Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Westerwolde

Beleidskader Inburgering gemeente Westerwolde

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieWesterwolde
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidskader Inburgering gemeente Westerwolde
CiteertitelBeleidskader Inburgering gemeente Westerwolde
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Onbekend

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

10-04-2024nieuwe regeling

15-12-2021

gmb-2024-152103

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidskader Inburgering gemeente Westerwolde

De raad van de gemeente Westerwolde,

 

op voorstel van Burgemeester en Wethouders d.d. 2 november 2021, no. Z/20/101473/D-369431, afdeling Samenleving;

 

b e s l u i t :

 

Het Beleidskader Inburgering gemeente Westerwolde vast te stellen.

 

1. Inleiding

De nieuwe Wet inburgering 2021 treedt op 1 januari 2022 in werking en vervangt de huidige Wet inburgering. De Wet inburgering 2021 regelt de inburgeringsplicht voor in beginsel alle onderdanen van derde landen (landen die geen lid zijn van de Europese Unie) van 16 jaar tot de pensioengerechtigde leeftijd, die duurzaam in Nederland willen en mogen verblijven.

 

Het doel van de nieuwe wet is, dat alle inburgeringsplichtigen zo snel mogelijk en volwaardig kunnen meedoen aan de Nederlandse samenleving, het liefst via betaald werk. Om dit te bereiken, wordt van hen verwacht:

  • 1.

    dat zij binnen de inburgeringstermijn van drie jaar het voor hen hoogst haalbare taalniveau bereiken;

  • 2.

    dat zij kennis opdoen van de Nederlandse maatschappij en arbeidsmarkt;

  • 3.

    dat zij activiteiten vervullen, gericht op de deelname aan het dagelijkse leven.

Inburgeringsplichtigen blijven zelf verantwoordelijk voor het voldoen aan de inburgeringsplicht.

 

In aanloop naar de uitvoering van de nieuwe wet worden gemeenten ondersteund door Divosa en wordt er constructief samengewerkt met centrumgemeente Groningen en de regiogemeenten; Oldambt, Pekela, Stadskanaal en Veendam.

 

Voor inburgeraars, die vóór 1 januari 2022 met de inburgering gestart zijn, blijft het inburgeringstraject via DUO lopen. Voor het (arbeids-)participatiedeel worden zij, zoveel als mogelijk, overeenkomstig het voorliggende beleidskader begeleid en ondersteund.

 

1.1. Regierol gemeente

In de nieuwe wet staat de regierol van de gemeente centraal. Dit betekent dat de gemeente verantwoordelijk is voor de begeleiding en ondersteuning van inburgeringsplichtigen gedurende de inburgering. Om invulling te geven aan deze rol dragen gemeenten in ieder geval verantwoordelijkheid voor:

  • 1.

    een brede intake;

  • 2.

    een Persoonlijk plan Inburgering en Participatie (PIP);

  • 3.

    (het monitoren van) de voortgang van de inburgering.

Daarnaast zijn gemeenten verantwoordelijk voor het inburgeringsaanbod. Dit bestaat in het nieuwe stelsel voor alle inburgeringsplichtigen uit:

  • 1.

    de Module Arbeidsmarkt en Participatie (MAP);

  • 2.

    het Participatieverklaringstraject (PVT).

Bij statushouders bestaat dit aanbod bovendien uit één van de drie nieuwe leerroutes; de Onderwijsroute, de B1-route en de Z-route.

 

Tot slot zijn gemeenten verantwoordelijk voor:

  • 1.

    de beoordeling of de statushouder, die de Z-route volgt, voldaan heeft aan de verplichtingen die voortvloeien uit deze leerroute;

  • 2.

    de maatschappelijke begeleiding van statushouders;

  • 3.

    het financieel ontzorgen en begeleiden van bijstandsgerechtigde statushouders naar financiële zelfredzaamheid;

  • 4.

    de handhaving van de verplichtingen die voortvloeien uit het PIP gedurende de inburgeringstermijn.

Met de nieuwe wet neemt de gemeentelijke rol bij de ondersteuning van inburgeraars toe. Waar eerst de inburgeraars zelf verantwoordelijk waren voor het regelen en financieren van hun inburgeringstraject, krijgt de gemeente hier nu meer regie. Al vanaf het moment dat iemand een verblijfsvergunning heeft verkregen en door het COA is gekoppeld aan de gemeente, start de inburgering. De gemeente heeft de opdracht om zo vroeg mogelijk te starten met de begeleiding en ondersteuning, om zo mogelijkheden en beperkingen van de inburgeraars in beeld te brengen en afspraken te maken over wat de inburgeraar gaat doen. Afhankelijk van de uitkomsten van deze brede intake, volgen zij één van de drie nieuwe leerroutes, waarin taal en participatie worden gecombineerd.

 

1.2. Maatwerk: Beleidskader en Verordening

Gemeentelijke taken die uit de nieuwe wet voortvloeien zijn grotendeels -vanuit het oogpunt van rechtszekerheid en uniformiteit- ingekaderd in deze wet en de daarop gebaseerde lagere regelgeving. Er blijft echter ruimte voor maatwerk; om de gemeentelijke uitvoeringstaken naar eigen inzicht en met het oog op de lokale omstandigheden in te vullen. Dit is, bijvoorbeeld, het geval bij de ondersteuning en begeleiding van inburgeringsplichtigen tijdens het inburgeringstraject en het verzorgen van het aanbod aan statushouders. Met het voorliggende ‘Beleidskader Inburgering gemeente Westerwolde’ en tevens de ‘Verordening Inburgering gemeente Westerwolde’ wordt invulling gegeven aan de wijze waarop de gemeente Westerwolde uitvoering geeft aan de Wet inburgering 2021.

 

1.3. Gevolgen voor inburgeraars en organisaties in Westerwolde

De nieuwe wet heeft de nodige gevolgen voor inburgeraars (en hun nareizende gezinsleden), die vanaf 1 januari 2022 een verblijfsvergunning krijgen en zich mogen vestigen in ons land. Zij krijgen ondersteuning van de gemeente bij hun inburgeringstraject. Van hen wordt, waar mogelijk, gevraagd, een hoger taalniveau te behalen en direct te beginnen met onderwijs en participatie/arbeid. Zij krijgen een aanbod dat niet vrijblijvend is en worden gedurende het doorlopen van hun inburgeringstraject ondersteund en gevolgd door de gemeente. Ook wordt hen in de eerste fase van hun inburgering een aantal -financiële- zaken uit handen genomen, zodat er ruimte ontstaat om actief te worden. Zo worden vaste lasten voor hen door de gemeente gedurende een periode van minimaal zes maanden doorbetaald.

 

De nieuwe wet heeft niet alleen gevolgen voor de inburgeraars zelf. Er zijn de nodige organisaties die zich op dit moment met -delen van- de inburgering bezighouden, waaronder DUO, COA, Noorderpoort, Stichting Welzijn Westerwolde (SWW), Afeer en de gemeente. De nieuwe wet kan ertoe leiden dat hun werk verandert of door anderen wordt uitgevoerd. Of en in welke mate dat zo is, is mede afhankelijk van de keuzes die de gemeente in de uitvoering van de nieuwe wet maakt.

 

1.4. De uitvoering van de wet

Het beleidskader gaat over keuzes. Hierin laten we zien welke dienstverlening de gemeente Westerwolde gaat bieden aan de inburgeraars, hoe die dienstverlening eruitziet en wie deze gaat uitvoeren.

 

De Wet inburgering 2021 is, in tegenstelling tot de andere wetten binnen het sociaal domein, geen decentralisatie. Dat betekent dat de beleidsvrijheid beperkt is en de te maken keuzes vooral betrekking hebben op de wijze waarop de wet wordt uitgevoerd: hoe we zorgen voor een goed dienstverleningsaanbod, waarmee inburgeraars in staat worden gesteld aan hun verplichtingen (het behalen van een inburgeringsexamen) te voldoen en volwaardig mee kunnen doen in onze samenleving.

 

1.5. Leeswijzer

We beginnen met de belangrijkste elementen van de Wet inburgering 2021 (Hoofdstuk 2). Vervolgens beschrijven we wat wij willen bereiken met de uitvoering van de nieuwe wet. Hoofdstuk 3 gaat over de ambities en de uitgangspunten, die we hanteren bij de uitvoering ervan. In hoofdstuk 4 volgen we alle stappen die inburgeraars (moeten) zetten en beschrijven we de keuzes die we daar als gemeente in gaan maken. Het gaat daarbij om inhoudelijke en uitvoeringskeuzes. Daarna brengen we in beeld welke gevolgen de wet en onze keuzes hebben voor de inburgeraars (Hoofdstuk 5) en de gemeentelijke uitvoering (Hoofdstuk 6). We sluiten af met de financiële gevolgen voor de gemeente (Hoofdstuk 7).

2. Belangrijkste elementen Wet inburgering 2021

De Wet inburgering 2021 heeft als doel om alle inburgeraars actief mee te laten doen in de samenleving, bij voorkeur in de vorm van betaald werk. Dat kan het beste wanneer zij zo snel mogelijk beginnen met hun inburgering, wanneer zij daarbij goed worden ondersteund en waar nodig worden ontzorgd. De wet kent daarom de volgende uitgangspunten:

  • de gemeente voert de regie over de uitvoering: de inburgeraar blijft wel zelf verantwoordelijk voor het voldoen aan de nieuwe inburgeringswet, maar de gemeente zorgt voor een optimaal aanbod aan ondersteuning, waarmee het voor inburgeraars mogelijk wordt om die verantwoordelijkheid te nemen. De gemeente is ook verantwoordelijk voor de kwaliteit van de aanbieders, via -bijvoorbeeld- de aanbestedingsprocedure. De rol die malafide taalscholen speelden bij de inburgering, behoort daarmee tot het verleden;

  • de inburgering start snel. Al in het Asielzoekerscentrum (AZC) wordt hiermee begonnen. Het COA biedt een voorinburgeringsprogramma, waarin -onder meer- met taallessen wordt gestart. Gemeenten zorgen voor een doorlopende lijn vanuit deze opvang. Op basis van een brede intake en een leerbaarheidstoets wordt per inburgeraar een Persoonlijk plan Inburgering en Participatie (PIP) opgesteld en uitgevoerd. In het PIP worden de wederzijdse afspraken tussen de statushouder en de gemeente vastgelegd, waarbij het PIP ook de status van een beschikking heeft;

  • het taalniveau van de inburgeraars moet zo hoog mogelijk zijn. Een succesvolle inburgering hangt samen met de mate waarin men het Nederlands beheerst. Inburgeraars worden daarom gestimuleerd om de taal op een zo hoog mogelijk niveau te behalen. Als dat niet lukt, kan men kiezen voor een lager niveau;

  • de inburgeringsverplichting geldt voor iedereen. Er worden geen ontheffingen meer gegeven voor het behalen van het inburgeringsexamen. In plaats daarvan komt er een specifieke inburgeringsroute voor degenen voor wie het reguliere (B1-) traject niet haalbaar is. Dit is de zogenaamde Zelfredzaamheidsroute (Z-route). Naast deze twee leerroutes komt er een Onderwijsroute, specifiek voor jongeren tot 28 jaar, die hen voorbereidt op vervolgonderwijs;

  • de inburgering is duaal: taal en participatie worden gecombineerd en in samenhang aangeboden, zodat inburgeraars niet pas na de afronding van hun taaltraject op zoek gaan naar werk en ondersteund worden bij het vinden daarvan.

De belangrijkste onderdelen van de nieuwe wet worden hierna achtereenvolgens behandeld.

 

2.1. Belangrijkste onderdelen van Wet inburgering 2021

2.1.1. Brede intake en persoonlijk plan inburgering en participatie (PIP)

De brede intake vormt samen met de landelijk ontwikkelde leerbaarheidstoets de basis voor het PIP, dat met elke inburgeraar wordt opgesteld. Het doel van de leerbaarheidstoets is inzicht verkrijgen in het Nederlandse taalniveau dat een inburgeraar kan bereiken. In de brede intake worden de startpositie en de ontwikkelmogelijkheden van de inburgeraar in beeld gebracht. De gemeente kan grotendeels zelf bepalen hoe zij deze intake vormgeeft. Wel heeft het Rijk in lagere regelgeving vastgelegd welke onderdelen hierin aan bod dienen te komen.

 

In het PIP wordt vastgelegd wat de inburgeraar gaat doen en welke ondersteuning daarvoor nodig is. Daarbij wordt in ieder geval vastgelegd welke van de drie leerroutes de inburgeraar gaat volgen. Ook worden er rechten en verplichtingen in het kader van de Participatiewet opgenomen en afspraken over de financiële ontzorging vastgelegd. Zowel de inburgeraar als de gemeente zijn verplicht zich aan deze afspraken te houden. De gemeente zal dus de voortgang monitoren, de verplichtingen handhaven en -waar nodig- sancties opleggen.

2.1.2. Financieel ontzorgen

Inburgeraars moeten zo snel mogelijk deelnemen aan onze maatschappij. Het zich bezighouden met financiële en administratieve vraagstukken kan deze ontwikkeling vertragen. Om inburgeraars te ondersteunen, in het zo snel mogelijk zetten van stappen op weg naar maatschappelijke deelname, heeft de gemeente de opdracht gekregen om inburgeraars, die een beroep doen op de Participatiewet, gedurende minimaal zes maanden financieel te ontzorgen. Dit betekent dat de gemeente vaste lasten (huur, energie en verplichte verzekeringen) vanuit de bijstandsuitkering gaat doorbetalen. Gedurende die periode ondersteunt de gemeente de inburgeraar om zichzelf financieel te kunnen redden. Afspraken hierover worden eveneens opgenomen in het PIP.

2.1.3. Maatschappelijke begeleiding

Het kabinet hecht er waarde aan dat bij de verhuizing van het AZC naar de gemeente statushouders gedurende de eerste fase van hun verblijf worden begeleid en ondersteund bij het regelen van praktische zaken en bij de kennismaking met de Nederlandse samenleving en de lokale omgeving. Zodra de inburgeraar is ingeschreven in de gemeente, biedt de gemeente daarom maatschappelijke begeleiding. Die begeleiding moet in ieder geval bestaan uit:

  • a)

    praktische hulp bij het regelen van basisvoorzieningen als zorg, werk, inkomen, verzekeringen, onderwijs en het kennismaken met de lokale woonomgeving;

  • b)

    voorlichting over leefgebieden in de Nederlandse samenleving, zoals gezondheid, opvoeding en de kennismaking met maatschappelijke organisaties.

2.1.4. Module MAP en KNM

Het inburgeringstraject bevat in ieder geval een module arbeidsmarkt en participatie (MAP) en een module Kennis van de Nederlandse Maatschappij (KNM). Vaak bestaan er grote verschillen tussen de arbeidsmarkt in het land van herkomst en in Nederland. De MAP is daarom gericht op de oriëntatie op de Nederlandse arbeidsmarkt en het in beeld brengen van competenties en arbeidsmarktkansen in de nieuwe situatie. De module KNM is gericht op feitelijke kennis over regels en instanties en normen en waarden in de Nederlandse samenleving.

2.1.5. Het Participatieverklaringstraject (PVT)

Om inburgeraars kennis te laten maken met de kernwaarden van de Nederlandse samenleving volgen zij een Participatieverklaringstraject (PVT). Dat bestaat uit twee onderdelen:

  • a)

    een inleiding in de kernwaarden van de Nederlandse samenleving (waaronder vrijheid, gelijkwaardigheid en solidariteit), inclusief een activiteit of excursie waarin één van deze waarden een praktische vertaling krijgt;

  • b)

    de ondertekening van de Participatieverklaring, waarin inburgeraars hun betrokkenheid bij de Nederlandse samenleving én hun bereidheid hier een actieve bijdrage aan te leveren, tonen.

Dit traject moet minimaal 12 uren bedragen.

2.1.6. Leerroutes

Het belangrijkste onderdeel van de Wet inburgering zijn de drie leerroutes, die leiden tot het inburgeringsexamen:

  • 1.

    de Onderwijsroute;

  • 2.

    de B1-route;

  • 3.

    de Z-route.

Alle inburgeraars volgen (op basis van de uitkomsten van de brede intake) één van de drie leerroutes. Hieronder laten we per leerroute zien wat deze inhoudt, voor wie die is bedoeld en aan welke eisen de route moet voldoen.

 

Ad. 1: de Onderwijsroute

 

Inhoud

De Onderwijsroute is een taalschakeltraject dat jongeren, die dat willen en kunnen, voorbereidt op doorstroming naar het MBO, HBO of WO. De inhoud bestaat uit:

  • Nederlands op het niveau B1 of B2

  • Onderwijs in ontbrekende vakken (zoals Engels of rekenen)

  • Leervaardigheden die belangrijk zijn bij de doorstroom naar een vervolgopleiding

  • Vaardigheden voor de opleidings- en beroepskeuzes

  • Loopbaanoriëntatie

  • KNM

Uitvoering

De Onderwijsroute moet worden uitgevoerd door een erkende onderwijsinstelling.

Doelgroep

Jonge inburgeraars met een hoge mate van leerbaarheid en met motivatie voor het volgen van een vervolgopleiding.

Omvang

De Onderwijsroute is een intensief (voltijds) programma dat gemiddeld anderhalf jaar duurt.

Kwaliteitscontrole

De Onderwijsroute moet voldoen aan de eisen die in de Wet Educatie en Beroepsonderwijs (WEB) aan instellingen worden gesteld. Dat betekent dat alleen scholen die een diploma-erkenning hebben op grond van deze wet, deze leerroute kunnen aanbieden. De uitvoering valt onder het toezicht van de Inspectie voor het Onderwijs.

Inburgeringsplicht

De inburgeraar voldoet aan de eisen van de inburgeringsplicht zodra deze:

  • Is geslaagd voor het centraal examen (lezen, luisteren, schrijven en spreken) op B1-niveau of hoger

  • Is geslaagd voor het centraal examen KNM

  • Aan overige onderdelen van het taalschakel- traject heeft voldaan

  • Voldoet aan de PVT (dit valt buiten het taalschakeltraject), waarbij de beoordeling aan de gemeente is.

Het volgen van het programma biedt vrijstelling voor het onderdeel MAP.

 

Ad. 2: de B1 route

 

Inhoud

De B1-route is de “reguliere” inburgeringsroute, waarin het leren van de taal op B1-niveau samengaat met de voorbereiding op participatie en werk, gericht op zelfstandige deelname aan de Nederlandse samenleving. De inhoud bestaat uit:

  • Nederlands op het niveau B1: lezen, luisteren, spreken en schrijven

  • KNM

  • Activiteiten gericht op participatie en werk

  • MAP

  • PVT

Uitvoering

De verschillende onderdelen kunnen door verschillende aanbieders (of de gemeente zelf) worden uitgevoerd. Ook is de inzet van (vrijwillige) taalcoaches of taalmaatjes mogelijk.

Doelgroep

Inburgeraars die al werk hebben gehad en/of een studie hebben afgerond en die in staat zijn het taalniveau B1 (of A2) te bereiken.

Omvang

De B1-route is maatwerk. Dat betekent dat er geen minimum of maximumaantal (les-) uren wordt vastgelegd, zodat een optimale balans tussen scholing en participatie geboden kan worden.

Kwaliteitscontrole

De aanbieders van de taalcomponent van de B1-route moeten beschikken over een kwaliteitskeurmerk. Het gaat daarbij om het “Blik Op Werk”- keurmerk inburgering.

Inburgeringsplicht

De inburgeraar voldoet aan de eisen van de inburgeringsplicht zodra deze:

  • is geslaagd voor het centraal examen (lezen, luisteren, schrijven en spreken) op B1-niveau of (bij uitzondering één of meerdere onderdelen) op A2-niveau;

  • is geslaagd voor het centraal examen KNM;

  • voldoet aan het PVT en het MAP (ter beoordeling aan de gemeente).

 

Ad. 3: de Z-route

 

Inhoud

De Zelfredzaamheidsroute is de route, die in de plaats komt van de huidige ontheffingsmogelijkheid en is bedoeld om mensen, die het niveau van de B1-route (dus B1 of A2) niet kunnen halen toch een passend aanbod op het gebied van taal en participatie te kunnen bieden. De inhoud bestaat uit:

  • Nederlands op het niveau A1 (eventueel met alfabetisering)

  • Activering, zelfredzaamheid en participatie

  • KNM

  • PVT

  • MAP

Uitvoering

De verschillende onderdelen kunnen door verschillende aanbieders (of de gemeente zelf) worden uitgevoerd. Ook is de inzet van (vrijwillige) taalcoaches/taalmaatjes mogelijk.

Doelgroep

Inburgeraars, die weinig onderwijs hebben genoten en/of naar verwachting moeite hebben met de Nederlandse taal.

Omvang

De route bestaat uit 800 uren taal en KNM en uit 800 uren aan de overige onderdelen.

Kwaliteitscontrole

De aanbieders van de taalcomponent van de Z- route moeten beschikken over een kwaliteitskeurmerk. Het gaat daarbij het om “Blik Op Werk”- keurmerk inburgering.

Inburgeringsplicht

De inburgeraar die deze route volgt, hoeft geen examens af te leggen. Er is aan de inburgeringsverplichting voldaan wanneer de inburgeraar:

  • De inspanningsverplichting voor de taalcomponent is nagekomen.

  • Heeft voldaan aan de ureninzet voor participatie, activering, PVT en MAP.

 

2.2. Doelgroep

De Wet inburgering 2021 geldt voor vreemdelingen vanaf 16 jaar (tot de AOW-gerechtigde leeftijd), die zich duurzaam in Nederland vestigen en in het bezit zijn van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd. Inwoners uit de Europese Unie, Liechtenstein, Noorwegen en IJsland vallen hier niet onder. We kunnen hierbij twee groepen onderscheiden:

 

a) Asielmigranten (of statushouders)

Asielmigranten zijn asielzoekers die als vluchteling worden erkend en een verblijfsvergunning hebben gekregen. Ook gezinsleden van deze migranten (“na-reizigers”) vallen onder deze groep.

 

b) Gezins- en overige migranten

Gezinsmigranten zijn migranten die naar Nederland komen vanwege hun (Nederlandse) partner. Dat kan alleen wanneer men over voldoende inkomen beschikt. De inburgering start al in het land van herkomst, waar het basisexamen inburgering buitenland moet worden afgelegd. Dat betekent dat zij al een basisniveau aan taal (A1) hebben behaald wanneer zij hier komen. Eenmaal in Nederland moeten zij hier het inburgeringsexamen halen.

 

Overige migranten zijn geestelijk bedienaren en mensen met een verblijfsvergunning voor een niet-tijdelijk humanitair verblijfsdoel.

 

Er is een verschil in de opdracht die de gemeente heeft bij de ondersteuning van deze twee groepen. Dat verschil komt vooral voort uit het feit dat de eerste groep, zeker in het begin, is aangewezen op een uitkering en ondersteuning vanuit de Participatiewet en de tweede groep (financieel) zelfstandig is. In de wet is geregeld dat de gemeente voor alle groepen een brede intake afneemt, een PIP opstelt en volgt en zorgt voor de uitvoering van de MAP en het PVT. De gezins- en overige migranten zijn zelf verantwoordelijk voor de bekostiging van de voorzieningen.

 

Onderdeel

Asielmigranten

Gezins- en overige migranten

Brede intake en PIP (begeleiding, monitoring, handhaving)

X

X

Financieel ontzorgen

X

Maatschappelijke begeleiding

X

Leerroutes (taal en participatie)

X

PVT

X

X

MAP/KNM

X

X

 

Taakstelling huisvesting statushouders geeft indicatie van hoeveelheid

Het is moeilijk te voorspellen hoeveel mensen naar ons land komen om een asielaanvraag te doen en hoeveel daarvan uiteindelijk recht hebben om zich in Nederland te vestigen. Het is daarom niet eenvoudig om de grootte van de doelgroep exact te duiden. Zoals we de afgelopen jaren hebben gezien, is het afhankelijk van de situatie in verschillende delen van de wereld en de afspraken die tussen landen en continenten worden gemaakt, hoeveel mensen per jaar precies te verwachten zijn. Voor de gemeente geeft de huisvestingstaakstelling, die we vanuit het Rijk krijgen, een goede indicatie van het aantal potentiële inburgeraars.

 

De taakstelling huisvesting statushouders bedroeg in 2020: 18 personen. In 2021 is de taakstelling verhoogd, door het wegwerken van achterstanden bij de IND, een hogere asielinstroom en beperkingen in huisvesting vanwege de Coronacrisis, tot 37 personen. Van dit aantal is ongeveer 70 % inburgeringsplichtig (kinderen en ouderen > AOW-leeftijd hebben geen inburgeringsverplichting).

 

We gaan vooralsnog uit van de volgende percentages voor de (nieuwe) leerroutes: 30% voor de Onderwijsroute, 45% voor de B1-route en 25% voor de Z-route.

 

Van de gezinsmigranten en overige migranten is een dergelijke schatting niet gemaakt. We verwachten dat deze groep grotendeels gebruik zal willen maken van de B1-route en de Z-route. We weten uiteraard niet of zij zelf de cursussen willen inkopen of dat zij de voorbereiding op het examen zelf organiseren.

3. Inburgeren in Westerwolde

Overeenkomstig de Visie Sociaal Domein gaan we ook bij deze nieuwe taak domeinoverstijgend werken om tot een samenhangende aanpak te komen. We werken daarbij zoveel mogelijk samen met onze (keten)partners en stemmen processen, werkwijzen en expertise op elkaar af om tot een gezamenlijk plan voor de inburgeraar te komen. Tijdens het inburgeringstraject zorgen we voor een goede begeleiding en ondersteuning, waarbij ook wordt gestreefd naar zelfredzaamheid. Bij de onderwijs- en arbeidsmogelijkheden van de inburgeraar is maatwerk leidend en de voortgang in het inburgeringstraject wordt door de gemeente bewaakt.

 

Binnen het taakgebied Participatie is de ambitie: ‘Iedereen doet mee in Westerwolde’. Wij vinden het van groot belang dat ook de mensen die zich in onze gemeente vestigen, vanuit een onveilige situatie, zich hier thuis voelen en volwaardig mee kunnen doen in onze -lokale- maatschappij. Denk hierbij aan school, werk, sport & cultuur. Wij vinden het van groot belang dat zij hun eigen bijdrage kunnen leveren aan onze samenleving. Inburgeren is daarbij veel meer dan het behalen van een inburgeringsexamen. Het betekent in Westerwolde:

 

  • zoveel mogelijk meedoen op de arbeidsmarkt. Daarbij maken we optimaal gebruik van de vaardigheden waarover men beschikt;

  • zoveel mogelijk onderdeel zijn van het maatschappelijk leven. Door het doen van vrijwilligerswerk en de deelname aan sport, cultuur en wijkactiviteiten;

  • als zij nog jong zijn, een zo stevig mogelijke opleidingsbasis leggen. Dat biedt immers de meeste kans op goed en passend werk en een zelfstandig inkomen en daarmee op een optimale integratie voor jongeren. Dat betekent dat we jongeren stimuleren om zoveel mogelijk deel te nemen aan de Onderwijsroute;

  • gestimuleerd worden een zo hoog mogelijk taalniveau te behalen. Dat betekent dat we deelname aan de B1-route stimuleren en de Z-route alleen inzetten wanneer heel duidelijk is dat het halen van de taal op B1 of A2 niveau er echt niet inzit.

3.1 Route naar arbeid

De werkwijze onder de huidige Wet inburgering is niet ideaal gebleken. Door de inrichting van het inburgeringstraject waren inburgeraars vaak te lang inactief. Ook bleek het volledig neerleggen van goede inburgeringsondersteuning bij de inburgeraar zelf, niet goed te werken. Als gemeente Westerwolde zijn we geruime tijd al een actievere rol gaan spelen bij de (ondersteuning) van de inburgering van onze inwoners. Inburgeraars draaien al direct mee in ons actieve re-integratiebeleid en ze worden direct ondersteund door Afeer en de gemeente in de begeleiding richting betaald werk c.q. vrijwilligerswerk. Ook werken we nauw samen met SWW bij de participatie van inburgeraars (route vrijwilligerswerk).

 

We proberen na de inwerkintreding van de nieuwe wet de groep zoveel mogelijk te ondersteunen en regie te voeren op hun traject door optimaal gebruik te maken van de mogelijkheden die ook de bestaande wetgeving (Participatiewet) biedt. Hierbij zetten we ook in en maken we ook zoveel als mogelijk gebruik van lokale mogelijkheden en initiatieven.

 

We kiezen hierbij voor:

a. Een jongerenaanpak die gericht is op het zoveel mogelijk volgen van regulier onderwijs;

Jongeren worden, zoveel als mogelijk, gestimuleerd om eerst een opleiding af te ronden, voordat zij volledig de arbeidsmarkt opgaan. Dit betekent dat wij hen al in een vroeg stadium voorbereiden op de mogelijkheden en gevolgen van die keuze. Ter ondersteuning hiervan zorgen wij dat jongeren met opleidingsmogelijkheden zoveel als mogelijk doorstromen naar de Onderwijsroute en Afeer.

 

b. Een specifieke werkgeversaanpak

De bemiddeling van statushouders vraagt soms om een specifieke aanpak bij de benadering van werkgevers: soms vanwege onbekendheid van werkgevers met de doelgroep en vanwege culturele verschillen die zich ook op de werkplek voordoen. Afeer draagt zorg voor de werkgeversdienstverlening. Afeer is verantwoordelijk voor de begeleiding van de inburgeraars met arbeidspotentie, inburgeraars zonder arbeidspotentie worden begeleid door de inburgeringsconsulent van de gemeente, in samenwerking met SWW. In samenwerking met de werkcoaches van Afeer wordt gezocht naar een passende (werk)plek voor de inburgeraars met arbeidsmogelijkheden. Indien mogelijk betaald, zo niet in de vorm van werkervaring, sociale activering of vrijwilligerswerk, een en ander passend bij de mogelijkheden van de inburgeraar.

4. De stappen

Inburgeraars doorlopen verschillende stappen bij hun inburgeringstraject. We maken deze stappen inzichtelijk en laten aan de hand hiervan zien welke keuzes hierbij worden gemaakt en hoe de gemeente Westerwolde hier invulling aan geeft. Daarbij maken we onderscheid tussen de inhoud van de ondersteuning (wat gaan we doen) en de organisatie ervan (wie gaat het doen en hoe regelen we dat).

 

4.1. De overdracht vanuit het AZC (asielmigranten)

Wanneer duidelijk is aan welke gemeente een statushouder wordt gekoppeld, dan is er een kennismakingsgesprek met de inburgeraar én de zgn. “warme overdracht” vanuit het COA naar de gemeente. Het doel van deze kennismaking is om ervoor te zorgen dat de inburgeraar de gemeente en de mogelijkheden leert kennen en op basis daarvan het traject van inburgering kan starten.

 

Welke keuzes maken wij?

Wij vinden het van belang dat de warme overdacht niet alleen basisinformatie geeft over de inburgeraar, maar dat hier al een eerste beeld wordt gegeven van de activiteiten waaraan de inburgeraar al tijdens zijn verblijf in het AZC heeft deelgenomen. Denk hierbij aan zaken als voorinburgering, taallessen of mogelijk vrijwilligerswerk. Ook wordt een beeld geschetst van de houding, motivatie en verwachtingen van de inburgeraar. Wij vinden het ook van belang om al in een vroeg stadium informatie te geven over wat de inburgeraar te wachten staat en op welke ondersteuning hij/zij kan rekenen in de gemeente Westerwolde.

 

Hoe geven wij hier uitvoering aan?

Iedere inburgeraar wordt gekoppeld aan de inburgeringsconsulent van de gemeente, die verantwoordelijk is voor de regie en (een deel van) de begeleiding en ondersteuning. Het kennismakingsgesprek wordt op het AZC gevoerd door de inburgeringsconsulent, de inburgeraar en de medewerker van het COA.

 

4.2. De brede intake en het opstellen van het persoonlijk plan inburgering en participatie (PIP)

Vervolgens vindt er na huisvesting een brede intake plaats op meerdere leefgebieden, inclusief de leerbaarheidstoets, en wordt samen met de inburgeraar een PIP opgesteld, door de inburgeringsconsulent.

 

Welke keuzes maken wij?

De inburgeringsconsulent draagt zorg voor de brede intake, de leerbaarheidstoets en het opstellen van het PIP. De brede intake bestaat uit een uitvraag op alle leefgebieden, denk aan werk, gezondheid, opleiding, financiën en de gezinssituatie.

 

Hoe geven wij hier uitvoering aan?

Zoals al aangehaald, is de inburgeringsconsulent van de gemeente verantwoordelijk voor de brede intake, de leerbaarheidstoets en het opstellen van het PIP. De inburgeringsconsulent is hierin getraind en is in staat om op de verschillende leefgebieden de mogelijkheden en belemmeringen van de inburgeraar in beeld te brengen. Bij de brede intake wordt ook het inkomensaspect (de bijstandsuitkering) direct meegenomen in het gesprek. Bij deze fase wordt ook de begeleider van SWW betrokken, waardoor er -door integraal werken- ook een efficiencyvoordeel is.

 

4.3. Huisvesting en maatschappelijke begeleiding (asielmigranten)

Wanneer een inburgeraar aan een gemeente wordt gekoppeld, dan krijgt de inburgeraar een begeleider van SWW. Deze laatste begeleidt de inburgeraar bij de huisvesting, regelt praktische zaken en geeft voorlichting over de basisvoorzieningen in ons land en in onze gemeente.

 

Welke keuzes maken wij?

Onder de huidige Wet inburgering zijn maatschappelijke begeleiding en huisvesting ook al een gemeentelijke taak. Die is de afgelopen jaren, in goede samenwerking, uitgevoerd door SWW, maar vergt ook een behoorlijke inzet van SWW. Denk hierbij alleen al aan de taalbarrière, de andere cultuur, de ingewikkeldheid van regelgeving, maar ook de verhoogde asielinstroom. Na de inwerkingtreding van de nieuwe wet zal de huisvesting starten na de koppeling van een statushouder aan de gemeente Westerwolde. De maatschappelijke begeleiding en ondersteuning starten vanaf het moment van de brede intake en het opstellen van het PIP.

 

Hoe geven wij hier uitvoering aan?

Na de inwerkingtreding van de nieuwe wet dient de inburgeraar door SWW ook specifiek begeleid te worden in de financiële redzaamheid. Belangrijk is dat er ook voorlichting is over en begeleiding op andere leefgebieden, zoals gezondheid en opvoeding en dient er, voor zover gewenst, begeleiding te zijn in de directe leefomgeving door middel van huisbezoeken. De begeleiding door SWW is met name in de beginfase intensief en wordt gedurende het inburgeringstraject verder afgebouwd, met het oog op het bereiken van zelfredzaamheid van de inburgeraar. In principe duurt de maatschappelijke begeleiding nu maximaal één jaar, maar in de praktijk blijkt dat inburgeraars ook na deze periode nog vaak een beroep doen op SWW met hulpvragen van verschillende aard. Daarom blijft maatwerk ook bij de maatschappelijke begeleiding door SWW leidend. SWW beschikt ook over vrijwilligers die een rol kunnen spelen bij de begeleiding van inburgeraars en hun integratie in de Nederlands samenleving. Denk hierbij aan de taalcoaches/taalmaatjes. Wij hechten er waarde aan dat de begeleiding van inburgeraars niet alleen door professionals plaatsvindt, maar dat ook onze inwoners hier een rol in kunnen spelen.

 

4.4. Financiële ontzorging (asielmigranten)

Zodra een asielmigrant in onze gemeente is gehuisvest, zal deze in vrijwel alle gevallen een beroep moeten doen op een uitkering op grond van de Participatiewet. De eerste zes maanden wordt hij of zij hierin financieel ontzorgd. Dit houdt in dat de vaste lasten zoveel als mogelijk worden ingehouden op zijn of haar uitkering (lees: worden doorbetaald). Gedurende deze periode wordt onder begeleiding van SWW gewerkt aan het financieel zelfredzaam maken van de inburgeraar, zodat de ontzorging na een periode van zes maanden kan worden gestopt, of kan worden afgebouwd.

 

Welke keuzes maken wij?

Elke inburgeraar ontvangt in het kader van ontzorging begeleiding. De duur van deze ontzorging is doorgaans maximaal zes maanden. Wanneer dat nodig is, kan die termijn worden verlengd. Coaching en begeleiding lopen door, totdat de inburgeraar zelf zijn financiën kan regelen. Maatwerk is hierbij leidend. Betaling van vaste lasten vindt plaats door middel van doorbetaling vanuit de uitkering.

 

Hoe geven wij hier uitvoering aan?

De uitkeringsadministratie van de gemeente zal uitvoering geven aan de financiële ontzorging. Zoals aangegeven, vindt begeleiding en ondersteuning bij de financiële zelfredzaamheid plaats door SWW. Ook hierbij is steeds sprake van een afbouw, eventueel met inzet van vrijwilligers. De financiële ontzorging maakt onderdeel uit van het PIP. De regie op het individuele traject ligt steeds bij de inburgeringsconsulent van de gemeente, in afstemming en samenwerking met SWW.

 

4.5. De leerroutes

Een belangrijk element bij het opstellen van het PIP is de keuze voor de best passende leerroute, de Onderwijsroute, de B1-route of de Z-route. De inhoud van de Onderwijsroute ligt grotendeels vast in wetgeving. Bij de overige twee leerroutes is er sprake van een taalcomponent en een participatiecomponent, die beiden meer ruimte laten voor gemeentelijke keuzes. Wij zullen hieronder specifiek ingaan op de drie leerroutes. Bij de brede intake wordt de nodige aandacht besteed aan de gevolgen van de keuzes voor -bijvoorbeeld- het inkomen (op korte en lange termijn) en de eventuele noodzaak voor het hebben van een bijbaan (in de Onderwijsroute).

4.5.1. De Onderwijsroute

Wij vinden het belangrijk dat jongeren goed opgeleid aan hun loopbaan beginnen. Wij blijven daarom deze groep inburgeraars stimuleren om de Onderwijsroute te volgen en daarna door te stromen naar het reguliere onderwijs.

 

Welke keuzes maken wij?

De inhoud van de Onderwijsroute is grotendeels vastgelegd in de wet. Onze inhoudelijke keuzes hebben daarom slechts betrekking op specifieke accenten en afstemming met het vervolgonderwijs. Wij vinden het belangrijk dat er binnen het curriculum plaats is voor het opdoen van praktijkervaring, bijvoorbeeld door middel van stages, meeloopdagen en keuzecarrousels en voor het kiezen van een vervolgstudie. Daarnaast is het van belang dat er sprake is van een warme overdracht naar een vervolgopleiding en van een naadloze aansluiting, zowel inhoudelijk als in tijd. De Onderwijsroute bereidt zowel voor op het MBO als op het HBO/WO. De doelgroepen en de benodigde aanpak verschillen van elkaar. Dat betekent dat we voor beide groepen een apart aanbod willen realiseren. Wanneer aanbieders voordelen zien in het combineren van deze groepen, is daarvoor wel de ruimte.

 

Hoe geven wij hier uitvoering aan?

De Onderwijsroute wordt in zijn geheel uitgevoerd door een instelling met een diploma-erkenning op grond van de WEB. Gezien de (beperkte) omvang van de groepen, de wens om te kunnen differentiëren en de kosten, is het belangrijk dat deze route met meerdere gemeenten wordt ingekocht. Onder begeleiding van de centrumgemeente Groningen zijn hierover afspraken gemaakt met gemeenten in de arbeidsmarktregio. De inkoop vindt plaats op basis van Open House. Dat doen we, omdat een groot deel van de inhoud vastligt (en men daar niet op kan concurreren) en we de administratieve lasten voor mogelijke aanbieders zo laag mogelijk willen houden. We vinden het bij de inkoop van belang dat de aanbieder de activiteiten lokaal kan uitvoeren en doorstroming naar reguliere vormen van onderwijs zoveel mogelijk kan garanderen. De aanbesteding verloopt ten tijde van het schrijven van het beleidskader via de centrumgemeente Groningen. In de Onderwijsroute wordt de participatiecomponent ingevuld doordat KNM en de MAP onderdeel worden van het taalschakeltraject. Daarnaast is deze route gericht op instroom in het (beroeps)onderwijs. Na afronding van beroepsonderwijs, of zo mogelijk eerder, worden de inburgeraars via de reguliere route door Afeer begeleid om uit te komen stromen.

4.5.2. De B1-route

De B1-route is de reguliere route, waarin taal gecombineerd wordt met (de voorbereiding op) participatie en werk. We vinden het belangrijk dat taal en participatie/werk elkaar zoveel mogelijk versterken én we vinden het belangrijk dat we zoveel als mogelijk gebruik maken van de kracht van (lokale) instrumenten en netwerken op het gebied van werk en participatie. Er is hierbij sprake van meerdere uitvoeringsorganisaties, die goed met elkaar moeten samenwerken. Bij deze route komen voorzieningen uit de Wet inburgering 2021 en de Participatiewet bij elkaar en versterken elkaar. Dat houdt in dat de inburgeringsconsulent, die begeleiding biedt bij de inburgering, óók begeleiding biedt bij de participatie en werk. De re-integratietaak voeren we hier dus in eerste instantie zelf uit.

 

Welke keuzes maken wij?

De taalcomponent van de B1-route bereidt de deelnemers voor op het centraal examen (NT2 en KNM). Bij de inhoud vinden we het van belang dat de taal niet alleen in de klas, maar ook in de praktijk wordt verworven. Dat betekent dat we bij het aanbod vooral aandacht besteden aan de mate waarin de inhoud en de vorm van de scholing hier een bijdrage aan levert. Dat kan bijvoorbeeld door taalcoaching op praktijkplekken te bieden of hiervoor inhoudelijke instrumenten en ondersteuning aan te bieden. Daarnaast is het van belang dat de aanbieder van de taalcomponent voortdurend in beeld houdt wat de mogelijkheden van de deelnemer zijn en waar nodig (op onderdelen) het taalniveau aanpast. Ook aandacht voor studievaardigheden en het (kunnen) leren op de werkplek is van belang. Tenslotte is de voortdurende afstemming met het participatiedeel van de route essentieel.

 

De participatiecomponent van de B1-route bestaat uit re-integratie- en participatievoorzieningen. Een belangrijk deel van deze voorzieningen is al in de gemeente aanwezig. Zo kunnen inburgeraars gebruik maken van de voorzieningen (leerwerkplekken, stages, vrijwilligersactiviteiten), die beschikbaar zijn voor de hele doelgroep van de Participatiewet. Ook nieuwe vormen van scholing (praktijkleren) kunnen voor deze groep een belangrijk instrument zijn, waarmee zij werken en leren kunnen combineren. De bestaande voorzieningen worden waar nodig aangepast, zodat ze voldoende mogelijkheden bieden om naast werkervaring ook ervaring met de taal op te doen.

 

Naar verwachting is er ook een aantal aanvullende instrumenten nodig, die specifiek zijn gericht op de combinatie van werkervaring en taalverwerving en afspraken met werkgevers over arrangementen waar werk, werkervaring, coaching en begeleiding (van inburgeraars én werkgevers) onderdeel van uitmaken.

 

Hoe geven wij hier uitvoering aan?

In aanloop naar de nieuwe wet is er voor de taalcomponent in september 2021 een pilot gestart met het aanbieden van de B-1 route aan inburgeraars, in samenwerking met de RSG/ISK in Ter Apel, locatie Westermarke, en SWW. Met het lokaal inrichten van de B1-route krijgen we veel meer grip en sturing op de inburgeringstrajecten, waarbij we -gelet op de dualiteit daarvan- ook heel snel kunnen schakelen met onze directe ketenpartners (met name SWW, COA, Afeer en Wedeka). Beide leerroutes zijn dan tevens dichtbij de doelgroep ingericht (reisafstand). Door de lokale inrichting kan er tussen partijen, bijvoorbeeld bij verzuim of problemen, snel en direct geschakeld worden. Er kan dan direct actie ondernomen worden, wat ten goede komt aan de inburgering van de statushouder en uiteindelijk de Nederlandse samenleving.

 

De RSG/ISK voldoet aan de gestelde (wettelijke) kwaliteitseisen van de leerroute overeenkomstig de nieuwe Wet inburgering 2021 en daarbij heeft de RSG/ISK vooral ook een brede ervaring met én expertise in het onderwijs geven aan de doelgroep. Daarbij ligt er een solide vertrouwensbasis met de RSG/ISK en biedt de RSG/ISK, als onderwijsinstelling, continuïteit en zekerheid.

 

Het aanbod en het nieuwe inburgeringsstelsel vraagt om flexibiliteit en maatwerk, waaraan de RSG/ISK kan voldoen. Daarbij gaat het onder andere om wisseling tussen de leerroutes, afschalen binnen een leerroute waar nodig, flexibele instroommomenten, afstemming tussen de participatiecomponent en taalonderwijs. De RSG/ISK kan ook voldoen aan een digitaal aanbod, om verdere flexibilisering mogelijk te maken. Taallessen zullen gevolgd worden in de middaguren. Daarbij heeft de RSG/ISK kennis van het lokale netwerk en de lokale infrastructuur, hetgeen eveneens een belangrijke voorwaarde vormt. Ook kiezen we er hier voor de modules KNM en MAP integraal onderdeel te laten zijn van de B1-leerroute, in samenwerking met de inburgeringsconsulent.

 

De participatiecomponent voeren we zelf uit. Hierbij werken we samen met Afeer en Wedeka of SWW. We maken daarbij ook gebruik van de eventuele inzet van taalcoaches/taalmaatjes. Waar aanvullende activiteiten nodig zijn, worden deze in principe uitgevoerd (en gefinancierd) binnen de Participatiewet. Ook voor deze groep geldt dat vormen van Praktijkleren een belangrijk instrument kunnen zijn.

4.5.3. De Zelfredzaamheidsroute

De Z-route is de leerroute, waarin taal op een lager niveau gecombineerd wordt met (de voorbereiding op) participatie/arbeid. Ook in deze route vinden we het belangrijk dat taal en participatie/arbeid elkaar zoveel mogelijk versterken en dat we zoveel mogelijk gebruik maken van de kracht van (lokale) instrumenten en netwerken. Bij deze route komen voorzieningen uit de Wet inburgering, de Participatiewet en de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) bij elkaar en versterken elkaar.

 

Welke keuzes maken wij?

De taalcomponent van de Z-route bereidt de deelnemers niet voor op een centraal examen. Bij de inhoud vinden we het van belang dat de taal niet alleen in de klas, maar ook in de praktijk wordt verworven en toegepast. Dat betekent dat we bij het aanbod vooral aandacht besteden aan de mate waarin de inhoud en de vorm van de scholing hier een bijdrage aan levert. Dat kan bijvoorbeeld door taalcoaching op praktijkplekken te bieden of hiervoor inhoudelijke instrumenten en ondersteuning aan te bieden. Daarnaast is het van belang dat de inhoud van de lessen aansluit bij de taal die een inburgeraar in de praktijk nodig heeft (bijvoorbeeld vanwege schoolgaande kinderen, medische problemen, wensen voor specifieke vormen van vrijwilligerswerk of vrijetijdsbesteding). Tenslotte is de voortdurende afstemming met het participatiedeel van de route essentieel.

 

De participatiecomponent van de Z-route bestaat uit re-integratie- en participatievoorzieningen. Een belangrijk deel van deze voorzieningen is al in de gemeente aanwezig. Zo kunnen inburgeraars gebruik maken van de voorzieningen (leerwerkplekken, stages, vrijwilligersactiviteiten) die beschikbaar zijn voor de hele doelgroep van de Participatiewet en van voorzieningen die beschikbaar zijn voor alle inwoners op grond van de Wmo.

 

De re-integratie- en participatievoorzieningen/-activiteiten worden beoordeeld op de vraag of zij voldoende mogelijkheid bieden om naast werkervaring ook ervaring met de taal op te doen. Waar nodig worden zij hierop aangepast. Er dient er ook sprake te zijn van coaching en begeleiding. Hierover worden afspraken gemaakt met de aanbieders van de vrijwilligersplekken.

 

Hoe geven wij hier uitvoering aan?

In aanloop naar de nieuwe wet zijn we ook voor deze taalcomponent in september 2021 met een pilot gestart met het aanbieden van de Z-route aan inburgeraars, in samenwerking met de RSG/ISK in Ter Apel, locatie Westermarke en SWW. Hetgeen onder “Hoe geven we hier uitvoering aan” betreffende de B1-route is opgemerkt dient hier als herhaald en ingelezen te worden beschouwd voor de Z-route. Ook kiezen we er hier voor de modules MAP en KNM integraal onderdeel te laten zijn van de Z-route, in samenwerking met de inburgeringsconsulent.

 

De participatiecomponent voeren we als gemeente zelf uit. Hierbij werken we samen met SWW, aanbieders van vrijwilligersplekken en ook Wedeka. Waar aanvullende of aangepaste activiteiten nodig zijn, worden deze in principe uitgevoerd (en gefinancierd) binnen de Participatiewet en de Wmo.

 

4.6. Participatieverklaringstraject (PVT)

Dit traject bestond ook onder de huidige Wet inburgering en werd voor de gemeente uitgevoerd door SWW. Er zit nu wel een verschil in, namelijk dat inburgeraars er onder de nieuwe wet twee jaar langer de tijd voor hebben om dit traject af te ronden: drie in plaats van één jaar. Het aantal uren is daarnaast uitgebreid van 9 tot 12 uur.

 

Welke keuzes maken wij?

Het PVT moet in ieder geval bestaan uit een inleiding in de kernwaarden van de Nederlandse samenleving, een excursie en de ondertekening van de Participatieverklaring. Wij vinden het naast voorgeschreven aandacht voor vrijheid, gelijkwaardigheid en solidariteit ook van belang dat er aandacht wordt besteed aan seksuele diversiteit, gezondheid en de man/vrouw-relatie. Dat maken we dus onderdeel van het traject (en daarmee van het PIP).

 

Hoe geven wij hier uitvoering aan?

In de afgelopen periode is het PVT naar tevredenheid uitgevoerd door SWW, al onze vaste ketenpartner. Dat willen we daarom ook na inwerkingtreding van de nieuwe wet voortzetten. Verder vinden we het van belang dat het PVT wordt uitgevoerd op het moment dat inburgeraars de taal al in de basis beheersen.

 

4.7. Monitoring en handhaving

Inburgeraars blijven zelf verantwoordelijk om binnen de inburgeringstermijn te voldoen aan hun inburgeringsplicht. DUO controleert aan het einde van de inburgeringstermijn of de inburgeringsplichtige aan alle onderdelen van de inburgeringsplicht heeft voldaan.

 

Het tussentijds monitoren van de vorderingen en ontwikkelingen van het PIP valt onder de verantwoordelijkheid van de gemeente/de inburgeringsconsulent. De inburgeringsconsulent legt periodiek contact met de inburgeraar om de voortgang te bespreken en de hiervoor benodigde informatie op te halen bij de taalaanbieder en participatieaanbieder. Besproken wordt in ieder geval of de vastgestelde route voldoende aansluit bij de capaciteiten en persoonlijke situatie van de inburgeraar en of een overstap of af/opschaling eventueel noodzakelijk is. Indien een inburgeraar niet verschijnt bij een intake of onvoldoende meewerkt aan de geboden ondersteuning of begeleiding, of aan onderdelen van het traject, dan zal de gemeente hierop handhaven. De hoogte van de boete ligt vast en kan door de gemeente alleen worden verlaagd als er geen sprake is van grove opzet of schuld of wanneer er sprake is van verminderde verwijtbaarheid.

 

Welke keuzes maken wij?

Het PIP wordt opgesteld door de inburgeringsconsulent, in samenwerking met de inburgeraar. De inburgeringsconsulent houdt voortdurend contact over de voortgang van alle onderdelen. Dit is niet alleen gericht op de stappen die nodig zijn om het inburgeringsexamen te halen, maar ook om volwaardig deel te kunnen nemen aan onze samenleving. Of dit nou via werk is of op een andere manier. De begeleiding en de monitoring wordt gedurende het hele inburgeringstraject uitgevoerd door onze inburgeringsconsulent, die zowel de begeleiding in het kader van de Wet inburgering 2021 als die van de Participatiewet uitvoert. Hiermee is er sprake van integraliteit van de aanpak. Het opstellen van een PIP is een gezamenlijke activiteit, waarin de wensen en mogelijkheden van inburgeraars medebepalend zijn en waarin de gemaakte afspraken samen zijn vastgelegd. Daarnaast hebben we voortdurend aandacht voor de stappen die de inburgeraar maakt en kunnen inburgeraars bij ons terecht wanneer er problemen zijn. Het opleggen van boetes zal naar verwachting met deze aanpak nauwelijks noodzakelijk zijn. Mocht dat toch het geval zijn, dan zullen wij dit doen met inachtneming van de regels die gelden voor het opleggen van boetes.

 

Hoe geven wij hier uitvoering aan?

De inburgeringsconsulent van de gemeente blijft verantwoordelijk voor de begeleiding van de inburgeraars tot het inburgeringstraject is afgerond. De inburgeringsconsulent volgt de voortgang van de inburgeraars en zorgt dat afspraken van de inburgeraar, (keten)partners en ook de gemeente worden nagekomen.

 

Om de voortgang van het PIP te monitoren, moet er periodiek overleg plaatsvinden tussen de inburgeraar, de gemeente, SWW en de docent van de onderwijsinstelling. Indien de inburgeraar een participatieplek heeft, zal ook hiervan de voortgang periodiek worden gevolgd. De duur van een PIP is 3 jaar; de inburgeraar moet binnen 3 jaar voldoen aan zijn inburgeringsplicht. Afhankelijk van de voortgang kan het PIP worden bijgesteld, verkort of verlengd.

5. Gevolgen voor de inburgeraars

Met de nieuwe wet wordt er meer gevraagd van de inburgeraars. De exameneisen die aan hun taalniveau worden gesteld, zijn hoger en de mogelijkheden om ontheffing te krijgen van het inburgeringsexamen zijn flink teruggebracht. Slechts lichamelijke, fysieke of verstandelijke belemmeringen/beperkingen kunnen nog een reden zijn voor het verkrijgen van een ontheffing. Vrijwel alle inburgeraars moeten nu dus een intensief inburgeringsprogramma volgen. De begeleiding en ondersteuning die zij hierbij krijgen, wordt onder de nieuwe wet beter en dichterbij georganiseerd. Gezamenlijk met de inburgeraar stelt de inburgeringsconsulent een plan op en draagt zorg voor de begeleiding en ondersteuning gedurende de uitvoering van dit plan. De kwaliteit van het taalaanbod is op orde en de mogelijkheden om tegelijkertijd te werken aan taal en deelname aan de samenleving verbetert. De verwachting is, dat de kans op werk hierdoor zal toenemen en integratie daarmee gemakkelijker zal verlopen.

 

Om de uitvoering tot een succes te maken is het ook nodig dat de ervaringen en ideeën van inburgeraars zelf betrokken worden bij onze nieuwe werkwijze en de evaluatie van de kwaliteit van de (ingekochte) dienstverlening.

 

Voor gezinsmigranten/overige migranten geldt dat zij (net als nu) zelf verantwoordelijk zijn voor het regelen en betalen van hun inburgeringstraject. Omdat zij wel een brede intake krijgen, kan de gemeente hen wel beter adviseren over de te volgen scholing en activiteiten. Deze groep kan ook (tegen kostprijs) een beroep doen op de door de gemeente ingekochte taaltrajecten.

6. Gevolgen voor de gemeente

De gemeente speelt een regisserende rol bij de uitvoering van de Wet inburgering 2021. Dat betekent dat de gemeente ervoor zorgt dat alle onderdelen van de nieuwe wet goed worden uitgevoerd en dat inburgeraars voldoende worden gestimuleerd, gefaciliteerd en ondersteund bij het behalen van hun inburgeringsexamen en bij het deelnemen aan een opleiding, werk of maatschappelijke activiteiten. De gemeente is, naast regisseur ook de uitvoerder van een aantal taken in deze wet. In samenwerking en afstemming met onze (keten)partners COA, SWW, RSG, Afeer en Wedeka geven wij uitvoering aan de taken voortvloeiend uit de nieuwe wet. Met de (keten)partners is er regulier overleg en afstemming gedurende het inburgeringstraject en met hen is er een duidelijke communicatie en zijn er duidelijke afspraken.

 

De overgang naar de nieuwe situatie is een proces waar gemeenten samen met het Rijk en (keten) partners in moeten groeien. Daarom gaan we de nieuwe werkwijzen na één jaar evalueren, zodat deze, voor zover gewenst, bijgesteld kunnen worden.

7. Financiën

De gemeente ontvangt van het Rijk de volgende budgetten voor de uitvoering van de Wet inburgering 2021:

  • 1.

    Budget voor uitvoeringskosten

    De gemeente ontvangt middelen om de wet uit te kunnen voeren. Deze middelen zijn bedoeld voor het uitvoeren van de brede intake, het opstellen van het PIP, het volgen van de voortgang, de handhaving en financiële ontzorging en begeleiding. Ook beleidsvoorbereiding en inkoop kunnen hieruit worden bekostigd. De middelen worden verstrekt via een integratie-uitkering binnen het gemeentefonds. De structurele uitvoeringskosten worden vanaf de start van het stelsel in 2022 verstrekt en zijn gebaseerd op de verdeling van het aantal inwoners en het aantal personen met een niet-westerse migratieachtergrond. Er zijn geen bestedingsvoorwaarden aan verbonden.

    Voor deze gelden heeft het college besloten de formatie uit te breiden met een inburgeringsconsulent, vanwege de uitbreiding van taken en de kwaliteitsslag, die met de wet wordt beoogd, en die we als gemeente ook met de begeleiding en ondersteuning van de doelgroep willen maken.

     

    Het bedrag voor uitvoeringskosten is voor de gemeente Westerwolde voor het jaar 2022 € 73.077,- en voor het jaar 2023 een bedrag van € 80.393,-.

     

    Ook voor SWW en de UA zijn er extra taken in het kader van de uitvoering van de nieuwe wet. Daarvoor wordt een aanvullend uitvoeringsbudget geraamd van € 60.000,- per jaar. Dit kan gedekt worden uit het reguliere budget voor Vluchtelingen en statushouders (62610080).

  • 2.

    Budget voor voorzieningen

    De gemeente ontvangt ook middelen om de inburgeringsvoorzieningen te kunnen uitvoeren of inkopen. Die middelen zijn afhankelijk van het feitelijk aantal inburgeraars en bewegen dus mee met de omvang van de doelgroep. Per inburgeraar zijn de volgende bedragen beschikbaar:

     

     

    Asielmigranten

    Gezinsmigranten

    Leerroutes

    € 10.000,-

     

    MAP

    € 136,-

    € 195,-

    Maatschappelijke begeleiding

    € 1.944,-

     

    PVT

    € 216,-

    € 216,-

    Tolkvoorziening

    € 417,-

    € 179,-

     

    € 12.712,-

    € 589,-

     

    Het -voorlopig- door het Rijk voor 2022 toegekende totaalbedrag voor de gemeente Westerwolde is € 159.117,-. De uitkering voor dit jaar is gebaseerd op een prognose van het werkelijke aantal asielstatushouders en gezins- en overige migranten in 2022 in de gemeente. Hiervoor wordt de huisvestingstaakstelling van het ministerie van J&V gebruikt, vermenigvuldigd met een factor (nu vastgesteld op 70%), omdat niet iedereen die valt onder de huisvestingstaakstelling ook inburgeringsplichtig is. Na afloop van het uitvoeringsjaar wordt de uitkering definitief vastgesteld in een beschikking op basis van de werkelijke aantallen asielmigranten en gezinsmigranten/overige migranten in de gemeente. Er vindt dan een verrekening van het budget plaats. Zo wordt aangesloten bij de werkelijke inburgeringsopgave per gemeente.

     

    Deze middelen worden aan de gemeente betaald in de vorm van een specifieke uitkering. Dat betekent dat deze moeten worden besteed aan inburgeringsvoorzieningen. Het is de bedoeling dat op termijn de financiering deels (10%) plaatsvindt op basis van prestaties (het aantal inburgeraars dat een inburgeringsdiploma behaalt). Deze middelen dekken niet de kosten voor de participatiecomponent van de inburgering. Deze vallen onder de reguliere budgetten van de Participatiewet en de Wmo.

Aldus besloten in de openbare vergadering van 15 december 2021.

De raad voornoemd,

raadsgriffier

voorzitter