Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Haaksbergen

Verordening jeugdhulp Haaksbergen

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieHaaksbergen
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening jeugdhulp Haaksbergen
CiteertitelVerordening jeugdhulp
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpalgemeen
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling vervangt de Verordening jeugdhulp.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Jeugdwet
  2. Gemeentewet
  3. Algemene wet bestuursrecht
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

06-04-2024nieuwe regeling

27-03-2024

gmb-2024-145794

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening jeugdhulp Haaksbergen

De gemeenteraad van Haaksbergen;

Voorstel van het college van: 27 februari 2024

 

Wettelijke basis:

Bepalingen van de Jeugdwet, de Gemeentewet en de Algemene wet bestuursrecht.

 

Besluit:

Vast te stellen de Verordening jeugdhulp Haaksbergen

 

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepaling

  • 1.

    In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

    • a.

      andere voorziening: voorziening anders dan in het kader van de Jeugdwet, op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning of werk en inkomen;

    • b.

      behoefte aan jeugdhulp: behoefte van een jeugdige of zijn ouders aan jeugdhulp in verband met opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen en stoornissen, als bedoeld in artikel 2.3, eerste lid, van de Jeugdwet;

    • c.

      cliëntsysteem de sociale eenheid waartoe de jeugdige behoort en die bestaat uit één of meer personen (huisgenoten) die samen een huishouding voeren.

    • d.

      eigen kracht: het vermogen van ouders en/of de jeugdige om het probleem, bijvoorbeeld door de inzet van mensen in het sociale netwerk, vrijwilligers of door het aanspreken van een aanvullende verzekering zelf op te lossen.

    • e.

      gebruikelijke hulp: de normale, dagelijkse hulp die partners, ouders, inwonende kinderen of andere huisgenoten geacht worden elkaar onderling te bieden;

    • f.

      individuele voorziening: de via een beschikking toegankelijke, op de jeugdige of zijn ouders toegesneden jeugdhulpvoorziening, die door het college in natura of bij persoonsgebonden budget wordt verstrekt;

    • g.

      overige voorziening: jeugdhulpvoorziening op grond van de Jeugdwet die rechtstreeks toegankelijk is zonder voorafgaand diepgaand onderzoek naar de behoeften en persoonskenmerken van de jeugdige of zijn ouders;

    • h.

      pgb: persoonsgebonden budget als bedoeld in artikel 8.1.1 van de Jeugdwet, zijnde een door het college verstrekt budget aan een jeugdige of zijn ouders, dat hen in staat stelt de jeugdhulp die tot de individuele voorziening behoort van derden te betrekken;

    • i.

      wet: Jeugdwet

  • 2.

    Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in artikel 1.1 van de wet.

Hoofdstuk 2 De voorzieningen jeugdhulp

Artikel 2 Vormen van jeugdhulp

  • 1.

    De volgende vormen van overige voorzieningen zijn in ieder geval beschikbaar:

    • a.

      informatie en opvoedadvies;

    • b.

      preventieve opvoed- en opgroeiondersteuning individueel;

    • c.

      preventieve opvoed- en opgroeiondersteuning groepsgewijs;

  • 2.

    De volgende vormen van individuele voorzieningen zijn in ieder geval beschikbaar:

    • a.

      ondersteuningsbehoefte 1;

    • b.

      ondersteuningsbehoefte 2;

    • c.

      ondersteuningsbehoefte 3;

    • d.

      ondersteuningsbehoefte 4;

    • e.

      wonen en verblijf;

    • f.

      vervoer naar de jeugdhulplocatie.

  • 3.

    Het college kan in beleidsregels vaststellen welke overige voorzieningen en individuele voorzieningen op basis van het eerste en tweede lid beschikbaar zijn.

Artikel 3 Toegang jeugdhulp via de gemeente

  • 1.

    Jeugdigen en ouders kunnen een behoefte aan jeugdhulp melden bij het college. Als de jeugdige of zijn ouders daarom verzoeken, zorgt het college voor ondersteuning bij het verhelderen van de ondersteuningsbehoefte.

  • 2.

    Het college zorgt voor inzet van de jeugdhulp die de rechter of de gecertificeerde instelling nodig acht bij de uitvoering van een kinderbeschermingsmaatregel en de uitvoering van jeugdreclassering.

  • 3.

    In spoedeisende gevallen treft het college zo spoedig mogelijk een passende tijdelijke individuele voorziening in afwachting van de uitkomst van het onderzoek en de aanvraag van de jeugdige of zijn ouders of vraagt het college een machtiging gesloten jeugdhulp als bedoeld in hoofdstuk 6 van de Jeugdwet.

  • 4.

    Het college legt de te verlenen individuele voorziening, dan wel het afwijzen daarvan, vast in een beschikking als bedoeld in artikel 7 van deze verordening.

  • 5.

    Jeugdigen en ouders kunnen zich rechtstreeks wenden tot een overige voorziening.

Artikel 4 Procedureregels

Het college stelt in nadere regels procedureregels vast over de toegang tot jeugdhulp via de gemeente.

Artikel 5 Toegang jeugdhulp via de huisarts, medisch specialist of jeugdarts

  • 1.

    Het college draagt zorg voor de inzet van jeugdhulp na een verwijzing door de huisarts, medisch specialist of jeugdarts naar een jeugdhulpaanbieder waar de gemeente een overeenkomst mee heeft afgesloten, als en voor zover genoemde jeugdhulpaanbieder van oordeel is dat inzet van jeugdhulp nodig is.

  • 2.

    Het college legt de te verlenen individuele voorziening, dan wel het afwijzen daarvan, vast in een beschikking als bedoeld in artikel 7 van deze verordening.

Hoofdstuk 3 Afweging en voorwaarden individuele voorzieningen

Artikel 6 Toekenning individuele voorzieningen

  • 1.

    Het college kent een individuele voorziening toe voor zover, in het verslag waarover het college nadere regels vaststelt, wordt vastgesteld dat de jeugdige:

    • a.

      op eigen kracht, met gebruikelijke hulp of met hulp van andere personen uit zijn sociaal netwerk geen oplossing voor zijn hulpvraag kan vinden;

    • b.

      geen oplossing kan vinden voor zijn hulpvraag door, al dan niet gedeeltelijk, gebruik te maken van een overige voorziening, of

    • c.

      geen oplossing kan vinden voor zijn hulpvraag door, al dan niet gedeeltelijk, gebruik te maken van een andere voorziening.

  • 2.

    Het college kent eveneens een individuele voorziening indien een verwijzing zoals bedoeld in artikel 5 van deze verordening is afgegeven.

  • 3.

    Het college kan beleidsregels stellen ter verdere uitwerking van de algemene criteria, zoals genoemd in het eerste lid, of ter bepaling van specifieke criteria voor bepaalde individuele voorzieningen.

Artikel 7 Inhoud beschikking

  • 1.

    Het college geeft in de beschikking tot verstrekking van een individuele voorziening in ieder geval aan of de voorziening in natura of als pgb wordt verstrekt.

  • 2.

    Het college legt bij het verstrekken van een individuele voorziening in natura in de beschikking in ieder geval vast:

    • a.

      welke de te verstrekken voorziening is en wat de omvang en het beoogde resultaat daarvan is;

    • b.

      wat de ingangsdatum en duur van de verstrekking is;

    • c.

      hoe de voorziening wordt verstrekt en;

    • d.

      indien van toepassing welke andere voorzieningen relevant zijn of kunnen zijn.

  • 3.

    Het college legt bij het verstrekken van een voorziening in de vorm van een pgb in de beschikking in ieder geval vast:

    • a.

      voor welk resultaat het pgb wordt aangewend;

    • b.

      welke kwaliteitseisen gelden voor de besteding van het pgb;

    • c.

      wat de hoogte van het pgb is en hoe de hoogte van het pgb is berekend;

    • d.

      welke voorwaarden aan het pgb verbonden zijn;

    • e.

      wat de duur is van de verstrekking waarvoor het pgb is bedoeld, en;

    • f.

      de wijze van verantwoording van de besteding van het pgb.

Artikel 8 Aanvullende regels voor pgb

  • 1.

    Het college verstrekt een pgb in overeenstemming met artikel 8.1.1 van de Jeugdwet.

  • 2.

    Als een jeugdige of ouder in aanmerking komt voor een individuele voorziening, maar de ondersteuning zelf wenst in te kopen door middel van een pgb, dient hij daartoe een pgb plan in volgens een door het college ter beschikking gesteld format. In het pgb plan is opgenomen:

    • a.

      de motivatie waarom het natura-aanbod van de gemeente niet passend is en een pgb gewenst is;

    • b.

      de voorgenomen uitvoerder van de individuele voorziening en de wijze waarop de jeugdhulp georganiseerd wordt;

    • c.

      op welke wijze de kwaliteit van de jeugdhulp is gewaarborgd;

    • d.

      de kosten van de uitvoering, uitgedrukt in aantal eenheden en tarief.

  • 3.

    Het college verstrekt geen pgb voor zover de aanvraag betrekking heeft op kosten die de belanghebbende voorafgaand aan de indiening van de aanvraag heeft gemaakt en niet meer is na te gaan of de ingekochte voorziening noodzakelijk was.

  • 4.

    De persoon aan wie een pgb wordt verstrekt, kan de jeugdhulp onder de volgende voorwaarden betrekken van een persoon die behoort tot het sociale netwerk:

    • a.

      dat deze persoon heeft aangegeven dat de zorg aan de belanghebbende voor hem niet tot overbelasting leidt

    • b.

      indien uit het pgb plan blijkt dat de kwaliteit voldoende gewaarborgd is;

    • c.

      dat tussenpersonen of belangbehartigers niet uit het pgb mogen worden betaald;

    • d.

      het niet gaat om een ggz-behandeling;

    • e.

      deze persoon niet zowel het pgb zal beheren als de jeugdhulp zal verlenen.

Artikel 9 Onderscheid formele en informele hulp

  • 1.

    Bij het vaststellen van de hoogte van het pgb, wordt onderscheid gemaakt tussen formele en informele hulp.

  • 2.

    Van formele hulp is sprake als de hulp verleend wordt door onderstaande personen, met uitzondering van personen uit het sociaal netwerk van de budgethouder:

    • a.

      personen die werkzaam zijn bij een instelling die ten aanzien van de voor het pgb uit te voeren taken/werkzaamheden ingeschreven staat in het Handelsregister (conform artikel 5 Handelsregisterwet 2007), en die beschikken over de relevante diploma’s die nodig zijn voor uitoefening van de desbetreffende taken, of;

    • b.

      personen die aangemerkt zijn als Zelfstandige zonder personeel. Daarnaast moeten ze ten aanzien van de voor het pgb uit te voeren taken/werkzaamheden ingeschreven staan in het Handelsregister (conform artikel 5 Handelsregisterwet 2007) en beschikken over de relevante diploma’s die nodig zijn voor uitoefening van de desbetreffende taken, of;

    • c.

      personen die ingeschreven staan in het register, bedoeld in artikel 3 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (BIG-register) en/of artikel 5.2.1 van het Besluit Jeugdwet, voor het uitoefenen van een beroep voor het verlenen van jeugdhulp.

  • 3.

    Informele hulp is:

    • a.

      hulp die geboden wordt door personen die niet voldoen aan de criteria als genoemd in lid 2;

    • b.

      hulp die wordt geboden door personen die voldoen aan de criteria als genoemd in lid 2, maar tot het sociaal netwerk van de jeugdige horen.

Artikel 10 Hoogte pgb

  • 1.

    De hoogte van een pgb:

    • a.

      wordt vastgesteld aan de hand van een door de jeugdige of zijn ouders opgesteld pgb plan;

    • b.

      wordt berekend op basis van een tarief of prijs:

      • i.

        waarmee redelijkerwijs is verzekerd dat het pgb de jeugdige of zijn ouders in staat stelt tijdig kwalitatief goede jeugdhulp van derden te betrekken;

      • ii.

        waarbij rekening is gehouden met redelijke overheadkosten van derden van wie de jeugdige of zijn ouders de jeugdhulp willen betrekken, en

      • iii.

        waarbij onderscheid wordt gemaakt tussen formele en informele hulp

    • b.

      bedraagt niet meer dan de kostprijs van de in de betreffende situatie goedkoopste adequate in de gemeente tijdig beschikbare individuele voorziening in natura;

    • c.

      bedraagt niet meer dan 85% van de kostprijs van de in de betreffende situatie goedkoopst adequate individuele voorziening in natura die wordt verleend door een persoon die niet in dienst is bij een zorgaanbieder.

  • 2.

    De hoogte van het pgb voor informele hulp is bij het bestaan van een dienstbetrekking gelijk aan het hoogste periodiek voor de benodigde hulp in de van toepassing zijnde CAO, vermeerderd met de vakantiebijslag en tegenwaarde van de verlofuren.

Artikel 11 Kwaliteitseisen formele pgb aanbieders

  • 1.

    Naast de kwaliteitseisen die gelden op grond van de wet, gelden voor formele pgb aanbieders in ieder geval de volgende eisen:

    • a.

      aanbieder beschikt over voldoende deskundigheid gericht op de maatwerkvoorziening;

    • b.

      de verstrekking van de voorzienig is voldoende veilig;

    • c.

      het leefklimaat en fysieke omgeving zijn schoon, veilig en passend voor jeugdigen;

    • d.

      aanbieder voert een deugdelijk administratie en goede registratie.

  • 2.

    Het college kan in beleidsregels een nader invulling van de eisen uit deze verordening en de wet geven.

Hoofdstuk 4 Overige bepalingen

Artikel 12 Voorkoming en bestrijding ten onrechte ontvangen individuele voorzieningen in natura en pgb’s en misbruik of oneigenlijk gebruik van de wet

  • 1.

    Het college informeert de jeugdige en zijn ouders dan wel zijn wettelijk vertegenwoordiger in begrijpelijke bewoordingen over de rechten en plichten die aan het ontvangen van een individuele voorziening in natura of pgb zijn verbonden en over de mogelijke gevolgen van misbruik en oneigenlijk gebruik van de wet.

  • 2.

    Onverminderd artikel 8.1.2 van de Jeugdwet doen de jeugdige of zijn ouders aan het college op verzoek of onverwijld uit eigen beweging mededeling van alle feiten en omstandigheden, waarvan hen redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze aanleiding kunnen zijn tot heroverweging van een besluit over een individuele voorziening .

  • 3.

    Onverminderd artikel 8.1.4 van de Jeugdwet kan het college een besluit over een individuele voorziening herzien dan wel intrekken als het college vaststelt dat:

    • a.

      de jeugdige of zijn ouders onjuiste of onvolledige gegevens hebben verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere besluit zou hebben geleid;

    • b.

      de jeugdige of zijn ouders niet langer op de individuele voorziening zijn aangewezen;

    • c.

      de individuele voorziening niet meer toereikend is te achten;

    • d.

      de jeugdige langer dan acht weken verblijft in een instelling als bedoeld in de Wet langdurige zorg of de Zorgverzekeringswet, of;

    • e.

      de jeugdige of zijn ouders niet voldoen aan de voorwaarden die zijn de individuele voorziening of;

    • f.

      de jeugdige of zijn ouders de individuele voorziening niet of voor een ander doel gebruiken dan waarvoor het is bestemd.

  • 4.

    Een besluit tot verlening van een pgb kan worden ingetrokken als blijkt dat het pgb binnen zes maanden na toekenning niet is aangewend voor de bekostiging van de voorziening waarvoor de verlening heeft plaatsgevonden.

  • 5.

    Als het college een besluit op grond van het derde lid heeft herzien of ingetrokken, kan het college van de inwoner en degene die daaraan opzettelijk zijn medewerking heeft verleend, geheel of gedeeltelijk de geldswaarde vorderen van de ten onrechte genoten maatwerkvoorziening in natura of het ten onrechte genoten pgb.

  • 7.

    Het college kan een individuele voorziening beëindigen als niet langer aan het woonplaatsvereiste wordt voldaan of als de jeugdige of zijn ouders de individuele voorziening niet meer gebruiken of niet meer nodig hebben.

Artikel 13 Onderzoek naar recht- en doelmatigheid individuele voorzieningen in natura en pgb’s

  • 1.

    Het college onderzoekt periodiek, al dan niet steekproefsgewijs, het gebruik van individuele voorzieningen in natura en pgb’s met het oog op de beoordeling van de recht- en doelmatigheid daarvan.

  • 2.

    Het college kan nadere regels stellen met betrekking tot deze controle.

Artikel 14 Toezichthouders

  • 1.

    Het college wijst toezichthouders aan die belast zijn met het houden van toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens artikel 2.9 van de Jeugdwet.

  • 2.

    De aangewezen toezichthouder is belast met het toezicht op de rechtmatigheid in het kader van de Jeugdwet. Hieronder wordt in ieder geval verstaan:

    • a.

      inlichtingen te vorderen;

    • b.

      de (cliënten)administratie te vorderen bij de aanbieder;

    • c.

      de administratie te vorderen van degene die het pgb beheert;

    • d.

      het vorderen van identificatie;

    • e.

      de inzage van documenten en toegang tot gegevens;

    • f.

      het controleren of de aanbieder de verplichtingen uit de toekenningsbeschikking of de overeenkomst met het college naleeft;

    • g.

      het controleren van de overeenkomst(en) die de jeugdige of zijn ouders heeft of hebben gesloten voor een individuele voorziening in de vorm van pgb.

Artikel 15 Verhouding prijs en kwaliteit aanbieders jeugdhulp en uitvoerders kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering

Het college houdt in het belang van een goede prijs-kwaliteitverhouding bij de vaststelling van de tarieven die het hanteert voor door derden te leveren jeugdhulp of uit te voeren kinderbeschermingsmaatregelen of jeugdreclassering, rekening met:

  • a.

    de aard en omvang van de te verrichten taken;

  • b.

    de voor de sector toepasselijke CAO-schalen in relatie tot de zwaarte van de functie;

  • c.

    een redelijke toeslag voor overheadkosten;

  • d.

    een voor de sector reële mate van non-productiviteit van het personeel als gevolg van verlof, ziekte, scholing en werkoverleg;

  • e.

    kosten voor bijscholing van het personeel.

Artikel 16 Vertrouwenspersoon

Het college wijst jeugdigen, ouders en pleegouders erop dat zij zich desgewenst kunnen laten bijstaan door een onafhankelijk vertrouwenspersoon.

Artikel 17 Inspraak en medezeggenschap

Het college betrekt ingezetenen bij het beleid over de Jeugdwet op de wijze zoals vast gelegd in de Verordening Participatieraad Haaksbergen.

Artikel 18 Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de jeugdige of zijn ouders afwijken van de bepalingen in deze verordening, als toepassing van deze verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 19 Slotbepalingen

  • 1.

    Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening jeugdhulp.

  • 2.

    Deze verordening treedt in werking op de dag na de bekendmaking

  • 3.

    Op het moment dat deze verordening in werking treedt, wordt de op 28 november 2018 vastgestelde Verordening jeugdhulp ingetrokken.

  • 4.

    Een jeugdige houdt recht op een lopende voorziening verstrekt op grond van de Verordening jeugdhulp van 28 november 2018, totdat het college een nieuw besluit heeft genomen, de lopende voorziening wordt ingetrokken of beëindigd of tot deze van rechtswege vervalt.

  • 5.

    Aanvragen die zijn ingediend onder de Verordening jeugdhulp van 28 november 2018 en waarop nog niet is beslist bij het in werking treden van de Verordening Jeugdhulp van 27 maart 2024, worden afgehandeld krachtens de Verordening Jeugdhulp van 27 maart 2024.

  • 6.

    Van het in lid 4 en 5 gestelde kan ten gunste van de jeugdige worden afgeweken.

Aldus besloten in de openbare raadsvergadering van 27 maart 2024

R. Meinen

griffier

mr. drs. R.G. Welten

burgemeester