Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Buren

Verordening re-integratie participatiewet, IOAW, IOAZ gemeente Buren

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieBuren
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening re-integratie participatiewet, IOAW, IOAZ gemeente Buren
CiteertitelVerordening re-integratie Participatiewet, IOAW, IOAZ gemeente Buren
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. artikel 8, tweede lid, van de Participatiewet
  2. artikel 10b, zevende lid, van de Participatiewet
  3. artikel 34 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers
  4. artikel 35 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers
  5. artikel 36 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers
  6. artikel 34 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen
  7. artikel 35 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen
  8. artikel 36 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

06-04-202401-07-2023nieuwe regeling

30-01-2024

gmb-2024-150256

Z.054102

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening re-integratie participatiewet, IOAW, IOAZ gemeente Buren

De Raad van de gemeente Buren,

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 19 december 2023,

gelet op de artikel 8, lid 1, onderdeel a, c, d en e, lid 2, en artikel 10b, lid 7, van de Participatiewet, de artikelen 34, 35 en 36, van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijke arbeidsongeschikte werknemers (IOAW) en de artikelen 34, 35 en 36, van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ);

overwegende dat het noodzakelijk is om het bieden van ondersteuning bij arbeidsinschakeling en het aanbieden van voorzieningen gericht op arbeidsinschakeling bij verordening te regelen;

Besluit:

vast te stellen de:

Verordening re-integratie Participatiewet, IOAW, IOAZ gemeente Buren

 

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • 1.

    Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Participatiewet, de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werknemers (IOAW), Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ), de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en de gemeentewet.

  • 2.

    In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    de raad: de gemeenteraad van gemeente Buren.

  • b.

    het college: het college van burgemeester en wethouders van gemeente Buren.

  • c.

    de wet: de Participatiewet.

  • d.

    doelgroep: personen als bedoeld in artikel 7, lid 1, onderdeel a, van de wet.

  • e.

    mantelzorg: langdurige zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende door personen uit diens directe omgeving, waarbij zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie en de gebruikelijke zorg van huisgenoten voor elkaar overstijgt.

  • f.

    zorgtaken: de opvang van (een) ten laste komend(e)) kind(eren) tot vijf jaar en/of de noodzakelijkheid van het verrichten van mantelzorg.

  • g.

    sociale activering: het verrichten van maatschappelijk nuttige activiteiten of vrijwilligerswerk gericht op arbeidsinschakeling of gericht op het voorkomen van sociaal isolement.

  • h.

    interne werkbegeleiding: door een collega geboden dagelijkse werkbegeleiding op de werkvloer omdat de werknemer anders niet in staat is zijn werkzaamheden uit te voeren, en waarbij sprake is van meer dan de gebruikelijke begeleiding van een werknemer op een werkplek.

  • i.

    jobcoaching: door een deskundige geboden methodische ondersteuning aan personen met een arbeidsbeperking en aan werkgevers, gericht op het vinden en behouden van werk; - overige voorzieningen: voorzieningen als bedoeld in artikel 8a, tweede lid, onder f, van de wet.

  • j.

    persoonlijke ondersteuning bij werk: ondersteuning als bedoeld in artikel 10, eerste en derde lid, van de wet en begeleiding op de werkplek als bedoeld in artikel 10da van de wet.

  • k.

    voorziening: door het college noodzakelijk geachte voorziening, gericht op arbeidsinschakeling waaronder mede wordt begrepen persoonlijke ondersteuning bij het verrichten van opgedragen taken.

  • l.

    werkgever: degene die op basis van een arbeidsovereenkomst de bevoegdheid heeft om de arbeid van een werknemer gedurende een overeengekomen periode aan te wenden in zijn organisatie.

  • m.

    werknemer: persoon die op basis van een arbeidsovereenkomst arbeid verricht bij de werkgever, daaronder begrepen een persoon als bedoeld in artikel 10d eerste of tweede lid van de wet met wie de werkgever een dienstbetrekking is aangegaan, dan wel dit van plan is.

Artikel 2. Evenwichtige verdeling

 

  • 1.

    Bij de keuze van de inzet van ondersteuning en het aanbieden van voorzieningen wordt door het college afgewogen of de ondersteuning of de voorziening, gelet op de mogelijkheden en capaciteiten van de belanghebbende(n), het meest doelmatig is met het oog op inschakeling in de arbeid.

  • 2.

    Het college houdt bij het aanbieden van voorzieningen rekening met de omstandigheden en functionele beperkingen van een persoon. De omstandigheden hebben in ieder geval betrekking op zorgtaken van die persoon en de mogelijkheid dat hij behoort tot de doelgroep loonkostensubsidie of gebruik maakt van de voorziening beschut werk. Onder zorgtaken wordt in ieder geval verstaan:

a. de opvang van ten laste komende kinderen tot vijf jaar, en/of

b. de noodzakelijkheid van het verrichten van mantelzorg.

  • 3.

    Het college zorgt voor voldoende diversiteit in het aanbod aan ondersteuning en voorzieningen en zorgt voor een evenwichtige aanpak binnen de verschillende doelgroepen.

  • 4.

    Het college kan bij het bepalen van het aanbod van voorzieningen prioriteiten stellen in verband met de financiële mogelijkheden en maatschappelijke-, economische- en conjuncturele ontwikkelingen.

Artikel 3. Algemene bepalingen over voorzieningen

 

  • 1.

    Het college bepaalt welke voorzieningen kunnen worden aangeboden en de voorwaarden die daarbij gelden voor zover daarover in deze verordening geen nadere bepalingen zijn opgenomen.

  • 2.

    Het college kan een voorziening beëindigen als:

  • a.

    de persoon die aan de voorziening deelneemt zijn verplichting als bedoeld in de artikelen 9 en/of 17 van de wet, 13 en/of 37 van de IOAW, 13 en/of 37, van de IOAZ, niet nakomt.

  • b.

    de persoon die deelneemt niet meer behoort tot de doelgroep.

  • c.

    de persoon algemeen geaccepteerde arbeid aanvaardt, waarbij geen gebruik wordt gemaakt van een in deze voorziening genoemde voorziening, tenzij het betreft een persoon als bedoeld in artikel 7, lid 1, onderdeel a onder 2, van de wet.

  • d.

    de voorziening naar het oordeel van het college de voorziening onvoldoende bijdraagt aan een snelle arbeidsinschakeling.

  • e.

    de voorziening naar het oordeel van het college niet meer geschikt is voor de persoon die gebruik maakt van de voorziening.

  • f.

    de persoon die aan de voorziening deelneemt niet naar behoren gebruik maakt van de aangeboden voorziening.

  • g.

    de persoon die aan de voorziening deelneemt niet meer voldoet aan de voorwaarden die in deze verordening worden gesteld om in aanmerking te komen voor die voorziening.

  • 3.

    Het college biedt de goedkoopst adequate voorziening aan, houdt bij het voorzieningenaanbod rekening met andere voorzieningen die in het kader van het sociaal domein beschikbaar zijn en stemt het aanbod, als dat nodig is, intern af zodat het optimaal bijdraagt aan een integrale ondersteuning van de persoon. Het college houdt bij de afstemming ook rekening met voorzieningen op grond van andere wettelijke regelingen en stemt dit af in het plan van aanpak, bedoeld in artikel 44a van de wet.

  • 4.

    Het college kan ten aanzien van de voorzieningen, als bedoeld in dit artikel, nadere regels stellen. Deze regels hebben o.a. betrekking op:

  • a.

    het aanbod van voorzieningen

  • b.

    de voorwaarden waaronder een voorziening wordt aangeboden

  • c.

    de aanvraag van – en de besluitvorming over subsidies

  • d.

    de betaling van subsidies en de verlening van voorschotten

  • e.

    intrekking of wijziging van subsidieverlening of –vaststelling

  • f.

    overige criteria voor het aanbieden van voorzieningen en het verstrekken van subsidies

  • g.

    beschut werk zoals bedoeld in artikel 10b van de wet en artikel 9 van deze verordening.

 

Hoofdstuk 2. Voorzieningen

Artikel 4. Sociale activering

  • 1.

    Het college kan aan een persoon die behoort tot de doelgroep activiteiten aanbieden in het kader van sociale activering.

  • 2.

    Het college stemt de duur van de in het eerste lid bedoelde activiteiten af op de mogelijkheden en capaciteiten van die persoon.

Artikel 5. Scholing

  • 1.

    Het college kan een persoon die behoort tot de doelgroep een scholingstraject aanbieden.

  • 2.

    Het college stelt de noodzakelijkheid van de scholing, de duur en de maximale kosten vast.

  • 3.

    Het eerste lid is niet van toepassing op personen als bedoeld in artikel 7, derde lid, onderdeel a, van de wet.

Artikel 6. Proefplaats

  • 1.

    Het college kan, als dit door hem noodzakelijk wordt geacht, een persoon als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onder a, van de wet die algemene bijstand ontvangt, toestemming verlenen om op een proefplaats bij een werkgever voor de duur van twee maanden, met de mogelijkheid tot verlenging met maximaal vier maanden, onbeloonde werkzaamheden te verrichten met behoud van uitkering.

  • 2.

    Voor een proefplaats wordt uitsluitend toestemming verleend als:

  • a.

    de persoon, gelet op zijn vaardigheden en capaciteiten, tot de werkzaamheden in staat is

  • b.

    het college verwacht dat de plaatsing bijdraagt aan het vergroten van de kans op arbeidsinschakeling

  • c.

    als hierdoor de concurrentieverhoudingen niet onverantwoord worden beïnvloed en geen verdringing op de arbeidsmarkt plaatsvindt

  • d.

    de werkzaamheden van de persoon niet al eerder onbeloond door hem bij die werkgever, of diens rechtsvoorganger, zijn verricht; en

  • e.

    de werkgever bij aanvang van de proefplaats schriftelijk de intentie heeft uitgesproken dat hij de persoon, bij gebleken geschiktheid, direct aansluitend aan zijn proefplaatsing, voor minimaal zes maanden, zonder proeftijd, in dienst zal nemen.

  • 3.

    Het college weigert de toestemming, bedoeld in het eerste lid, als redelijkerwijs kan worden aangenomen dat de persoon ook zonder proefplaatsing kan worden aangenomen voor dat werk.

  • 4.

    Als de werkzaamheden op de proefplaats wegens ziekte worden onderbroken, dan wordt deze periode voor de toepassing van de maximale periode, bedoeld in het eerste lid, buiten beschouwing gelaten.

Artikel 7. Detachering

Het college kan door detachering zorgen voor toeleiding van een persoon die behoort tot de doelgroep naar een dienstverband met een werkgever, gericht op arbeidsinschakeling.

Artikel 8. Persoonlijke ondersteuning bij werk

  • 1.

    Het college kan persoonlijke ondersteuning bij werk aanbieden aan personen behorend tot de doelgroep.

  • 2.

    Persoonlijke ondersteuning bij werk als bedoeld in het eerste lid wordt, onverminderd het bepaalde in artikel 3, verstrekt overeenkomstig de bepalingen van hoofdstuk 3.

Artikel 9. Beschut werk

  • 1.

    Het college biedt de voorziening beschut werk aan, aan een persoon van wie is vastgesteld dat deze alleen in een beschutte werkomgeving onder aangepaste omstandigheden mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft en deze persoon:

  • a.

    behoort tot de doelgroep; of

  • b.

    een persoon is aan wie het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) een uitkering verstrekt.

  • 2.

    Onverminderd het bepaalde in het eerste lid, krijgt een persoon van wie is vastgesteld dat deze alleen in een beschutte omgeving onder aangepaste omstandigheden mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft en die nog niet in aanmerking is gekomen voor een beschutte werkplek omdat het aantal te realiseren werkplekken in een jaar al is gerealiseerd, voorrang op personen van wie later is vastgesteld dat zij alleen in een beschutte omgeving onder aangepaste omstandigheden mogelijkheden tot arbeidsparticipatie hebben.

  • 3.

    Om de in artikel 10b, eerste lid, van de wet bedoelde werkzaamheden mogelijk te maken zet het college de volgende ondersteunende voorzieningen in: fysieke aanpassingen van de werkplek of de werkomgeving, uitsplitsing van taken of aanpassingen in de wijze van werkbegeleiding, werktempo of arbeidsduur.

  • 4.

    Het college biedt voorzieningen gericht op arbeidsinschakeling aan tot aan het moment dat de dienstbetrekking aanvangt.

Hoofdstuk 3. Bepalingen doelgroep breed offensief

Paragraaf 3.1 Administratief proces loonkostensubsidie

Artikel 10. Aanvraagproces loonkostensubsidie

  • 1.

    Het college verstrekt overeenkomstig artikel 10d, van de wet, ambtshalve of op aanvraag, loonkostensubsidie aan de werkgever die voornemens is een dienstbetrekking aan te gaan met een persoon die behoort tot de doelgroep loonkostensubsidie. In geval van een aanvraag zijn het tweede tot en met het vierde lid van dit artikel van toepassing.

  • 2.

    Het college bevestigt de ontvangst van de aanvraag schriftelijk aan de werkgever, of als de aanvraag wordt gedaan door de persoon, aan de werkgever en de persoon.

  • 3.

    Een aanvraag voor loonkostensubsidie wordt, als het een persoon betreft die nog niet behoort tot de doelgroep loonkostensubsidie, ook beschouwd als een aanvraag om vast te stellen of de persoon behoort tot de doelgroep loonkostensubsidie, bedoeld in artikel 10c, eerste lid, onder a, van de wet.

  • 4.

    Het college stelt binnen maximaal 13 weken na ontvangst van de aanvraag de loonwaarde vast, tenzij in overleg met de werkgever toepassing wordt gegeven aan artikel 10d, vijfde lid, van de wet.

Paragraaf 3.2 Procedure persoonlijke ondersteuning bij werk en overige voorzieningen

Artikel 11. Voorwaarden toekenning persoonlijke ondersteuning bij werk en overige voorzieningen

  • 1.

    Het college kan persoonlijke ondersteuning bij werk en overige voorzieningen verstrekken ten behoeve van een persoon met een arbeidsbeperking.

  • 2.

    Bij de toekenning van persoonlijke ondersteuning bij werk en overige voorzieningen gelden, onverminderd het bepaalde in artikel 3, de volgende voorwaarden:

  • a.

    de persoon behoort tot de doelgroep en is minimaal achttien jaar oud, tenzij hij VSO/PRO-onderwijs heeft genoten

  • b.

    de persoon kan zonder deze vorm van ondersteuning niet aan het arbeidsproces deelnemen

  • c.

    de werkgever biedt een dienstbetrekking aan van minimaal [6 maanden], met een minimale arbeidsduur van [12] uur per week

  • d.

    het betreft geen Arbo-taak waarvoor de werkgever verantwoordelijk is

  • e.

    het betreft geen meeneembare voorziening die tot de standaarduitrusting van de werkgever behoort of algemeen gebruikelijk is in een organisatie

  • f.

    er is naar het oordeel van het college geen sprake van een werkplekaanpassing die in zijn algemeenheid van de werkgever kan worden verlangd

  • g.

    de kosten van de voorziening(en) zijn naar het oordeel van het college proportioneel, dat wil zeggen dat de investering in de voorziening moet opwegen tegen de maatschappelijke opbrengsten van uitstroom naar werk.

Artikel 12. Aanvraagprocedure persoonlijke ondersteuning bij werk en overige voorzieningen

  • 1.

    Een aanvraag om persoonlijke ondersteuning bij werk en overige voorzieningen kan bij het college worden ingediend door de persoon of zijn werkgever. Het college kan hiervoor een aanvraagformulier vaststellen.

  • 2.

    Het college bevestigt de ontvangst van de aanvraag.

  • 3.

    Het college bepaalt na overleg met de persoon, en indien van toepassing met de werkgever, welke ondersteuning of voorziening(en) het beste kunnen bijdragen aan de arbeidsinschakeling.

  • 4.

    Het college onderzoekt, voor zover nodig en gelet op de omstandigheden van de persoon, in daartoe voorkomende gevallen de mogelijkheden om door samenwerking met andere partijen, onder meer op het gebied van (publieke) gezondheid, jeugdhulp, maatschappelijke ondersteuning, onderwijs, schuldhulpverlening, welzijn en wonen, te komen tot een zo goed mogelijk afgestemde integrale dienstverlening met het oog op de arbeidsinschakeling, bedoeld in artikel 8a, tweede lid, onder g, onderdeel 1, of de wijze van voortgezette persoonlijke ondersteuning, bedoeld in artikel 8a, tweede lid, onder g, onderdeel 2, van de wet.

Artikel 13. Inhoud beschikking persoonlijke ondersteuning bij werk en overige voorzieningen

Het college geeft in een beschikking tot toekenning van persoonlijke ondersteuning of een overige voorziening in ieder geval aan:

  • 1.

    welke persoonlijke ondersteuning of overige voorziening wordt verstrekt

  • 2.

    als subsidie wordt verstrekt, wat de omvang is van het subsidiebedrag

  • 3.

    de duur en intensiteit van de ondersteuning

  • 4.

    de ingangsdatum van de ondersteuning of overige voorziening

  • 5.

    als de verstrekking afwijkt van wat is aangevraagd, wat de reden is van afwijking

  • 6.

    voor zover van toepassing: welke andere ondersteuning of voorziening relevant is, of kan zijn, waaronder de wijze waarop de persoon integraal kan worden ondersteund.

Paragraaf 3.3 Specifieke bepalingen persoonlijke ondersteuning bij werk

Artikel 14. Persoonlijke ondersteuning bij werk

  • 1.

    Het college kan persoonlijke ondersteuning bij werk in de vorm van jobcoaching in natura verstrekken door middel van een jobcoach die werkzaam is:

  • a.

    in een dienstverband bij een gemeente of

  • b.

    in een dienstverband bij een derde, waarbij de gemeente de uitvoering van de jobcoaching heeft ingekocht].

  • 2.

    Het college kan persoonlijke ondersteuning bij werk in de vorm van een subsidie toekennen aan de werkgever voor:

  • a.

    jobcoaching door een interne of externe jobcoach; of

  • b.

    interne werkbegeleiding door een interne werkbegeleider.

Artikel 15. Specifieke voorwaarden toekenning persoonlijke ondersteuning bij werk

  • 1.

    De aanvraag voor persoonlijke ondersteuning bij werk moet binnen [vier] weken na de ingangsdatum van de dienstbetrekking zijn ontvangen, tenzij voorafgaand aan of op het moment van aanvang van het dienstverband de noodzaak voor die ondersteuning redelijkerwijs nog niet bekend kon zijn.

  • 2.

    Het college besluit op basis van individueel maatwerk, waarbij de aard, omvang, duur en intensiteit van de persoonlijke ondersteuning wordt gewogen.

Artikel 16. Jobcoaching

  • 1.

    Een jobcoach die de persoonlijke ondersteuning bij werk verzorgt:

  • a.

    heeft minimaal een HBO-opleiding of een HBO werk- en denkniveau

  • b.

    levert maatwerk, ofwel speelt in op (de veranderende) ondersteuningsbehoefte van de werknemer en de werkgever

  • c.

    onderschrijft het belang van de kwaliteit van het handelen en de permanente aandacht hiervoor

  • d.

    heeft kennis van - en ervaring met het toepassen van verschillende gedragsveranderingstechnieken.

  • 2.

    De inzet van een jobcoach wordt afgestemd op de begeleidingsbehoefte en is maximaal vier jaar. De omvang van de jobcoaching wordt bepaald op een percentage van de door de persoon gewerkte uren. De bijbehorende begeleidingsregiems kunnen worden onderscheiden in zeer licht, licht en middel (in het eerste jaar maximaal respectievelijk 1-4%, 4-7% en 7-10% van de gewerkte uren).

  • 3.

    Het college kan van de in het tweede lid bedoelde maximale percentages afwijken voor zover toepassing daarvan, gelet op het belang dat beoogt te worden beschermd, leidt tot onbillijkheid van overwegende aard.

  • 4.

    Als de gemeente een of meer jobcoaches zelf in dienst of gecontracteerd heeft, biedt het college deze bij voorrang aan.

Artikel 17. Jobcoaching in natura

  • 1.

    Het college kan ambtshalve, of op aanvraag, jobcoaching in natura aanbieden.

  • 2.

    Bij aanvragen om jobcoaching in natura en de voorbereiding van een beschikking op de aanvraag is het bepaalde in de artikelen 11 tot en met 16 van overeenkomstige toepassing.

Artikel 18. Subsidie voor het organiseren van jobcoaching

  • 1.

    Het college kan op aanvraag subsidie voor het organiseren van jobcoaching verlenen aan de werkgever.

  • 2.

    Subsidie voor het organiseren van jobcoaching kan, met inachtneming van het bepaalde in de artikelen 11 tot en met 16, worden verleend als:

  • a.

    de jobcoaching bestaande uit een individueel trainings- of inwerkprogramma en een systematische begeleiding van de persoon behorend tot de doelgroep, gericht op het kunnen uitvoeren van de aan hem opgedragen taken, wordt geborgd door middel van een coachingsplan

  • b.

    de omvang en de kwaliteit van de georganiseerde jobcoaching passend is

  • c.

    de continuïteit van de jobcoaching geborgd is

  • d.

    de persoon voor wie de subsidie wordt gevraagd daarvan op de hoogte is en schriftelijk instemt met het organiseren van jobcoaching door de werkgever.

  • 3.

    Het college kan voor jobcoaching een maximumtarief per uur hanteren dat toereikend is voor de organisatie van jobcoaching, waarbij het college zorgdraagt voor de kenbaarheid van de voor het betreffende jaar van toepassing zijnde tarieven.

Artikel 19. Interne werkbegeleiding

Als een persoon uit de doelgroep voor het kunnen verrichten van werk is aangewezen op begeleiding die de gebruikelijke begeleiding door de werkgever en andere werknemers aanzienlijk te boven gaat, kan het college een subsidie verlenen aan de werkgever voor de aangetoonde meerkosten die verbonden zijn aan het organiseren van de interne werkbegeleiding.

Paragraaf 3.4 Specifieke bepalingen overige voorzieningen

Artikel 20. Specifieke voorwaarden toekenning vervoersvoorziening

  • 1.

    Het college kan een vervoersvoorziening toekennen aan een persoon die door zijn beperking niet zelfstandig naar zijn werkplek, proefplaats of opleidingslocatie kan reizen. Deze vervoersvoorziening kan zowel in natura als in de vorm van een vergoeding in geld worden verstrekt.

  • 2.

    Het college biedt een vervoersvoorziening aan als aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a.

    de persoon kan door zijn beperking niet zelfstandig reizen of gebruik maken van het openbaar vervoer

  • b.

    het vervoer is beperkt tot woon-werkverkeer.

  • 3.

    De hoogte van de vergoeding in geld hangt af van het aantal dagen dat moet worden gewerkt en bedraagt het in de markt reguliere tarief voor een taxi of een andere vorm van vervoer.

  • 4.

    Het college brengt een eventueel bedrag voor een vervoersvoorziening van de werkgever aan de werknemer in mindering op de te verstrekken vervoersvoorziening.

Artikel 21. Specifieke voorwaarden noodzakelijke intermediaire activiteit bij visuele of motorische handicap

Het college kan een voorziening in de vorm van een intermediaire activiteit toekennen die gericht is op de vervanging of ondersteuning van een door ziekte of gebrek geheel of gedeeltelijk ontbrekende visuele of motorische lichaamsfunctie.

Artikel 22. Specifieke voorwaarden meeneembare voorzieningen

  • 1.

    Het college kan een meeneembare voorziening toekennen, als dit nodig is voor de persoon om te kunnen werken.

  • 2.

    Er is geen limitatieve lijst van voorzieningen. In principe kan elk product als een meeneembare voorziening worden beschouwd als de noodzaak en meerwaarde in de werksfeer aantoonbaar is.

  • 3.

    De meeneembare voorziening wordt in principe in bruikleen beschikbaar gesteld. In bijzondere gevallen kan het college besluiten de voorziening in eigendom te verstrekken.

Artikel 23. Specifieke voorwaarden werkplekaanpassingen

Het college kan een aanpassing van de werkplek toekennen aan een persoon, als dit noodzakelijk is om zijn werk uit te voeren. In beginsel kan daarbij elk product als een werkplekaanpassing worden beschouwd als de noodzaak en meerwaarde in de werksfeer aantoonbaar zijn.

Hoofdstuk 4. Slotbepalingen

Artikel 24. Overgangsrecht

  • 1.

    Een persoon die gebruik maakt van een toegekende voorziening op grond van de Verordening Re-integratie WWB, IOAW, IOAZ gemeente Buren, vastgesteld op 19 december 2017, die moet worden beëindigd op grond van deze verordening, behoudt deze voorziening voor zover wordt voldaan aan de voorwaarden uit die verordening voor de duur:

  • a.

    van 12 maanden, gerekend vanaf inwerkingtreding van deze verordening, of

  • b.

    dat deze is verstrekt, als dat korter is dan de periode als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a.

  • 2.

    Het college kan na afloop van de in het eerste lid, onderdeel a, bedoelde periode, besluiten of een voorziening met een bijzondere individuele situatie wordt voortgezet.

  • 3.

    De Verordening re-integratie WWB, IOAW, IOAZ gemeente Buren, vastgesteld op 19 december 2017, blijft van toepassing ten aanzien van een voortgezette voorziening als bedoeld in het eerste en/of tweede lid.

Artikel 25. Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 juli 2023.

Met de inwerkingtreding van deze verordening wordt ingetrokken:

  • -

    de verordening ‘Re-integratie WWB, IOAW, IOAZ gemeente Buren’, vastgesteld op 19 december 2017.

  • -

    de verordening ‘Loonkostensubsidie Participatiewet gemeente Buren’, vastgesteld op 19 december 2017.

Artikel 26. Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening re-integratie Participatiewet, IOAW, IOAZ gemeente Buren.

 

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 30 januari 2024.

De griffier, R. Kuipers

De voorzitter, H.M. Ostendorp