Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Haaksbergen

Verordening maatschappelijke ondersteuning Haaksbergen (4.15f)

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieHaaksbergen
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening maatschappelijke ondersteuning Haaksbergen (4.15f)
CiteertitelVerordening maatschappelijke ondersteuning Haaksbergen 4.15f
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpalgemeen
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling vervangt de Verordening maatschappelijke ondersteuning.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Wet maatschappelijke ondersteuning 2015
  2. Uitvoeringsbesluit Wmo 2015
  3. Gemeentewet
  4. Algemene wet bestuursrecht
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

06-04-2024nieuwe regeling

27-03-2024

gmb-2024-146031

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening maatschappelijke ondersteuning Haaksbergen (4.15f)

De gemeenteraad van Haaksbergen;

Voorstel van het college van: 27 februari 2024

 

Wettelijke basis:

Bepalingen van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015, het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015, de Gemeentewet en de Algemene wet bestuursrecht.

 

Besluit:

Vast te stellen de Verordening maatschappelijke ondersteuning Haaksbergen (4.15f).

 

Hoofdstuk 1: Begrippen

Artikel 1 Begripsbepalingen

  • 1.

    In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

    • a.

      algemeen gebruikelijke voorziening: voorziening die niet specifiek is bedoeld voor mensen met een beperking, die daadwerkelijk beschikbaar is, die een passende bijdrage levert aan het realiseren van een situatie waarin de inwoner in staat is tot zelfredzaamheid en participatie en die financieel gedragen kan worden met een inkomen op minimum niveau;

    • b.

      andere voorziening: voorziening anders dan in het kader van de Wmo 2015;

    • c.

      begeleiding groep (OB: ondersteuningsbehoefte 1 en 2) geeft ondersteuning aan de inwoner op een andere locatie dan de thuissituatie voor het uitbreiden van sociale contacten en het bieden van structuur in de week;

    • d.

      begeleiding individueel (OB: ondersteuningsbehoefte 1 en 2) geeft ondersteuning aan de inwoner in en rondom de thuissituatie bij de uitvoering van dagelijkse handelingen en vaardigheden of geeft ondersteuning bij het voeren van de regie;

    • e.

      behoefte aan hulp: behoefte aan maatschappelijke ondersteuning als bedoeld in artikel 2.3.2, eerste lid, van de Wmo 2015;

    • f.

      bijdrage in de kosten: bijdrage als bedoeld in artikel 2.1.4, eerste lid, van de Wmo 2015;

    • g.

      college: het college van burgemeester en wethouders

    • h.

      HO: Huishoudelijke ondersteuning: Bij de berekening wordt gebruik gemaakt van het normenkader van bureau HHM. Het normenkader is toegevoegd aan de beleidsregels, bijlage 1;

    • i.

      individuele vervoersvoorziening: een voorziening waarbij sprake is van vervoer en een inwoner zelf de bestemming en het tijdstip van het vervoer bepaalt met inachtneming van de daarvoor geldende voorwaarden;

    • j.

      overheadkosten: kosten die niet direct betrekking hebben op de taken, maar betrekking hebben op de organisatie van de aanbieder, te weten (niet limitatief):

      • directie, management en secretariële ondersteuning;

      • personeel en organisatie;

      • informatisering en automatisering;

      • financiën en control;

      • communicatie;

      • juridische zaken;

      • facilitaire zaken.

    • k.

      pgb: persoonsgebonden budget als bedoeld in artikel 1.1.1 van de wet;

    • l.

      vervoer naar dagbesteding: een voorziening waarbij een inwoner vervoerd wordt van zijn woning naar de locatie waar begeleiding groep wordt aangeboden en omgekeerd. De inwoner heeft geen vrijheid in het bepalen van de bestemming van het vervoer;

    • m.

      wet: Wet maatschappelijke ondersteuning 2015;

    • n.

      wonen en verblijf: een voorziening die kan worden ingezet wanneer er bij de inwoner een behoefte aan hulp is op het gebied van wonen en verblijf. Wonen en verblijf bestaat uit twee vormen: Dakje 1 en Dakje 2;

  • 2.

    Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in artikel 1.1.1 van de wet.

Hoofdstuk 2: Vormen voorzieningen

Artikel 2 Vormen maatwerkvoorzieningen

  • 1.

    Het college kan een inwoner in aanmerking laten komen voor één of meerdere van de volgende maatwerkvoorzieningen:

    • a.

      huishoudelijke ondersteuning, HO;

    • b.

      begeleiding individueel, Ondersteuningsbehoefte 1 en 2;

    • c.

      begeleiding groep, Ondersteuningsbehoefte 1 en 2;

    • d.

      vervoer van en naar dagbesteding

    • e.

      wonen en verblijf;

    • f.

      woonvoorziening;

    • g.

      rolstoel;

    • h.

      sportvoorziening;

    • i.

      individuele vervoersvoorziening.

    • j.

      collectief vervoer

  • 2.

    Het college geeft in beleidsregels een uitwerking van de inhoud van de in het eerste lid van dit artikel genoemde maatwerkvoorzieningen.

Artikel 3 Vormen Algemene voorzieningen

  • 1.

    In Haaksbergen zijn de volgende algemene voorzieningen in ieder geval beschikbaar:

    • a.

      was- en strijkservice;

    • b.

      dagbesteding.

  • 2.

    Het college geeft in beleidsregels een uitwerking van de inhoud van de in het eerste lid van dit artikel genoemde algemene voorzieningen.

Hoofdstuk 3: Regels maatwerkvoorziening

Artikel 4 Procedureregels maatschappelijke ondersteuning

Het college bepaalt, met inachtneming van de artikelen 2.3.1 tot en met 2.3.5 van de Wmo 2015, bij nadere regels op welke wijze in samenspraak met de inwoner wordt vastgesteld of de inwoner voor een maatwerkvoorziening voor zelfredzaamheid, participatie, beschermd wonen of opvang in aanmerking komt.

Artikel 5 Voorwaarden voor een maatwerkvoorziening

  • 1.

    Het college neemt de uitkomsten van het onderzoek, zoals omschreven in de nadere regels, als uitgangspunt voor de beoordeling van een aanvraag om een maatwerkvoorziening.

  • 2.

    Een inwoner komt in aanmerking voor een maatwerkvoorziening:

    • a.

      ter compensatie van de beperkingen in de zelfredzaamheid of participatie die de inwoner ondervindt, voor zover de inwoner deze beperkingen naar het oordeel van het college niet:

      • 1.

        op eigen kracht,

      • 2.

        met gebruikelijke hulp,

      • 3.

        met mantelzorg of

      • 4.

        met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk dan wel

      • 5.

        met gebruikmaking van algemeen gebruikelijke voorzieningen of

      • 6.

        algemene voorzieningen, of

      • 7.

        andere voorzieningen

    • kan verminderen of wegnemen. De maatwerkvoorziening levert, rekening houdend met de uitkomsten van het onderzoek waarover het college nadere regels vaststelt, een passende bijdrage aan het realiseren van een situatie waarin de inwoner in staat wordt gesteld tot zelfredzaamheid of participatie en zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kan blijven, of

    • b.

      ter compensatie van de problemen bij het zich handhaven in de samenleving van de inwoner met psychische of psychosociale problemen en de inwoner die de thuissituatie heeft verlaten, al dan niet in verband met risico’s voor zijn veiligheid als gevolg van huiselijk geweld, voor zover de inwoner deze problemen naar het oordeel van het college niet:

      • 1.

        op eigen kracht,

      • 2.

        met gebruikelijke hulp,

      • 3.

        met mantelzorg of

      • 4.

        met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk dan wel

      • 5.

        met gebruikmaking van algemene voorzieningen

    • kan verminderen of wegnemen. De maatwerkvoorziening levert, rekening houdend met de uitkomsten van het onderzoek gebaseerd op de bepalingen van de verordening van de centrum gemeente Enschede, een passende bijdrage aan het voorzien in de behoefte van de inwoner aan beschermd wonen of opvang en aan het realiseren van een situatie waarin de inwoner in staat wordt gesteld zich zo snel mogelijk weer op eigen kracht te handhaven in de samenleving.

  • 3.

    Als een maatwerkvoorziening noodzakelijk is, verstrekt het college de goedkoopst adequate voorziening.

Artikel 6 Weigeringsgronden maatwerkvoorziening

  • 1.

    Geen maatwerkvoorziening, zoals bedoeld in artikel 2, lid 1, wordt verstrekt:

    • a.

      voor zover de aanvraag betrekking heeft op een voorziening die aan inwoner al eerder is verstrekt in het kader van enige wettelijke bepaling of regeling en de normale afschrijvingstermijn van de voorziening nog niet verstreken is

      • a.

        tenzij de eerder verstrekte voorziening verloren is gegaan als gevolg van omstandigheden die niet aan de inwoner zijn toe te rekenen; of

      • b.

        tenzij de inwoner geheel of gedeeltelijk tegemoet komt in de veroorzaakte kosten, of

      • c.

        als de eerder verstrekte voorziening niet langer een oplossing biedt voor de behoefte van de inwoner aan maatschappelijke ondersteuning.

    • b.

      indien de voorziening niet voldoende op het individu is gericht;

    • c.

      indien het een voorziening betreft die de inwoner voor de melding heeft gerealiseerd of geaccepteerd, tenzij er sprake is van een acute noodsituatie waardoor het voor de inwoner dringend noodzakelijk was de voorziening te treffen;

    • d.

      indien het een voorziening betreft die de inwoner na de melding en vóór datum van besluit heeft gerealiseerd of geaccepteerd, tenzij het college daarvoor schriftelijk toestemming heeft verleend of de noodzaak achteraf nog kan worden vastgesteld.

  • 2.

    Geen maatwerkvoorziening gericht op zelfredzaamheid en participatie wordt verstrekt:

    • a.

      als deze niet langdurig noodzakelijk is, tenzij het gaat om hulp bij het huishouden of begeleiding;

    • b.

      de voorziening voorzienbaar was en van de inwoner redelijkerwijs kon worden verwacht maatregelen te hebben getroffen die de behoefte aan hulp overbodig had gemaakt.

  • 3.

    Geen woonvoorziening wordt toegekend:

    • a.

      als de beperkingen voortkomen uit de aard van de in de woning gebruikte materialen, de slechte staat van het onderhoud of de omstandigheid dat de woning niet voldoet aan de geldende wettelijke eisen;

    • b.

      als de inwoner zijn hoofdverblijf niet heeft of niet zal hebben in de woning waaraan de voorziening wordt getroffen;

    • c.

      ten behoeve van woonruimten die niet geschikt zijn voor permanente bewoning;

    • d.

      de noodzaak het gevolg is van een verhuizing waarvoor geen aanleiding was op grond van belemmeringen bij het normale gebruik van de woning en er geen belangrijke reden voor de verhuizing is;

    • e.

      indien de inwoner niet is verhuisd naar de voor zijn of haar beperkingen op dat moment meest geschikte woning, tenzij daarvoor vooraf schriftelijk toestemming is verleend door het college;

    • f.

      als de voorziening in het geval van nieuwbouw of renovatie zonder noemenswaardige meerkosten meegenomen kan worden.

Artikel 7 Inhoud beschikking

  • 1.

    Het college geeft in de beschikking tot verstrekking van een maatwerkvoorziening in ieder geval aan of deze als voorziening in natura of als pgb wordt verstrekt.

  • 2.

    Bij het verstrekken van een maatwerkvoorziening in natura legt het college in de beschikking in ieder geval vast:

    • a.

      welke de te verstrekken voorziening is en wat het beoogde resultaat daarvan is;

    • b.

      wat de ingangsdatum en duur van de verstrekking is;

    • c.

      hoe de voorziening wordt verstrekt en indien van toepassing;

    • d.

      welke andere voorzieningen relevant zijn of kunnen zijn;

    • e.

      of een bijdrage in de kosten verschuldigd is en de daarbij door het college gehanteerde uitgangspunten.

  • 3.

    Bij het verstrekken van een maatwerkvoorziening in de vorm van een pgb legt het college in de beschikking in ieder geval vast:

    • a.

      voor welk resultaat het pgb kan worden aangewend;

    • b.

      welke kwaliteitseisen gelden voor de besteding van het pgb;

    • c.

      wat de hoogte van het pgb is en hoe hiertoe is gekomen;

    • d.

      wat de duur is van de verstrekking waarvoor het pgb is bedoeld, en

    • e.

      de wijze van verantwoording van de besteding van het pgb;

    • f.

      de ingangsdatum;

    • g.

      of een bijdrage in de kosten verschuldigd is en de daarbij door het college gehanteerde uitgangspunten.

Artikel 8 Regels voor pgb

  • 1.

    Het college verstrekt een voorziening in de vorm van een pgb in overeenstemming met artikel 2.3.6 van de Wmo 2015.

  • 2.

    Het college bepaalt bij nadere regels aan welke voorwaarden een pgb-plan moet voldoen.

  • 3.

    Bij het vaststellen van de hoogte van het pgb, wordt onderscheid gemaakt tussen formele en informele hulp.

  • 4.

    Van formele hulp is sprake als de hulp verleend wordt door onderstaande personen, met uitzondering van personen uit het sociaal netwerk van de inwoner:

    • a.

      personen die werkzaam zijn bij een instelling die ten aanzien van de voor het pgb uit te voeren taken/werkzaamheden ingeschreven staat in het Handelsregister (conform artikel 5 Handelsregisterwet 2007) en die beschikken over de relevante diploma’s die nodig zijn voor uitoefening van de desbetreffende taken, of;

    • b.

      personen die aangemerkt zijn als Zelfstandige Zonder Personeel. Daarnaast moeten ze ten aanzien van de voor het pgb uit te voeren taken/werkzaamheden ingeschreven staan in het Handelsregister (conform artikel 5 Handelsregisterwet 2007) en beschikken over de relevante diploma’s die nodig zijn voor uitoefening van de desbetreffende taken.

  • 5.

    Informele hulp is:

    • a.

      hulp die geboden wordt door personen die niet voldoen aan de criteria als genoemd in lid 4;

    • b.

      hulp die wordt geboden door personen die voldoen aan de criteria als genoemd in lid 4, maar tot het sociaal netwerk van inwoner horen.

Artikel 9 Pgb niet mogelijk

Geen pgb wordt verstrekt:

  • a.

    wanneer uit het pgb-plan zoals bedoeld in artikel 8 lid 2 blijkt, dat de kwaliteit van de hulp onvoldoende gewaarborgd is dan wel niet wordt voldaan aan de kwaliteitseisen zoals opgenomen in bijlage 1;

  • b.

    als de inwoner het pgb niet zelf kan beheren en de beoogd pgb-beheerder dezelfde persoon/instelling is als de beoogd zorg-/hulpverlener.

Artikel 10 Pgb hoogte

  • 1.

    De hoogte van een pgb:

    • a.

      wordt bepaald aan de hand van een door de inwoner opgesteld plan over hoe hij het pgb gaat besteden;

    • b.

      wordt berekend op basis van een prijs of tarief waarmee redelijkerwijs is verzekerd dat het pgb toereikend is om veilige, doeltreffende en kwalitatief goede diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen die tot de maatwerkvoorziening behoren, van derden te betrekken, en wordt indien nodig aangevuld met een vergoeding voor onderhoud en verzekering, en

    • c.

      bedraagt niet meer dan de kostprijs van de in de betreffende situatie goedkoopst adequate in de gemeente beschikbare maatwerkvoorziening in natura.

  • 2.

    De hoogte van het pgb voor formele hulp als bedoeld in artikel 8 lid 4 sub a is gelijk aan het tarief voor gecontracteerde ondersteuning in natura tenzij op basis van het budgetplan van de inwoner passende en toereikende ondersteuning voor een lager tarief kan worden ingekocht.

  • 3.

    De hoogte van het pgb voor formele hulp die is aangemerkt als Zelfstandige Zonder Personeel wordt bepaald op 85% van de voorziening in natura, waarbij rekening is gehouden met het feit dat deze aanbieder geen of lagere overheadkosten heeft dan een professionele organisatie met personeel.

  • 4.

    De hoogte van het pgb voor informele hulp is bij het bestaan van een dienstbetrekking gelijk aan de hoogste periodiek voor de benodigde hulp in de CAO VVT, vermeerderd met de vakantiebijslag en tegenwaarde van de verlofuren.

Hoofdstuk 4: Bijdrage in de kosten

Artikel 11 Bijdrage voor maatwerkvoorzieningen en algemene voorzieningen

  • 1.

    Een inwoner is een bijdrage in de kosten verschuldigd voor een maatwerkvoorziening in natura of een pgb zolang hij van de maatwerkvoorziening gebruik maakt of gedurende de periode waarvoor het pgb wordt verstrekt.

  • 2.

    Als een maatwerkvoorziening in natura of pgb wordt verstrekt ten behoeve van een woningaanpassing voor een minderjarige inwoner is de bijdrage in de kosten verschuldigd door:

    • a.

      de onderhoudsplichtige ouders en;

    • b.

      degene die anders dan als ouder samen met de ouder het gezag uitoefent over een inwoner

  • 3.

    Een inwoner is een bijdrage in de kosten verschuldigd voor het gebruik van de volgende algemene voorzieningen:

    • a.

      was- en strijkservice;

    • b.

      dagbesteding

Artikel 12 Hoogte bijdrage in de kosten

  • 1.

    Voor de algemene voorzieningen en maatwerkvoorzieningen die niet genoemd worden in het tweede tot en met zesde lid van dit artikel, bedraagt de hoogte van de bijdrage voor een of meerdere voorzieningen tezamen het bedrag zoals bedoeld in artikel 3.8 van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 voor de ongehuwde inwoner of de gehuwde inwoner tezamen.

  • 2.

    De hoogte van de bijdrage voor de maatwerkvoorziening collectief vervoer is per rit gelijk aan het in de regio voor het reguliere openbaar vervoer geldende basistarief plus het kilometertarief vermenigvuldigd met het aantal gereisde kilometers, indien van toepassing verhoogd met een reserveringstoeslag.

  • 3.

    De bijdrage in de kosten voor de maatwerkvoorzieningen beschermd wonen en maatschappelijke opvang worden vastgesteld conform het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015.

  • 4.

    De hoogte van de bijdrage voor de algemene voorziening was- en strijkservice bedraagt voor 2024:

    • a.

      voor de inwoner die zelf kan wassen en strijken: € 17,50 per waszak, te betalen aan de aanbieder;

    • b.

      voor die inwoner die vanwege beperkingen zelf niet kan wassen en strijken bedraagt € 5,00 per waszak, te betalen aan de aanbieder. Dit bedrag komt overeen met de door het Nibud berekende gemiddelde kosten voor wassen en strijken. Jaarlijks wordt de bijdrage per waszak geïndexeerd met maximaal het percentage zoals vastgesteld in de prijsindex CPI Huishoudens van het CBS.

  • 5.

    De hoogte van de bijdrage voor een hulpmiddel, woningaanpassing, de in tweede lid van dit artikel genoemde maatwerkvoorziening collectief vervoer of de in het vierde lid van dit artikel genoemde algemene voorzieningen, overstijgt niet de kostprijs van de voorziening.

  • 6.

    In het algemeen wordt geen bijdrage in de kosten gerekend voor gebruikmaking van een algemene voorziening dagbesteding. Uitgangspunt van het gemeentelijk beleid is dat het gebruik van algemene voorzieningen zoveel mogelijk wordt gestimuleerd. Het is echter mogelijk dat de instelling een kleine vergoeding vraagt voor de kosten van materialen die worden gebruikt voor de activiteiten. Ook de kosten voor eten en drinken komen voor rekening van de deelnemer, tenzij door de instelling anders is bepaald.

  • 7.

    De kostprijs van een maatwerkvoorziening in natura of in pgb is gelijk aan de kosten die het college voor de desbetreffende maatwerkvoorziening zelf maakt.

  • 8.

    De bijdragen in de kosten voor de maatwerkvoorziening maatschappelijke opvang wordt door aanbieder van de betreffende maatwerkvoorziening vastgesteld en geïnd.

Hoofdstuk 5: Bestrijding misbruik

Artikel 13 Voorkoming en bestrijding ten onrechte ontvangen maatwerkvoorzieningen in natura en pgb’s en misbruik of oneigenlijk gebruik van de Wmo 2015

  • 1.

    Het college informeert inwoners of hun vertegenwoordiger in begrijpelijke bewoordingen over de rechten en plichten die aan het ontvangen van een maatwerkvoorziening in natura of pgb zijn verbonden en over de mogelijke gevolgen van misbruik en oneigenlijk gebruik van de Wmo 2015.

  • 2.

    Onverminderd artikel 2.3.10 van de Wmo 2015 kan het college een beslissing als bedoeld in artikel 2.3.5 of 2.3.6 van de Wmo 2015 herzien dan wel intrekken als het college vaststelt dat:

    • a.

      de inwoner onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beslissing zou hebben geleid;

    • b.

      de inwoner niet langer op de maatwerkvoorziening in natura of het pgb is aangewezen;

    • c.

      de maatwerkvoorziening in natura of het pgb niet meer toereikend is te achten;

    • d.

      de inwoner langer dan zes weken verblijft in een instelling als bedoeld in de Wet langdurige zorg of de Zorgverzekeringswet;

    • e.

      de inwoner niet voldoet aan de aan de maatwerkvoorziening of het pgb verbonden voorwaarden, of

    • f.

      de inwoner de maatwerkvoorziening in natura of het pgb niet of voor een ander doel gebruikt;

    • g.

      de inwoner de in natura en in bruikleen verstrekte maatwerkvoorziening onzorgvuldig gebruikt.

  • 3.

    Een beslissing tot verlening van een pgb kan worden ingetrokken als blijkt dat het pgb binnen zes maanden na toekenning niet is aangewend voor de bekostiging van de voorziening waarvoor de verlening heeft plaatsgevonden.

  • 4.

    Als het college een beslissing op grond van het tweede lid, onder a, heeft ingetrokken en de verstrekking van de onjuiste of onvolledige gegevens door de inwoner opzettelijk heeft plaatsgevonden, kan het college van de inwoner en degene die daaraan opzettelijk zijn medewerking heeft verleend, geheel of gedeeltelijk de geldswaarde vorderen van de ten onrechte genoten maatwerkvoorziening of het ten onrechte genoten pgb.

  • 5.

    Als het recht op een in eigendom of in bruikleen verstrekte voorziening is ingetrokken, kan deze voorziening worden teruggevorderd.

Artikel 14 Opschorting betaling uit pgb

  • 1.

    Het college kan de Sociale verzekeringsbank gemotiveerd verzoeken te beslissen tot een geheel of gedeeltelijke opschorting voor ten hoogste dertien weken van betalingen uit het pgb als er ten aanzien van een inwoner een ernstig vermoeden is gerezen dat er sprake is van een omstandigheid als bedoeld in artikel 2.3.10, eerste lid, onder a, d of e, van de Wmo 2015.

  • 2.

    Het college kan de Sociale verzekeringsbank gemotiveerd verzoeken te beslissen tot een gehele of gedeeltelijke opschorting van de betalingen uit het pgb voor de duur van de opname als sprake is van een omstandigheid als bedoelt in artikel 9, tweede lid, onder d van deze verordening.

  • 3.

    Het college stelt de inwoner schriftelijk op de hoogte van het verzoek op grond van het eerste en tweede lid.

Artikel 15 Onderzoek naar kwaliteit en recht- en doelmatigheid maatwerkvoorzieningen in natura en pgb’s

Het college onderzoekt periodiek, al dan niet steekproefsgewijs, het gebruik van maatwerkvoorzieningen in natura en pgb’s met het oog op de beoordeling van de kwaliteit en recht- en doelmatigheid daarvan.

Hoofdstuk 6: Kwaliteit en veiligheid

Artikel 16 Kwaliteitseisen maatschappelijke ondersteuning

  • 1.

    Aanbieders zorgen voor een goede kwaliteit van voorzieningen, eisen met betrekking tot de deskundigheid van beroepskrachten daaronder begrepen, door:

    • a.

      het afstemmen van voorzieningen op de persoonlijke situatie van de inwoner;

    • b.

      het afstemmen van voorzieningen op andere vormen van zorg en ondersteuning;

    • c.

      erop toe te zien dat beroepskrachten tijdens hun werkzaamheden in het kader van het leveren van voorzieningen handelen in overeenstemming met de professionele standaard;

    • d.

      voor zover van toepassing, erop toe te zien dat de kwaliteit van de voorzieningen en de deskundigheid van beroepskrachten tenminste voldoen aan de voorwaarden om in aanmerking te komen voor de in de toepasselijke sector erkende keurmerken;

    • e.

      er bij het leveren van voorzieningen op toe te zien dat beroepskrachten handelen in overeenstemming met de professionele standaard.

  • 2.

    Onverminderd andere handhavingsbevoegdheden ziet het college toe op de naleving van deze eisen door periodieke overleggen met de aanbieders, een jaarlijks cliëntervaringsonderzoek, en het zo nodig in overleg met de inwoner ter plaatse controleren van de geleverde voorzieningen.

Artikel 17 Kwaliteitseisen formele pgb aanbieders

  • 1.

    Naast de kwaliteitseisen die gelden op grond van de wet, gelden voor formele pgb aanbieders in ieder geval de volgende eisen:

    • a.

      aanbieder beschikt over voldoende deskundigheid gericht op de maatwerkvoorziening;

    • b.

      de verstrekking van de voorzienig is voldoende veilig;

    • c.

      het leefklimaat en fysieke omgeving zijn schoon, veilig en passend voor inwoners;

    • d.

      aanbieder voert een deugdelijke administratie en goede registratie.

  • 2.

    Het college kan in beleidsregels een nader invulling van de eisen uit deze verordening en de wet geven.

Artikel 18 Meldingsregeling calamiteiten en geweld

  • 1.

    Het college treft een regeling voor het melden van calamiteiten en geweldsincidenten bij de verstrekking van een voorziening door een aanbieder en wijst een toezichthoudend ambtenaar aan.

  • 2.

    Aanbieders melden iedere calamiteit en ieder geweldsincident dat zich heeft voorgedaan bij de verstrekking van een voorziening onverwijld aan de toezichthoudend ambtenaar.

  • 3.

    De toezichthoudend ambtenaar, bedoeld in artikel 6.1, van de Wmo 2015, doet onderzoek naar de calamiteiten en geweldsincidenten en adviseert het college over het voorkomen van verdere calamiteiten en het bestrijden van geweld.

Artikel 19 Verhouding prijs en kwaliteit levering dienst door derden

  • 1.

    Ter waarborging van een goede verhouding tussen de prijs voor de levering van een dienst door een derde als bedoeld in artikel 2.6.4 van de Wmo 2015 en de eisen die gesteld worden aan de kwaliteit van de dienst stelt het college vast:

    • a.

      een vaste prijs, die geldt voor een inschrijving als bedoeld in de Aanbestedingswet 2012 en het aangaan overeenkomst met derde; of

    • b.

      een reële prijs die geldt als ondergrens voor:

      • i.

        een inschrijving en het aangaan overeenkomst met de derde, en

      • ii.

        de vaste prijs, bedoeld in onderdeel a.

  • 2.

    Het college stelt de prijzen, bedoeld in het eerste lid, vast:

    • a.

      overeenkomstig de eisen aan de kwaliteit van die dienst, waaronder de eisen aan de deskundigheid van de beroepskracht, bedoeld in artikel 2.1.3, tweede lid, onderdeel c, van de Wmo 2015, en

    • b.

      rekening houdend met de continuïteit in de hulpverlening, bedoeld in artikel 2.6.5, tweede lid, van de Wmo 2015, tussen degenen aan wie de dienst wordt verstrekt en de betrokken hulpverleners.

  • 3.

    Het college houdt in het belang van een goede prijs-kwaliteitverhouding bij de vaststelling van de tarieven die het hanteert voor door derden te leveren diensten, in ieder geval rekening met:

    • a.

      de kosten van de beroepskracht;

    • b.

      redelijke overheadkosten;

    • c.

      kosten voor niet productieve uren van de beroepskrachten als gevolg van verlof, ziekte, scholing, werkoverleg;

    • d.

      reis en opleidingskosten;

    • e.

      indexatie van de reële prijs voor het leveren van een dienst;

    • f.

      overige kosten als gevolg van door de gemeente gestelde verplichtingen voor aanbieders waaronder rapportageverplichtingen en administratieve verplichtingen.

  • 4.

    Het college kan het eerste lid, onderdeel b, buiten beschouwing laten indien bij de inschrijving aan de derde de eis wordt gesteld een prijs voor de dienst te hanteren die gebaseerd is op hetgeen gesteld is in het tweede en derde lid. Daarover legt het college verantwoording af aan de gemeenteraad.

  • 5.

    Het college bepaalt met welke derde als bedoeld in het eerste lid hij een overeenkomst aangaat.

Hoofdstuk 7: Waardering mantelzorgers

Artikel 20 Jaarlijkse waardering mantelzorgers

Het college bepaalt bij nadere regels waaruit de jaarlijkse blijk van waardering voor mantelzorgers van inwoners in de gemeente Haaksbergen bestaat.

Hoofdstuk 8: Klachten en medezeggenschap

Artikel 21 Klachtregeling

  • 1.

    Aanbieders stellen een regeling vast voor de afhandeling van klachten van inwoners ten aanzien van alle voorzieningen.

  • 2.

    Onverminderd andere handhavingsbevoegdheden ziet het college toe op de naleving van de klachtregelingen van aanbieders door periodieke overleggen met de aanbieders, en een jaarlijks cliëntervaringsonderzoek.

Artikel 22 Medezeggenschap bij aanbieders van maatschappelijke ondersteuning

  • 1.

    Aanbieders stellen een regeling vast voor de medezeggenschap van inwoners over voorgenomen besluiten van de aanbieder welke voor de gebruikers van belang zijn ten aanzien van alle voorzieningen.

  • 2.

    Onverminderd andere handhavingsbevoegdheden ziet het college toe op de naleving van de medezeggenschapsregelingen van aanbieders door periodieke overleggen met de aanbieders en een jaarlijks cliëntervaringsonderzoek.

Artikel 23 Betrekken van ingezetenen bij het beleid

Het college betrekt ingezetenen bij het beleid over de Wmo 2015 op de wijze zoals vast gelegd in de Verordening Participatieraad Haaksbergen.

Hoofdstuk 9: Overgangsrecht en slotbepalingen

Artikel 24 Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen in het voordeel van de inwoner afwijken van de bepalingen in deze verordening als door toepassing ervan de inwoner duidelijk onrecht wordt aangedaan.

Artikel 25 Slotbepalingen

  • 1.

    Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening maatschappelijke ondersteuning Haaksbergen 4.15f

  • 2.

    Deze verordening treedt in werking op de dag na de bekendmaking.

  • 3.

    Op het moment dat deze verordening in werking treedt, wordt de op 21 april 2020 vastgestelde Verordening maatschappelijke ondersteuning ingetrokken.

  • 4.

    Een inwoner houdt recht op een lopende voorziening verstrekt op grond van de Verordening maatschappelijke ondersteuning van 21 november 2020, totdat het college een nieuw besluit heeft genomen, de lopende voorziening wordt ingetrokken of beëindigd of tot deze van rechtswege vervalt.

  • 5.

    Aanvragen die zijn ingediend onder de Verordening maatschappelijke ondersteuning van 21 november 2020 en waarop nog niet is beslist bij het in werking treden van de Verordening maatschappelijke ondersteuning van 27 maart 2024, worden afgehandeld krachtens de Verordening maatschappelijke ondersteuning van 27 maart 2024.

  • 6.

    Van het in lid 4 en 5 gestelde kan ten gunste van de inwoner worden afgeweken.

Aldus besloten in de openbare raadsvergadering van 27 maart 2024

R. Meinen

griffier

mr. drs. R.G. Welten

burgemeester