Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gorinchem

Financiële verordening gemeente Gorinchem 2024

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieGorinchem
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingFinanciële verordening gemeente Gorinchem 2024
CiteertitelFinanciële verordening gemeente Gorinchem 2024
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling bevat de vroegst mogelijke datum van inwerkingtreding.

Deze regeling vervangt de Financiële verordening gemeente Gorinchem 2023.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. artikel 212 van de Gemeentewet
  2. Wet versterking decentrale rekenkamers
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

10-04-2024nieuwe regeling

28-03-2024

gmb-2024-153882

Tekst van de regeling

Intitulé

Financiële verordening gemeente Gorinchem 2024

De raad van de gemeente Gorinchem;

 

gelezen het voorstel van het college:

gelet op artikel 212 Gemeentewet en de Wet versterking decentrale rekenkamers;

 

besluit:

 

vast te stellen de financiële verordening gemeente Gorinchem 2024,

 

Paragraaf 1. Algemene bepalingen

Artikel 1. Definities

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • -

    BBV: Besluit Begroting en Verantwoording provincies en gemeenten;

  • -

    team: organisatorische eenheid binnen de gemeentelijke organisatie;

  • -

    stelsel van baten en lasten: een begrotingssysteem dat alle ontvangsten en uitgaven worden toegerekend aan het begrotingsjaar waarop zij betrekking hebben. Ook de kosten van de productiemiddelen die langer dan een jaar meegaan, worden over de jaren uitgesmeerd;

  • -

    bruto-schuld: het totaal van langlopende leningen, kortlopende schulden, crediteuren en overlopende passiva;

  • -

    netto-schuld: bruto schuld min de omvang van de geldelijke bezittingen die niet zijn ingezet voor de publieke taak;

  • -

    taakveld: eenheden, waarin de programma’s conform het BBV verplicht zijn onderverdeeld;

  • -

    investeringen: duurzame goederen waarvan het nut zich over meerdere jaren uitstrekt;

  • -

    bouwgrond in exploitatie: gronden in eigendom van een gemeente, waarvoor de raad een grondexploitatiecomplex en een grondexploitatiebegroting heeft vastgesteld;

  • -

    economische activiteit: iedere activiteit bestaande uit het aanbieden van goederen en/of diensten op een bepaalde markt;

  • -

    rechtmatigheidsverantwoording: de verantwoording van het college waarbij aangegeven wordt in welke mate de totstandkoming van de financiële beheershandelingen en de vastlegging daarvan overeenstemmen met de relevante wet- en regelgeving;

  • -

    Voorwaardencriterium is het criterium van rechtmatigheid, dat betrekking heeft op de eisen die worden gesteld bij de uitvoering van de financiële beheershandelingen. De eisen/ voorwaarden zijn afkomstig uit diverse wet- en regelgeving en hebben betrekking op aspecten als doelgroep, termijn, grondslag, administratieve bepalingen, normbedragen, bevoegdheden, bewijsstukken, recht, hoogte en duur;

  • -

    Begrotingscriterium is een criterium van rechtmatigheid dat betrekking heeft op de grenzen van de baten en lasten in de door de raad geautoriseerde begroting van exploitatie- en investeringsbudgetten en de hiermee samenhangende programma’s, waarbinnen de financiële beheershandelingen tot stand moeten zijn gekomen;

  • -

    Misbruik en oneigenlijk gebruikcriterium is het criterium van rechtmatigheid, dat betrekking heeft op het voorkomen, opsporen en corrigeren van misbruik en oneigenlijk gebruik van overheidsgelden en gemeentelijke eigendommen bij financiële beheershandelingen.

 

Paragraaf 2. Begroting en verantwoording

Artikel 2. Programma-indeling en paragraafindeling

De raad stelt vast:

  • -

    een programma-indeling en een paragraafindeling binnen de kaders van het BBV;

  • -

    per programma de relevante (beleids)indicatoren.

Artikel 3. Inrichting begroting en jaarstukken

  • 1.

    Bij de begroting worden onder elk van de programma’s de geraamde lasten en baten per taakveld weergegeven en bij de jaarstukken worden onder elk van de programma’s de gerealiseerde lasten en baten per taakveld weergegeven.

  • 2.

    In de begroting worden de nieuwe en lopende investeringen weergegeven.

  • 3.

    In de begroting wordt bij de uiteenzetting van de financiële positie in aanvulling op het bepaalde in artikel 20 en artikel 21 van het BBV inzicht gegeven in de ontwikkeling van de schuldpositie als gevolg van de begroting, de meerjarenraming, de investeringen en de grondexploitatie.

  • 4.

    In de jaarstukken wordt van de investeringen de mate van realisatie van de investeringsbudgetten weergegeven en of deze gereed zijn.

  • 5.

    In de begroting en de jaarstukken worden incidentele baten en lasten vanaf € 125.000 per post afzonderlijk opgenomen in het overzicht incidentele baten en lasten.

Artikel 4. Kaders Perspectiefnota

  • 1.

    Het college biedt jaarlijks aan de raad een Perspectiefnota aan met een voorstel voor het beleid en de financiële kaders van de begroting voor het volgende begrotingsjaar en de meerjarenraming.

  • 2.

    In de Perspectiefnota wordt ingegaan op de schuldpositie.

  • 3.

    De raad wordt vooraf geïnformeerd wanneer in de Perspectiefnota significant extra financiële middelen voor nieuw beleid worden opgenomen.

Artikel 5. Autorisatiebeleid begroting en investeringsbudgetten

  • 1.

    De raad autoriseert met het vaststellen van de begroting, de baten en de lasten per programma en de investeringsbudgetten, voor het eerste begrotingsjaar.

  • 2.

    De raad kan bij de begrotingsbehandeling aangeven van welke nieuwe investeringen hij op een later tijdstip een apart voorstel wil ontvangen voordat wordt overgegaan tot het aangaan van verplichtingen.

  • 3.

    Het college is bevoegd om binnen de totale budgetruimte van een programma, passend binnen bestaand beleid, budgettair neutraal te schuiven met budgetten.

  • 4.

    Het college is bevoegd om in de maandwijziging ex lid 11 van dit artikel voorstellen te doen om budgettair neutraal, passend binnen bestaand beleid, te schuiven tussen programma’s.

  • 5.

    Het college is bevoegd om binnen de totale investeringsruimte van een programma, passend binnen bestaand beleid, budgettair neutraal te schuiven met budgetten, mits de hieruit voortkomende kapitaallasten binnen het programma kunnen worden opgevangen.

  • 6.

    Het college is bevoegd om voor een investering, passend binnen bestaand beleid, te schuiven tussen de jaarschijven van de betreffende investering, mits de hieruit voortkomende kapitaallasten binnen het programma kunnen worden opgevangen.

  • 7.

    Het college is bevoegd bij nieuwe projecten/ ontwikkelingen, passend binnen bestaand beleid, uitgaven te doen tot € 60.000 op programmaniveau en hierover achteraf in de tussentijdse rapportage en/ of jaarstukken verantwoording af te leggen.

  • 8.

    Het college is bevoegd een exploitatiebudget passend binnen bestaand beleid te overschrijden als direct gerelateerde niet geraamde inkomsten de overschrijding volledig compenseren of er sprake is van een open-einde regeling.

  • 9.

    Het college is bevoegd om de begroting budgettair neutraal te wijzigen voor uitgaven die volledig worden gedekt door uitkeringen, niet zijnde de algemene uitkering uit het Gemeentefonds, en/of subsidies van overheden als er geen sprake is van gemeentelijke beleidsvrijheid.

  • 10.

    Het college legt in de volgende gevallen bij afwijkingen, voordat verplichtingen worden aangegaan, een voorstel voor aan de raad:

    • -

      Lasten vanaf € 60.000 waarvoor binnen het programma geen budgetruimte is;

    • -

      Investeringen vanaf € 60.000 waarvoor geen/ ontoereikend investeringsbudget beschikbaar is;

    • -

      Een niet-voorziene uitgave bij een grondexploitatiecomplex die de netto contante waarde van dit grondexploitatiecomplex met meer dan 10 % doet verslechteren en in absolute zin een verslechtering van de netto-contante waarde betekent van € 300.000 of meer. Dit wordt beoordeeld ten opzichte van de meest recent door de raad vastgestelde grondexploitatie.

  • 11.

    De financiële consequenties van raadsvoorstellen worden verwerkt in een begrotingswijziging (de maandwijziging). In de maandwijziging worden collegebesluiten opgenomen, waarin, passend binnen bestaand beleid, budgetneutraal wordt geschoven tussen programma’s. In de maandwijziging worden dergelijke collegevoorstellen voorzien van een toelichting.

  • 12.

    Niet-bestede delen van budgetten met een incidenteel karakter kunnen, bij de jaarstukken, gemotiveerd worden bestemd voor besteding in een later jaar, mits dit past binnen het doel waarvoor het budget beschikbaar is gesteld.

  • 13.

    Het college is bevoegd uitgaven te doen op de bestemde budgetten, zoals verwoord in lid 12, vooruitlopend op de vaststelling van de jaarstukken.

  • 14.

    Aan het einde van het boekjaar (gedeeltelijk) onbestede investeringsbudgetten blijven, indien noodzakelijk, beschikbaar voor de realisatie van de investering.

  • 15.

    Indien er geen concreet zicht is op de realisatie van de investering, dan komt het resterende investeringsbudget te vervallen.

  • 16.

    Het gebruik van lid 3 tot en met 15 van dit artikel wordt als acceptabel aangemerkt.

  • 17.

    Begrotingsafwijkingen door overschrijding en onderschrijding van baten en onderschrijding van lasten en investeringsbudgetten worden als acceptabel en daarmee rechtmatig aangemerkt mits deze afwijkingen worden toegelicht overeenkomstig de uitgangspunten voor de toelichting in de jaarstukken of in een ander bestuurlijk document.

Artikel 6. Tussentijdse rapportage

  • 1.

    Het college informeert de raad tenminste 1 keer per jaar door middel van een tussentijdse rapportage over de stand van zaken en prognose van het lopende begrotingsjaar, en de daaruit voortkomende structurele effecten in de meerjarenraming, ten aanzien van:

    • a.

      de beleidsmatige ontwikkelingen;

    • b.

      de baten, de lasten en de prognose per programma onderverdeeld naar de taakvelden;

    • c.

      de investeringen per programma

    • d.

      het overzicht van de algemene dekkingsmiddelen;

    • e.

      het overzicht Overhead, vennootschapsbelasting en onvoorzien;

    • f.

      de beoogde toevoegingen en onttrekkingen aan reserves per programma.

Artikel 7. Jaarstukken

  • 1.

    Het college biedt, gelijktijdig met het aanbieden van de jaarstukken, de raad het voorstel aan over de bestemming van het jaarrekeningresultaat.

  • 2.

    Het college is bevoegd, vooruitlopend op het bestemmingsvoorstel over het jaarrekeningresultaat overeenkomstig artikel 5, lid 13, uitgaven te doen op bestemde budgetten zoals genoemd in artikel 5, lid 12.

Artikel 8. Informatieplicht

Het college informeert vooraf de raad en neemt pas een besluit, nadat de raad in de gelegenheid is gesteld zijn wensen en bedenkingen ter kennis van het college te brengen van:

  • 1.

    aankoop van vastgoed waarvan de voorgenomen aankoopwaarde € 60.000 hoger is dan de marktwaarde.

  • 2.

    aankoop van grond en eventuele opstallen tegen een taxatiewaarde hoger dan € 3 miljoen.

  • 3.

    het verstrekken en kwijtschelden van leningen, waarborgen en garanties.

Artikel 9. EMU-saldo

Wanneer het Rijk de gemeente bericht dat alle gemeenten samen het collectieve aandeel van gemeenten in het EMU-tekort, bedoeld in artikel 3, zesde lid, van de Wet houdbare overheidsfinanciën, hebben overschreden, informeert het college de raad of een aanpassing van de begroting nodig is.

 

Paragraaf 3. Rechtmatigheidsverantwoording

Artikel 10. Verantwoordings- en rapportagegrens rechtmatigheidsverantwoording

  • 1.

    De raad stelt vast op welke wijze hij door middel van de paragraaf Bedrijfsvoering van de begroting en de jaarstukken, naast de verplichte onderdelen van deze paragraaf, wil worden geïnformeerd over rechtmatigheid.

  • 2.

    Het college rapporteert in de rechtmatigheidsverantwoording bij de jaarrekening aan de raad over afwijkingen met een verantwoordingsgrens van 3 procent van de totale lasten van de gemeente, inclusief de dotaties aan de reserves.

  • 3.

    Het college rapporteert in de paragraaf Bedrijfsvoering over de geconstateerde afwijkingen (fouten of onduidelijkheden) groter dan € 125.000 per post, niet zijnde begrotingsonrechtmatigheden.

Artikel 11. Voorwaardencriterium

  • 1.

    Het college biedt de raad jaarlijks ter vaststelling een normenkader rechtmatigheid aan. Dit kader bestaat uit alle raadsbesluiten en hogere wet- en regelgeving waaruit financiële beheershandelingen kunnen voortvloeien.

Artikel 12 Begrotingscriterium

  • 1.

    Het uitgangspunt is dat iedere afwijking van de begroting als onrechtmatig wordt beschouwd met uitzondering van het bepaalde in artikel 5 lid 17.

  • 2.

    Begrotingsonrechtmatigheden die passen binnen het bestaande beleid van de raad, worden opgenomen in de rechtmatigheidsverantwoording voor zover de verantwoordingsgrens voor afzonderlijke fouten of onduidelijkheden is overschreden, maar worden niet nader toegelicht in de paragraaf bedrijfsvoering.

Artikel 13 Misbruik en oneigenlijk gebruik-criterium

  • 1.

    Het college legt de beheershandelingen vast voor het voorkomen van misbruik en oneigenlijk gebruik van gemeentelijke regelingen en eigendommen.

 

Paragraaf 4. Financieel beleid

Artikel 14. Afschrijvingsbeleid

  • 1.

    De technische levensduur wordt als basis voor de afschrijvingstermijn gehanteerd.

  • 2.

    Bij nieuwe investeringen wordt de lineaire afschrijvingsmethode gehanteerd.

  • 3.

    Activa worden afgeschreven volgens de methodiek en de termijnen zoals vermeld in de bijlage afschrijvingstermijnen bij deze verordening.

  • 4.

    Er wordt geen rekening gehouden met restwaarden bij de bepaling van de afschrijving van activa.

  • 5.

    Kosten voor het afsluiten van geldleningen worden direct ten laste van de exploitatie gebracht.

  • 6.

    Geactiveerde kosten voor onderzoek en ontwikkeling voor een bepaald actief worden lineair in maximaal 5 jaar afgeschreven.

  • 7.

    Een saldo voor agio of disagio wordt variabel, afhankelijk van de looptijd, afgeschreven.

  • 8.

    Duurzame goederen met een aanschafwaarde kleiner dan € 30.000 worden niet geactiveerd.

  • 9.

    Het college heeft de bevoegdheid om binnen de gestelde intervallen zoals vermeld in de bijlage afschrijvingstermijnen de exacte afschrijvingstermijn te bepalen waarbij consistentie het uitgangspunt is.

  • 10.

    De afschrijving van geactiveerde investeringen vindt voor het eerst plaats in het jaar volgend op het jaar waarin de investering gereed is.

Artikel 15. Voorziening voor oninbare vorderingen

  • 1.

    Voor openstaande vorderingen wordt een voorziening wegens oninbaarheid gevormd op basis van een beoordeling op inbaarheid.

Artikel 16. Reserves en voorzieningenbeleid

  • 1.

    De raad stelt een nota reserves, voorzieningen en weerstandsvermogen vast.

  • 2.

    Het uitgangspunt is een zo beperkt mogelijk aantal bestemmingsreserves.

  • 3.

    Het college heeft de bevoegdheid te muteren in de egalisatiereserve tarieven afvalstoffenheffing en legt hierover achteraf verantwoording af in de tussentijdse rapportage en/ of jaarstukken.

  • 4.

    Het college heeft de bevoegdheid om te muteren in de reserve Duurzaamheid inzake projecten tot € 200.000. Het college legt hierover achteraf in de tussentijdse rapportage en/ of jaarstukken verantwoording af.

  • 5.

    Het college verwerkt de toevoegingen en onttrekkingen aan bestemmingsreserves in de jaarstukken voor de bedragen gelijk aan de werkelijke inkomsten en uitgaven van de daarmee in de begroting(swijzigingen) samenhangende posten.

Artikel 17. Kostprijsberekening

  • 1.

    Voor het bepalen van de geraamde kostprijs van goederen, werken en diensten van de gemeente, wordt een systeem van extracomptabele kostentoerekening gehanteerd. Bij de kostentoerekening worden naast de directe ook de indirecte kosten betrokken.

  • 2.

    Bij de kosten worden betrokken de bijdragen aan en onttrekkingen van voorzieningen voor de noodzakelijke vervanging van de betrokken activa, de kapitaallasten van de in gebruik zijnde activa.

  • 3.

    Voor rioolheffing en afvalstoffenheffing worden, naast de in lid 2 genoemde onderdelen, de compensabele belasting over de toegevoegde waarde (BTW) en de kosten van het kwijtscheldingsbeleid toegerekend.

  • 4.

    Voor de inzet van materiële activa worden naast de directe kosten, de indirecte kosten van het actief toegerekend.

  • 5.

    Directe salariskosten worden in de begroting toegerekend aan de taakvelden (of een deel daarvan) en investeringen, op basis van een inschatting van de benodigde formatie (fte) per taakveld (of deel daarvan).

  • 6.

    Toerekening van directe salariskosten in de jaarstukken gebeurt volgens het principe ‘’voorcalculatie = nacalculatie’’, met uitzondering van investeringen en grondexploitaties, waarbij de feitelijk bestede inzet wordt toegerekend.

  • 7.

    Het tarief wordt bepaald op basis van de totale directe salariskosten van het team (of deel daarvan), gedeeld door het aantal bijbehorende fte.

  • 8.

    Indien gebruik wordt gemaakt van een uurtarief, dan wordt de uitkomst onder 7 gedeeld door het aantal productieve uren.

  • 9.

    Kosten van overhead worden uitsluitend toegerekend aan investeringen en grondexploitaties.

  • 10.

    Het overheadpercentage, dat gehanteerd wordt bij de doorberekening van de kosten als bedoeld in lid 9 van dit artikel, wordt berekend door de totale overheadlasten van het taakveld Overhead te delen door de totale directe personeelskosten.

  • 11.

    Het college vermeldt jaarlijks bij de begroting in de paragraaf Lokale heffingen de gehanteerde uitgangspunten voor de aanpassing van de tarieven en heffingen.

Artikel 18. Prijzen economische activiteiten

Bij het uitoefenen van economische activiteiten wordt conform de Wet markt en overheid gehandeld.

Artikel 19. Vaststelling hoogte belastingen, rechten, heffingen en prijzen

  • 1.

    Het college doet de raad jaarlijks een voorstel voor de hoogte van de gemeentelijke tarieven voor de belastingen, rechten, heffingen en prijzen.

  • 2.

    Het college doet de raad bij een tussentijdse wijziging de kaders voor de belastingen, rechten, heffingen en prijzen een voorstel.

Artikel 20. Financieringsfunctie

  • 1.

    Het college neemt bij het aantrekken en / of het uitzetten van middelen binnen de kaders van de Wet financiering decentrale overheden (Fido) en schatkistbankieren de volgende zaken in acht:

    • a.

      voor het aantrekken van financieringen met een looptijd langer dan één jaar worden tenminste twee prijsopgaven bij verschillende financiële instellingen gevraagd;

    • b.

      er wordt geen gebruik gemaakt van financiële derivaten als bedoeld in artikel 1, onder sub c, van de Wet financiering decentrale overheden;

    • c.

      het aantrekken en / of uitzetten van geldmiddelen gebeurt uitsluitend bij Nederlandse financiële instellingen met minimaal een AA rating of andere overheden.

  • 2.

    De raad stelt het treasurybeleid vast.

  • 3.

    Het college stelt uitvoeringsregels voor de financiering, de taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden op. Het college legt deze vast in een treasurystatuut.

Artikel 20A: Beleid inzake garantiestelling/ uitgegeven geldleningen

  • 1.

    Garantieverlening en uitgegeven geldleningen dienen te passen binnen de kaders van de Wet Fido en schatkistbankieren, het gemeentelijke beleid en moeten een publieke taak of het algemeen belang dienen. Het uitgangspunt is “nee, tenzij”.

  • 2.

    Het college past de voorhangprocedure toe bij aanvragen nieuwe garanties en aanvragen nieuwe geldleningen en kwijtschelding daarvan.

  • 3.

    Het college stelt uitvoeringsregels op voor gemeentegaranties en uit te geven geldleningen.

  • 4.

    Het college toetst de financiële positie van de aanvrager, vraagt indien mogelijk zakelijke zekerheden en stelt voorwaarden op om de financiële positie van de aanvrager gedurende looptijd te kunnen monitoren.

  • 5.

    Het college legt verantwoording af over alle garanties en uitgegeven geldleningen via de planning en controlcyclus.

 

Paragraaf 5. Paragrafen bij de begroting en jaarstukken

Artikel 21. Paragraaf Lokale heffingen

  • 1.

    Het college neemt in de paragraaf de onderdelen op grond van artikel 10 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten op.

  • 2.

    Bij de bepaling van de kostendekkendheid (dekkingspercentage) worden de overheadlasten extracomptabel toegerekend aan de heffingen.

Artikel 22. Paragraaf Financiering

  • 1.

    In de paragraaf financiering bij de begroting en de jaarstukken neemt het college naast de verplichte onderdelen op grond van artikel 13 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten en de notitie rente 2017 van de commissie BBV in ieder geval op:

    • a.

      de schulden met een looptijd korter dan een jaar en het verschuldigde rentepercentage;

    • b.

      de schulden met een looptijd langer dan een jaar en het verschuldigde rentepercentage.

Artikel 23. Paragraaf Weerstandsvermogen & risicobeheersing

  • 1.

    In de paragraaf Weerstandsvermogen en risicobeheersing bij de begroting en de jaarstukken neemt het college de verplichte onderdelen op grond van artikel 11 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten op. Daarnaast verschaft de paragraaf inzicht in de dekkingsgraad van het weerstandsvermogen.

Artikel 24. Paragraaf Onderhoud kapitaalgoederen

  • 1.

    Bij de begroting en de jaarstukken neemt het college in de paragraaf onderhoud kapitaalgoederen naast de verplichte onderdelen op grond van artikel 12 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten in ieder geval op:

    • a.

      de voortgang van het geplande onderhoud;

    • b.

      de omvang van het achterstallig onderhoud;

    • c.

      het kwaliteitsniveau en de onderhoudslasten.

  • 2.

    De raad stelt een beleidsplan openbare ruimte vast.

  • 3.

    De raad stelt het kwaliteitsniveau van de gemeentelijke kapitaalgoederen vast.

  • 4.

    De raad stelt een gemeentelijk rioleringsplan vast.

  • 5.

    De raad stelt een nota vastgoedbeleid vast.

  • 6.

    Het college stelt uiterlijk eens per vier jaar de meerjaren onderhoudsplannen vast.

Artikel 25. Paragraaf Bedrijfsvoering

In de paragraaf Bedrijfsvoering bij de begroting en de jaarstukken neemt het college naast de verplichte onderdelen op grond van artikel 14 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten op:

  • a.

    personeels- en organisatiebeleid;

  • b.

    informatisering en automatisering;

  • c.

    financiën;

  • d.

    inkoop en aanbesteding;

  • e.

    regionale samenwerking;

  • f.

    informatiebeveiliging;

  • g.

    bestuurlijke planning en control;

  • h.

    administratieve organisatie en interne controle;

  • i.

    rechtmatigheidsverantwoording;

  • j.

    interbestuurlijk toezicht.

Artikel 26 Beleid verbonden partijen en paragraaf verbonden partijen

  • 1.

    Bij de begroting en de jaarstukken neemt het college in de paragraaf Verbonden partijen de verplichte onderdelen op grond van art. 15 van het BBV op.

  • 2.

    De basis voor de verbonden partijen zijn de algemene normen van goed bestuur. Het betreft de vijf normen:

    • -

      transparantie;

    • -

      democratische verantwoording;

    • -

      effectiviteit en efficiency;

    • -

      vraaggerichtheid;

    • -

      good governance: onderlinge samenhang van sturen, beheersen en toezicht houden.

  • 3.

    Het college toetst een nieuw op te richten verbonden partij aan de algemene normen van goed bestuur. Daarbij zijn de volgende selectiecriteria leidend:

    • -

      kwaliteit;

    • -

      bestuurskracht;

    • -

      effectiviteit;

    • -

      spreiding van bestuurlijke en financiële risico’s; - relevante ervaring;

    • -

      efficiency;

    • -

      schaalvoordeel;

    • -

      kennisvoordeel.

  • 4.

    De gemeentelijke inspanning is erop gericht dat de planning- & controlcyclus van de gemeenschappelijke regeling optimaal aansluit op de gemeentelijke planning- & controlcyclus.

  • 5.

    Het college hanteert een beleidsmatige en een financiële toets op de voorstellen van de verbonden partijen.

  • 6.

    Het college legt zienswijzen op de kadernota, de begroting, het voorstel resultaatbestemming jaarstukken en de begrotingswijzigingen van de gemeenschappelijke regelingen aan de raad voor. Hieraan wordt bij de zienswijzen over de begroting, ter informatie, toegevoegd de risicomatrix gemeenschappelijke regelingen.

Artikel 27. Paragraaf Grondbeleid

  • 1.

    In de paragraaf grondbeleid bij de begroting en de jaarstukken neemt het college naast de verplichte onderdelen op grond van artikel 16 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten in ieder geval op:

    • a.

      het verloop van de grondvoorraad;

    • b.

      de te ontwikkelen en in ontwikkeling genomen ruimtelijke projecten;

    • c.

      de uitvoering van het grondbeleid.

  • 2.

    De raad stelt een nota grondbeleid vast.

  • 3.

    Periodiek wordt een onderzoek uitgevoerd naar de haalbaarheid van de uitgangspunten en toekomstgerichtheid van de grondexploitaties.

  • 4.

    Via een bijeenkomst wordt de raad één keer per jaar (eerste helft van het jaar) geïnformeerd over de ontwikkelingen en risico’s grondexploitaties.

  • 5.

    De raad stelt jaarlijks de (herziene) grondexploitaties vast in een Meerjaren Programma Grondexploitaties

Artikel 28. Paragraaf Openbaarheid

  • 1.

    Het college besteedt in de paragraaf Openbaarheid in de begroting aandacht aan de beleidsvoornemens met betrekking tot de uitvoering van de Wet Open overheid. Het college legt in de jaarstukken verantwoording af over de uitvoering van de beleidsvoornemens.

 

Paragraaf 6 Financiële organisatie en financieel beheer

Artikel 29. Administratie

  • 1.

    Onder administratie wordt verstaan het systematisch verzamelen, vastleggen, verwerken en verstrekken van informatie ten behoeve van het besturen, functioneren en beheersen van de gemeentelijke organisatie en de verantwoording die daarover moet worden afgelegd.

  • 2.

    De administratie is zodanig van opzet en werking, dat zij in ieder geval dienstbaar is voor:

    • a.

      het sturen en beheersen van activiteiten en processen in de gemeente;

    • b.

      het verstrekken van informatie over ontwikkelingen in de omvang van de vaste activa, voorraden, vorderingen en schulden.

    • c.

      het verschaffen van informatie over uitputting van de toegekende budgetten, investeringsbudgetten, grondexploitaties en voor het maken van kostencalculaties;

    • d.

      het afleggen van verantwoording aan de raad over de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving.

    • e.

      de controle van de registratie van gegevens als zodanig en van de daaraan ontleende informatie, alsmede voor de controle op de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving.

Artikel 30. Financiële organisatie

Het college draagt zorgt voor:

  • a.

    een eenduidige indeling van de gemeentelijke organisatie en een eenduidig toewijzing van de gemeentelijke taken;

  • b.

    een adequate scheiding van taken, functies, bevoegdheden, verantwoordelijkheden;

  • c.

    de verlening van mandaten en volmachten voor het aangaan van verplichtingen ten laste van de toegekende budgetten, investeringsbudgetten en grondexploitaties;

  • d.

    de interne regels voor taken en bevoegdheden, de verantwoordingsrelaties en de bijbehorende informatievoorziening van de financieringsfunctie;

  • e.

    de te maken afspraken met de teams over de te leveren prestaties, de daarvoor beschikbare middelen en de wijze en frequentie van rapportage over de voortgang van de activiteiten en uitputting van middelen;

  • f.

    een eenduidige kostenverdeling;

  • g.

    het beleid en de interne regels voor de inkoop en aanbesteding van goederen, werken en diensten;

  • h.

    het beleid en de interne regels voor de steunverlening en toekenning van subsidies aan ondernemingen en instellingen;

  • i.

    het beleid en de interne regels voor het voorkomen van misbruik en oneigenlijk gebruik van gemeentelijke regelingen en eigendommen, opdat aan de eisen van rechtmatigheid, controle en verantwoording wordt voldaan.

Artikel 31. Interne controle

  • 1.

    Het college draagt zorg voor de jaarlijkse interne toetsing van de getrouwheid van de informatieverstrekking en de rechtmatigheid van de financiële beheershandelingen. Bij afwijkingen rapporteert het college daarover in de rechtmatigheidsverantwoording. Daarnaast informeert het college de raad over genomen maatregelen tot herstel.

 

Paragraaf 7. Slotbepalingen

Artikel 32. Intrekken oude verordening en overgangsrecht

  • 1.

    De financiële verordening gemeente Gorinchem 2023 wordt ingetrokken. De financiële verordening 2024 is ook van toepassing op de jaarstukken 2023.

Artikel 33: Raadsbeleidskaders

  • 1.

    Alle in deze verordening genoemde raadsnotities, raadsbeleidskaders en dergelijke worden eens in de vier jaar door de raad vastgesteld, te weten:

    • -

      Nota grondbeleid;

    • -

      Nota vastgoedbeleid;

    • -

      Nota reserves, voorzieningen en weerstandsvermogen;

    • -

      Treasurybeleid;

    • -

      Kwaliteitsniveau van het meerjaren onderhoudsplan gemeentelijke kapitaalgoederen;

    • -

      Gemeentelijke rioleringsplan;

    • -

      Beleidsplan openbare ruimte.

Artikel 343. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op 1 april 2024.

  • 2.

    Deze verordening wordt aangehaald als: ‘’Financiële verordening gemeente Gorinchem 2024’’.

Aldus vastgesteld in de vergadering van de raad van 28 maart 2024,

De griffier,

de voorzitter,

 

 

Soort activum

Afschrijvingstermijn in jaren

Materiële vaste activa: economisch nut

Erfpachtsgronden

n.v.t.

Gronden en tereinen:

  • -

    waarde vast (geen slijtage)

  • -

    niet waarde vast (wel slijtage) (uitsterfconstructie)

n.v.t.

50

Woonruimten (exclusief grond)

25

Bedrijfsgebouwen (exclusief grond):

  • -

    nieuwbouw

  • -

    renovatie gebouw (levensduurverlengend onderhoud)

  • -

    inventaris

  • -

    parkeergarage

  • -

    zwembad

40

20

15

50

30

Schoolgebouwen etcetera:

  • -

    bouw en uitbreiding schoolgebouw

  • -

    uitbreiding schoollokalen door middel van noodlokalen

  • -

    gymnastieklokalen

  • -

    renovatie gebouw (levensduurverlengend onderhoud)

50

20

50

20

Grond-, weg- en waterbouwkundige werken

  • -

    overig

10-30

Vervoermiddelen:

  • -

    veerboten

  • -

    wagens en overig rijdend materieel

50

10

Machines, apparaten en installaties:

  • -

    machines, apparaten en installaties

  • -

    verkeersregelinstallaties

  • -

    parkeerautomaten

  • -

    klimaatinstallaties

  • -

    zonnepanelen

5 - 15

10

10

20

15

Overige materiële vaste activa:

  • -

    automatisering (hardware)

  • -

    automatisering (software)

  • -

    sportparken

  • -

    milieuparken

  • -

    containers

  • -

    ondergrondse containers

  • -

    overig

4

4

25

20

10

20

4 - 10

Heffingen riolering

  • -

    riolering en bergbezinkkelders (uitsterfconstructie in verband met vervangingsvoorziening)

  • -

    installaties en gemalen

  • -

    kosten van onderzoek en ontwikkeling

60

20

5

Overige heffingen

  • -

    nieuwbouw bedrijfsgebouwen (bijvoorbeeld aula, columbarium)

  • -

    begraafplaatsen

  • -

    kades, steigers

  • -

    machines, apparaten en installaties

40

30

30

5-15

Materiële vaste activa: maatschappelijk nut

Materiële vaste activa in de openbare ruimte:

  • -

    reconstructie/herinrichting wegen inclusief groen, aanpassing rotondes

  • -

    stadswallen (onder andere dijkversterking, wandelpaden)

  • -

    kademuren

  • -

    steigers

  • -

    kanjerproject

  • -

    openbare verlichting

  • -

    speeltoestellen

  • -

    speelruimten

  • -

    overig

40

25

25

30

40

20

10

17

5 - 25

Immateriële vaste activa

Immateriële vaste activa:

  • -

    kosten van onderzoek en ontwikkeling

  • -

    disagio

5

variabel; afhankelijk van looptijd

Financiële vaste activa

Financiële vaste activa:

  • -

    bijdrage activa in eigendom van derden

variabel

 

Artikelsgewijze toelichting financiële verordening gemeente Gorinchem 2024

 

Te hanteren uitgangspunten

  • -

    De in de verordening opgenomen spelregels zijn aanvullend op landelijke wetgeving.

  • -

    Meest recente modelverordening VNG 2022;

  • -

    Financiële beleidsuitspraken in de verordening als algemeen verbindend voorschrift;

  • -

    Op onderdelen aparte raadsbeleidskaders als de verordening qua vorm er niet geschikt voor is.

 

Artikel 1. Definities

Voor de gehanteerde begrippen in de verordening gelden de definities uit de Gemeentewet, Besluit begroting en verantwoording (BBV), Wet versterking decentrale rekenkamers, de notities van de commissie BBV en het Besluit accountantscontrole provincies en gemeenten.

 

Artikel 2. Programma-indeling en paragraafindeling

Er vindt een bestuurlijke evaluatie plaats.

 

Artikel 3. Inrichting begroting en jaarstukken

Niet van toepassing.

 

Artikel 4. Kaders Perspectiefnota

Het eerste lid van het artikel bepaalt dat de raad vooraf aan het opstellen van de begroting een nota (= Perspectiefnota) vaststelt. Door het jaarlijks vaststellen van de financiële uitgangspunten zoals de hoogte van lonen en prijzen, inflatie en dergelijke, wordt recht gedaan aan het budgetrecht van de raad. De financiële uitgangspunten zijn bepalend voor de omvang van de financiële ruimte.

Bij de toelichting schuldpositie wordt onder meer ingegaan op het investeringsplafond, het begrotingssaldo, de algemene reserve en de rentekosten.

 

Het tweede lid van artikel 4 is een nadere invulling van het principe ‘’geld volgt beleid’’ of ‘’beleid volgt geld’’. Dit artikel moet in nauwe samenhang bezien worden met de actieve informatieplicht (via een raadsinformatiebrief en/ of I&O-raadsessie) vanuit het college richting de raad afhankelijk van het onderwerp.

 

Artikel 5. Autorisatiebeleid begroting en investeringsbudgetten

Het autorisatiebeleid heeft als doel dat het college belangrijke wijzigingen bij eventuele afwijkingen tijdig aan de raad meldt, zodat de raad hierover een besluit kan nemen en het college verplichtingen kan aangaan. Een werkwijze met voldoende waarborgen voor tijdige melding aan de raad draagt bij aan het budgetrecht van de raad en kaders voor de accountantscontrole inzake begrotingsrechtmatigheid. Naast lopende uitgaven, kennen gemeenten investeringen. Ook uitgaven voor investeringen moeten worden geautoriseerd.

In artikel 5.8 is aangegeven dat het college bevoegd is om uitgaven te overschrijden als direct gerelateerde niet-geraamde inkomsten de overschrijding volledig compenseren of als er sprake is van een open-einderegeling. Deze afwijkingen worden toegelicht in de tussenrapportage en jaarstukken. Ten aanzien van de open-einderegelingen kan de zienswijzeprocedure gemeenschappelijke regelingen van toepassing zijn. Onder artikel 5.9 vallen de uitgaven die gedekt worden uit niet-geraamde rijksinkomsten voor taken van overheden die aan de gemeenten worden opgelegd, dat wil zeggen: medebewindstaken zoals specifieke uitkeringen met een eigen verantwoordingsregime, niet zijnde de algemene uitkering.

Artikel 5, lid 10 heeft als doel om de aanbeveling van de commissie BBV in begroting en jaarstukken te implementeren. Met deze bepaling dient het college wijzigingen met materiële financiële gevolgen opnieuw door de raad te laten vaststellen. Voor de definitie ‘materiële financiële gevolgen’ is besloten twee voorwaarden op te nemen: het percentage van 10% om de financiële afwijking in perspectief van de grootte van het project te bezien én een minimumbedrag van € 300.000 om geringe financiële afwijkingen achteraf te rapporteren in de jaarstukken. Het ijkpunt van het minimumbedrag is bepaald aan de hand van de grondexploitaties en toekomstige uitdagingen. Daar bedragen onder het minimumbedrag een beperkt financieel gevolg zal hebben.

Daarnaast is besloten om de verslechtering van de grondexploitaties te meten tegen de netto contante waarde saldo dat ontstaat door de contante kosten* af te trekken van de contante opbrengsten**. Dit om te voorkomen dat de raad geïnformeerd wordt over financiële gevolgen die binnen jaarschijven plaatsvinden, maar op gemeenteniveau geen gevolgen hebben zoals fasering van woonrijp maken die een jaar opschuift.*Contante kosten = huidige waarde van toekomstige kosten

** Contante opbrengsten = huidige waarde van toekomstige opbrengsten

Ten aanzien van artikel 5, lid 12: hiermee wordt bedoeld: onderuitputting van uitgaven en niet-geraamde inkomsten.

Ten aanzien van artikel 5, lid 16: in het kader van de rechtmatigheidsverantwoording heeft de commissie BBV het onderscheid ‘acceptabele’ en ‘niet-acceptabele’ afwijkingen geïntroduceerd.

Ten aanzien van artikel 5, lid 17: overschrijding en onderschrijding van baten en onderschrijding van lasten zijn op zichzelf niet onrechtmatig. Indien hier sprake van is, is de bestendige gedragslijn om deze toe te lichten in de planning- en control-documenten of in een ander bestuurlijk document.

 

Artikel 6. Tussentijdse rapportage

De raad wordt in de tussentijdse rapportage geïnformeerd over de beleidsmatige ontwikkelingen en de financiële afwijkingen van budgetten op taakveldniveau en de investeringsbudgetten.

 

Artikel 7. Jaarstukken

Niet van toepassing.

 

Artikel 8. Informatieplicht

Artikel 169 van de Gemeentewet verplicht het college vooraf aan het aangaan van bepaalde verplichtingen de raad inlichtingen te verstrekken indien de raad daar om verzoekt of indien de uitoefening van deze bevoegdheden van het college ingrijpende gevolgen heeft voor de gemeente (‘’voorhangbesluit’’). Artikel 8 is hiervan een invulling.

 

Artikel 9. EMU-saldo

Voor gemeenten is in de Wet houdbare overheidsfinanciën vastgelegd dat ze aandeel hebben in plafond voor het totale EMU-tekort van Nederland.

 

Artikel 10. Verantwoordings- en rapportagegrens rechtmatigheidsverantwoording

Het college legt met de invoering van de rechtmatigheidsverantwoording rechtstreeks verantwoording af in de jaarrekening in welke mate de financiële beheershandelingen in overeenstemming zijn met landelijke wetgeving en lokale regelgeving. Het gaat hierbij om financiële rechtmatigheid.

 

Artikel 11. Voorwaardencriterium

Niet van toepassing.

 

Artikel 12. Begrotingscriterium

Voor de verantwoordingsgrens rechtmatigheidsverantwoording wordt uitgegaan van 3 procent van de totale lasten inclusief dotaties reserves. Hiermee wordt aangesloten bij het percentage dat de accountant hanteert voor de goedkeuringstolerantie.

Artikel 12 kent een nauwe relatie met artikel 5 dat ingaat op het autorisatiebeleid.

 

Artikel 13. Misbruik en oneigenlijk gebruikcriterium

De frauderisicoanalyse is een hulpmiddel om invulling te geven aan het criterium misbruik en oneigenlijk gebruik.

 

Artikel 14. Afschrijvingsbeleid

Het BBV laat beleidsvrijheid aan gemeenten voor het zelf vaststellen van de eigen afschrijvingsmethodieken en afschrijvingstermijnen. De afschrijvingstermijnen voor de activa met economisch en maatschappelijk nut zijn in de bijlage opgenomen. In lid 7 is een investeringsondergrens van € 30.000 opgenomen. Afschrijving wordt gedaan om matching van kosten en de gebruikstermijn te realiseren. Bij beperkte investeringen zoals onder € 30.000, is het kosteneffect zodanig beperkt, dat de kosten in enig jaar vanuit de exploitatie kunnen worden opgevangen en dat er geen toegevoegde waarde is in het activeren van de kosten. De kosten kunnen rechtstreeks uit de exploitatie gedekt worden. Daarbij vermindert het de administratieve lastendruk.

 

Artikel 15. Voorziening voor oninbare vorderingen

Voor vorderingen inzake gemeentelijke heffingen wordt een voorziening gevormd voor vorderingen die langer open staan dan twee jaar.

Overige vorderingen < € 1.000 die langer dan 2 jaar openstaan, worden volledig voorzien.

Dubieuze vorderingen die tussen 1 en 2 jaar openstaan, worden voor 50% voorzien en voor 100% als ze langer dan twee jaar open staan.

 

Artikel 16. Reserves en voorzieningenbeleid

Bij het instellen van een bestemmingsreserve staat nut en noodzaak (bijdrage aan doel) centraal. De mutaties in de reserve Duurzaamheid lopen mee in de maandwijziging die de raad krijgt voorgelegd.

 

Artikel 17. Kostprijsberekening

Bij de berekening van de tarieven is in de paragraaf Lokale heffingen de methodiek voor de toerekening van overhead opgenomen. Per tariefsoort is het bedrag aan toe te rekenen overhead vermeld en is het dekkingspercentage opgenomen. Dit verschaft inzicht in de kostendekkendheid van de tarieven. Aansluiting is gezocht bij de huidige interne berekeningsmethode overhead.

 

Artikel 18. Prijzen economische activiteiten

Niet van toepassing.

 

Artikel 19. Vaststelling hoogte belastingen, rechten, heffingen en prijzen

Het college doet jaarlijks een voorstel voor de hoogte van de gemeentelijke tarieven voor de belastingen, rechten, heffingen en prijzen. De kaderstellende rol van de raad komt tot uitdrukking door het behandelen van dit raadsvoorstel in de raad. Onder artikel 19 van deze verordening vallen ook de parkeertarieven. Hieronder vallen niet de tarieven Veerdienst en huren gemeentelijke panden (‘’prijzen’’ – private tarieven).

 

Artikel 20. tot en met 22

Niet van toepassing.

 

Artikel 23. Paragraaf Weerstandsvermogen & risicobeheersing

Gezien de complexiteit van het onderwerp Weerstandsvermogen en risicobeheersing is gekozen voor een apart kader dat zich er niet voor leent om in de verordening opgenomen te worden.

 

Artikel 24. en 25

Niet van toepassing.

 

Artikel 26. Beleid verbonden partijen en paragraaf verbonden partijen

Het BBV geeft aan dat de visie op de beleidsvoornemens op verbonden partijen in een raadsbeleidskader dan wel in de financiële verordening vastgelegd dient te worden. De visie kan concreet gemaakt worden door stil te staan bij de vraag welke uitgangspunten gehanteerd worden wanneer er wel of geen gebruik wordt gemaakt van verbonden partijen voor het realiseren van beleid. Ook dient stilgestaan te worden bij het type rechtspersoon (privaatrechtelijk of publiekrechtelijk) en voor welk doel. De basis voor visie op de verbonden partijen zijn de algemene normen van goed bestuur, de zogeheten ‘’governance’’ vereisten. In lid 2 zijn de vijf normen opgenomen. Het indienen van een zienswijze in het kader van de Wet gemeenschappelijke regelingen is een raadsbevoegdheid. Er is geen wettelijke plicht voor een kadernota van een gemeenschappelijke regeling.

 

Artikel 27. Paragraaf Grondbeleid

Niet van toepassing.

 

Artikel 28. Paragraaf Openbaarheid

In de Wet Open overheid (Woo) is de paragraaf Openbaarheid voorgeschreven. Deze paragraaf beoogt een impuls te geven aan actieve openbaarheid.

 

Artikel. 29 tot en met 33

Niet van toepassing.