Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
De Fryske Marren

Beleidsregels kennismakingsperiode Participatiewet De Fryske Marren 2024

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieDe Fryske Marren
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidsregels kennismakingsperiode Participatiewet De Fryske Marren 2024
CiteertitelBeleidsregels kennismakingsperiode Participatiewet De Fryske Marren 2024
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

artikel 18, eerste lid, van de Participatiewet

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

09-04-202401-10-2023nieuwe regeling

26-03-2024

gmb-2024-152633

Z.775242

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsregels kennismakingsperiode Participatiewet De Fryske Marren 2024

Het college van burgemeester en wethouders van gemeente De Fryske Marren;

 

overwegende dat bij de uitvoering van de Participatiewet, Wet inkomensvoorziening oudere en of gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen werknemers (IOAW), de Wet inkomensvoorziening oudere en of gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ) behoefte bestaat om de mogelijkheid van een kennismakingsperiode in te voeren,

 

gelet op artikel 18, eerste lid van de Participatiewet,

 

en in aanmerking nemende dat:

 

de doelstelling van de kennismakingsperiode is mensen te laten onderzoeken of zij duurzaam willen gaan samenwonen, zonder dat dit de eerste zes maanden direct gevolgen heeft voor de uitkering. Dat stelt mensen in de gelegenheid om hun eigen woonruimte aan te houden en bij beëindiging van de samenwoning terug te keren in de oude situatie. Op die manier wordt de stap om te gaan samenwonen minder groot;

 

besluit vast te stellen de volgende beleidsregels kennismakingsperiode Participatiewet De Fryske Marren 2024.

 

 

Artikel 1. Begripsbepalingen

  • 1.

    Alle begrippen die in deze beleidsregels worden gebruikt en die niet nader worden omschreven, hebben dezelfde betekenis als in de Participatiewet, Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijke arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW), Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijke arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ) en de algemene wet bestuursrecht.

  • 2.

    In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

    • a.

      Aanvragers: personen, waarvan minstens één uitkeringsgerechtigde is, die het college verzoeken om een kennismakingsperiode;

    • b.

      College: het college van burgemeester en wethouders van De Fryske Marren;

    • c.

      Kennismakingsperiode: de periode van zes maanden waarin sprake is van een gezamenlijk hoofdverblijf zonder consequenties voor de uitkering;

    • d.

      Uitkeringsgerechtigde: de ontvanger van een uitkering op grond van de Participatiewet, IOAW of IOAZ.

 

Artikel 2. Gezamenlijke huishouding

  • 1.

    Van een gezamenlijke huishouding is sprake indien twee personen hun verblijf in dezelfde woning hebben en zij blijk geven zorg te dragen voor elkaar door middel van het leveren van een bijdrage in de kosten van de huishouding dan wel anderszins.

    • a.

      Hoofdverblijf: bij vaststelling waar iemand zijn hoofdverblijf heeft is de feitelijke situatie bepalend, niet de inschrijving in het BRP (Basisregistratie Personen) of het hebben van een (huur)woning op een ander adres dan het adres waar iemand hoofdzakelijk verblijft.

    • b.

      Zorgdragen voor elkaar door het leveren van een bijdrage in de kosten van het huishouden dan wel anderszins, kan onder andere blijken uit het leveren van een financiële bijdrage in de vaste lasten, de boodschappen, en incidentele kosten, dan wel wederzijdse zorg.

 

Artikel 3. Kennismakingsperiode

  • 1.

    Het college kan op aanvraag van één of meerdere uitkeringsgerechtigden eenmalig een kennismakingsperiode verlenen, voor een periode van maximaal zes maanden.

  • 2.

    De kennismakingsperiode start vanaf het moment nadat het college schriftelijk toestemming heeft verleend.

  • 3.

    De duur van de kennismakingsperiode wordt individueel bepaald (max. 6 maanden) en vastgesteld op de periode die nodig wordt geacht om een definitief besluit te kunnen nemen op het samenwonen.

  • 4.

    Gedurende de kennismakingsperiode wordt de uitkering ongewijzigd voortgezet naar de norm die de belanghebbende ontving ten tijde van de aanvraag van de kennismakingsperiode, tenzij deze norm wijzigt wegens andere omstandigheden dan het samenwonen op proef.

  • 5.

    Na onderbreking van de kennismakingsperiode en/ of beëindiging van de uitkering kan er herleving van het recht plaatsvinden voor de niet genoten resterende dagen tot een max. van zes maanden.

  • 6.

    De inlichtingenplicht ligt bij de partner die de bijstandsuitkering ontvangt.

 

Artikel 4. Voorwaarden

  • 1.

    Slechts onder de volgende voorwaarden wordt toestemming verleend voor de kennismakingsperiode:

    • a.

      aanvragers hebben niet eerder een gezamenlijke huishouding gevoerd, en

    • b.

      er is geen sprake (geweest) van kostgangerschap of onderhuur (van aanvragers), en

    • c.

      aanvragers hebben nog geen voorbereidingen getroffen voor een huwelijk of een geregistreerd partnerschap, en

    • d.

      beide aanvragers houden hun eigen woonruimte en inschrijving in de Basisregistratie personen (BRP) aan, en

    • e.

      aanvragers zijn niet thuiswonend.

  • 2.

    Aanvragers moeten naast de toestemming van het college zelf zorgdragen voor toestemming van andere betrokken instanties voor zover van toepassing zoals, maar niet uitsluitend:

    • a.

      de woningeigenaar/eigenaren als de aanvragers dit niet zelf zijn;

    • b.

      het college van een andere gemeente, omdat één van de aanvragers uitkeringsgerechtigd is in een andere gemeente.

 

Artikel 5. Uitsluitingsgronden

  • 1.

    Geen kennismakingsperiode wordt verleend bij situaties waarbij aanvragers:

    • a.

      reeds een gezamenlijke huishouding voerden voordat de kennismakingsperiode bij het college werd aangevraagd, of

    • b.

      in een relatie ouder-kind tot elkaar staan, of

    • c.

      met elkaar gehuwd zijn geweest of in de periode van twee jaar voorafgaande aan aanvraag van bijstand voor de verlening van bijstand als gehuwden zijn aangemerkt, of

    • d.

      uit hun relatie een kind is geboren of erkenning heeft plaatsgevonden van een kind van de één door de ander, of

    • e.

      zij zich wederzijds verplicht hebben tot een bijdrage aan de huishouding krachtens een geldend samenlevingscontract, of

    • f.

      zij op grond van een registratie worden aangemerkt als een gezamenlijke huishouding die naar aard en strekking overeenkomt met het gezamenlijk hoofdverblijf, of

    • g.

      als aan één van belanghebbenden in de periode van vijf jaar voorafgaand aan de aanvraag van de kennismakingsperiode al gebruik heeft gemaakt van de kennismakingsperiode.

  • 2.

    Naast het gestelde in het eerste lid wordt geen toestemming voor een kennismakingsperiode verleend als toestemming als bedoeld in artikel 4 lid 2 onder b niet wordt gegeven.

 

Artikel 6. Intrekken toestemming

Het college kan op ieder moment de toestemming voor een kennismakingsperiode intrekken als blijkt dat aanvragers niet aan de voorwaarden voldoen, of wel onder een van de uitsluitingsgronden vallen en zij daarover onjuiste informatie hebben verstrekt. De inlichtingenplicht uit de wet is onverkort van toepassing.

 

Artikel 7. Onvoorziene situaties

In gevallen, waarin deze beleidsregels niet voorzien, beslist het college van burgemeester en wethouders.

 

Artikel 8. Inwerkingtreding en duur

De beleidsregels treden in werking, met terugwerkende kracht, vanaf 1 oktober 2023.

 

Artikel 9.Citeertitel Deze beleidsregels worden aangehaald als: beleidsregels kennismakingsperiode Participatiewet De Fryske Marren 2024.

 

 

Toelichting

 

Algemeen De Algemene bijstandswet (Abw) bood tot de invoering van de nieuwe Wet Werk en Bijstand (WWB) in 2004 de mogelijkheid van een zogenaamde kennismakingsperiode. Als een uitkeringsgerechtigde met een nieuwe partner ging samenwonen kon de bijstandsuitkering drie maanden ongewijzigd worden voortgezet. Deze situatie deed zich vaak voor bij alleenstaande ouders met minderjarige kinderen waar samenwonen met een nieuwe partner een ingrijpende gebeurtenis was.

 

In de latere wetgeving is de mogelijkheid van een kennismakingsperiode niet meer expliciet genoemd. Maar dit wil niet zeggen dat er geen behoefte meer is aan de mogelijkheid om op proef samen te kunnen wonen. In de praktijk blijkt de stap om te gaan samenwonen nog steeds een drempel op te leveren voor sommige bijstandsgerechtigden. Er ontstaat een situatie waarin formeel nog niet wordt samengewoond, maar feitelijk bijna wel en waarbij fraude/oneigenlijk gebruik lastig is aan te tonen. Dit geeft mensen stress en legt direct al druk op de relatie. Met het opnieuw invoeren van de kennismakingsperiode proberen gemeenten de overstap makkelijker te maken en het grijze gebied rondom fraude/oneigenlijk gebruik te voorkomen.

 

De situatie van inwoners met een IOAW-/ of IOAZ-uitkering is feitelijk gelijk aan de situatie van mensen met een Participatiewet-uitkering. De IOAW en IOAZ bieden formeel niet de mogelijkheid om de uitkering af te stemmen op de omstandigheden van de belanghebbenden. Omdat de verschillen tussen de wetten heel beperkt zijn, worden voor de kennismakingsperiode IOAW en IOAZ-gerechtigden op dezelfde wijze behandeld als Participatiewet gerechtigden.

 

Artikelsgewijs

Alleen de artikelen die een toelichting nodig hebben, zijn uitgewerkt.

 

Artikel 2 Gezamenlijke huishouding: In de omschrijving van het begrip “gezamenlijke huishouding” is in de wet het begrip “duurzaam”, in de zin van langer durend, niet opgenomen. Dit betekent dat bij kortdurend verblijf in de woning van een ander er al sprake kan zijn van een gezamenlijke huishouding. Dit uitgangspunt leidt ertoe dat er voor de bijstandsgerechtigde die voornemens is te gaan samenwonen, dat wil zeggen met elkaar het hoofdverblijf te gaan delen op hetzelfde adres en daar zorg te gaan dragen voor elkaar, direct een sterke afhankelijkheid ontstaat. Dit kan voor bijstandsgerechtigden een belemmering zijn om de stap om te gaan samenwonen te nemen.

 

Daarmee is de keuzevrijheid die de bijstandsgerechtigde heeft bij belangrijke levensgebeurtenissen kleiner dan de keuzevrijheid van mensen die geen bijstandsuitkering ontvangen. Met de kennismakingsperiode wil het college de directe financiële afhankelijkheid wegnemen en de keuzevrijheid van mensen die een bijstandsuitkering ontvangen, vergroten. Dit doet het college concreet door te stellen dat in het geval dat de wens bestaat om te gaan samenwonen en de bijstandsgerechtigde hiertoe een aanvraag indient, er bij een verblijf van maximaal zes maanden geen sprake is van het hebben van het hoofdverblijf in de woning van de ander. Het is daarbij essentieel dat degene die tijdens de kennismakingsperiode bij de ander verblijft wel zijn c.q. haar eigen woning aanhoudt.

 

Artikel 3 Kennismakingsperiode: De kennismakingsperiode is een tijdelijk/kortdurend ‘gezamenlijk’ verblijf van maximaal zes maanden. Een kennismakingsperiode moet vooraf worden aangevraagd en gaat niet eerder in dan nadat het verzoek schriftelijk is goedgekeurd. Bij de toekenning wordt een aanvangsdatum genoemd als ook de termijn.

De duur van de kennismakingsperiode is maatwerk en mede afhankelijk van de individuele situatie, tot een maximum van zes maanden.

 

Artikel 4 Voorwaarden: Bij het opstellen van de beleidsregels met betrekking tot de kennismakingsperiode is aansluiting gezocht bij de voorwaarden zoals die in het verleden golden bij de Abw (Algemene bijstandswet).

 

De kennismakingsperiode is bedoeld voor aanvragers die willen ervaren hoe het is om echt samen te wonen in dezelfde woning. Mensen voor wie dit niet nieuw is (omdat ze eerder met elkaar hebben samengewoond of op een andere manier een woning hebben gedeeld) worden uitgesloten van een kennismakingsperiode. Als beide aanvragers een bijstandsuitkering hebben in verschillende gemeenten, dan is het belangrijk dat beide gemeenten akkoord gaan. Het aantonen hiervan ligt bij de aanvragers van de kennismakingsperiode: zij delen de toestemming van de andere gemeente met gemeente De Fryske Marren.

 

Beide aanvragers houden hun eigen woonadres aan en blijven op dat woonadres ingeschreven staan in BRP. Een eventuele verhuurder (woningcorporatie) is op de hoogte en akkoord met het tijdelijk niet voltijds bewonen van de woonruimte.

 

Bij een kennismakingsperiode wordt de uitkering ongewijzigd voortgezet zodat de ene partner, die bij de andere partner op proef gaat samenwonen, de eigen woning kan aanhouden.

 

Indien een eerder toegekende periode van samenwoning niet (volledig) benut is kan er herleving van het recht plaatsvinden tot een maximum van de resterende periode. Voor herleving van het recht op een kennismakingsperiode dient vooraf (opnieuw) een aanvraag te worden ingediend en deze gaat niet eerder in nadat het verzoek schriftelijk is goedgekeurd.

 

Artikel 5 Uitsluitingsgronden: Met de uitsluitingsgronden sluit het college aan bij het onweerlegbaar rechtsvermoeden ten aanzien van het voeren van een gezamenlijke huishouding zoals dat is beschreven in artikel 3 lid 4 van de Participatiewet. Door uitsluiting van de personen die in de periode van vijf jaar voorafgaand aan de aanvraag van de kennismakingsperiode al gebruik hebben gemaakt van de kennismakingsperiode, wil het college onrechtmatig gebruik van de kennismakingsperiode voorkomen.

 

Artikel 6 Intrekken toestemming:

De belanghebbende doet aan het college op verzoek of onverwijld uit eigen beweging mededeling van alle feiten en omstandigheden waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat zij van invloed kunnen zijn op de kennismakingsperiode en/of het recht op bijstand. De inlichtingenplicht op grond van artikel 17 van de Participatiewet/ IOAW/ IOAZ is van toepassing.

 

In de gevallen dat de partner die een uitkering ontvangt als gevolg van een schending van de inlichtingenplicht, te veel bijstand ontvangt en het college de teveel verstrekte bijstand terugvordert, dan geldt de hoofdelijke aansprakelijkheid als bedoeld in artikel 59 tweede lid Participatiewet niet voor de andere partner. De hoofdelijke aansprakelijkheid geldt wel voor de terugvorderingen die het gevolg zijn van verzwegen gewijzigde omstandigheden op grond waarvan het college alsnog het besluit had moeten nemen dat er niet langer sprake was van het recht op een kennismakingsperiode. Dit is bijvoorbeeld als beide partners zich in deze periode bij een andere instantie hebben gepresenteerd als gezamenlijke huishouding.

 

Artikel 7 Onvoorziene situaties: In situaties waarin deze beleidsregels niet voorzien, besluit het college over de aanvraag voor een kennismakingsperiode.

Aldus vastgesteld op 26 maart 2024.

Burgemeester en wethouders van De Fryske Marren,

de secretaris de burgemeester

D. Cazemier F. Veenstra