Organisatie | Losser |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsregel Wet Bibob Gemeente Losser 2024 |
Citeertitel | Beleidsregel Wet Bibob gemeente Losser 2024 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
Deze regeling is tevens vastgesteld door de burgemeester.
Deze regeling vervangt de Beleidsregel Wet Bibob gemeente Losser 2019.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
10-04-2024 | nieuwe regeling | 02-04-2024 |
Beleidsregel van het college van burgemeester en wethouders en de burgemeester van de gemeente Losser houdende regels omtrent wet Bibob Beleidsregel Wet Bibob gemeente Losser 2024
De burgemeester en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Losser, ieder voor zover het hun eigen bevoegdheid betreft,
Overwegende dat het noodzakelijk is om de huidige ‘Beleidsregel Wet Bibob gemeente Losser vastgesteld d.d. 21 december 2018 te herzien, waarin in algemene termen wordt aangegeven in welke gevallen de gemeente Losser de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (Wet Bibob) toepast;
Allen voor zover deze betrekking hebben op het toepassen van de Wet Bibob;
Besluiten vast te stellen de volgende beleidsregel:
Hoofdstuk 1: Inleidende bepalingen
Artikel 1. Begripsomschrijvingen
In deze beleidsregel wordt verstaan onder:
Bestuursorgaan: de burgemeester respectievelijke het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Losser, alsmede degenen aan wie zij een mandaat hebben verleend tot besluitvorming bij beschikkingen van de gemeente Losser, dan wel het bevoegd gezag als bedoeld in artikel 1.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
Bibobtoets: de wijze van behandelen van een aanvraag waarbij door het bestuursorgaan volgens deze beleidsregel wordt beoordeeld of er redenen ontleend aan de Wet Bibob aanwezig zijn om de aanvraag te weigeren respectievelijk de beschikking of opdracht in te trekken dan wel een advies aan te vragen (ook integriteitstoets), dan wel te verlenen, te gunnen of aan te gaan al dan niet onder voorwaarden;
Paracommerciële instelling: een rechtspersoon, anders dan een NV of een BV, die een horecabedrijf uitoefenen en zich richten op activiteiten van recreatieve, sportieve, sociaal-culturele, educatieve, levensbeschouwelijke of godsdienstige aard. Het betreft dus instellingen zoals dorps en buurthuizen en bijvoorbeeld sportkantines;
Hoofdstuk 2: Toepassingsbereik
Het bestuursorgaan past, met inachtneming van hetgeen in deze beleidsregel daarover is bepaald, de Wet Bibob toe met betrekking tot:
I. beschikkingen, zoals bedoeld in:
Uitgezonderd slijterijen tenzij;
de gemeente op andere wijze bekend is met feiten en omstandigheden die aanleiding geven om te veronderstellen dat de beschikking of opdracht mede zou kunnen worden gebruikt om uit gepleegde strafbare feiten verkregen of te verkrijgen, op geld waardeerbare voordelen te benutten of strafbare feiten te plegen;
II. van de Algemene Plaatselijke Verordening
III. artikel 2.1, eerste lid, onder a, e en i, van de Omgevingswet: indien het betreft vergunningaanvragen die worden gedaan voor:
Omgevingsvergunningen (milieu) Artikel 2.1 eerste lid, aanhef en onder e en i van de Omgevingswet (het oprichten, het veranderen van de inrichting of het veranderen van de werking van een inrichting, het verrichten van een andere activiteit die behoort tot een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen categorie activiteiten die van invloed kunnen zijn op de fysieke leefomgeving).
De toets wordt beperkt tot de inrichtingen die behoren tot de door het bestuursorgaan aangewezen risicobranches/gebieden.
Artikel 2.2. Toepassing en bijzondere situaties
Het bestuursorgaan past de Wet Bibob toe, naast de in artikel 2.1 genoemde categorieën, indien er aanleiding bestaat voor het vermoeden dat de beschikking of opdracht genoemd in artikel 1 van de Wet Bibob, Besluit Bibob en/of gemeentelijke verordeningen als er duidelijke aanwijzingen zijn die het vermoeden rechtvaardigen, dat bij de aanvraag sprake is van een ernstige mate van gevaar als bedoeld in artikel 3 van de Wet Bibob op grond van:
Een Bibob-toets zal verder plaatsvinden als bij navraag door het bestuursorgaan bij het Bureau blijkt, dat tegen de aanvrager van een beschikking in de afgelopen vijf jaar advies is uitgebracht of een adviesaanvraag in behandeling is genomen bij het Bureau.
Artikel 2.3. Toepassingsbereik bij reeds verleende beschikkingen
Het bestuursorgaan past de Wet Bibob in beginsel toe met betrekking tot reeds verleende beschikkingen indien:
informatie als bedoeld in artikel 11 juncto artikel 26 van de Wet Bibob verkregen, vanuit het Openbaar Ministerie of een ander bestuursorgaan, direct of als reactie op een door haar ontvangen signaal van het Bureau (artikel 11a Wet Bibob), die duidt op een ernstige mate van gevaar als bedoeld in artikel 3 van de Wet Bibob;
bekend wordt, dat tegen betrokkene in een andere gemeente bij een Bibob-toets een ernstige mate van gevaar is geconstateerd en aan betrokkene alhier een soortgelijke beschikking is verstrekt. In geval aan betrokkene in meerdere gemeenten binnen het samenwerkingsverband RIEC eerder al een soortgelijke beschikking is verleend, zal het bestuursorgaan het RIEC om coördinatie in de Bibob-toets verzoeken.
Bij een weigering om de Bibob-vragenformulieren volledig ingevuld te retourneren, zullen allereerst de daartoe gestelde regels van de Algemene wet bestuursrecht toegepast worden. Bij volharding zal de weigering worden beschouwd als een ernstige mate van gevaar als genoemd in artikel 4 lid 1 van de Wet Bibob. De aangevraagde beschikking, aanbesteding en/of transactie zal worden geweigerd, de verstrekte beschikking, gunning en/of transactie zal als gevolg daarvan worden ingetrokken.
Hoofdstuk 3: Privaatrechtelijke transacties
Artikel 3.1. Toepassingsbereik bij vastgoed/grondtransacties
De gemeente past de Wet Bibob toe met betrekking tot vastgoedtransacties, waaronder mede worden verstaan koop, verkoop, huur en erfpacht, zoals bedoeld in artikel 1 onder o van de Wet Bibob, waarbij de gemeente civiele partij is, in de gevallen, die een of meerdere van onderstaande kenmerken hebben:
Artikel 3.2. Toepassingsbereik bij aanbestedingen/contractering
Het bestuursorgaan c.q. de rechtspersoon met een overheidstaak zal het Bibob-onderzoek ten aanzien van een gegadigde of onderaannemer in de zin van de Wet Bibob, uitvoeren bij alle overheidsopdrachten, conform de geldende richtlijnen van de gemeente Losser, welke voor aanbesteden van werken respectievelijk van diensten en leveringen, openbaar worden aanbesteed.
Hieronder vallen ook aanbestedingen/contracteringen/overeenkomsten met zorgaanbieders in het kader van de Jeugdwet en de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO).
Hoofdstuk 4: Procedure aanvraag om vergunning
Bij een weigering om de Bibob-vragenformulieren volledig ingevuld te retourneren, zoals gesteld in artikel 2.4, zullen allereerst de daartoe gestelde regels van de Algemene wet bestuursrecht toegepast worden. Bij volharding zal de weigering worden beschouwd als een ernstige mate van gevaar als genoemd in artikel 4 lid 1 van de Wet Bibob. De aangevraagde beschikking, aanbesteding en/of transactie zal worden geweigerd, de verstrekte beschikking, gunning en/of transactie zal als gevolg daarvan worden ingetrokken
Het onderzoek naar het zich voordoen van weigeringsgronden als bedoeld in artikel 3 van de Wet Bibob bestaat uit:
het verzamelen, bewerken en analyseren van informatie die al dan niet door middel van het in het vorige artikel bedoelde vragenlijsten en de daarbij te voegen bijlagen is verstrekt door de aanvrager en de gegevens die zijn verkregen uit informatiebronnen die het bestuursorgaan volgens de wet kan raadplegen.
Indien het bestuursorgaan een advies aanvraagt, wordt op grond van artikel 31 van de Wet Bibob de wettelijke termijn waarbinnen de beschikking dient te worden gegeven, opgeschort voor de duur van de periode die begint met de dag waarop het advies is aangevraagd en eindigt met de dag waarop dat advies is ontvangen, met dien verstande dat deze opschorting niet langer duurt dan de termijn, zoals genoemd in artikel 15 van de Wet Bibob zijnde (is) acht weken.
Indien het Bureau het advies niet binnen de in het eerste lid gestelde termijn kan geven, heeft het de mogelijkheid om op grond van artikel 15, derde lid, van de Wet Bibob de termijn te verlengen. Deze verlenging bedraagt niet meer dan de in het derde lid van voornoemd artikel genoemde termijn zijnde vier weken.
Aldus vastgesteld door de burgemeester en het college van burgemeester en wethouders, ieder voor zover het zijn bevoegdheden betreft.
Losser, d.d. 02-04-2024
College van burgemeester en wethouders van Losser
Secretaris,
Drs. J. van Dam
Burgemeester,
dhr. G.J. Kok
De burgemeester,
dhr. G.J. Kok
TOELICHTING BIJ DE BELEIDSREGEL BIBOB 2024 GEMEENTE LOSSER
Op 1 juni 2003 is de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (Wet Bibob) en het daarbij behorende Besluit Bibob in werking getreden. Deze wet stelt bestuursorganen in staat ongewilde facilitering door de overheid van criminele activiteiten tegen te gaan. De wet maakt het hierbij mogelijk bepaalde vergunningen (o.a. drank- en horeca, coffeeshops, bouw- en milieuvergunning) en subsidies te weigeren of in te trekken als er sprake is van een ernstig gevaar dat de vergunning of de subsidie wordt gebruikt voor het plegen van strafbare feiten of het ‘witwassen’ van geld. In de Wet Bibob is tevens een mogelijkheid opgenomen voor aanbestedende diensten om opdrachten niet te gunnen, indien hier eveneens sprake is van een ernstig gevaar.
Het is de bevoegdheid en verantwoordelijkheid van het bestuursorgaan om het Bibob-instrument toe te passen. Vanwege de grote mate van bestuurlijke keuzevrijheid bij de toepassing van de Wet Bibob verdient het de voorkeur dat de toepassing plaatsvindt op basis van een beleidsregel, waarin het bestuursorgaan aangeeft op welke wijze de Wet Bibob gemeente breed door het bestuursorgaan toegepast zal worden. Dit schept duidelijkheid naar de burgers en ondernemingen en voorkomt willekeur. De gemeente Losser heeft sinds 2006 een beleidslijn voor de uitvoering van de Wet Bibob. De aanpassing van de Wet Bibob en de aanpak van ondermijning op diverse gebieden vraagt om actualisering van deze beleidslijn mede naar aanleiding van recente wetswijzigingen in 2020 en 2022 (1e en 2e tranche).
De afweging om tot een Bibob-onderzoek over te gaan, dient – juist met het oog op het ingrijpende karakter van het instrument - weloverwogen en met inachtneming van de beginselen van behoorlijk bestuur te worden genomen. Daarbij spelen proportionaliteit, subsidiariteit, rechtszekerheid en rechtsgelijkheid een belangrijke rol.
De toepassing van de Wet Bibob is slechts één van de middelen binnen de bestuurlijke aanpak van (georganiseerde) criminaliteit. De wetgever heeft bestuursorganen een instrument in handen gegeven, maar heeft daarbij tevens aangegeven, dat het instrument slechts mag worden ingezet als ultimum remedium. Het komt aan bod als andere instrumenten - zoals handhaving van bestaande regelgeving en bestaand beleid onvoldoende resultaat leveren.
Overigens wordt benadrukt dat de beleidsregel een algemeen kader bieden. Vanwege de complexiteit van de wet en de diversiteit van aanvragen om vergunningen blijft maatwerk noodzakelijk en kan indien dit de toepassing en het doel van de Wet Bibob ten goede komt worden afgeweken van het algemene kader.
Ten aanzien van de genoemde vergunningen geldt dat het bestuursorgaan in deze zowel het college van burgemeester en wethouders als de burgemeester kan zijn. De burgemeester van Losser heeft besloten dit beleid tevens van toepassing te verklaren ten aanzien van de vergunningen, die onder zijn gezag vallen. Ter voorkoming van misverstanden en omwille van de leesbaarheid wordt in vervolg gesproken over het “bestuursorgaan”, waarmee dus zowel het college als de burgemeester kan worden bedoeld.
In hoofdlijnen regelt de wet twee zaken. Ten eerste wordt het mogelijk om bepaalde vergunningen en subsidies te weigeren, bestaande beschikkingen in te trekken of gunning van een opdracht uit te sluiten wegens – globaal gezegd – misbruik ervan. Ten tweede voorziet de wet in een Landelijk Bureau Bibob (LBB) dat bestuursorganen desgevraagd adviseert over de mate van gevaar dat er sprake is van misbruik van de gevraagde beschikking en daartoe screeningen kan gaan uitvoeren.
Op grond van artikel 3 Wet Bibob kan een bestuursorgaan een beschikking weigeren of intrekken wanneer:
Een centraal begrip in de Wet Bibob is ‘betrokkene’. Dit is degene die het besluit van de overheid vraagt of heeft gevraagd, bijvoorbeeld over het verlenen van een vergunning. Dit kan een natuurlijk persoon of een rechtspersoon zijn. Vaak is de betrokkene de vergunninghouder of –aanvrager, maar afhankelijk van het besluit kan de betrokkene bijvoorbeeld ook een subsidieaanvrager of een verhuurder van vastgoed zijn.
In een beoordeling op grond van de Wet Bibob worden ten eerste de strafbare feiten betrokken die (vermoedelijk) door de betrokkene zelf zijn begaan. Bij de beoordeling van de mate van gevaar wordt ook rekening gehouden met de strafbare feiten die (vermoedelijk) zijn begaan door (rechts)personen die direct of indirect leiding geven aan de betrokkene, de zgn. zakelijke samenwerkingsverbanden.
Deze leidinggevenden zijn in de praktijk hoofdzakelijk bestuurders, maar soms worden ook andere personen als leidinggevenden aangemerkt, bijvoorbeeld bedrijfsleiders.
Strafbare feiten die (vermoedelijk) zijn gepleegd door personen die direct of indirect zeggenschap hebben over de betrokkene kunnen ook in de beoordeling worden betrokken. De betrokkene is hierbij in principe een rechtspersoon. Zeggenschap ligt hier bij de (indirecte) aandeelhouders. Is sommige gevallen wordt een ander als (feitelijk) zeggenschap hebbende aangemerkt.
De betrokkene staat ook in relatie tot (de strafbare feiten die al dan niet vermoedelijk zijn gepleegd door) degenen die hem vermogen verschaffen. Vermogen verschaffen kan op verschillende wijzen. Een financier kan bijvoorbeeld een geldlening hebben verstrekt, een bedrag hebben geschonken of iets op afbetaling hebben verkocht. Daarnaast kunnen ook aandeelhouders – gezien hun aandelenkapitaal – als financiers van een rechtspersoon worden aangemerkt.
De betrokkene staat in relatie tot (de strafbare feiten die al dan niet vermoedelijk gepleegd zijn door) degenen tot wie hij in een ‘zakelijk samenwerkingsverband’ staat.
Dit begrip komt alleen voor in het kader van de Wet Bibob en is geïntroduceerd om op te kunnen treden tegen stroman- en katvangerconstructies.
Het begrip omvat echter meer dan alleen deze constructies. Uit de jurisprudentie komt naar voren dat er voor het aannemen van een zakelijk samenwerkingsverband sprake moet zijn van:
In de praktijk bestaat (de motivering) van een zakelijk samenwerkingsverband doorgaans uit meerdere elementen. Zo kan het bestaan van een zakelijk samenwerkingsverband bijvoorbeeld worden aangenomen indien sprake is van een huurrelatie, het gezamenlijk exploiteren van gokautomaten, financiële banden of gezamenlijke deelneming in ondernemingen. Ook kan het bestaan van familie- of huwelijksband in de beoordeling worden meegewogen.
1.6 Algemeen toepassingsbereik Wet Bibob
De wet Bibob geldt voor een beperkt aantal soorten vergunningen en een beperkt aantal sectoren of branches. Deze vergunningen, sectoren of branches zijn genoemd in de Wet Bibob of in het bij de wet behorend Besluit Bibob. In deze beleidsregel wordt alleen ingegaan op het toepassingsbereik van de Wet Bibob welke van toepassing is voor de bestuursorganen van de gemeente.
Waar het gaat om uitvoering van rijksregelgeving vallen vergunningen in het kader van de Omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk en het oprichten, het veranderen of het veranderen van de werking van een inrichting en de Drank- en Horecawet onder de werking van de Wet Bibob. In het Besluit Bibob worden lokale vergunningen als de exploitatievergunning voor horeca (droge en natte horeca), de vergunningen voor seksinrichtingen/ escortbedrijven, speelautomatenhallen, coffee- en smartshops en evenementenvergunningen (voor zover er sprake is van risico’s op criminele facilitering bij de verlening van een evenementenvergunning) onder de werking van de wet gebracht.
De branches waarbinnen overheidsopdrachten kunnen worden geweigerd op grond van de wet werden beperkt tot de ICT-, de bouw- en de milieusectoren. Dit is nu losgelaten en is de Wet Bibob dus van toepassing op alle overheidsopdrachten. Bij de aanbestedingsprocedures wordt aangesloten bij de Europese richtlijnen en kan met behulp van een advies van het landelijk Bureau Bibob nadere invulling worden gegeven aan de daarin vermelde uitsluitingsgronden.
Met de inwerkingtreding van de uitbreiding Wet Bibob per 1-10-2022 is het toepassingsbereik verder uitgebreid. In het kader van de aanpak van zorgfraude binnen de Jeugdwet en de Wet Maatschappelijke Ondersteuning is de Wet Bibob nu ook van toepassing bij contractering c.q. aanbestedingen van zorgaanbieders met minder dan 9 werknemers.
Eerdere uitbreidingen maakten dat de Wet Bibob van toepassing werd verklaard op:
- Vastgoed- en grondtransacties waar de overheid betrokken is als civiele partij:
Een overeenkomst of een andere rechtshandeling met betrekking tot een onroerende zaak met als doel:
- Specifieke vergunningen uit de Woningwet:
Te denken valt aan splitsingsvergunningen als bedoeld in de Huisvestingsverordening 2022
2. Uitgangspunten beleidsregel Wet Bibob
2.1 Subsidiariteit- en proportionaliteitsbeginsel.
Op basis van de Memorie van Toelichting van de Wet Bibob zijn de beginselen van subsidiariteit en proportionaliteit belangrijke uitgangspunten van de wet. Het instrument Bibob dient dan ook een ultimum remedium te zijn. Daarom bekijkt het bestuursorgaan eerst zelf of er geen bestaande weigerings- en/of intrekkingsgronden aanwezig zijn. Deze bestaande weigerings- en/of intrekkingsgronden hebben namelijk ook betrekking op de integriteit van de aanvrager of vergunninghouder.
Te denken valt bijvoorbeeld aan de eis “niet in enig opzicht van slecht levensgedrag te zijn” of de eisen gesteld aan de aanvrager of vergunninghouder c.q. leidinggevende”, genoemd in het Alcoholbesluit.
Op de tweede plaats dient het bestuursorgaan te onderzoeken of zij niet zelfstandig de Wet Bibob kan toepassen. Dit vindt plaats met behulp van de in artikel 7a van de Wet Bibob omschreven aanvraagformulieren. Hierin wordt onder meer gevraagd wie de leidinggevenden dan wel vermogensverschaffers van betrokkene(n) zijn, en wie de eventuele onderaannemer is en wat de wijze van financiering is.
Wanneer een bestuursorgaan zelf voldoende informatie heeft weten te verzamelen waaruit blijkt dat er sprake is van een situatie als omschreven in artikel 3 van de Wet Bibob kan het bestuursorgaan rechtstreeks overgaan tot weigering of intrekking van de vergunning, het intrekken c.q. niet gunnen van de opdracht op het niet aangaan of intrekken van een transactie.
Het niet meewerken aan het invullen van het Bibob-vragenformulier mag hierbij overigens door het bestuursorgaan worden uitgelegd als een ernstig gevaar op crimineel misbruik en kan dus direct leiden tot intrekking of weigering van de vergunning.
De wetgever heeft in artikel 3 van de Wet Bibob eveneens tot uiting gebracht dat de weigering dan wel intrekking als bedoeld in het eerste lid van dit artikel, slechts plaats vindt indien deze evenredig is met de mate van gevaar en voor zover het ernstige gevaar als bedoeld in artikel 3 de ernst van de strafbare feiten betreft (zie artikel 3, vijfde lid Wet Bibob). Hiermee wordt bedoeld dat de strafbare feiten die aan de orde zijn, betrekking dienen te hebben op activiteiten waarvoor de vergunning of subsidie wordt of is aangevraagd. Iemand die bijvoorbeeld ooit is veroordeeld voor winkeldiefstal, kan niet om die reden een omgevingsvergunning worden geweigerd.
Het toepassen van het Bibob-instrumentarium zorgt voor een lastenverzwaring bij de aanvrager, deze zal immers meer gegevens bij de aanvraag om een beschikking moeten overleggen.
Indien daadwerkelijk wordt overgegaan tot het aanvragen van een advies bij het Landelijk Bureau Bibob zal tevens de termijn waarbinnen een beslissing op de aanvraag wordt genomen worden opgeschort. Dit staat haaks op het streven te komen tot een lastenverlichting voor burgers en bedrijven en een snellere doorlooptijd van het afhandelen van aanvragen.
Algemeen uitgangspunt van de beleidslijn is dat de aanvrager niet onnodig wordt belast met allerlei procedures en uitgebreide formulieren, indien dit niet noodzakelijk is. Dit betekent dat met het toepassen van het Bibob-instrumentarium terughoudend zal worden omgegaan. Een effectieve toepassing van het Bibob-instrumentarium is gediend met een selectieve inzet hiervan.
Door de Wet Bibob alleen van toepassing te verklaren op risicovolle branches dan wel gebieden of sectoren, worden administratieve lasten beperkt.
De Bibob-informatie wordt vijf jaren na het einde van de zaak vernietigd, tenzij er in het dossier informatie aanwezig is die op dat moment duidt of kan duiden op een ernstige of mindere mate van gevaar op grond van de Wet Bibob of een buiten behandeling stelling op grond van de Algemene wet bestuursrecht ingeval – in de daaropvolgende jaren – in het dossier voorkomende personen opnieuw betrokken zijn bij een (nieuwe) vergunningaanvraag of betrokken raken bij een lopende vergunning waardoor de vergunning niet zonder meer verleend kan worden of in stand kan blijven.
In dat geval wordt de informatie voor nog eens vijf jaren bewaard tot een maximum van in totaal tien jaren.