Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gemeente Heerenveen

Handhavingsverordening Wet Werk en bijstand en Wet investeren in jongeren

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieGemeente Heerenveen
Officiële naam regelingHandhavingsverordening Wet Werk en bijstand en Wet investeren in jongeren
CiteertitelHandhavingsverordening WWB en WIJ
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling maakt deel uit van het raadsbesluit van 16 november 2009

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Gemeentewet, art. 147, lid 1
  2. Wet Werk en Bijstand, art. 8a
  3. Wet investeren in jongeren, art. 12,lid 1, onderdeel d

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-10-200901-01-2013nieuwe regeling

16-11-2009

Heerenveense Courant (Crackstate Nijs), 22-12-2010

GF09.20075

Tekst van de regeling

HANDHAVINGSVERORDENING WWB

wettelijke grondslag Artikel 8a Wet Werk en Bijstand, Artikel 12, eerste lid sub d jo. 12, tweede lid Wet investeren in jongeren

De Raad van de gemeente Heerenveen;

gelet op artikel 147, eerste lid, Gemeentewet, en de artikelen 8a van de Wet Werk en Bijstand en 12, eerste lid, onderdeel d van de Wet investeren in jongeren;

overwegende dat het noodzakelijk is de bestrijding van misbruik en oneigenlijk gebruik van deze wetten bij verordening te regelen;

B E S L U I T:

vast te stellen de volgende Handhavingsverordening Wet Werk en Bijstand en Wet investeren in jongeren.

HOOFDSTUK 1: ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • 1.

    het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Heerenveen;

  • 2.

    de wet: de Wet werk en bijstand en de Wet investeren in jongeren;

  • 3.

    bijstand : uitkering als bedoeld in Hoofdstuk 3 van de Wet Werk en Bijstand, werkleeraanbod als bedoeld in Hoofdstuk 3 van de Wet investeren in jongeren en inkomensvoorziening als bedoeld in Hoofdstuk 4 van de Wet investeren in jongeren;

  • 4.

    belanghebbende: degene die bijstand ontvangt;

  • 5.

    de inlichtingenplicht: de verplichtingen genoemd in artikel 17, lid 1, 2 en 4 van de Wet Werk en Bijstand, artikel 44 van de Wet investeren in jongeren en de artikelen 28, lid 2 en 29, lid 1 van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen;

  • 6.

    het benadelingsbedrag: het bedrag aan bijstand dat ten onrechte of tot een te hoog bedrag is verleend;

  • 7.

    terugvordering: terugvordering zoals bedoeld in artikel 58, 59 en 60 van de Wet Werk en Bijstand en artikel 54, 55 en 56 van de Wet investeren in jongeren;

  • 8.

    de Maatregelenverordening WWB: de verordening gebaseerd op artikel 8 lid 1 onder b van de Wet Werk en Bijstand.

  • 9.

    Maatregelenverordening WIJ: de verordening gebaseerd op artikel 12, eerste lid, onderdeel b, en artikel 41 Wet investeren in jongeren

HOOFDSTUK 2: FRAUDEPREVENTIE EN CONTROLE

Artikel 2. Voorlichting en communicatie

Het college stelt een beleidsplan Handhaving vast, waarin onder meer aandacht wordt besteed aan het voorkomen van fraude:

  • 1.

    door het zowel mondeling als schriftelijk vroegtijdig informeren van de (potentieel) belanghebbende over de rechten en plichten die aan het ontvangen van bijstand zijn verbonden;

  • 2.

    door voorlichting te verstrekken over de consequenties van misbruik en oneigenlijk gebruik van bijstand.

Artikel 3. Controle bij aanvraag, tijdens en na beëindiging van de bijstandsperiode

  • 1.

    Het college voert zo wel bij de aanvraagprocedure als periodiek bestandsvergelijkingen uit waarbij actuele gegevens worden gecontroleerd op juistheid en echtheid. Op grond hiervan kan de bijstand na verificatie aan veranderende omstandigheden worden aangepast.

  • 2.

    Het college beschrijft welke controlesystematieken (signaal- en/of risicosturing) worden ingezet om de rechtmatigheid van de uitkering te controleren, alsmede binnen welke termijnen die plaatsvinden.

  • 3.

    Op basis van deze systematiek neemt het college besluiten met betrekking tot de rechtmatigheid van de (verstrekte) uitkering en de wederzijds tussen het College en de belanghebbende resterende verplichtingen en de afhandeling daarvan.

HOOFDSTUK 3: TERUGVORDERING EN GEVOLGEN VAN FRAUDE

Artikel 4. Verlaging van de uitkering bij constatering van fraude

Indien belanghebbende onjuiste, onvolledige of in het geheel geen inlichtingen verstrekt die van belang zijn of kunnen zijn voor de hoogte, de duur of de voortzetting van de bijstand, verlaagt het college de bijstand conform hetgeen hierover is bepaald in de Maatregelenverordening WWB of de Maatregelenverordening WIJ, onverminderd de mogelijkheid tot terugvordering van de ten onrechte ontvangen bijstand.

Artikel 5. Terugvordering

  • 1.

    Voor zover de bijstand ten onrechte of tot een te hoog bedrag is verleend als gevolg van het niet nakomen van de inlichtingenplicht wordt tot terugvordering overgegaan ingevolge artikel 58, 59 en 60 WWB of artikel 54, 55 en 56 van de Wet investeren in jongeren en conform de door het college vast te stellen beleidsregels terugvordering.

  • 2.

    Bij benadelingsbedragen hoger dan de aangiftegrens genoemd in de Richtlijn sociale zekerheidsfraude vindt terugvordering plaats zoals genoemd onder artikel 5.1 met dien verstande dat tevens aangifte wordt gedaan bij het Openbaar Ministerie, in overeenstemming met de door het Openbaar Ministerie op dit punt gehanteerde uitgangspunten.

HOOFDSTUK 4:VERANTWOORDING COLLEGE

Artikel 6. Rapportage

Het college biedt de raad jaarlijks een verantwoordingsverslag WWB en een verantwoordingsverslag WIJ aan, waarvan de resultaten van het handhavingsbeleid, maatregelenbeleid, terugvordering en verhaal integraal onderdeel zijn.

HOOFDSTUK 5: SLOTBEPALINGEN

Artikel 7. Onvoorziene omstandigheden en hardheidsclausule

  • 1.

    In alle gevallen waarin deze verordening niet voorziet, beslist het college.

  • 2.

    Het college kan in bijzondere gevallen afwijken van de bepalingen in deze verordening, als toepassing tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 8. Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op 1 oktober 2009.

Artikel 9. Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als de Handhavingsverordening WWB en WIJ.

TOELICHTING HANDHAVINGSVERORDENING WET WERK EN BIJSTAND EN WET INVESTEREN IN JONGEREN

Algemeen

Ingevolge artikel 8a Wet werk en bijstand (WWB) en artikel 12 Wet investeren in jongeren (WIJ) is de gemeente verplicht in het kader van het financiële beheer regels vast te stellen ter bestrijding van het ten onrechte ontvangen van bijstand alsmede van misbruik en oneigenlijk gebruik van de wet. Deze verordening is vernieuwd naar aanleiding van de invoering van de WIJ. Er is voor gekozen een gecombineerde handhavingsverordening WWB en WIJ op te stellen, omdat gelet op de grote verwantschap tussen beide wetten, het beleidskader over misbruik en oneigenlijk gebruik ook toepasbaar is op de uitvoering van de WIJ.

De gemeente heeft met de invoering van de WWB de bevoegdheid gekregen om haar eigen regels te bepalen omtrent handhaving. Ook in de WIJ wordt dit aan de gemeente zelf overgelaten.

De raad stelt op hoofdlijnen het beleid rond handhaving vast door middel van de Handhavingsverordening Wet werk en bijstand en Wet investeren in jongeren en geeft daarmee tevens de gelegenheid om nadere invulling te geven aan de verordening in de vorm van beleidsregels.

Toelichting per hoofdstuk

In Hoofdstuk 1 worden de in deze verordening gehanteerde begrippen verklaard.

Hoofdstuk 2 gaat over fraudepreventie en controle. Ingevolge de methodiek van Hoogwaardige Handhaving is sprake van een accentverschuiving in de toepassing van de controle instrumenten die de gemeente ter beschikking staan. In plaats van een intensieve controle aan het eind van het traject (dus als de schade al is aangericht) richt deze zich steeds meer op de voorkant van het proces; het moment dat om bijstand wordt verzocht.

Voorlichting, een heldere uiteenzetting van de rechten en plichten aan de potentiële klant, waar mogelijk een passend aanbod voor werk en een goede controle op de aanvraag voorkomt dat klanten ten onrechte bijstand ontvangen (acties: intensiveren van de poortwachtersfunctie en toepassen nieuwe methodieken om de instroom van nieuwe klanten te beperken). Met deze werkwijze wordt een positieve bijdrage geleverd aan het financieel beheer van het Inkomensbudget van de WWB.

In het beleidskader Hoogwaardige Handhaving is kenbaar gemaakt op welke wijze de afdeling Werk, inkomen en maatschappelijke ondersteuning invulling geeft aan de controle vóór, tijdens en bij beëindiging van de bijstand.

Hoofdstuk 3 regelt onder andere dat de gemeente de ten onrechte verstrekte bijstand terugvordert. Eén en ander conform de wettelijk regels omtrent terugvordering (artikel 58, 59 en 60 WWB en artikel 54, 55 en 56 WIJ). Een actief terugvorderingbeleid in combinatie met de op te leggen maatregel geeft de boodschap af dat misbruik en/of oneigenlijk gebruik niet getolereerd worden (zie uitgangspunt Kadernota). De afstemming van de bijstand - de verlaging van de uitkering gedurende een bepaalde periode - is geregeld in de Maatregelenverordening WWB en de Maatregelverordening WIJ.

Met een actief terugvorderings-/incassobeleid wordt voorts beoogd sturing te geven aan een verantwoorde besteding van het inkomensbudget van de WWB en de WIJ.

Naast het gemeentelijk beleid zullen in het kader van terugvordering andere wettelijke regelingen leidend zijn. Hierbij moet men bijvoorbeeld denken aan verjaringstermijnen voortvloeiend uit het Burgerlijk Wetboek en de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen en de Richtlijn sociale zekerheidsfraude. In laatst genoemde richtlijn wordt bepaald dat naast het gemeentelijke traject (herziening van het recht op bijstand en terugvordering) ook aangifte moet worden gedaan bij het Openbaar Ministerie.

Hoofdstuk 4 verhaalt over de wijze waarop de raad wordt geïnformeerd over het onderwerp handhaving (zie ook Beleidskader Hoogwaardige Handhaving). In het jaarlijkse verantwoordingsverslag WWB wordt de raad geïnformeerd over de resultaten en opbrengsten van handhaving, maatregelenbeleid, terugvordering en verhaal.

De slotbepalingen opgenomen in Hoofdstuk 5 spreken voor zich, met dien verstande dat gelet op grond van artikel 8 van de Tijdelijke referendumwet deze verordening referendabel is. De datum van de inwerkingtreding van deze verordening moet daarom, met in acht neming van artikel 22 Tijdelijke referendumwet, tenminste 6 weken na datum publicatie gesteld worden.