen (gebieden die opzettelijk onder water kunnen worden gezet).

 

Tegen Veenendaal aan:

  • Lange, smalle, rechte verkavelingsstructuur;

  • Randen van kavels aangezet met beplanting;

  • Lintbebouwing voorzien van erfrandbeplanting;

  • Spoorlijn en Spoorlaan doorkruisen de rechte verkavelingsstructuur diagonaal.

 

Broekontginningslandschap (noordelijk deel):

  • Grote openheid;

  • Blokverkaveling;

  • Rechte wegen;

  • Bomenrijen langs wegen.

 

Kampenlandschap (zuidelijk deel):

  • Langgerekte kavels;

  • Kavels voorzien van kavelrand-beplanting;

  • Bebouwing als een lint langs de ontginningsassen;

  • Rechte wegen en sloten;

  • Bomenrijen langs wegen vormen schermen in het landschap.

 

Nude:

  • Losse lintbebouwing;

  • Doorzichten tussen de bebouwing over de agrarische percelen;

  • Fruitteelt;

  • Stevige laanbeplanting (eiken) langs de N225;

  • Aanwezigheid van meidoornhagen.

 

Kaders militair erfgoed

Militair erfgoed mag worden bebouwd, onder voorwaarde dat de bebouwing:

  • Kleinschalig is,

  • Gericht is op het creëren van economische kostendragers ten behoeve van het behoud, herstel of de versterking, of een combinatie hiervan, van de cultuurhistorische waarde van het militair erfgoed, en

  • Zorgvuldig wordt ingepast in de omgeving.

 

Volgens de Boa’s zijn er risico’s met betrekking tot ondermijning en illegaal gebruik van schuren (algemeen voor de buitengebieden).

 

19. De Oostflank Utrechtse Heuvelrug

In de Oostflank Utrechtse Heuvelrug bevinden zich agrarische percelen in een licht glooiend landschap. De bossen van de Utrechtse Heuvelrug markeren de rand van het gebied. Op de N233 is veel verkeer.

 

Kenmerken:

  • Agrarische percelen in een licht glooiend landschap;

  • Bossen van de Utrechtse Heuvelrug markeren de rand van het gebied;

  • Beplanting in de vorm van bomenrijen haaks op de hoogtelijnen;

  • Veel verkeer op de provinciale weg;

  • Plaatsen van archeologisch en cultuurhistorisch belang.

 

Volgens de Boa’s zijn er risico’s met betrekking tot ondermijning (boerderijen) en veel aanrijdingen (ondersteuning bij inzet door politie en provincie).

 

20. De Utrechtse Heuvelrug

De Utrechtse Heuvelrug is een uitgestrekt bos met monumentale en waardevolle bomen en enkele open plekken met heide. Door de hoogteverschillen zijn er natuurlijke uitkijkpunten. Het gebied heeft een hoge natuurwaarde en is dus aantrekkelijk voor recreatie. Daarnaast is het een waterwinningsgebied.

Er zijn enkele hoofdwegen en er is een fijnmazig netwerk van onverharde paden. Verder bevinden zich hier de landgoederen Prattenburg, Remmerstein, De Tangh en Kwintelooijen.

 

Kenmerken:

  • Uitgestrekt bos;

  • Enkele hoofdwegen met een fijnmazig netwerk van onverharde paden;

  • Reliëf (gedurende de ijstijden gevormde rug of stuwwal);

  • Kwintelooijen en landgoederen Prattenburg, Remmerstein en De Tangh;

  • Open plekken in het bos en enkele plukjes heide nog aanwezig;

  • Natuurlijke hoogtepunten als uitkijkpunt;

  • Afwisseling in soorten (loof, naald);

  • Monumentale en waardevolle bomen;

  • Hoge natuurwaarde • Recreatief en toeristisch aantrekkelijk;

  • Moestuinen;

  • Het zuidoostelijk deel (Grebbeberg) is een aardkundig monument;

  • In het noordwestelijk deel ligt de koning Willem III plantage. Dit is een aardkundig monument;

  • Plaatsen van archeologisch en cultuurhistorisch belang.

 

Volgens de Boa’s zijn er risico’s met betrekking tot geslotenverklaring (Prattenburg).

 

21. De uiterwaarden.

De uiterwaarden is een open gebied met ver zicht. Bij hoogwater kan de Neder-Rijn hier haar water kwijt. Het gebied heeft bijzondere natuurwaarden, ook door de steilranden. Aan de rand van het gebied bevindt zich een zomerdijk. In het gebied vindt natuurgerichte recreatie plaats. Aansluitend aan de rand van Rhenen liggen in de uiterwaarden een passantenhaven, parkeerplaats, loswal, evenemententerrein en een horecaonderneming.

 

Kenmerken:

  • Openheid en zicht;

  • Natuurgerichte recreatie;

  • Speciale natuurwaarden, bijzondere flora en fauna in verband met zuidhelling en steilranden;

  • Waterberging, overstromingsrisico.

 

Volgens de Boa’s zijn er risico’s met betrekking tot jeugdoverlast en overlast door auto’s en scooters.

 

Bijlage 4 Preventiestrategie

De Preventiestrategie is gericht op het bevorderen van spontane naleving van wet- en regelgeving door het vergroten van de bewustwording bij burgers en bedrijven. Het naleefgedrag kan worden bepaald met behulp van de “Tafel van Elf (T11)”. De T11 is een door het Ministerie van Justitie ontwikkeld analysemodel waarmee aan de hand van elf dimensies wordt verklaard waarom regels al dan niet worden nageleefd. Door te weten waar de sterke en zwakke kanten zitten op het gebied van de naleving van regels, kan gericht worden gehandhaafd. De elf dimensies zijn ondergebracht in twee groepen: dimensies van spontane naleving en dimensies van geforceerde naleving. De T11 analyse levert twee getallen op. Eén getal voor spontane naleving en één getal voor de geforceerde naleving (meer informatie over de T11 is te vinden op www.it11.nl).

 

Spontane naleving

Spontane naleving is beïnvloedbaar door een aantal aspecten, zoals voorlichting en communicatie. Door burgers en bedrijven goed te informeren over de voor hen geldende regels, zullen zij die regels beter kennen. Hierdoor ontstaat er meer draagvlak, waardoor bijvoorbeeld ook de (sociale) omgeving het overtreden van een regel sneller veroordeelt.

 

Geforceerde naleving

Geforceerde naleving is beïnvloedbaar door overheidsoptreden. De score wordt bepaald door de mate waarop de regels in de praktijk worden gecontroleerd en op welke wijze en met welke sancties het naleven van een regel wordt afgedwongen. Door bijvoorbeeld vaker te controleren, en door strikter en zichtbaarder handhavend op te treden, zal de score van dit aspect beter worden.

 

De inspanning zal vooral gericht zijn op het verbeteren van het spontane naleefgedrag.

 

Voorlichting en communicatie

De gemeente heeft verschillende mogelijkheden om deze kennis te verspreiden, bijvoorbeeld via de website, de balie, via de vergunningverleners en de toezichthouders. Hieraan kunnen wij als gemeente een belangrijke bijdrage leveren door actief voorlichting te geven via alle communicatiekanalen en -vormen die ons ter beschikking staan.

 

Bij het geven van voorlichting en communicatie wordt samengewerkt met verschillende partners. Afhankelijk van het doel vindt samenwerking in de regio plaats met de provincie, waterschappen, veiligheidsregio en diensten van rijksoverheden maar bijvoorbeeld ook met het bedrijfsleven, agrariërs en horeca. Via voorlichting en communicatie wordt zoveel mogelijk voorkomen dat overtredingen ontstaan door een gebrek aan informatie en kennis. Burgers en bedrijven worden geïnformeerd door de gemeente, omgevingsdienst en provincie over verandering van wet- en regelgeving, de op hen rustende informatie- en meldingsplicht, indieningsvereisten en mogelijkheden tot aanvragen van vergunning(en) etc. Voorlichting vindt onder andere plaats door:

  • Het Digitaal Stelsel Omgevingswet (DSO): Alle digitale informatie is op één plek te vinden. Via het Omgevingsloket kunnen burgers en bedrijven snel zien wat op een locatie mag en wat niet onder de Omgevingswet en voor welke activiteiten. Het een informatie- of meldingsplicht dan wel vergunningplicht bestaat. Via het Omgevingsloket kunnen initiatiefnemers een vergunningaanvraag of melding indienen in het DSO;

  • Informatieverstrekking via social media, de website (met verwijzing naar websites van (landelijke) overheden met actuele informatie over wet- en regelgeving), de balie, via de vergunningverleners en de toezichthouders;

  • (Voor-)overleg over bijvoorbeeld de vindbaarheid en interpretatie van aanvraagvereisten, gemeente specifieke bepalingen, slagingskans van plannen, te volgen procedures, andere benodigde toestemmingen, de scope en doorlooptijden van de procedures, kritische aspecten en mogelijkheden voor indiening van aanvragen (in fasen, in delen of integraal);

  • Bespreken van (toetsings-)resultaten na indiening van een conceptaanvraag;

  • Bij weigering of het buiten behandeling laten van de aanvraag, de aanvrager vóór bekendmaking te informeren over het besluit en de overwegingen;

  • Informatieverstrekking en (voor-)overleg tijdens controles.

 

(Voor)overleg bij plannen en initiatieven

De gemeente beoordeelt zo vroeg mogelijk schetsplannen en principeverzoeken integraal, mede op basis van de vergunningenstrategie. Daarbij worden in voorkomende gevallen partners, adviseurs en derde belanghebbenden betrokken. Het eindresultaat van het vooroverleg op basis van een conceptaanvraag betreft, naast inzicht in meer procedurele randvoorwaarden, een ambtelijke indicatie van de haalbaarheid van een initiatief op bepaalde maatgevende facetten. Voor initiatieven waarbij activiteiten gaan plaatsvinden of gevolgen gaan hebben voor activiteiten binnen het basistakenpakket, geeft de ODRU een advies aan de gemeente. De aanvrager kan zijn initiatief zo nodig aanpassen en verder uitwerken en loopt zodoende in het formele vergunningentraject niet meer tegen onverwachte obstakels aan.

 

Zie verder de vergunningenstrategie in bijlage 5.

 

(Voor)overleg bij overtredingen

Ook na het constateren van een overtreding van de regels is de inzet om eerst in overleg met partijen of via bemiddeling tussen partijen tot een werkbare oplossing te komen. Zo mogelijk kan dit ertoe leiden om zaken alsnog te legaliseren. De gemeente Rhenen spant zich in om het aantal klachten zo klein mogelijk te houden. Het afhandelen van klachten en meldingen heeft een hoge prioriteit, mits urgent. Dit betekent dat klachten en overlastmeldingen, direct worden opgepakt waarmee een snelle opvolging van klachten is geborgd.

 

Zie verder de toezichtstrategie in bijlage 6.

 

Bijlage 5 Vergunningenstrategie

De Vergunningenstrategie is gericht op het beperken van risico’s bij uit te voeren activiteiten die betrekking hebben op de aspecten veiligheid, gezondheid, omgevingskwaliteit en duurzaamheid, door preventief te toetsen aan geldende wet- en regelgeving. Instrumenten die daarvoor kunnen worden ingezet zijn meldingen en vergunningen. In hoofdstuk 5 (afdeling 5.1) van de Omgevingswet staan de omgevingsvergunning plichtige activiteiten benoemd. Een veel voorkomende activiteit binnen de fysieke leefomgeving is de activiteit bouwen.

Voor een bouwactiviteit is een omgevingsvergunning nodig voor zover het gaat om een aangewezen geval in het Besluit bouwwerken leefomgeving (hierna: Bbl).

 

Omgevingsvergunning voor een bouwactiviteit

Gelijktijdig met de Omgevingswet is de Wkb in werking getreden. De Wkb geldt voorlopig alleen voor het nieuw bouwen van eenvoudige bouwwerken die vallen onder gevolgklasse 1 (beperkte gevolgen), zoals bijvoorbeeld eengezinswoningen en kleinere bedrijfspanden. Bouwwerken die vallen onder de Wkb worden door de gemeente niet meer preventief (door middel van een vergunning) getoetst aan de bouwtechnische voorschriften uit het Bbl. In plaats daarvan moet de initiatiefnemer een onafhankelijke Kwaliteitsborger inschakelen. Deze categorie bouwactiviteiten zijn meldingsplichtig en deze melding moet worden gedaan minimaal vier weken voordat de initiatiefnemer wil starten met de bouw. De gemeente controleert of de initiatiefnemer werkt met een toegelaten instrument en een onafhankelijke Kwaliteitsborger. Ook controleert de gemeente of alle specifieke risico’s voor dat bouwwerk in de risicobeoordeling in kaart zijn gebracht en in het borgingsplan zijn vastgelegd.

 

De gemeente blijft vergunningsaanvragen voor bouwwerken die vallen onder gevolgklasse 2 en 3 wel volledig beoordelen. Zoals in paragraaf 2.5 (Ontwikkelingen) van de U&H-strategie is beschreven, wordt voor een bouwactiviteit de bouwtechnische en ruimtelijke beoordeling uit elkaar gehaald en gesplitst in twee los van elkaar staande activiteiten: De (technische) bouwactiviteit en de omgevingsplanactiviteit. Dit wordt “de knip” genoemd.

 

De bouwtechnische voorschriften uit het Bbl zijn niet gedifferentieerd naar zwaarte. Bij de beoordeling van een dergelijke aanvraag moet voor bepaalde voorschriften worden bepaald of het aannemelijk is dat aan deze voorschriften wordt voldaan. Deze aannemelijkheidstoets biedt enige ruimte om te kunnen variëren in toets intensiteit. Het is voor (vrijwel) geen enkele gemeente mogelijk om alle voorschriften uit het Bbl even uitputtend te toetsen. Bovendien vraagt niet elk gebouw/bouwwerk om dezelfde mate van toetsing. Bouwplannen lopen namelijk zeer uiteen.

Het toetsen van vergunningsaanvragen aan de bouwtechnische voorschriften uit het Bbl vindt risicogestuurd plaatst. Hiervoor wordt de landelijke toetsmatrix van de Vereniging BWT Nederland gebruikt. Hiermee is de kwaliteit en verantwoording geborgd, doordat:

  • Bouwplannen eenduidig, consequent, transparant en adequaat worden getoetst. Hierdoor wordt de veiligheid van bouwwerken verhoogd en gewaarborgd, alsmede het gezond en veilig gebruik ervan;

  • Keuzes en prioriteiten worden gemotiveerd en bestuurlijk vastgelegd;

  • Naar inwoners en ondernemers herleidbaar kan worden aangegeven aan welke voorschriften uit het Bbl hun aanvraag getoetst is en met welke intensiteit.

 

Grote bouwwerken met bijvoorbeeld een maatschappelijke functie of bouwwerken waar veel mensen in samenkomen hebben wat betreft het aspect “Veiligheid” een hoge prioriteit. De Omgevingswet en de Wkb brengen hierin de komende jaren nog weinig verandering, aangezien het hier voornamelijk gaat om bouwwerken die vallen onder gevolgklasse 2.

 

De gemeente Rhenen beschikt met ingang van 1 januari 2024 niet (meer) over eigen deskundigheid om vergunningsaanvragen voor grote bouwwerken die vallen onder gevolgklassen 2 en 3, zelf te toetsen aan de bouwtechnische voorschriften uit het Bbl. De toetsing van dergelijke aanvragen zal aan een gecertificeerde private partij worden uitbesteed.

 

Het landelijk toetsprotocol maakt per (hoofd)gebruiksfunctie van het Bbl onderscheid in 4 toetsniveaus:

  • Niveau 1: snel toetsen;

  • Niveau 2: visueel toetsen;

  • Niveau 3: representatief toetsen;

  • Niveau 4: integraal toetsen.

 

In figuur 1 is een definitie van de verschillende toetsniveaus aangegeven. De diepgang van de toets kan variëren van snel toetsen tot integraal toetsen. Elk volgend toetsniveau is een aanvulling op het vorige.

 

Figuur 1: Definitie van de verschillende toetsniveaus

 

 

De verschillende toetsniveaus zijn vooral gedefinieerd met betrekking tot voorschriften waaraan een berekening aan ten grondslag ligt. In het geval van eenvoudige voorschriften zoals de aanwezigheid van een buitenruimte is een onderscheid tussen niveau 2, 3 en 4 nauwelijks te maken. In de toetsniveaus wordt aangegeven dat vanaf niveau 2 wordt beoordeeld of een uitkomst aannemelijk is. De waarde van de inschatting of iets aannemelijk is, is sterk afhankelijk van de kennis en ervaring van de toetser. Het is aan het bevoegd gezag of de certificaathouder

om vast te stellen of een toetser voldoende kennis en ervaring heeft om op niveau 2 te toetsen. Bij een gecertificeerde toetsing moet in de toets rapportage zijn aangegeven wat het daadwerkelijk toegepaste niveau van toetsing per aspect per (hoofd)gebruiksfunctie is.

 

In figuur 2 is de toetsmatrix Bbl voor bestaande bouw weergegeven en in figuur 3 de toetsmatrix Bbl voor nieuwbouw.

Figuur 2: Toetsmatrix Bbl bestaande bouw

 

 

 

 

Basiswerkwijze voor vergunningverlening en afhandeling van meldingen

De basiswerkwijze voor het behandelen van een vergunningsaanvraag of melding is vastgelegd in de taakapplicatie RX- Mission. Daarbij worden de processtappen doorlopen en wordt aangegeven wie waarvoor verantwoordelijk is. Het gaat hier om de processtappen op hoofdlijnen. Voor de meest voorkomende correspondentie, besluiten, adviezen en vergunningsvoorschriften zijn standaarden beschikbaar. Voor (maatwerk)voorschriften wordt gebruik gemaakt van een standaard voorschriftenpakket. Meldingen en besluiten worden (als de ODRU daarvoor een mandaat heeft) ter kennisname aan het bevoegd gezag beschikbaar gesteld.

 

Het bevoegd gezag verzorgt van iedere aanvraag en melding:

  • De registratie en intake van de klantvraag;

  • Het bepalen van het bevoegd gezag;

  • Het bepalen welke (overige) toestemmingen nodig zijn voor een bepaalde activiteit;

  • Het digitaliseren (met ontvangstbevestiging);

  • Het casemanagement van de aanvraag;

  • Het toetsen van de volledigheid op basis van de aanvraagvereisten;

  • Het uitzetten van advies bij interne- en externe adviseurs, evenals het bepalen van de overlegvorm;

  • Het publiceren van nieuwe aanvragen en (ontwerp)besluiten;

  • Het bewaken van termijnen van lopende procedures en de voortgang;

  • Het aanspreekpunt voor de aanvrager en informeren aanvrager;

  • De besluitvorming op aanvragen en na zienswijzen;

  • Het archiveren van de melding of het besluit (digitaal) en alle relevante stukken;

  • Het bijwerken van de gegevens om het inrichtingenbestand volledig te houden.

 

Voor het basistakengedeelte verzorgt de ODRU in ieder geval:

  • Het toetsen van de volledigheid op basis van de aanvraagvereisten en opstellen advies richting bevoegd gezag bij buiten behandeling laten;

  • Het (vak)inhoudelijk toetsen aan alle relevante beoordelingskaders;

  • Het uitvoeren van een handhaafbaarheidstoets;

  • Het bewaken van de afgesproken (advies) termijnen aan het bevoegd gezag;

  • Het opstellen van het (ontwerp) besluit of het advies aan het bevoegd gezag.

 

De volgende procedures zijn mogelijk:

  • Meldingen;

  • Reguliere aanvraagprocedure (8 weken);

  • Uitgebreide aanvraagprocedure (26 weken).

 

Op meldingen volgt geen besluit. Bij de behandeling wordt inhoudelijk getoetst én beoordeeld of aanvullende onderzoeken noodzakelijk zijn. Indien op de algemeen geldende voorschriften aanvullende of concretere uitwerking van voorschriften nodig is voor het voorkomen van risico’s en/of voor een betere handhaafbaarheid, worden nadere voorwaarden (in geval van sloop) of maatwerkvoorschriften (in geval van milieu) opgelegd of een gelijkwaardigheidsbesluit genomen. Na beoordeling ontvangt de melder een bevestigingsbrief.

 

Gegevens en bescheiden

Een goede en inhoudelijk juiste beoordeling van aanvragen is alleen mogelijk wanneer de vereiste gegevens en bescheiden aanwezig zijn. Elke aanvraag wordt consequent getoetst op volledigheid. Dit voorkomt dat in het vervolg van het proces de toetsing niet (geheel) kan worden uitgevoerd. Als een aanvraag niet volledig is, dan wordt de aanvrager in de gelegenheid gesteld om de aanvraag binnen vier weken aan te vullen. Als de ontbrekende gegevens niet of niet volledig en / of niet binnen de gestelde termijn worden aangeleverd, wordt de aanvraag buiten behandeling gelaten. De aanvrager krijgt dan een besluit dat de aanvraag buiten behandeling wordt gelaten. Hiertegen kan bezwaar en beroep worden ingesteld.

Bij een melding wordt de melder erop gewezen worden dat, als de ontbrekende gegevens niet aangeleverd worden of onvolledig blijven, de activiteit niet kan worden uitgevoerd.

 

Bibob-toets

Als met het verlenen van een vergunning het gevaar bestaat dat daarmee strafbare feiten gepleegd zullen worden of dat uit strafbare feiten verkregen geld benut zal worden, kan in het voortraject of na ontvangst van de aanvraag een Bibob-toets worden uitgevoerd. De situaties waarbij een Bibob-toets wordt uitgevoerd, zijn vastgelegd in het Bibob-beleid.

 

Samenwerking bij de vergunningverlening

Bij de uitvoering van de gemeentelijke U&H-taken werkt de gemeente Rhenen samen met diverse partners. De verschillende samenwerkingspartners zijn (niet limitatief) in hoofdstuk 11 benoemd. Met een aantal samenwerkingspartners zijn afspraken gemaakt. Deze afspraken zijn in bijlage 7 opgenomen.

 

Vergunningsvrije bouwwerken c.q. omgevingsplanactiviteiten

De gemeente bepaalt in het omgevingsplan welke activiteiten omgevingsvergunningsvrij zijn. Daarnaast zorgen de Omgevingswet en de Wkb voor wijzigingen ten aanzien van het aantal vergunningsvrije bouwactiviteiten. Ook hier moet worden gekeken naar de knip tussen bouwtechnische en ruimtelijke toets. Bij beide activiteiten is een aantal activiteiten vrijgesteld van de vergunningplicht.

Een vergunningsvrije bouwactiviteit betekent niet dat de overige technische voorschriften uit het Bbl niet van toepassing zijn. De initiatiefnemer, de aannemer of ontwikkelaar moet daar bij de bouw dus nog wel degelijk rekening mee houden. En bij geconstateerde strijdigheden houdt de gemeente hier ook de bevoegdheid om handhavend op te treden bij overtreding van deze wettelijke voorschriften uit het Bbl.

 

Ruimtelijke toetsing

Aan de andere kant van de knip bevindt zich de ruimtelijke toetsing voor bouwwerken die vallen onder gevolgklasse 1 op basis van de vergunning voor de omgevingsplanactiviteit. Voor dit onderdeel geldt ook dat er enkele ruimtelijke bouwmogelijkheden zijn die door het Rijk als vergunningsvrij zijn bestempeld. Dit is opgenomen in paragraaf 2.3.3 van het Bbl. De overige vergunningsvrije ruimtelijke bouwmogelijkheden zijn via de bruidsschat in het tijdelijke deel van het omgevingsplan van de gemeente Rhenen terecht gekomen. Het gaat hier om het voormalige artikel 2 lid 3 en artikel 3 van bijlage II Bor.

 

Bruidsschat

De van het Rijk overgedragen taken worden vooralsnog rechtstreeks overgenomen. Het gaat bij de bruidsschat om regels die vooral een lokaal effect hebben (bijvoorbeeld geluid of het eisen van een opstelplaats voor een blusvoertuig).

 

Soorten vergunningen en meldingen

 

Omgevingsvergunning

 

Bouwactiviteit (technisch)

De “technische bouwactiviteit” omvat het plaatsen, geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen, veranderen of vergroten van een bouwwerk. In het Bbl stelt het Rijk regels over de bouwkwaliteit. De gemeente kan alleen in aangegeven gevallen maatwerkregels opnemen in het omgevingsplan.

 

Bouwactiviteit (ruimtelijk)

Het ruimtelijk deel van de bouwactiviteit betreft een omgevingsplanactiviteit die gaat over de toets van de aanvraag aan de regels voor de fysieke leefomgeving. Voorbeelden zijn de bouwhoogte en het bebouwingspercentage. Er zijn ook regels over het uiterlijk van een bouwwerk (welstand) en de toegekende functies aan locaties.

 

Binnenplanse omgevingsplanactiviteit (OPA)

Een OPA is een activiteit waarvoor het omgevingsplan bepaalt dat daarvoor een vergunning nodig is. De gemeente regelt in het omgevingsplan voor welke omgevingsplanactiviteiten een omgevingsvergunning nodig is. In het omgevingsplan worden de beoordelingsregels over het verlenen van de omgevingsvergunning opgenomen.

 

Buitenplanse omgevingsplanactiviteit (BOPA)

Een BOPA is een activiteit die niet voldoet aan de regels van het omgevingsplan of niet vergunningsvrij is. Het kan gaan om de volgende situaties:

  • De activiteit is niet mogelijk op basis van de algemene regels van het omgevingsplan;

  • De activiteit is niet mogelijk op basis van een binnenplanse omgevingsplanactiviteit;

  • De activiteit is niet vergunningsvrij.

De gemeente kan een vergunning voor een BOPA alleen verlenen als deze onder andere voldoet aan een evenwichtige toedeling van functies aan locaties.

 

(Asbest-)sloopmelding

Het is verboden een bouwwerk of gedeelte daarvan te slopen als daarbij asbest wordt verwijderd of de hoeveelheid sloopafval naar redelijke inschatting meer dan 10 m3 bedraagt. Ten minste vier weken voor het begin van de sloopwerkzaamheden moet een melding bij het bevoegd gezag worden gedaan.

 

Activiteit vellen houtopstand

Het kappen van een boom op eigen grond is aan regels gebonden. In sommige gevallen is een omgevingsvergunning nodig.

 

Gebruiksmelding (brandveilig gebruik)

Een gebruiksmelding is verplicht bij een woonfunctie voor kamergewijze verhuur of een woonfunctie voor zorg. Voor een niet-woonfunctie is een gebruiksmelding alleen verplicht als het totaal aantal personen in het bouwwerk groter is dan het aantal personen genoemd in tabel 6.6 (artikel 6.6 Bbl). De verplichting geldt voor structurele, maar ook voor incidentele gevallen.

In een gebouw (of deel van een gebouw) met meerdere gebruiksfuncties moeten de personen bij elkaar worden opgeteld. Vervolgens bepaalt de gebruiksfunctie met het laagste aangewezen aantal aanwezige personen of er een gebruiksmelding gedaan moet worden of niet.

 

Omgevingsplanactiviteit (aanleggen)

De aanlegactiviteit wordt onder de Omgevingswet gereguleerd door het omgevingsplan en bestaat dus niet meer als een zodanig aangeduide activiteit, maar valt onder de noemer van de “omgevingsplanactiviteit”.

In het omgevingsplan kan een verbod worden ingesteld dat binnen een gebied bepaalde “werken die geen bouwwerken zijn” of bepaalde werkzaamheden uit te voeren zonder vergunning. In de voorschriften van het omgevingsplan is dan aangegeven wanneer een aanlegvergunning nodig is. Voorbeelden zijn het aanleggen van wegen of paden, het graven van sloten, het ophogen of afgraven van grond en het leggen van kabels en (communicatie)leidingen. Toezicht op deze activiteiten heeft een lage prioriteit. Waar mogelijk controleren we dit periodiek/geclusterd, waarbij we letten op grote afwijkingen van de in de vergunning gestelde voorwaarden (met name in geval van mogelijk ernstige natuurschade).

 

Rijksmonumentenactiviteit

Voor het aanpassen van een pand dat een rijks-, provinciaal of gemeentelijk monument is, is een omgevingsvergunning nodig. In voorkomende gevallen wordt voor een rijksmonument een advies aan de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed gevraagd.

 

Milieuvergunningen en meldingen

De ODRU behandelt alle milieuvergunningen en -meldingen. De ODRU heeft haar vergunningenstrategie apart beschreven.

 

Vergunningen APV en Bijzondere Wetten

 

Vergunningparkeren

Vanaf 1 oktober 2023 geldt er vergunningparkeren in de benedenstad van Rhenen, het gebied ten zuiden van de Herenstraat en Frederik van de Paltshof. Bewoners parkeren vanaf dan met een parkeervergunning. Bezoekers kunnen parkeren met een kraskaart met daarop de datum aangegeven.

 

Ontheffing voor gemotoriseerd verkeer in gesloten straten

In drie gebieden in de gemeente (binnenstad, Binnenveld en Boslandweg/Spoorbaanweg) is het verboden te rijden met de auto of de motor. Bewoners van straten in de gebieden met een verbod voor gemotoriseerd verkeer, kunnen een ontheffing aanvragen.

 

Horecavergunningen

Voor het exploiteren van een horecabedrijf is een vergunning nodig. Deze verplichting geldt ook wanneer er geen alcoholhoudende dranken worden geschonken of verkocht. Als er in het horecabedrijf wél alcoholhoudende dranken worden geschonken of verkocht, dan is ook een Alcoholwetvergunning nodig.

Alle ondernemers / stichtingen / verenigingen die een horecabedrijf overnemen of nieuw vestigen, moeten een exploitatievergunning aanvragen. Ook is er een nieuwe vergunning nodig als de rechtsvorm van het horecabedrijf verandert. De burgemeester weigert een aanvraag voor een exploitatievergunning als de vestiging van het horecabedrijf in strijd is met het omgevingsplan of het actuele horecabeleid. De aanvraag wordt verder onder andere beoordeeld op de aspecten openbare orde, veiligheid en woon- & leefklimaat.

 

Evenementenvergunning of markten

Voor het organiseren van de meeste evenementen is een vergunning nodig. De aanvraag wordt onder andere beoordeeld op de volgende aspecten:

  • Is het evenement passend?

  • Kan de gekozen locatie het evenement aan?

  • Brengt het evenement qua omvang of tijdstip niet te veel risico's of overlast met zich mee?

  • Wordt er in die periode of die omgeving al veel georganiseerd?

  • Wordt er voldaan aan de eisen voor veiligheid, EHBO, sanitair, geluidsniveau enzovoort?

Voor recreatieve tochten, bijvoorbeeld een wandeltocht, een fietstocht, een gemotoriseerde tocht of een estafetteloop, is een verklaring van geen bezwaar nodig. Als deze recreatieve tocht een wedstrijd heeft of wedstrijdelementen, dan moet wel een evenementenvergunning worden aangevraagd.

 

Standplaatsvergunningen

Voor het verkopen of leveren van diensten op of aan de openbare weg is een standplaatsvergunning nodig.

Er zijn twee soorten standplaatsvergunningen:

  • Tijdelijke vergunning voor een seizoenstandplaats of incidentele standplaats.

    Hiervan is sprake als de standplaats wordt ingenomen voor een periode van maximaal 6 maanden;

  • Vaste vergunning voor een jaarstandplaats.

    Deze vergunning is nodig als de standplaats structureel of geregeld wordt ingenomen voor een groot gedeelte van een jaar, bijvoorbeeld elke week op een bepaalde dag of bepaalde dagen.

 

Voorwerpen op de openbare weg

Voor het plaatsen van tijdelijke bouwobjecten op de openbare weg, zoals bijvoorbeeld een container, steiger of bouwmaterialen, is een vergunning nodig. Dit mag alleen als er écht geen mogelijkheid is om de bouwobjecten op eigen terrein te stallen. De vergunning wordt verleend als wordt voldaan aan de Beleidsregels voor bouwobjecten 2020.

 

Stookontheffing

Voor het verbranden van schoon snoeihout dat vrijkomt bij fruittelers, bij landschapsonderhoud en bij onderhoud van erfbeplanting, moet een ontheffing van het stookverbod worden aangevraagd. Aan deze ontheffing zijn voorwaarden verbonden die afhankelijk zijn van plaats, omvang, aard en doel van het te ontsteken vuur.

 

Bijlage 6 Toezichtstrategie

Onder toezicht vallen alle werkzaamheden die door of namens een bestuursorgaan worden verricht om te observeren en constateren of wet- en regelgeving wordt nageleefd. Het toezicht wordt uitgevoerd door daar toe aangestelde toezichthouders en boa’s. Van toezicht gaat een belangrijk preventief effect uit. Het doel van toezicht is risicobeheersing. Dat wil zeggen dat door middel van toezicht het naleven van de regels wordt verbeterd wat leidt tot een kleinere kans op het ontstaan van risico’s.

 

Deze toezichtstrategie beschrijft op welke manier en in welke vorm toezicht plaatsvindt. Het is een leidraad bij het opstellen van het jaarlijkse uitvoeringsprogramma en voor de toezichthouder in zijn dagelijkse werk. Toezicht vindt plaats op basis van de gestelde prioriteiten en doelen. Deze zijn vastgesteld op basis van de risicoanalyse zoals opgenomen in bijlage 2. De prioritering is leidend voor de frequentie van het toezicht.

 

Deze toezichtstrategie bevat:

  • De uitgangspunten van risicogericht werken en prioriteiten stellen;

  • Vormen van toezicht en de basisprincipes daarbij;

  • Op welke wijze verschillende toezichthouders voor en met elkaar toezien;

  • Ontwikkelingen en ambitie – nalevingsgedrag en toezicht- en handhavingsstijl.

De toezichtstrategie heeft betrekking op de werkwijze die wordt gevolgd tot en met het al dan niet constateren van de overtreding en het waar nodig bepalen van de ernst van de overtreding. Zodra een overtreding is geconstateerd geldt de sanctioneringsstrategie en in uitzonderlijke gevallen de gedoogstrategie.

 

Vormen van toezicht (en handhaving)

Verschillende handhavingspartners zijn actief in toezicht (en handhaving) binnen de fysieke leefomgeving. Zowel in de openbare ruimte als in het bebouwde gebied. Te denken valt aan toezicht door de gemeentelijke Boa’s, het waterschap, de VRU, de provincie Utrecht, de politie, de ODRU en de gemeentelijke organisatie, waaronder de buitendienst.

 

Door informatie gestuurde handhaving en heldere werkafspraken zijn meerdere vormen van integraal toezicht mogelijk. Dat wordt hierna uitgewerkt:

 

Controleren met elkaar:

Toezichthouders vanuit diverse taakvelden voeren gezamenlijk een integrale controle uit. Ieder voor de eigen discipline. Met name van toepassing in situaties die door een groter dan gemiddelde complexiteit of bestuurlijke prioriteit worden gekenmerkt. Soms is deze methode nodig, meestal is die arbeidsintensief en belastend voor de ondernemer of burger.

 

Na elkaar controleren: Verschillende toezichthouders van uiteenlopende instanties of afdelingen voeren zelfstandig en onafhankelijk van elkaar een controle uit. Omdat de inspecties over een relatief groter tijdsbestek worden uitgevoerd, heeft deze aanpak een sterkere preventieve uitwerking. Deze vorm van controleren is de klassieke vorm van toezicht. De toezichtlast neemt echter toe en de efficiëntie neemt af. Bovendien is het risico groot dat controles verschillende vakgebieden bestrijken, hetgeen kan leiden tot interpretatieverschillen.

 

Voor elkaar signaleren: Een toezichthouder kan tijdens zijn “eigen” controle een mogelijke overtreding in een ander taakveld signaleren. Als deze constatering daartoe aanleiding geeft, zal de specialist van dat taakveld zelf een controle uitvoeren. Het voordeel van deze aanpak is dat overtredingen in een eerder stadium worden gesignaleerd. Deze aanpak vergt wel de nodige afstemming (en kunde) binnen een organisatie.

 

Voor elkaar controleren: Een toezichthouder neemt tijdens een integrale controle meerdere aandachtsvelden voor zijn rekening. Dit heeft voornamelijk betrekking op situaties die worden gekenmerkt door een geringe complexiteit. Dit is een vorm van signaaltoezicht, die prima kan worden uitgevoerd door een generalistisch toezichthouder, die bovendien dikwijls wordt ingezet voor uiteenlopende surveillances.

Bij toezicht wordt de gekozen voor de meest effectieve en efficiënte manier van toezicht. Dit is afhankelijk van het doel van het betreffende project in het UVP. Het streven is bij alle controles oog te hebben voor signaalpunten van andere taakvelden en/of bevoegd gezag. Uitgangspunt is dat alle signaalpunten na afloop van de controle worden doorgegeven aan de betrokken handhavingspartner.

De manier van werken bij toezicht & handhaving van de gemeente krijgt vorm in een soort controle. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in preventief, actief en reactief toezicht:

  • Geprogrammeerd gebiedstoezicht (preventief);

  • Gebiedsgerichte controles (actief);

  • Controle op de naleving van verleende vergunningen en/of meldingen (actief);

  • Controle naar aanleiding van handhavingsverzoeken (reactief).

 

De ODRU voert namens de gemeente programmatisch toezicht uit op milieuzaken.

 

Preventief: geprogrammeerd gebiedstoezicht

De kwaliteit van de fysieke leefomgeving wordt onder meer bepaald door de mate van controle op de naleving van de gestelde normen. Controle betekent ook “gezien worden” en dat werkt in de regel preventief. Gekoppeld aan handhavingscommunicatie zal dit een positief effect hebben op kwaliteit van de leefomgeving.

De surveillance kan door elke discipline worden uitgevoerd. Het gaat er dan om dat bevindingen bij de juiste handhavingspartner wordt gedeponeerd: ook dat is een vorm van signaaltoezicht. Dit kan een collega zijn of een ander bevoegd gezag. Periodiek wordt een gebied, al dan niet steekproefsgewijs, gecontroleerd of er overtredingen zijn. Deze controles vinden plaats aan de hand van incidentele fysieke perceel controles.

 

Actief: gebiedsgerichte controle

Een surveillance kan ook resulteren in een controle, op basis waarvan een handhavingstraject moet worden opgestart. Deze controle zal vooral in buitengebieden leiden tot het constateren van uiteenlopende vormen van strijdig (planologisch) gebruik, mede door de inwerkingtreding van de Omgevingswet en Wkb.

Het belang van een tijdige signalering is tweeledig:

  • Ernstige overtredingen worden eerder gesignaleerd en aangepakt (mits prioritair);

  • De informatie is direct bruikbaar in elke actualiseringsronde van de bestemmingsplannen.

De gebiedsgerichte controle kan ook worden ingezet voor de taakvelden milieu, bouwen en openbare ruimte. Tijdens de controle heeft de toezichthouder specifiek oog voor een of meerdere controlepunten.

Met het afnemen van vergunningplichtige activiteiten en het toenemen van vergunningsvrije of meldingsplichtige werkzaamheden neemt de kans op afwijkend handelen toe. Daar waar minder inzet nodig is voor vergunningverlening, blijkt uit de praktijk dat intensivering van toezicht en handhaving noodzakelijk is.

 

Actief: controle naar aanleiding van verleende vergunningen en/of meldingen

Deze vorm van controle is traditioneel en vloeit direct voort uit het nemen van besluiten, het stellen van voorschriften bij vergunningen en het accepteren van meldingen. Naleving van voorschriften is essentieel bij vergunningverlening, immers het gaat hier om zaken die expliciet vergund dienden te worden.

Verleende vergunningen worden, waar mogelijk, integraal gecontroleerd overeenkomstig het vastgestelde beleid en de eventuele controlefrequentie. In geval van overtredingen wordt, afhankelijk van het beleid, de handhavingsstrategie toegepast.

 

Reactief: controle naar aanleiding van klachten en/of verzoeken om handhaving

Niet alle klachten resulteren in een controle. Dat is afhankelijk van de prioriteitstelling. Indien sprake is van een mogelijk acute situatie wordt uiteraard wel actie ondernomen. Bij dit onderwerp wordt de lijn van de constante jurisprudentie omtrent “de beginselplicht tot handhaving” gevolgd. Een formeel verzoek om handhaving heeft wel altijd prioriteit, aangezien er wettelijke termijnen gelden voor het nemen van een handhavingsbesluit.

 

Programmatisch toezicht

Programmatisch Toezicht is een probleemgerichte aanpak waarbij het gedrag van de mensen (doelgroepen) als uitgangspunt wordt genomen voor de te bepalen toezicht- en handhavingsstrategie. Door op een systematische manier de doelgroepen en hun naleefgedrag te bepalen kunnen de meest effectieve handhavingsinstrumenten worden toegepast.

 

Voorbereiding van toezicht

Voordat een toezichtcontrole wordt uitgevoerd, worden altijd eerst de relevante documenten beoordeeld die bij een casus horen. De bouwcontrole is door vergunningverlening aangemaakt in de taakapplicatie RX-Mission. In deze applicatie worden de documenten per hoofdzaak gestructureerd opgeslagen. De relevante documenten worden door de toezichthouders beoordeeld op volledigheid en de vergunningsvoorwaarden. Wanneer voor het betreffende bouwplan ook een bouwveiligheidsplan benodigd is, wordt ook deze getoetst op volledigheid. Indien gewenst wordt intern eerst een overleg gehouden tussen verschillende afdelingen alvorens een toezichtcontrole wordt uitgevoerd.

 

Toezicht onder de Wet kwaliteitsborging

Toezicht op meldingsplichtige bouwactiviteiten waarbij een kwaliteitsborger is ingeschakeld zijn beperkt en zullen zich vooral richten op de locatiespecifieke aspecten. Reguliere controles op een bouwproject zullen plaatsvinden op basis van de voor dat project afgegeven omgevingsplanactiviteiten vergunning.

 

De gemeente kan op afspraak, maar ook onaangekondigd, bezoeken afleggen tijdens de bouw. Daarbij wordt vooral gelet op de uitvoering van het (controle)systeem dat is toegepast en indien nodig wordt ook controle van de daadwerkelijke uitvoering van de bouw uitgevoerd. Ook dit zal vooral plaatsvinden waar er locatiespecifieke risico’s spelen, of waar op basis van een geconstateerde strijdigheid met de regels uit het Bbl het bevoegd gezag wordt gevraagd een afwijking te gaan handhaven of te gaan gedogen.

 

Reguliere controles op een bouwproject zullen plaatsvinden volgens het nieuwe toezichtprotocol met de risicomatrix voor “Nieuwbouw” en “Verbouw”, zoals respectievelijk weergegeven in figuur 1 en 2.

 

Figuur 1: Toezichtmatrix gevolgklasse 2 nieuwbouw

Figuur 2: Toezichtmatrix gevolgklasse 2 verbouW

Voor zover nog controle van toepassing is (als ze niet vergunningsvrij zijn) hebben de kleine verbouwingen zoals dakkapellen, bijbehorende bouwwerken en dakopbouwen gelet op hun lage risico een lage prioriteit. Het gaat hierbij nog voornamelijk om de controle van de ruimtelijke uitvoering conform eisen van welstand en locatie in het omgevingsplan. Maar ook hier zijn er soms weer specifieke aspecten zoals de geluidsoverlast die warmtepompen veroorzaken, waardoor alertheid gevraagd wordt.

 

Ruimtelijke omgevingsplanactiviteiten

Deze activiteit is onder de Omgevingswet belangrijk, omdat in heel veel gevallen de omgevingsplanactiviteit

aan de orde is bij initiatieven die bouwtechnisch vergunningsvrij of meldingsplichtig zijn. BOPA’s hebben daarbij een hogere prioriteit dan OPA’s.

 

Slopen en asbest

Bij sloopwerkzaamheden houden we steekproefsgewijs toezicht als wordt opgegeven dat geen sprake is van asbest. Hierbij geven we prioriteit aan de grotere sloopwerkzaamheden in de kernen. Dit in verband met omgevingsveiligheid en mogelijke hinder. Controle op sloop(meldingen) en het verwijderen van asbest heeft gelet op het risico op de omgeving en het risico op de volksgezondheid een hoog risico. Dit is bovendien een wettelijke verplichting en valt onder het basistakenpakket van de ODRU op basis van de Omgevingswet. De ODRU voert deze taak risicogericht uit.

 

Monumenten

De gemeente Rhenen kent een aantal monumenten. Juist daarom is de gemeente zuinig op het binnen de gemeente aanwezige cultureel erfgoed. De meeste eigenaren van monumenten zijn zich goed bewust van de monumentale waarde van hun pand en zij streven naar het behoud daarvan. In de gevallen waarin het toch mis zou gaan, ontstaat er een onomkeerbare situatie en is bijvoorbeeld bij sloop van een monumentaal deel, dit ook echt weg en kan het niet meer worden teruggebracht in oude staat. We controleren vergunningsplichtige bouwactiviteiten bij Monumenten met een hoge prioriteit. Hierbij ligt de nadruk bij de controle op het toezien of de toegepaste materialen (naast de uitvoering) conform de vergunning zijn.

 

Kappen

Deze toezichtstaak bestaat uit het nagaan of de vergunning juist is uitgevoerd en of voldaan is aan de eventuele opgelegde vergunningsvoorwaarden zoals een herplantplicht. We prioriteren deze activiteit echter laag. We houden geen regulier toezicht, maar beperken ons tot gevoelige zaken of reactief na een klacht of bestuurlijke wens.

 

Flora en Fauna

De Wet natuurbescherming (hierna: Wnb), het Besluit natuurbescherming en de Regeling natuurbescherming zijn verspreid over de Omgevingswet, de AMvB’s en de Regeling. De Wet natuurbescherming is daarmee volledig komen te vervallen. De gemeente heeft in het kader van natuurbescherming een handhavende plicht. De uitvoering hiervan vullen we nog nader in. Vooralsnog hanteren we alleen reactief toezicht.

 

Uitritten

Een initiatiefnemer ontvangt, nadat de omgevingsvergunning voor het aanleggen van een uitrit is verleend, een opgave van de kosten. Na goedkeuring van deze opgave gaat de gemeente over tot de feitelijke aanleg van de uitrit. Wijzigingen die worden aangebracht aan de openbare ruimte zonder de daarvoor vereiste omgevingsvergunning, worden alleen gecontroleerd naar aanleiding van klachten/meldingen of handhavingsverzoeken.

 

Bijlage 7 Handhavingsstrategie (sanctioneren)

Als het uitvoeren van toezicht met een corrigerende insteek niet leidt tot beëindiging van de overtreding, is de gemeente in beginsel verplicht om hiertegen op te treden. Professionele handhaving kenmerkt zich onder andere door een consequente uitvoering. Handhaving kan met zowel bestuursrechtelijke als strafrechtelijke instrumenten plaatsvinden. De handhavingssancties zijn nog steeds gebaseerd op de beschrijvingen in hoofdstuk 5 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Ten aanzien van de handhavingsinstrumenten verandert er in de basis niet heel veel onder de Omgevingswet. Wel zijn verwijzingen naar de grondslag uiteraard veranderd naar de artikelen in de Omgevingswet.

 

In deze strategie komt aan de orde waarom we sanctioneren, welke interventiemiddelen we kennen, hoe we bestuurlijke en strafrechtelijke handhaving afstemmen en hoe we zo integraal mogelijk te werk gaan. Hierbij volgen we de Landelijke Handhavingsstrategie Omgevingsrecht (hierna: LHSO).

 

De inwerkingtreding van de Omgevingswet is de aanleiding geweest voor het vaststellen van de LHSO. De LHSO, vastgesteld op 12 oktober 2022, heeft een bredere reikwijdte dan zijn voorganger, de Landelijke handhavingsstrategie (LHS) uit 2014. De LSHO zorgt ervoor dat handhavende instanties, zoals overheden, omgevingsdiensten, het Openbaar Ministerie (OM) en de politie op eenzelfde manier optreden bij overtredingen.

 

De LHSO is gebaseerd op de volgende uitgangspunten:

  • A.

    Veilige en gezonde fysieke leefomgeving (omgevingskwaliteit, natuur en doelmatig beheren/ontwikkelen);

  • B.

    Vertrouwen (verantwoordelijkheid en respect);

  • C.

    Integraal, risico gestuurd en effectgericht (prioriteiten en risico’s beperken);

  • D.

    Onafhankelijk en professioneel (sterk, slagkrachtig en onbevangen);

  • E.

    Loyale samenwerking (afstemmen, informatie uitwisselen en kennisdelen);

  • F.

    Adequate overlegstructuur (samenwerking, loyaal en effectief);

  • G.

    Dienstbaar (algemeen belang en rolvast);

  • H.

    Transparant (afwegingen, beleid, prioriteiten, activiteiten en resultaten).

 

De LSHO is gebaseerd op de volgende beginselen:

  • A.

    Handhaving van het omgevingsrecht is gelijkwaardig, doeltreffend, afschrikwekkend en evenredig om een goede naleving te bereiken (Unierecht);

  • B.

    Beginselplicht tot handhaving (bevorderen normconform gedrag);

  • C.

    Gelijkheidsbeginsel (consistent en transparant);

  • D.

    Verdedigingsbeginsel (zienswijzen);

  • E.

    Respect voor fundamentele rechten (persoonlijke levenssfeer, huisrecht en zwijgrecht).

 

De LHSO zet in op een passende interventie bij iedere overtreding. Handhavers hanteren de LHSO bij iedere constatering van een overtreding en maken daarbij gebruik van de daarin aangegeven instrumenten. Dit waarborgt een effectieve en doelmatige handhaving. Het draagt bij aan passend en eenduidig optreden. Het waarborgt rechtszekerheid en rechtsgelijkheid. Een passende interventie is een interventie die is gebaseerd op de verzamelde feiten en op een beoordeling van de aard en ernst van de overtreding en van de omstandigheden waaronder de overtreding is gepleegd. Daarnaast leidt de interventie zo effectief en efficiënt mogelijk tot spoedig herstel van de rechtmatige toestand, waarborgt verdere naleving, voorkomt herhaling en/of straft indien dit passend of noodzakelijk is om de Normadressaat tot naleving te bewegen dan wel om de norm te bevestigen (speciale en generale preventie).

 

Om in het omgevingsrecht tot een passende interventie te komen, zijn de volgende twee hoofdvragen leidend:

1.Inzake herstel

  • 1a. Is herstel mogelijk? Zo ja, dan is in elk geval bestuursrechtelijk optreden aangewezen en is de vervolgvraag:

  • 1b. Welke bestuursrechtelijke interventie is in dit geval het meest geschikt?

 

2.Inzake bestraffing

  • 2a. Is er aanleiding voor bestraffing? Zo ja, dan is de vervolgvraag:

  • 2b. Welke weg (bestuursrechtelijk of strafrechtelijk) is het meest passend?

 

De LHSO bevat een stappenplan om te komen tot een passende interventie. Startpunt van het stappenplan zijn de bevindingen van het toezicht (al dan niet na een melding of aangifte): de constatering van feiten en omstandigheden en het oordeel van de toezichthouder, boa of handhaver daarover (de vaststelling dat sprake is van een overtreding). Het stappenplan is een hulpmiddel om de juiste afwegingen te maken en moet in geen geval als een rigide beslisboom worden beschouwd. De LHSO is vooral een afwegingsinstrument voor uitvoerders. Aan de hand van het stappenplan, waartoe de hierna weer te geven interventiematrix behoort, kan worden gekomen tot onderling afgestemd en effectief handelen van de handhavingspartners.

 

De reactie/interventie is afhankelijk van de (mogelijke) gevolgen van de bevinding en het gedrag van de overtreder. Daarbij worden ook eventuele verzwarende (of verlichtende) aspecten meegewogen. De strategie gaat uit van het in principe zo licht mogelijk starten met interveniëren, gericht op herstel en het vervolgens snel inzetten van zwaardere interventies als naleving uitblijft. Daarnaast is overleg over de toepassing van het bestuurs- en/of strafrecht geregeld.

 

Handhavende instanties kiezen afhankelijk van de situatie weloverwogen voor alleen bestuursrechtelijk, bestuurs- en strafrechtelijk of alleen strafrechtelijk optreden. Uitgangspunt is dat het bevoegd gezag en het Openbaar Ministerie, elk handelend vanuit de eigen verantwoordelijkheid, hun handelen afzonderlijk en in combinatie richten op het naleven van wet- en regelgeving.

 

Vaststellen van de sanctie via de interventiematrix

Bij het constateren van een overtreding, bijvoorbeeld naar aanleiding van een reguliere controle, een klacht of een verzoek om handhaving, is de interventiematrix uit de LHSO leidend. Als de toezichthouder een overtreding heeft geconstateerd wordt met behulp van de interventie-matrix de sanctie vastgesteld. Daarbij zijn de volgende stappen aan de orde:

  • 1.

    Positionering van de bevindingen in de basisinterventiematrix.

    • De handhaver bepaalt in welk segment van de interventiematrix de bevinding gepositioneerd kan worden door:

    • Het beoordelen van de gevolgen van de bevinding voor milieu, natuur, water, veiligheid, gezondheid en/of maatschappelijke relevantie en

    • Het typeren van de overtreder.

  • 2.

    Bepalen van de verzwarende aspecten die aanleiding kunnen geven voor een ingrijpender herstelsanctie of voor strafrechtelijk onderzoek of bestraffing.

    • De handhaver bepaalt of er verzwarende aspecten zijn die moeten worden betrokken bij de afweging om het bestuurs- en/of strafrecht toe te passen. Hoe meer verzwarende aspecten, des te groter de reden om naast bestuursrechtelijk ook strafrechtelijk te handhaven.

  • 3.

    Optreden aan de hand van de algemene of domeinspecifieke interventiematrix. De handhaver bepaalt of overleg over de toepassing van het bestuurs- en/of strafrecht geïndiceerd is op basis van de beoordeling van de bevinding met de interventiematrix (stap 1) en de afweging van verzwarende aspecten (stap 2).

  • 4.

    Bepalen of afstemmingsoverleg nodig is.

    • De handhaver kijkt naar de interventies in het segment van de interventiematrix waarin hij de bevinding eerder met behulp van stap 1 heeft gepositioneerd. Vervolgens kiest de handhaver voor de minst zware (combinatie) van de in het betreffende segment opgenomen interventies, tenzij de handhaver motiveert dat een andere (combinatie van) interventie(s) in de betreffende situatie passender is. De interventies in de (segmenten van de) matrix lopen van beneden naar bovenop in zwaarte.

  • 5.

    Vastleggen stappen en beslissingen. De doorlopen stappen en genomen beslissingen worden volgens de geldende procedure(s) vastgelegd.

 

Het positioneren in de interventie-matrix heeft gevolgen ten aanzien van de in te zetten sanctiemiddelen. Indien er in een vlak meerdere sancties staan vermeld betekent dit niet dat alle opgesomde sanctiemiddelen ook moeten worden ingezet. Afhankelijk van de overtreding kan een keuze worden gemaakt ten aanzien van de in te zetten sanctiemiddelen.

 

Toepassen van de correctie-stap

De gemeente Rhenen heeft er voor gekozen om voor één of meerdere activiteiten een correctie-stap toe te passen. In deze stap wordt bepaald of er verzwarende of verzachtende omstandigheden aanwezig zijn. De handhaver bepaalt of er sprake is van verzachtende of verzwarende aspecten. Bij verzwarende aspecten, waaronder bijvoorbeeld recidive, is de verplaatsing één segment naar rechts en vervolgens één segment naar boven. Als er meer verzwarende aspecten zijn, levert dit toch maar één verplaatsing op.

In de LSHO zijn op bladzijde 14 onder 4.2 ”Stap 2: het bepalen van de verzwarende aspecten die aanleiding kunnen geven voor een ingrijpender herstelsanctie of voor strafrechtelijk onderzoek of bestraffing” een zevental verzwarende aspecten opgenomen.

 

Bepalen verzwarende aspecten

De handhaver/toezichthouder bepaalt of er verzwarende aspecten aanwezig zijn die moeten worden betrokken bij de afweging om bestuursrechtelijk en/of strafrechtelijk op te treden. Hoe meer verzwarende aspecten, des te groter de reden om naast bestuursrechtelijk ook strafrechtelijk op te treden.

De volgende verzwarende aspecten worden afgewogen:

  • A.

    Onomkeerbare gevolgen/geen herstelsanctie mogelijk;

  • B.

    Recidive;

  • C.

    Verkregen financieel voordeel (winst of besparing);

  • D.

    Combinatie met andere relevante strafbare feiten;

  • E.

    Medewerking van malafide deskundigen (“facilitators”);

  • F.

    Waarheidsvinding;

  • G.

    Normbevestiging.

 

Samenloop van overtredingen

Bij een controle kunnen meerdere overtredingen met betrekking tot de fysieke leefomgeving aan de orde zijn. Deze samenloop zal als een verzwarend aspect worden meegewogen in het geval sprake is van een dreigende en/of onomkeerbare schade voor de fysieke leefomgeving en (dreigende) risico's voor de volksgezondheid.

 

Bepalen verzachtende aspecten

De gemeente Rhenen heeft ervoor gekozen om voor één of meerdere activiteiten een correctie-stap toe te passen. In deze stap wordt bepaald of er verzwarende of verzachtende omstandigheden aanwezig zijn. De handhaver bepaalt tot slot of er sprake is van verzachtende of verzwarende aspecten. Bij verzachtende aspecten, waaronder bijvoorbeeld de mogelijkheid van legalisatie2 wordt de in de interventiematrix gepositioneerde bevinding één segment naar links en vervolgens één segment naar onder verplaatst. Als er meer verzachtende aspecten zijn, levert dit toch maar één verplaatsing op.

 

Bij het positioneren van de bevindingen maakt de handhaver gebruik van de interventiematrix in figuur 1.

 

Figuur 1: Basisinterventiematrix voor het positioneren van de overtreding naar gevolgen en typering overtreder

Typering van de gevolgen voor de fysieke leefomgeving

De handhaver beoordeelt de gevolgen van de geconstateerde overtreding voor de fysieke leefomgeving als:

  • 1.

    (Vrijwel) nihil; of

  • 2.

    Beperkt; of

  • 3.

    Van belang; of

  • 4.

    Aanzienlijk en/of onomkeerbaar.

 

Onder gevolgen worden ook dreigende gevolgen verstaan, dat wil zeggen als de overtreding (mogelijk) leidt tot (bij categorie 3 en 4: aanmerkelijke) nadelige gevolgen van belang (of het risico daarop) voor de fysieke leefomgeving, zoals hinder, schade aan beschermde waarden (zoals milieu, natuur of erfgoed), verontreiniging, zieken, gewonden of doden (mens, plant en dier). Ook kunnen daaronder de gevolgen van een overtreding worden verstaan die de mogelijkheden van controle beperken of onmogelijk maken, en de gevolgen of verstorende effecten die de overtreding heeft of kan hebben voor het gezag van de overheid of voor het systeem van ordening- of normering van de betrokken bedrijfstak als zodanig. Bij gevolgen is sprake van een glijdende schaal en het verschilt per (type) overtreding wat de gevolgen kunnen zijn en hoe ernstig die kunnen zijn. In zijn algemeenheid gaat het bij categorie 1 en 2 om lichte overtredingen. Het onderscheid tussen gevolgen van belang (categorie 3) en aanzienlijke gevolgen (categorie 4) zit vooral in de ernst en omvang van de (dreigende) schade. Schade van enige omvang die onomkeerbaar is, wordt in beginsel ingedeeld in categorie 4. Voor specifieke domeinen of specifieke (bijvoorbeeld veelvoorkomende) overtredingen kan de kwalificatie van de gevolgen van een geconstateerde overtreding nader worden uitgewerkt om de handhavers houvast te bieden. De handhaver baseert zijn kwalificatie van de gevolgen op de bevindingen van het toezicht. Als duidelijk is dat de overtreding nadelige gevolgen voor de fysieke leefomgeving heeft of kan hebben maar de precieze omgeving daarvan nog niet kan worden vastgesteld, hanteert hij als uitgangspunt dat er gevolgen van belang zijn.

 

Typering van (het gedrag van) de overtreder

De handhaver typeert de overtreder aan de hand van zijn gedrag als:

  • A.

    Goedwillend (indien de overtreder proactief is, geneigd is om de regels te volgen en/of de overtreding het gevolg is van onbedoeld handelen); of

  • B.

    Neutraal/onverschillig (indien de overtreder passief of reactief is, een houding van “moet kunnen” heeft en/of de bevinding en de gevolgen van zijn handelen hem koud laten); of

  • C.

    Calculerend/opportunistisch (indien de overtreder wist of moest weten wat de gevolgen van de bevinding zouden zijn en die op de koop toe neemt, alleen tot normconform gedrag overgaat indien de toezichthouder daar uitdrukkelijk op wijst (of daarvoor een sanctie laat opleggen of oplegt), bewust risico(’s) op overtreding neemt); of

  • D.

    Notoir/crimineel (indien de overtreder bewust en structureel de regels overtreedt, controle bewust belemmert, criminele activiteiten ontplooit en/of deel uitmaakt van een criminele organisatie, sprake is van fraude, oplichting of witwassen).

 

Overtredingen met een:

  • “Hoog” risico worden direct opgepakt, bij voorkeur tijdens de uitvoering;

  • “Gemiddeld” risico vindt er steekproefsgewijs toezicht plaats;

  • “Laag” risico worden alleen opgepakt indien er een formeel verzoek om handhaving is ingediend.

 

De handhavingsstrategie is bepalend voor de wijze waarop de gemeente optreedt bij geconstateerde overtredingen. Het opleggen en uitvoeren van sancties draagt ook bij aan preventie bij anderen en zorgt ervoor dat regels beter worden nageleefd.

 

Bestuursrechtelijk optreden

Bestuursrechtelijk optreden is vooral gericht op het herstellen van de situatie, conform de wet- en regelgeving, opdat vastgesteld beleid wordt geëffectueerd. De keuze van de in te zetten bestuursrechtelijke interventie(s) vindt plaats aan de hand van de in hoofdstuk 4 van de LHSO opgenomen interventiematrix, waarbij het spoedig herstellen van de situatie voor de bevinding de eerste prioriteit is. De volgende bestuursrechtelijke interventies zijn mogelijk:

 

  • Aanspreken/informeren

    Aanspreken/informeren is een informele interventie (geen wettelijke basis) naar aanleiding van een inspectie die ertoe moet leiden dat de normadressaat naleeft of in staat is na te leven. Aanspreken/informeren gebeurt mondeling, door het verstrekken van schriftelijke informatie of door verwijzing naar websites. Aanspreken/informeren is vooral aan de orde bij goedwillende Normadressaten die onbedoeld niet naleven en die gemotiveerd zijn de niet naleving zo snel mogelijk zelf op te lossen.

 

  • Waarschuwen – brief met hersteltermijn

    Waarschuwen betekent dat de normadressaat naar aanleiding van een inspectie een waarschuwingsbrief ontvangt. Daarin is opgenomen welke maatregelen of voorzieningen getroffen moeten worden om na te leven en binnen welke (redelijke) termijn. In de brief staat ook dat de handhavingsinstantie verdergaande bestuursrechtelijke interventies zal nemen (LOB, LOD), als blijkt dat de in de waarschuwingsbrief opgenomen maatregelen of voorzieningen niet zijn getroffen na het verstrijken van de termijn.

 

  • Bestuurlijk gesprek

    Een bestuurlijk gesprek met (de leiding van) de normadressaat in kwestie is een aanvullende escalerende interventie op waarschuwen.

 

  • Verscherpt toezicht

    Verscherpt toezicht als interventie betreft het naar aanleiding van een inspectie meer of intensiever toezicht houden op de normadressaat. Een bestuurlijk gesprek zal hier vaak aan vooraf gaan. Verscherpt toezicht moet worden aangekondigd, als ook onder welke voorwaarden het verscherpt toezicht weer zal worden opgeheven.

 

  • Last onder dwangsom (LOD)

    Een last onder dwangsom (hierna: LOD) is een op herstel gerichte interventie voor het ongedaan maken van overtredingen en/of het voorkomen van verdere/herhaalde overtreding. De normadressaat krijgt een verplichting (een last) opgelegd om binnen een gegeven termijn de overtreding te beëindigen en beëindigd te houden, door iets te doen of na te laten op straffe van het verbeuren van een dwangsom wanneer de last niet tijdig wordt uitgevoerd. De op te leggen dwangsom moet voldoende hoog zijn om de overtreding te beëindigen en beëindigd te houden. Een last onder dwangsom kan alleen worden opgelegd als hiervoor een wettelijke bevoegdheid bestaat. Het opleggen van een last onder dwangsom (LOD) gebeurt volgens het doorlopen van de navolgende stappen (in bijvoorbeeld spoedeisende situaties, kan van deze stappen worden afgeweken):

    • Bestuurlijke waarschuwing; dit is een voornemen om een last onder dwangsom op te leggen. In het voornemen wordt geen hersteltermijn opgenomen maar enkel een termijn genoemd om zienswijzen bekend te maken;

    • Sanctiebeschikking, dat wil zeggen het opleggen van een last onder dwangsom;

    • Verbeuren dwangsom.

 

  • Last onder bestuursdwang (LOB)

    Een last onder bestuursdwang (hierna: LOB) is een op herstel gerichte interventie voor het ongedaan maken van een overtreding waarbij de handhavingsinstantie, wanneer de last niet of niet tijdig wordt uitgevoerd, op kosten van de overtreder, een overtreding beëindigt door zelf daadwerkelijk in te (laten) grijpen. Een last onder bestuursdwang kan alleen worden toegepast als hiervoor een wettelijke bevoegdheid bestaat.

  • Wanneer sprake is van (een) voortdurende overtreding(en) bestaat de mogelijkheid om opnieuw een LOD of een LOB op te leggen. Zodra gevaar voor de overtreding klaarblijkelijk dreigt kan ook preventief een LOD en een LOB worden opgelegd (zie artikel 5.7 Awb).

    Voor de last onder bestuursdwang gelden dezelfde te doorlopen stappen als voor de LOD (ook hier kan in bijvoorbeeld spoedeisende situaties, van deze stappen worden afgeweken):

    • Bestuurlijke waarschuwing; dit is een voornemen om een last onder bestuursdwang op te leggen. In het voornemen wordt geen hersteltermijn opgenomen maar enkel een termijn genoemd om zienswijzen bekend te maken;

    • Sanctiebeschikking, dat wil zeggen het opleggen van een last onder bestuursdwang;

    • Uitvoeren bestuursdwang en verhalen kosten uitvoering.

  •  

  • Wanneer sprake is van (een) voortdurende overtreding(en) bestaat de mogelijkheid om opnieuw een LOD of een LOB op te leggen. Zodra gevaar voor de overtreding klaarblijkelijk dreigt kan ook preventief een LOD en een LOB worden opgelegd (zie artikel 5.7 Awb).

 

  • In spoedeisende situaties en bij ernstige overtredingen is de LOB de meest geschikte bestuursrechtelijke interventie. De handhavingsinstantie kan verzoeken om onmiddellijke beëindiging van de overtreding. Als blijkt dat de Normadressaat niet bereid is aan dit verzoek te voldoen, kan de handhavingsinstantie zelf en in spoedeisende gevallen zonder voorafgaande last feitelijk optreden. Wel moet de handhavingsinstantie zo spoedig mogelijk nadien alsnog een formele sanctiebeschikking uitvaardigen (zie artikel 5.31 Awb).

 

  • Tijdelijk stilleggen

    Tijdelijk stilleggen betekent dat activiteiten of voertuigen als gevolg van de overtreding tijdelijk worden stilgelegd, tot de overtreding is hersteld en van naleving sprake is. Er kan aanleiding zijn om bij tijdelijk stilleggen beleid en/of politiek te informeren. Tijdelijk stilleggen kan onder de LOB vallen.

 

  • Bestuurlijke boete

    Een bestuurlijke boete is een bestuurlijke bestraffende sanctie die door een daartoe bevoegde overheidsdienst zonder tussenkomst van het OM of een rechter kan worden opgelegd. Het CJIB verzorgt de inning en incasso van bestuurlijke boetes van diverse overheidsdiensten, waaronder de NVWA, de Inspectie SZW en de Inspectie Leefomgeving en Transport.

    Een bestuurlijke boete houdt de onvoorwaardelijke verplichting in tot betaling van een geldsom en kan naast een last onder dwangsom of een last onder bestuursdwang worden opgelegd. Het opstellen van het boeterapport gebeurt door de toezichthouder/handhaver, maar de kennisgeving, beschikking en inning gebeuren door het boetebureau (o.a. CJIB). De maxima en bandbreedtes van boetebedragen zijn veelal vastgelegd in de wetgeving. Een belangrijk verschil met de BSBm is dat bezwaar en beroep bij het bestuursorgaan dienen te worden aangetekend, terwijl de Normadressaat tegen de BSBm in verzet kan komen bij het OM.

 

  • Schorsen of intrekken vergunning, certificaat of erkenning

    Als de Normadressaat houder is van een begunstigend besluit (vergunning of ontheffing), dan kan het geheel of gedeeltelijk intrekken van dat besluit een passende interventie zijn. Deze interventie is met name passend als de Normadressaat niet in actie komt naar aanleiding van eerdere correctieve interventies, zoals een last onder dwangsom. Het geheel of gedeeltelijk intrekken van een begunstigend besluit is een vergaande interventie en dus een sanctie die zorgvuldig moet worden voorbereid. Het betreft niet het intrekken van een vergunning na verstrijken periode niet gebruiken van de vergunning

 

  • Exploitatieverbod, sluiting

    Voor niet vergunningsplichtige Normadressaten bestaat de mogelijkheid op basis van de Fraudewet om het bedrijf te sluiten of de exploitatie ervan te verbieden. Ook dit zijn vergaande interventies die zorgvuldig moeten worden voorbereid en waarbij het informeren van beleid en politiek noodzakelijk is.

 

  • Bestuurlijke strafbeschikking milieu

    De bestuurlijke strafbeschikking milieu (hierna: BSBm) is een op het strafrecht (artikel 257ba Wetboek van Strafvordering) gebaseerde interventie die daartoe bevoegde handhavingsinstanties zonder tussenkomst van het OM kunnen opleggen. Voor feiten uit het zogenoemde “Feitenboekje Bestuurlijke Strafbeschikking Milieu- en Keurfeiten” wordt een combibon uitgeschreven (geldboete) die ter afdoening wordt gezonden aan het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB). De BSBm kan los van (óf óf), parallel met (én én) of volgtijdelijk aan (eerst…dan…) op herstel gerichte interventies worden ingezet.

    De bevoegdheid voor het opleggen van een strafbeschikking milieu is gegeven aan de directeur van de regionale uitvoeringsdiensten. Zie artikel 2.1 bevoegd gezag van de Richtlijn bestuurlijke strafbeschikkingsbevoegdheid milieu- en keurfeiten (art. 257ba, tweede lid, Sv).

    De BSBm is bedoeld voor relatief eenvoudige overtredingen, waarbij er over de schuldvraag geen twijfel bestaat. De ‘Richtlijn bestuurlijke strafbeschikkingbevoegdheid milieu- en keurfeiten’ geeft in de beleidsvrijheid binnen gestelde grenzen aan en de contra-indicaties voor het uitvaardigen van een BSBm. Als geen BSBm kan worden uitgevaardigd is in veel gevallen overleg met het OM noodzakelijk.

 

  • Proces-verbaal (PV)

    BOA’s die een strafbaar feit vermoeden of constateren, kunnen een PV opmaken. Dit optreden valt onder het strafrechtelijk optreden dat in deze landelijke handhavingsstrategie is geregeld. Een PV is de basis voor het verdere optreden van het OM dat kan leiden tot sancties als: een geldboete, een werkstraf, een gevangenisstraf, ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel, publicatie van het vonnis, stillegging van de onderneming en verbeurdverklaring.

 

Strafrechtelijk optreden

Het strafrecht komt in beeld als de (mogelijke) gevolgen van belang zijn of aanzienlijk, dreigend en/of onomkeerbaar. Het strafrecht komt mede in beeld als het gedrag van de overtreder daar aanleiding toe geeft. Strafrechtelijk optreden is vooral gericht op het straffen van de overtreder en het wegnemen van diens wederrechtelijk genoten (concurrentie)voordeel.

 

Procesregistratie

De doorgelopen stappen en genomen beslissingen worden verifieerbaar en transparant vastgelegd volgens de binnen de handhavingsinstantie geldende administratieprocedures en -systemen, zodanig dat hieruit kan worden afgeleid dat is voldaan aan:

  • Het motiveringsbeginsel;

  • Het zorgvuldigheidsbeginsel;

  • Het evenredigheidsbeginsel;

  • Het verbod van willekeur;

  • Het verbod van misbruik van bevoegdheid.

 

Communicatie met betrokkene

Na constatering van een afwijking of overtreding volgt een aanschrijving die bestaat uit een brief van de gemeente of de handhavingspartner waarin het voornemen tot het opleggen van een bestuurlijke (herstel) sanctie staat vermeld. De gemeente stelt de betrokkene in de brief in de gelegenheid om binnen een te stellen termijn, de overtreding ongedaan te maken met aanzegging van een sanctiemaatregel. Tegen deze aanzegging kan degene tot wie de brief is gericht een zienswijze kenbaar maken bij de gemeente. Als na het verstrijken van de termijn voor het indienen van een zienswijze de overtreding niet ongedaan gemaakt is dan volgt de volgende stap.

Naar aanleiding van de geconstateerde overtreding gaat de gemeente, rekening houdend met een eventueel ontvangen zienswijze, over tot het definitief toepassen van de eerder aangezegde sanctiemaatregel. Het definitieve besluit bevat een begunstigingstermijn waarbinnen een eind moet zijn gemaakt aan de overtreding. Indien de overtreding na de begunstigingstermijn nog niet is beëindigd, dan volgt automatisch effectuering van de sanctie.

In slechts enkele gevallen (bijvoorbeeld als duidelijk is dat er op korte termijn een overtreding plaats gaat vinden) wordt, voorafgaand aan de brief met waarin het voornemen tot het opleggen van een bestuurlijke (herstel) sanctie staat vermeld, eerst een waarschuwingsbrief verzonden naar de betrokkene(n). Hierin wordt aangegeven welke overtredingen er zijn geconstateerd en binnen welke termijn deze ongedaan moeten zijn gemaakt. In dit schrijven wordt tevens vermeld dat wanneer de overtreding niet ongedaan wordt gemaakt, de procedure tot het opleggen van een bestuurlijke sanctiemaatregel wordt gestart. Deze werkwijze betreft echter geen standaard onderdeel van elke handhavingsprocedure.

 

Openbaring rapportages

De gemeente Rhenen heeft er voor gekozen om rapportage van overtredingen niet openbaar te maken. Deze keuze is gebaseerd op het feit dat wij ons als gemeente liever richten op preventie dan op sanctionering. Mocht sanctionering nodig zijn vertrouwen wij erop dat onze handhavingsstrategie op zichzelf de kans op herhaling verkleint. Openbare rapportage van overtredingen draagt daar naar ons idee niet op een constructieve manier aan bij. Daarbij hechten wij veel waarden aan de privacy van onze inwoners. Door de rapportages openbaar te maken zou dit kunnen worden geschaad.

Bijlage 8 Richtlijn dwangsombedragen en termijnen

 

 

Bijlage 9 Evaluatie beleidsplan Omgevingsvergunningen 2017 - 2020

 

Bijlage 10 Evaluatie integraal handhavingsbeleid 2017 - 2020

 

Evaluatie december 2020

De doelstelling van deze evaluatie van het Integraal Handhavingsbeleid 2017 – 2020 is tweeledig. Enerzijds is het doel om na te gaan in hoeverre de in het beleid opgenomen doelstellingen worden behaald. Anderzijds willen we aangeven op welke punten het beleid aanpassing of actualisatie behoeft. Zo kan deze evaluatie dienen als startpunt voor het opstellen van nieuw beleid in 2021.

 

In het vigerende beleid zijn weinig meetbare doelstellingen opgenomen. De twee doelen die wel zijn gesteld hebben beide betrekking op de snelheid van het behandelen van aanvragen om omgevingsvergunning.

 

 

Evaluatie doelstellingen

 

Onvoldoende capaciteit om doelstellingen te behalen

Toezicht namens de gemeente Rhenen op het gebied van omgevingsrecht wordt grofweg uitgevoerd door drie organisaties. Allereerst is er natuurlijk de gemeente Rhenen zelf; wij houden toezicht op het gebied van bijvoorbeeld bouwen, RO, sloop (niet-asbestgerelateerd) en APV. De Omgevingsdienst regio Utrecht (hierna: OdrU) houdt toezicht op het gebied van milieu, sloop (asbestgerelateerd) en bodem. De Veiligheidsregio Utrecht (hierna: Vru) houdt toezicht op het aspect brandveiligheid bij bouwen, gebruik en evenementen. De juridische handhaving die voortvloeit uit dit toezicht wordt in alle gevallen door ons zelf behandeld.

Gesteld kan worden dat voor de Vru voldoende budget beschikbaar is. Controle op nieuwbouw door de Vru is mogelijk in alle gevallen waar dat relevant is. Daarnaast worden alle adressen met een gebruiksvergunning of -melding ten minste eens in de vier jaar bezocht.

Dit kan niet worden gezegd van toezicht door de OdrU en door onszelf. De afgelopen jaren is gebleken dat de middelen niet toereikend zijn om de in het beleid opgenomen doelen te behalen.

 

Toezicht door gemeente Rhenen

In onze begroting is rekening gehouden met 5,3 fte voor toezicht en handhaving. De Boa’s worden uit een ander budget bekostigd. De werkelijke formatie is echter aanzienlijk kleiner. Dit komt deels doordat het relatief kleine team Toezicht & Handhaving te kampen heeft met één langdurig zieke. Daarnaast hebben met name de handhavingsjuristen diverse neventaken die niets te maken hebben met het werkveld van toezicht & handhaving. Dit betekent dat de werkelijke toezichtscapaciteit aanzienlijk kleiner is dan de 5,3 fte waarvan wordt uitgegaan bij het opstellen van de doelen.

Het is raadzaam om bij het opstellen van nieuw beleid de doelen en de werkelijke formatie op elkaar af te stemmen. In dit proces moet dan worden bezien of het nodig is om (neven)functies te verschuiven of om capaciteit uit te breiden. Voor het opstellen van het uitvoeringsprogramma voor 2021 zal worden uitgegaan van de huidige, werkelijke formatie.

 

Toezicht door de OdrU

Ten tijde van de overdracht van toezicht op inrichtingen aan de omgevingsdienst is budget vastgesteld voor het uitvoeren van deze taak. Sindsdien is dit budget niet aangepast, een jaarlijkse indexering uitgezonderd. De OdrU heeft nu geanalyseerd in hoeverre dit budget toereikend is om de in ons handhavingsbeleid opgenomen doelen te behalen. Voor deze analyse is gebruik gemaakt van de risicoanalyse uit ons beleid en het bedrijvenbestand. De conclusie is dat adequaat toezicht op inrichtingen bij lange na niet mogelijk is met het budget dat wij daar op dit moment voor beschikbaar stellen. Slechts de hoogstnodige controles kunnen worden uitgevoerd. Voor thematisch toezicht is nauwelijks meer ruimte. Eén van de thema’s die daardoor minder aandacht krijgen is toezicht op energieverbruik. Dit terwijl de gemeente Rhenen fors wil inzetten op duurzaamheid. 2 Een ander probleem is dat minder controles ook leiden tot een slechter naleefgedrag. Uit de analyses van de OdrU blijkt ook dat het naleefgedrag in onze gemeente achterblijft ten opzichte van dat van andere bij de OdrU aangesloten gemeenten. Geconcludeerd moet worden dat het wenselijk zou zijn om het budget voor milieutoezicht te verruimen, zodat de gemeente Rhenen meer invulling kan geven aan haar taken op dit gebied. Bij het opstellen van nieuw handhavingsbeleid moet de kloof tussen doelstellingen enerzijds en middelen anderzijds worden gedicht.

 

In het uitvoeringsprogramma van de OdrU voor 2021 wordt nog uitgegaan van het huidige, beperkte budget. Dit betekent dat keuzes moeten worden gemaakt en prioriteiten moeten worden gesteld met betrekking tot het toezicht in dat jaar. Deze keuzes zullen apart aan het college worden voorgelegd.

 

Punten voor aanpassing of actualisatie

 

Prioriteiten toezicht en handhaving milieu

 

In paragraaf 2.4 van het beleid (pagina 6) wordt aan alle milieuovertredingen de hoogste prioriteit gegeven. Dit terwijl het gebruikelijk is de prioriteiten af te laten hangen van de uitkomsten van de risicoanalyse. Het is wenselijk deze relatie in het nieuwe beleid wel te leggen. Overigens baseert de Omgevingsdienst regio Utrecht de planning van de milieucontroles wel op de risicoanalyse en niet op de tabel uit paragraaf 2.4. De reden hiervoor is dat het als gevolg van he beperkte aantal uren dat wordt ingekocht bij de omgevingsdienst het simpelweg niet mogelijk is om iedere overtreding van de milieuregels de hoogste prioriteit te geven.

 

Niet voor alle overtredingen m.b.t. de Algemene Plaatselijke Verordening zijn sancties opgenomen in de bijlage (Bijlage 4 Richtlijn dwangsombedragen en termijnen)

Daarnaast zijn sommige bedragen in de praktijk niet uitvoerbaar. Dit betekent dat het doel van de matrix, werken met vooraf vastgestelde bedragen om discussie hierover in handhavingstrajecten te voorkomen, niet bereikt. Het is raadzaam deze lijst bij vaststelling van nieuw beleid geheel te herzien.

 

Dwangsommen voor sommige overtredingen zijn hoog

Het gaat met name om overtredingen waarbij zonder vergunning is gebouwd of waarbij gebouwen illegaal worden bewoond. Daarbij wordt ook afgeweken van de maximale bedragen die omliggende gemeenten hanteren. De vraag is of deze bedragen redelijk zijn ten opzichte van de begane overtreding. Daarnaast ontstaat er veel discussie over deze hoge en ten opzichte van andere gemeenten afwijkende dwangsommen.

 

Onderbouwing van 24-uurstoezicht ontbreekt in beleid

Dit wordt opgevangen door hier in de uitvoeringsprogramma’s op in te gaan. Dit doen we de afgelopen jaren al door opname van de volgende tekst:

 

“Bereikbaarheid buiten kantooruren

Voor het melden van milieuklachten buiten kantooruren is een piketdienst ingesteld binnen de ODRU.

Via www.odru.nl/milieuklachten/ kan een klachtenformulier worden ingevuld. Ook staat hier het telefoonnummer voor tijdens en buiten kantooruren. Voor wat betreft de andere taakvelden zal bij noodgevallen (brand, plofkraak, sloop etc.) met name het aspect constructieve veiligheid relevant zijn. Wij hebben voor dergelijke gevallen afspraken met een extern adviseur (Ingenieursbureau Van Roekel en Van Roekel). Deze is 24/7 beschikbaar om de constructieve veiligheid te beoordelen.

Meldingen/verzoeken m.b.t. noodgevallen komen bij ons binnen via politie en/of crisisbeheersing. In voorkomende gevallen kan crisisbeheersing bij spoed te allen tijde contact met de toezichthouders worden opgenomen.”

 

Door opname van deze tekst in het nieuw te schrijven beleid wordt deze omissie opgeheven.

 

Toezicht op brandveiligheid bij zorginstellingen

In 2020 is door de provincie Utrecht in het kader van interbestuurlijk toezicht onderzoek gedaan naar de wijze waarop gemeenten toezicht houden op brandveiligheid bij zorginstellingen. Dit toezicht wordt namens de gemeente Rhenen uitgevoerd dor de Veiligheidsregio Utrecht. Uit het onderzoek is gebleken dat een verbeterslag noodzakelijk is. Er wordt onder andere geadviseerd om in de beleidscyclus expliciet aandacht aan dit onderwerp te besteden. In ons huidige beleid wordt inderdaad niet ingegaan op brandveiligheid bij zorginstellingen. In de jaarlijkse afstemming van de controles brandveilig gebruik met de Vru wordt hier wel aandacht aan besteed. Onze werkwijze hoeft dus niet zozeer te worden aangepast, maar in het nieuw te schrijven beleid zal dit onderwerp moeten worden toegevoegd. Daarnaast zal in het uitvoeringsprogramma 2021 de doelstelling worden toegevoegd dat alle zorginstellingen zullen worden gecontroleerd op het aspect brandveiligheid en dat eventuele handhavingsacties voortvarend zullen worden opgepakt.