Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Westerwolde

Verordening Jeugdhulp Westerwolde 2024

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieWesterwolde
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening Jeugdhulp Westerwolde 2024
CiteertitelVerordening Jeugdhulp Westerwolde 2024
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpalgemeen
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling bevat de vroegst mogelijke datum van inwerkingtreding.

Deze regeling vervangt de Verordening Jeugdhulp Westerwolde 2019.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. artikel 2.9 van de Jeugdwet
  2. artikel 2.10 van de Jeugdwet
  3. artikel 2.12 van de Jeugdwet
  4. artikel 8.1.1, derde lid, van de Jeugdwet
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

05-04-2024nieuwe regeling

23-11-2023

gmb-2024-148277

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening Jeugdhulp Westerwolde 2024

De RAAD van de gemeente Westerwolde;

 

gezien het voorstel van het college van Burgemeester en Wethouders d.d. 5 september 2023 inzake het vaststellen van Verordening Jeugdhulp Westerwolde;

 

gelet op de artikelen 2.9, 2.10, 2.12 en 8.1.1, derde lid, van de Jeugdwet;

 

overwegende dat:

De Jeugdwet de verantwoordelijkheid voor het organiseren van goede en toegankelijke jeugdhulp bij de gemeente heeft belegd, waarbij:

  • het uitgangspunt is dat de verantwoordelijkheid voor het gezond en veilig opgroeien van jeugdigen allereerst bij de ouders en de jeugdige zelf ligt;

  • het uitgangspunt is zelfredzaamheid, waarbij iemand zelf doet wat hij of zij kan, waar nodig met hulp vanuit het eigen netwerk en waarbij niet automatisch iedere afwijking van de norm leidt tot het inzetten van jeugdhulp;

  • het noodzakelijk is om regels vast te stellen:

    • o

      over de door het college te verlenen individuele voorzieningen en algemene voorzieningen, met betrekking tot de voorwaarden voor toekenning en de wijze van beoordeling van, en de afwegingsfactoren bij een individuele voorziening,

    • o

      over de wijze waarop de toegang tot en de toekenning van een individuele voorziening wordt afgestemd met andere voorzieningen,

    • o

      over de wijze waarop de hoogte van een persoonsgebonden budget wordt vastgesteld,

    • o

      voor de bestrijding van het ten onrechte ontvangen van een individuele voorziening of een persoonsgebonden budget alsmede misbruik, oneigenlijk en onterecht gebruik van de Jeugdwet,

    • o

      over de waarborg van een goede verhouding tussen de prijs voor de levering van jeugdhulp of de uitvoering van een kinderbeschermingsmaatregel of jeugdreclassering en de eisen die worden gesteld aan de kwaliteit daarvan.

Overwegende dat het wenselijk is te bepalen onder welke voorwaarden degene aan wie een persoonsgebonden budget wordt verstrekt, de jeugdhulp kan betrekken van een persoon die behoort tot diens sociale netwerk.

 

besluit:

vast te stellen de "Verordening Jeugdhulp Westerwolde 2024"

 

HOOFDSTUK 1 – ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1. Begripsbepalingen

  • 1.

    In deze Verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

     

    • -

      Aanvraag:

      Het onderzoeksverslag of het framework.

    • -

      Framework:

      Document waarin de zorgen en de krachten voor een gezin beschreven worden. Daarnaast wordt beschreven wat er moet gebeuren op de korte, middellange en lange termijn. Een framework wordt samen met het gezin en het netwerk opgesteld.

    • -

      Algemene voorzieningen:

      Met algemene voorziening wordt bedoeld de voorzieningen in artikel 2, eerste lid; Het gaat om Jeugdhulp die rechtstreeks toegankelijk is, zonder voorafgaand (diepgaand) onderzoek of met behulp van een beperkte toegangsbeoordeling naar de behoeften en persoonskenmerken van de jeugdige of zijn ouders.

    • -

      Andere voorziening:

      Voorziening anders dan in het kader van de Jeugdwet op het gebied van bijvoorbeeld zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning of werk en inkomen.

    • -

      Budgethouder:

      De persoon die een pgb ontvangt op grond van de Jeugdwet.

    • -

      Budgetplan:

      Plan waarin omschreven staat hoe de zorg/hulp wordt ingekocht middels een PGB.

    • -

      Gebruikelijke hulp:

      Hulp die naar algemeen aanvaarde opvattingen in redelijkheid mag worden verwacht van ouders en/of andere verzorgers of opvoeders.

    • -

      Formele ondersteuning:

      Ondersteuning door een daartoe opgeleid persoon in dienst bij een zorgaanbieder, of zzp-er niet zijnde een familielid in de eerste of tweede graad en die of is opgenomen in het BIG-register of staat ingeschreven bij de Kamer van Koophandel als zorgverlener; die voldoet aan de kwaliteitseisen zoals gesteld in het Besluit Jeugdwet.

    • -

      Gecertificeerde Instelling (GI):

      van overheidswege gecertificeerde instelling om maatregelen in het kader van de jeugdreclassering en jeugdbescherming te mogen uitvoeren.

    • -

      Hulpvraag:

      Behoefte van een jeugdige of een ouder aan jeugdhulp in verband met opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen en stoornissen, als bedoeld in artikel 2.3, eerste lid van de Jeugdwet.

    • -

      Individuele voorziening:

      Een individuele voorziening kent twee hoofdvormen: Zorg in Natura (ZIN) en persoonsgebonden budget (pgb). Een individuele jeugdhulpvoorziening is niet vrij toegankelijk, maar toegesneden op de specifieke situatie van de jeugdige en/of zijn ouders.

    • -

      Informele ondersteuning vanuit het sociale netwerk:

      Ondersteuning, ingekocht met een pgb, die niet wordt verleend in het kader van een hulpverlenend beroep.

    • -

      Melding:

      Het kenbaar maken van de hulpvraag.

    • -

      Ouder:

      Gezaghebbende ouder, adoptieouder, stiefouder of een ander die een jeugdige als behorend tot zijn gezin verzorgt en opvoedt, niet zijnde een pleegouder.

    • -

      Pgb:

      Persoonsgebonden budget als bedoeld in artikel 8.1.1 van de Wet, is een door het college verstrekt budget aan een jeugdige of zijn ouders, dat hen in staat stelt de jeugdhulp die tot de individuele voorziening behoort van derden te betrekken.

    • -

      Raad voor Kinderbescherming (De Raad):

      Een overheidsinstantie van het ministerie van veiligheid en justitie. De raad behartigt de belangen van het kind ten behoeve van het veilig opgroeien en adviseert de kinderrechter.

    • -

      Veilig Thuis:

      Het regionale advies- en meldpunt huiselijk geweld en kindermishandeling als bedoeld in artikel 1.1 van de Wet.

    • -

      Wet:

      Jeugdwet.

    • -

      Zorg in Natura:

      Zorg in Natura is zorg of hulp die ontvangen wordt via een zorgaanbieder waarmee de gemeente een contract heeft afgesloten.

  • 2.

    Alle begrippen die in deze Verordening worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG), de Algemene wet bestuursrecht (Awb), het Besluit Jeugdwet en de Wet.

HOOFDSTUK 2 – VORMEN VAN JEUGDHULP

Artikel 2 Vormen van jeugdhulp

De volgende vormen van jeugdhulp zijn beschikbaar:

  • a.

    Algemene voorzieningen gericht op

    • -

      Het versterken sociale omgeving

    • -

      Basisondersteuning

  • b.

    Individuele voorzieningen

 

  • 1.

    Het college stelt bij nadere regels vast welke algemene voorzieningen en individuele voorzieningen op basis van het eerste lid beschikbaar zijn.

HOOFDSTUK 3 – TOEGANG

Artikel 3. Algemene voorzieningen en individuele voorzieningen

  • 1.

    Een algemene voorziening is rechtstreeks toegankelijk zonder toegangsbeoordeling of na een beperkte toegangsbeoordeling.

  • 2.

    Jeugdigen of ouders kunnen in aanmerking komen voor een individuele voorziening wanneer zij op eigen kracht, met gebruikelijke zorg, met hulp van andere personen uit het sociale netwerk, of met gebruik van algemene voorzieningen en andere voorzieningen de hulpvraag niet kunnen verminderen of wegnemen.

Artikel 4. Toegang jeugdhulp via de huisarts, medisch specialist of jeugdarts

  • 1.

    Het college zorgt voor de inzet van jeugdhulp na een verwijzing door de huisarts, medisch specialist of jeugdarts naar een jeugdhulpaanbieder, als en voor zover jeugdhulpaanbieder van oordeel is dat inzet van jeugdhulp nodig is.

  • 2.

    Als de jeugdige of zijn ouders hierom verzoeken, legt het college de te verlenen individuele voorziening, dan wel het afwijzen daarvan, vast in een beschikking. Het college geeft in het geval de individuele voorziening wordt verstrekt in de vorm van een Pgb in elk geval een beschikking af.

Artikel 5. Toegang jeugdhulp via de gemeente

  • 1.

    Jeugdigen en ouders kunnen een behoefte aan jeugdhulp (hulpvraag) melden bij het college. Het college zorgt voor ondersteuning bij het verhelderen van de ondersteuningsbehoefte.

  • 2.

    Het college bevestigt de ontvangst van een melding schriftelijk en wijst de jeugdige en zijn ouders voor het onderzoek, bedoeld in artikel 6, op de mogelijkheid gebruik te maken van gratis cliëntondersteuning en op de mogelijkheid om een familiegroepsplan op te stellen. Als de jeugdige of zijn ouders daarom verzoeken, zorgt het college voor ondersteuning bij het opstellen van een familiegroepsplan.

  • 3.

    In spoedeisende gevallen beslist het college na een melding onverwijld tot verstrekking van een tijdelijke individuele voorziening in afwachting van de uitkomst van het onderzoek en de aanvraag van de jeugdige of zijn ouders of vraagt het college een machtiging gesloten jeugdhulp als bedoeld in hoofdstuk 6 van de wet.

  • 4.

    Jeugdigen en ouders kunnen zich rechtstreeks wenden tot een overige voorziening.

Artikel 6. Toegang jeugdhulp gecertificeerde instellingen of strafrechtelijke beslissing

  • 1.

    Het college zorgt voor de inzet van jeugdhulp die de gecertificeerde instelling nodig acht bij de uitvoering van een kinderbeschermingsmaatregel of jeugdreclassering. Ook zorgt het college voor de inzet van jeugdhulp die de rechter, de officier van justitie, de directeur of de selectiefunctionaris van de Justitiële Jeugdinrichting (JJI) nodig vindt.

Artikel 7. Voorwaarden, beoordeling en afweging toegang individuele voorziening

  • 1.

    Jeugdigen en/of hun ouders kunnen niet in aanmerking komen voor een individuele voorziening als zij een oplossing kunnen vinden voor de hulpvraag met behulp van:

    • a.

      eigen mogelijkheden en probleemoplossend vermogen.

    • b.

      gebruikelijke hulp en/of met hulp van andere personen uit het sociale netwerk. Verdere toelichting hierop is opgenomen in de nadere regels jeugdhulp Westerwolde 2022.

    • c.

      een andere of een algemene voorziening.

  • 2.

    Het college hoeft achteraf geen individuele voorziening te verlenen als het hulpverleningstraject waarvoor de jeugdige en/of de ouders die voorziening vragen op het moment van de melding al is afgerond. Als het hulpverleningstraject op het moment van de melding nog loopt doet het college nader onderzoek naar de gestarte individuele voorziening alvorens te besluiten over de toewijzing daarvan.

  • 3.

    Het vorige lid is niet van toepassing als de ingezette voorziening tot stand is gekomen door een verwijzing van de huisarts, medisch specialist en/of jeugdarts.

  • 4.

    Als de jeugdige of zijn ouders de individuele voorziening in natura niet passend achten, kunnen de jeugdige of zijn ouders gemotiveerd aangeven een pgb te wensen.

  • 5.

    Het college kan nadere regels stellen over:

    • a.

      de gegevens en de motivering die de jeugdige of zijn ouders daarbij dienen te vermelden voor het geval dat de jeugdige of zijn ouders de individuele voorziening in de vorm van een pgb wensen.

    • b.

      de voorwaarden voor toekenning en de wijze van beoordeling van en de afwegingsfactoren bij een individuele voorziening.

    • c.

      de voorwaarden voor de inzet van vervoer van een jeugdige van en naar een zorgaanbieder.

  • 6.

    In spoedeisende gevallen treft het college zo spoedig mogelijk een passende voorziening. Het college legt de beslissing omtrent de inzet van hulp in dat geval zo snel mogelijk, doch in ieder geval binnen acht weken na de start van de hulp, vast in een beschikking.

Artikel 8. Onderzoek naar de behoeften, persoonskenmerken en voorkeuren

  • 1.

    Het college onderzoekt in samenspraak met de jeugdige of zijn ouders dan wel zijn wettelijke vertegenwoordiger, zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen zes weken na ontvangst van de melding:

    • a.

      de behoeften, persoonskenmerken en voorkeuren van de jeugdige en zijn ouders, de veiligheid en ontwikkeling van de jeugdige en de gezinssituatie;

    • b.

      of sprake is van psychische problemen en stoornissen, psychosociale problemen, gedragsproblemen of een verstandelijke beperking van de jeugdige, opvoedingsproblemen van de ouders of adoptiegerelateerde problemen, en zo ja:

      • 1.

        Welke problemen of stoornissen dat zijn;

      • 2.

        Welke ondersteuning, hulp en zorg naar aard en omvang nodig zijn voor de jeugdige om, rekening houdend met zijn leeftijd en ontwikkelingsniveau, gezond en veilig op te groeien, te groeien naar zelfstandigheid en voldoende redzaam te zijn en maatschappelijk te participeren;

      • 3.

        Of en in hoeverre de eigen mogelijkheden en het probleemoplossend vermogen van de ouders en de personen die tot hun sociale omgeving behoren toereikend zijn om zelf de nodige ondersteuning, hulp en zorg te kunnen bieden, en

      • 4.

        Voor zover de eigen mogelijkheden en het probleemoplossend vermogen ontoereikend zijn, de mogelijkheden om met de inzet van een andere voorziening, overige voorziening of individuele voorziening te voorzien in de nodige ondersteuning, hulp en zorg.

    • c.

      hoe bij de bepaling van de aangewezen vorm van jeugdhulp zo goed mogelijk rekening kan worden gehouden met de godsdienstige gezindheid, de levensovertuiging en de culturele achtergrond van de jeugdige en zijn ouders, en

    • d.

      indien van toepassing, hoe de toekenning van een individuele voorziening zo goed mogelijk kan worden afgestemd op andere voorzieningen op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning, werk en inkomen.

  • 2.

    Als de jeugdige of zijn ouders een familiegroepsplan hebben opgesteld, betrekt het college dat bij het onderzoek.

  • 3.

    Het college informeert de jeugdige of zijn ouders dan wel zijn wettelijk vertegenwoordiger over de gang van zaken bij het onderzoek, hun rechten en plichten en de vervolgprocedure.

  • 4.

    Bij het onderzoek wordt aan de jeugdige of zijn ouders dan wel zijn wettelijk vertegenwoordiger medegedeeld welke mogelijkheden bestaan om te kiezen voor de verstrekking van een Pgb. De jeugdige of zijn ouders dan wel zijn wettelijk vertegenwoordiger wordt in begrijpelijke bewoordingen ingelicht over de gevolgen van die keuze.

  • 5.

    De jeugdige of zijn ouders dan wel zijn wettelijk vertegenwoordiger verschaffen het college de gegevens en bescheiden die voor het onderzoek nodig zijn en waarover zij redelijkerwijs de beschikking kunnen krijgen.

  • 6.

    Het college kan nadere regels vaststellen met betrekking tot de inhoud en de wijze waarop het onderzoek wordt gevoerd.

Artikel 9. Identificatie

Bij het onderzoek stelt het college de identiteit van de jeugdige en zijn ouders vast aan de hand van een door hen ter inzage verstrekt document als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht.

Artikel 10. Verslag

Binnen tien werkdagen na het onderzoek verstrekt het college aan de jeugdige of zijn ouders dan wel zijn wettelijk vertegenwoordiger een schriftelijke weergave van de uitkomsten van het onderzoek (het verslag). Opmerkingen of latere aanvullingen van de jeugdige of zijn ouders worden aan het verslag toegevoegd.

Artikel 11. Aanvraag

  • 1.

    Jeugdigen en ouders kunnen een aanvraag om een individuele voorziening schriftelijk indienen bij het college. Een aanvraag kan worden ingediend door middel van een door het college vastgesteld aanvraagformulier of een door de jeugdige en/of zijn ouders ondertekend verslag als bedoeld in artikel 7.

  • 2.

    Het college geeft de beschikking binnen twee weken na ontvangst van de aanvraag.

Artikel 12. Regels pgb

  • 1.

    Het college verstrekt een pgb in overeenstemming met artikel 8.1.1 e.v. van de Wet.

    • a.

      Bij inzet van professionele zorg via een pgb is paragraaf 4.1 van de Wet van toepassing.

    • b.

      Tussenpersonen of belangenbehartigers worden niet uit het pgb betaald.

    • c.

      Een pgb kan alleen ingezet worden voor de zorg die in de beschikking is opgenomen. Andere bestedingen, zoals reiskosten, feestdagenuitkering en vrij-besteedbaar bedrag, zijn niet toegestaan.

  • 2.

    De hoogte van een pgb:

    • a.

      wordt vastgesteld aan de hand van een, door of met de jeugdige en/of zijn ouders opgesteld budgetplan over hoe het pgb besteed gaat worden;

    • b.

      wordt berekend op basis van een prijs of tarief waarmee redelijkerwijs is verzekerd dat het pgb toereikend is om veilige, doeltreffende en kwalitatief goede ondersteuning van derden te betrekken;

    • c.

      bedraagt niet meer dan 70% van de kostprijs van de in de betreffende situatie goedkoopst adequate door de gemeente beschikbaar gestelde individuele jeugdhulp in natura.

  • 3.

    De persoon aan wie een pgb wordt verstrekt, kan de jeugdhulp betrekken van een persoon die behoort tot het sociale netwerk mits:

    • a.

      vaststaat dat deze hulpverlener in staat is tot het verrichten van de zorg op kwalitatieve, doelmatige en veilige wijze;

    • b.

      de hulp geboden met een pgb aantoonbaar leidt tot betere en effectievere ondersteuning en aantoonbaar doelmatiger is;

    • c.

      de ondersteuning aan de jeugdige of zijn ouders niet leidt tot overbelasting bij de persoon die deze jeugdhulp verleent;

    • d.

      er op geen enkele wijze druk op de ontvanger van het pgb is uitgeoefend bij diens besluitvorming;

    • e.

      de geboden jeugdhulp niet leidt tot voor de jeugdige onveilige situaties.

  • 4.

    Ouders of andere personen deel uitmakend van hetzelfde huishouden komen niet in aanmerking voor een pgb met het professionele tarief.

  • 5.

    Zorgverleners die ingezet worden middels een pgb vanuit het sociale netwerk, het professionele netwerk en eigenaren van een zorginstelling:

    • a.

      beschikken over een geldige verklaring omtrent het gedrag als bedoeld in artikel 4.1.6 van de Wet;

    • b.

      zijn verplicht de verklaring omtrent het gedrag desgevraagd te overhandigen aan het college.

    • c.

      leveren indien uit onderzoek blijkt dat het nodig is, een recente VOG aan, niet ouder dan 3 maanden.

  • 6.

    Indien een pgb op basis van een uurtarief wordt vastgesteld, vindt uitkering uitsluitend plaats op basis van werkelijk geleverde uren. Een maandloon is daarmee niet toegestaan.

  • 7.

    De zorgverlener kan niet tegelijkertijd de budgethouder zijn, tenzij de ouder de zorgverlener is vanuit een indicatie voor pgb sociaal netwerk.

  • 8.

    De tarieven worden jaarlijks door het college van burgemeester en wethouder vastgesteld.

  • 9.

    Het college kan nadere regels stellen over de wijze waarop een pgb wordt vastgesteld en de daaraan verbonden voorwaarden en verplichtingen.

Artikel 13. Pgb tarieven en indexering

  • 1.

    Het college stelt afzonderlijke formele pgb-tarieven vast voor de volgende vormen van jeugdhulp:

    • a.

      Begeleiding individueel

    • b.

      Persoonlijke verzorging

    • c.

      Begeleiding groep

    • d.

      Verblijf/logeren

  • 2.

    Het tarief voor een pgb is:

    • a.

      gebaseerd op een door de jeugdige en/of zijn ouders opgesteld (gezins)plan over hoe zij het pgb gaan besteden;

    • b.

      toereikend om effectieve en kwalitatief goede zorg in te kopen, gebaseerd op de in de betreffende situatie goedkoopst adequate individuele voorziening, en wordt berekend volgens de tarieven genoemd in bijlage 1.

  • 3.

    Het tarief voor de genoemde van deze Verordening bedraagt 70% van het rekenkundig gemiddelde van de zin-tarieven waarvoor jeugdhulpaanbieders voor deze categorieën hebben ingeschreven.

  • 4.

    Als uit het gesprek en het zorgplan blijkt, dat het formele pgb-tarief niet toereikend of passend is, kan het college hiervan afwijken tot ten hoogste de kostprijs van de in de betreffende situatie goedkoopst adequate voorziening in natura.

  • 5.

    De tarieven voor vervoer bedragen het formele tarief voor vervoer, welke jaarlijks door het college van burgemeester en wethouders worden vastgesteld.

  • 6.

    Het sociaal netwerk tarief bedraagt minimaal het wettelijk minimumloon.

  • 7.

    Het college kan bij Nadere regels verder invulling geven aan het bepaalde in voorgaande leden.

Artikel 14. Inhoud beschikking

  • 1.

    In de beschikking tot verstrekking van een individuele voorziening wordt in ieder geval aangegeven of de voorziening in natura of als pgb wordt verstrekt en wordt tevens aangegeven hoe bezwaar tegen de beschikking kan worden gemaakt.

  • 2.

    Het college kan over de inhoud van de beschikking nadere regels stellen.

HOOFDSTUK 4 – HERZIENING, INTREKKING, TERUGVORDERING EN CONTROLE

Artikel 15. Nieuwe feiten en omstandigheden, herziening, intrekking of terugvordering

  • 1.

    Een jeugdige of zijn ouders stellen het college zo snel mogelijk en uiterlijk binnen 4 weken op de hoogte van wijzingen in hun persoonlijke situatie die van invloed kunnen zijn op de beslissing over de toekenning van een individuele voorziening.

  • 2.

    Het college kan een beslissing over de toekenning van een individuele voorziening herzien dan wel intrekken als het college vaststelt dat:

    • a.

      De jeugdige of zijn ouders onjuiste of onvolledige gegevens hebben verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beslissing zou hebben geleid;

    • b.

      De jeugdige of zijn ouders niet langer op de individuele voorziening zijn aangewezen;

    • c.

      De individuele voorziening niet meer toereikend is;

    • d.

      De jeugdige of zijn ouders niet voldoen aan de voorwaarden van een individuele voorziening of aan de voorwaarden voor het pgb;

    • e.

      De jeugdige of zijn ouders de individuele voorziening niet of voor een ander doel gebruiken dan wel hebben gebruikt dan waarvoor het is bestemd;

    • f.

      Een besluit tot toekenning van de individuele voorziening kan worden ingetrokken, als de jeugdige of zijn ouders niet binnen 3 maanden na de besluitdatum hebben gemeld bij een jeugdhulpaanbieder, tenzij de jeugdige of zijn ouders dit aantoonbaar niet is aan te rekenen;

    • g.

      De jeugdige of zijn ouders het toegekende pgb budget binnen drie maanden na toekenning niet hebben aangewend voor de bekostiging van de voorziening waarvoor de verlening heeft plaatsgevonden.

  • 3.

    Als het college een beslissing op grond van lid 2 sub a of lid 2 sub e heeft ingetrokken, kan het college van degene die onjuiste of onvolledige gegevens heeft verschaft of degene die het pgb voor een ander doel heeft gebruikt dan bestemd, de gehele of gedeeltelijke geldswaarde terugvorderen en invorderen van de ten onrechte genoten individuele voorziening of het ten onrechte genoten pgb.

  • 4.

    Het college heeft de mogelijkheid om te onderzoeken, mogelijk steekproefsgewijs, of de verstrekte voorzieningen worden gebruikt of besteed ten behoeve van het doel waarvoor ze verstrekt zijn.

  • 5.

    Indien sprake is van een wachtlijst voor een voorziening, vangt de termijn, genoemd in lid 2 sub f, aan met ingang van de dag na die waarop de voorziening beschikbaar is.

  • 6.

    Opschorting betaling uit het pgb:

    • a.

      Het college kan de Sociale verzekeringsbank gemotiveerd verzoeken te beslissen tot een gehele of gedeeltelijke opschorting van betalingen uit het pgb voor ten hoogste dertien weken als er ten aanzien van een jeugdige en/of ouder(s) een ernstig vermoeden is gerezen dat er sprake is van een omstandigheid als bedoeld in de Wet artikel 8.1.4 eerste lid, onder a, d of e.

    • b.

      Indien de jeugdige langer dan twee maanden verblijft in een instelling als bedoeld in de Wet langdurige zorg of de Zorgverzekeringswet kan het college de Sociale Verzekeringsbank gemotiveerd verzoeken te beslissen tot een gehele of gedeeltelijke opschorting van betalingen uit het pgb voor de duur van de opname.

    • c.

      Het college stelt de persoon aan wie het pgb is verstrekt hiervan schriftelijk op de hoogte.

Artikel 16. Toezicht

Het college wijst een toezichthouder aan die belast is met het houden van toezicht op de naleving van de Wet, waaronder de bestrijding van misbruik, oneigenlijk en onterecht gebruik van deze Wet.

HOOFDSTUK 5 – AFSTEMMING MET ANDERE VOORZIENINGEN

Artikel 17. Gezondheidszorg

  • 1.

    Het college maakt afspraken met de huisartsen, medisch specialisten, jeugdartsen en de zorgverzekeraars over de voorwaarden waaronder en de wijze waarop de verwijzing, als bedoeld in artikel 2.6, eerste lid, onderdeel e van de Wet plaatsvindt.

  • 2.

    Het college maakt afspraken met de huisartsen, de medisch specialisten, de jeugdartsen en de zorgverzekeraars over de wijze waarop de verwijzing naar een individuele voorziening bekrachtigd wordt.

  • 3.

    Het college maakt afspraken met de zorgverzekeraars en het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) hoe de continuïteit van zorg te garanderen voor jeugdigen die in behandeling zijn en de leeftijd van 18 jaar bereiken en daarmee onder de Zorgverzekeringswet of Wet langdurige zorg komen te vallen, en hoe te voorkomen dat jeugdigen tussen wal en schip vallen wanneer er discussie is over het wettelijk kader.

Artikel 18. Gecertificeerde instellingen

  • 1.

    Het college maakt afspraken met de gecertificeerde instellingen over de aansluiting tussen de algemene voorzieningen als bedoeld in artikel 2 van deze Verordening en de gecertificeerde instellingen.

  • 2.

    Het college maakt afspraken met de gecertificeerde instellingen over:

    • a.

      het overleg over de aangewezen jeugdhulp in het kader van de kinderbeschermingsmaatregel of jeugdreclassering, zoals bedoeld in artikel 3.5, lid 1 van de Wet;

    • b.

      het overleg over de eventueel gewenste jeugdhulp na beëindiging van de kinderbeschermingsmaatregel of jeugdreclassering;

    • c.

      de vorm en inhoud van het besluit tot inzet van jeugdhulp door de gecertificeerde instelling en hoe het college daarvan op de hoogte gesteld wordt;

    • d.

      wanneer en onder welke voorwaarden de gecertificeerde instelling budgethouder van een pgb kan zijn namens de jeugdige en zijn ouders;

    • e.

      hoe te handelen wanneer de gecertificeerde instelling meent dat niet gecontracteerde jeugdhulp ingezet dient te worden.

  • 3.

    Het college en de gecertificeerde instelling leggen de afspraken als bedoeld in het tweede lid vast in een protocol als bedoeld in artikel 3.5, lid 3 van de Wet.

  • 4.

    Het college stelt ten behoeve van de jeugdige op wie een kinderbeschermingsmaatregel van toepassing is, een vervangende bijdrage ter beschikking gelijk aan maximaal de geldende wettelijke kinderbijslag volgens de Algemene kinderbijslagwet. Dit is van toepassing wanneer blijkt dat het duurzaam onmogelijk is om zelf van de onderhoudsplichtige ouders een bijdrage voor zak- en kleedgeld te ontvangen.

    • a.

      Ter onderbouwing van de aanspraak uit het eerste lid overlegt de GI een dossier waaruit blijkt dat tenminste 1 schriftelijke aanschrijving is gedaan, waarop door de ouders geen bijdragen zijn voldaan en de ouders van de jeugdige zijn vertrokken onbekend waarheen, of dat het voor de opvang en hulpverlening aan de jeugdige van wezenlijk belang is om het contact over de zak- en kleedgeldbijdrage met de ouders te vermijden, of dat de ouders op korte termijn niet kunnen voldoen aan de onderhoudsplicht en dit blijkt uit verkregen gegevens omtrent hun inkomens en vermogenssituatie.

    • b.

      De bijdrage wordt uitbetaald aan de voogd van de jeugdige of de instelling waar de jeugdige verblijft.

Artikel 19. Justitiedomein

  • 1.

    Het college maakt afspraken met de GI’s, de Raad voor de Kinderbescherming en Justitiële Jeugdinrichtingen over het overleg over de inzet van jeugdhulp bij de uitvoering van een strafrechtelijke beslissing en jeugdreclassering als bedoeld in artikel 2.4, lid 2 onderdeel b van de Wet.

  • 2.

    Het college en de betrokken instellingen nemen de afspraken zoals bedoeld in het eerste lid op in het protocol zoals bedoeld in artikel 14, lid 3 van de Verordening en het protocol bedoeld in artikel 3.1, lid 5 van de Wet.

Artikel 20. Voorschoolse voorzieningen

  • 1.

    Het college maakt afspraken met de (brancheorganisatie van) instellingen voor peuterspeelzaalwerk en kinderopvang over:

    • a.

      de afstemming tussen de algemene voorzieningen, als bedoeld in artikel 2 van deze Verordening, en de voorschoolse voorzieningen;

    • b.

      de afstemming, voor zover en indien noodzakelijk, bij het toekennen van individuele voorzieningen, als bedoeld in artikel 2 van deze Verordening, voor jeugdigen en hun ouders;

    • c.

      de terugkoppeling over de voortgang en resultaten van de individuele voorzieningen;

    • d.

      de gezamenlijke zorgarrangementen en de toegang hiertoe.

  • 2.

    Het college en de brancheorganisatie leggen indien nodig de afspraken als bedoeld in het eerste lid vast in een protocol.

Artikel 21. Veilig Thuis

  • 1.

    Het college maakt afspraken met Veilig Thuis over de toegang tot algemene en individuele voorzieningen.

  • 2.

    Het college maakt afspraken met Veilig Thuis over de manier van samenwerken bij huiselijk geweld en kindermishandeling.

Artikel 22. Onderwijs

  • 1.

    Het college maakt afspraken met de samenwerkingsverbanden en/of de schoolbesturen primair, voortgezet en speciaal onderwijs over:

    • a.

      de afstemming tussen de algemene voorzieningen, als bedoeld in artikel 2 van deze Verordening, leerplicht en het onderwijs en de onderwijsvoorzieningen op de scholen;

    • b.

      de afstemming, voor zover en indien noodzakelijk, bij het toekennen van individuele voorzieningen, als bedoeld in artikel 2 van deze Verordening, voor leerlingen en hun ouders;

    • c.

      de terugkoppeling over de voortgang en resultaten van de individuele voorzieningen;

    • d.

      de gezamenlijke onderwijszorgarrangementen en de toegang hiertoe.

  • 2.

    Het college en de samenwerkingsverbanden primair, voortgezet en speciaal onderwijs leggen de afspraken als bedoeld in het eerste lid vast in een protocol.

Artikel 23. Voorzieningen Wmo

  • 1.

    Het college draagt zorg voor een goede afstemming van voorzieningen op grond van deze Verordening en voorzieningen voor jeugdigen op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015.

  • 2.

    Het college draagt zorg voor een goede afstemming van de voorzieningen voor jeugdigen op grond van deze Verordening en voorzieningen voor volwassenen, zijnde ouders, op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015.

  • 3.

    Het college draagt zorg voor de continuïteit van zorg onder zijn verantwoordelijkheid wanneer de jeugdige de leeftijd van 18 jaar bereikt.

Artikel 24. Voorzieningen Participatiewet

  • 1.

    Het college draagt zorg voor een goede afstemming van voorzieningen op grond van deze Verordening en (re-integratie) voorzieningen voor jeugdigen op grond van de Participatiewet, waaronder leerwerktrajecten.

  • 2.

    Het college draagt zorg voor een goede afstemming van voorzieningen op grond van deze Verordening en voorzieningen voor volwassenen, zijnde ouders, op grond van de Participatiewet dan wel aanvullend minimabeleid.

HOOFDSTUK 6 – VERHOUDING PRIJS EN KWALITEIT

Artikel 25. Verhouding prijs en kwaliteit aanbieders jeugdhulp en uitvoerders

kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering

 

Het college houdt, in het belang van een goede prijs-kwaliteitverhouding, bij de vaststelling van de tarieven die het hanteert voor door derden te leveren jeugdhulp of uit te voeren kinderbeschermingsmaatregelen of jeugdreclassering, in ieder geval rekening met:

  • a.

    de aard en omvang van de te verrichten taken;

  • b.

    de voor de sector toepasselijke CAO-schalen in relatie tot de zwaarte van de functie;

  • c.

    een redelijke toeslag voor overheadkosten;

  • d.

    een voor de sector reële mate van non-productiviteit van het personeel als gevolg van verlof, ziekte, scholing en werkoverleg;

  • e.

    kosten voor bijscholing van het personeel;

  • f.

    kwaliteitseisen zoals gezamenlijk opgesteld met onder andere de Regionale Inkooporganisatie Groninger Gemeenten (RIGG).

HOOFDSTUK 7 – VERTROUWENSPERSOON, KLACHTEN EN MEDEZEGGENSCHAP

Artikel 26. Vertrouwenspersoon

Het college heeft een onafhankelijke vertrouwenspersoon aangewezen met volledige rechtsbevoegdheid en onafhankelijkheid waarop jeugdigen en (pleeg)ouders een beroep kunnen doen.

Artikel 27. Klachtenregeling

  • 1.

    Het college draagt zorg voor een transparante procedure ten behoeve van de afhandeling van klachten van een jeugdige of ouder.

  • 2.

    Het college ziet er op toe dat jeugdhulpaanbieders en gecertificeerde instellingen een klachtenregeling hebben die voldoet aan de Wet.

Artikel 28. Inspraak en cliëntenparticipatie

  • 1.

    Het college betrekt de ingezetenen van de gemeente, waaronder in ieder geval cliënten of hun vertegenwoordigers, bij de voorbereiding van het beleid betreffende jeugdhulp overeenkomstig de krachtens artikel 150 van de Gemeentewet gestelde regels met betrekking tot de wijze waarop inspraak wordt verleend.

  • 2.

    Het college zorgt ervoor dat cliënten en vertegenwoordigers van cliëntengroepen kunnen deelnemen aan periodiek overleg, waarbij zij onderwerpen voor de agenda kunnen aanmelden, en dat zij worden voorzien van de voor een adequate deelname aan het overleg benodigde informatie en ondersteuning.

  • 3.

    Het college kan nadere regels vaststellen ter uitvoering van het tweede lid, betreffende de uitvoering van de werkzaamheden van de adviesraad Sociaal Domein.

Artikel 29. Clientondersteuning

Het college heeft een onafhankelijke cliëntondersteuner aangewezen waarop jeugdigen en (pleeg)ouders een beroep kunnen doen. Bij vragen of een behoefte aan ondersteuning tijdens gesprekken op het gebied van jeugdhulp kan de cliënt gebruik maken van de onafhankelijke cliëntondersteuning.

HOOFDSTUK 8 – SLOTBEPALINGEN

Artikel 30. Nadere regels

Voor zover noodzakelijk voor de uitvoering van deze verordening, kan het college nadere regels stellen.

Artikel 31. Intrekking oude verordening en overgangsrecht

  • 1.

    De Verordening Jeugdhulp Westerwolde 2019 wordt ingetrokken op het moment dat deze verordening van kracht is, te weten per 1-1-2024.

  • 2.

    Een jeugdige houdt recht op een lopende voorziening verstrekt op grond van de Verordening Jeugdhulp Westerwolde 2019, totdat het college een nieuw besluit heeft genomen dan wel de periode waarvoor deze voorziening is verstrekt is geëindigd.

  • 3.

    Aanvragen die zijn ingediend onder de Verordening Jeugdhulp Westerwolde 2019 waarop nog niet is beslist bij het in werking treden van deze Verordening, worden afgehandeld krachtens de Verordening Jeugdhulp Westerwolde 2019.

  • 4.

    Op bezwaarschriften tegen een besluit op grond van de Verordening Jeugdhulp 219, wordt beslist met inachtneming daarvan.

Artikel 32. Hardheidsclausule

Het college is bevoegd, in gevallen waarin de toepassing van deze verordening naar zijn oordeel tot een bijzondere en onvoorziene hardheid leidt, ten gunste van de jeugdige en/of zijn ouders af te wijken van deze Verordening, indien daar zeer dringende redenen voor zijn.

Artikel 33. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze Verordening treedt in werking per 1-1-2024

  • 2.

    Deze Verordening wordt aangehaald als: "Verordening Jeugdhulp Westerwolde 2024".

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 23 november 2023.

De raad

raadsgriffier