Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Meerssen

Verordening financieel beleid, beheer en organisatie van de gemeente Meerssen 2024 (art. 212)

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieMeerssen
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening financieel beleid, beheer en organisatie van de gemeente Meerssen 2024 (art. 212)
CiteertitelVerordening financieel beleid, beheer en organisatie van de gemeente Meerssen
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling vervangt de Financiële verordening gemeente Meerssen 2018.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

artikel 212 van de Gemeentewet

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

03-04-2024nieuwe regeling

14-03-2024

gmb-2024-143801

721198

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening financieel beleid, beheer en organisatie van de gemeente Meerssen 2024 (art. 212)

De Raad van de gemeente Meerssen;

 

Gelet op artikel 212 van de Gemeentewet, houdende de uitgangspunten het financieel beleid, beheer en organisatie van de gemeente Meerssen.

 

B E S L U I T:

 

vast te stellen de ´´Verordening financieel beleid, beheer en organisatie van de gemeente Meerssen 2024 (art. 212)´´.

 

1 Inleidende bepalingen

Artikel 1. Definities

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    Afdeling:

  • iedere organisatorische eenheid binnen de gemeentelijke organisatie die verantwoordelijk is voor een bepaald onderdeel van het gemeentelijk beleid.

  • b.

    Administratie:

  • het systematisch verzamelen, vastleggen, verwerken en verstrekken van informatie ten behoeve van het besturen, het functioneren en het beheersen van (onderdelen van) de organisatie van de gemeente Meerssen en ten behoeve van de verantwoording die daarover moet worden afgelegd.

  • c.

    Administratieve organisatie:

  • het stelsel van organisatorische maatregelen gericht op het tot stand brengen en het in stand houden van de goede werking van de bestuurlijke en ambtelijke informatieverzorging ten behoeve van de verantwoordelijke leiding.

  • d.

    Rechtmatigheid:

  • het in overeenstemming zijn met geldende wet- en regelgeving, waaronder gemeentelijke verordeningen, raadsbesluiten en collegebesluiten, met de volgende doelen:

    • de deugdelijkheid van de financiële verantwoording;

    • de rechtmatigheid van de verplichtingen, de uitgaven en de ontvangsten;

    • het voorkomen van misbruik en oneigenlijk gebruik van regelingen (voor zover het misbruik of het oneigenlijk gebruik financiële consequenties heeft);

    • ordelijk en controleerbaar financieel beheer;

    • de rapportage van het college waarbij aangegeven wordt in welke mate de totstandkoming van de financiële beheershandelingen en de vastlegging daarvan overeenstemmen met de relevante wet- en regelgeving.

  • e.

    Doelmatigheid:

  • het realiseren van bepaalde prestaties met een zo beperkt mogelijke inzet van middelen.

  • f.

    Doeltreffendheid:

  • de mate waarin de gewenste prestaties en de beoogde maatschappelijke effecten van het beleid ook daadwerkelijk worden behaald.

2 Begroting en jaarstukken

Artikel 2. Algemeen

De planning en control-cyclus bestaat uit het opstellen van de kaderbrief, begroting, minimaal 1 bestuursrapportage en de jaarrekening.

Artikel 3. Kaders begroting

  • 1.

    Het college biedt elk begrotingsjaar de kaders aan voor het volgende begrotingsjaar en de drie daaropvolgende jaren. Hierin worden de bevindingen uit de rapportages van het lopende jaar betrokken.

  • 2.

    Het opstellen van een kadernota of kaderbrief (met in ieder geval de financiële saldi), gebeurt elke jaar, ten laatste vóór het zomerreces, vóór het opstellen van de meerjarenbegroting. Met uitzondering van het eerste jaar van coalitievorming.

Artikel 4a. (Programma)begroting

  • 1.

    De raad stelt de programma-indeling vast, inclusief:

    • a.

      de programmaonderdelen;

    • b.

      de beleidsindicatoren.

  • 2.

    De raad stelt per programmaonderdeel vast:

    • a.

      de beoogde maatschappelijke effecten: wat willen we bereiken;

    • b.

      de te leveren goederen en diensten: wat gaan we daarvoor doen;

    • c.

      de lasten: wat mag het kosten;

    • d.

      de baten: wat zijn de opbrengsten.

  • 3.

    De koppeling van programmaonderdelen aan taakvelden staat voor de raadsperiode vast, tenzij er dringende redenen zijn tot wijzigen. Wijzigingen worden bij de begroting expliciet vermeld.

  • 4.

    De raad autoriseert met het vaststellen van de programmabegroting de investeringskredieten en de baten en lasten per programma.

  • 5.

    Het college stelt per programma indicatoren voor met betrekking tot de beoogde maatschappelijke effecten en de te leveren goederen en diensten.

  • 6.

    De raad stelt de indicatoren, bedoeld in het vijfde lid, vast.

  • 7.

    Het college draagt zorg voor het verzamelen en vastleggen van gegevens over de geleverde goederen en diensten en de maatschappelijke effecten, zodat de doelmatigheid en doeltreffendheid van het beleid zoals vastgesteld door de raad, kunnen worden getoetst.

Artikel 4b. Jaarstukken

  • 1.

    Het college draagt zorg voor een adequate verantwoording van de realisatie op de programmaonderdelen.

  • 2.

    Het college legt verantwoording af over de uitvoering van de programma's. In de programmaverantwoording geeft het college aan:

    • a.

      de beoogde maatschappelijke effecten: wat is bereikt;

    • b.

      de te leveren goederen en diensten: wat hebben we daarvoor gedaan;

    • c.

      de lasten: wat heeft het gekost;

    • d.

      de baten: wat zijn de opbrengsten;

  • en hoe deze resultaten (a t/m d) zich verhouden tot de in de begroting gestelde doelen.

  • 3.

    Gelijktijdig met het aanbieden van de jaarstukken biedt het college de raad het voorstel aan over de bestemming van het jaarrekeningresultaat.

Artikel 5. Inrichting begroting en jaarstukken

  • 1.

    Bij de uiteenzetting van de financiële positie in de begroting wordt:

    • a.

      van de nieuwe investeringen per investering het benodigde investeringskrediet weergegeven;

    • b.

      in aanvulling op het bepaalde in de artikelen 20 en artikel 21 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten wordt inzicht gegeven in de ontwikkeling van de schuldpositie o.b.v.de begroting, de meerjarenraming, de investeringen en de grondexploitatie;

    • c.

      In de begroting wordt een vast bedrag bij de post onvoorzien opgenomen.

  • 2.

    In de jaarrekening wordt van de investeringen de uitputting van de geautoriseerde investeringskredieten en de actuele raming van de totale uitgaven en inkomsten weergegeven.

  • 3.

    In het overzicht van de geraamde incidentele baten en lasten per programma worden posten vanaf € 15.000,- afzonderlijk gespecificeerd.

  • 4.

    In de jaarstukken worden afwijkingen op subtaakveldniveau, ten opzichte van de ramingen van de baten en lasten in de begroting, groter dan € 15.000,- toegelicht.

3 Rapportage en Verantwoording

Artikel 6. Tussentijdse rapportage en informatie

  • 1.

    Het college informeert de raad door middel van minimaal 1 tussentijdse rapportage over de voortgang en bijstellingen van de begroting van het lopende boekjaar.

  • 2.

    De inrichting van de tussentijdse rapportage(s) sluit aan bij de programma-indeling van de begroting.

  • 3.

    De rapportage(s) gaan in op afwijkingen ten opzichte van de programmabegroting, voor wat betreft de lasten en baten en indien daar aanleiding voor is op de maatschappelijke effecten.

  • 4.

    De tussentijdse rapportages bevatten in ieder geval:

    • a.

      een overzicht met de bijgestelde raming van de baten en de lasten per programma, uitgesplitst naar programmaonderdelen;

    • b.

      voortgangsrapportage van projecten

    • c.

      (indien van toepassing) een overzicht van de mutaties investeringskredieten

    • d.

      (indien van toepassing) een overzicht van de mutaties reserves en voorzieningen

  • 5.

    Overschrijdingen van de geautoriseerde lasten en onderschrijdingen van de geautoriseerde baten (beiden op subtaakveldniveau) tot een bedrag van € 25.000,- met betrekking tot nieuw beleid worden achteraf verwerkt in de tussentijdse rapportage.

  • 6.

    In de tussentijdse rapportages worden afwijkingen op subtaakveldniveau, ten opzichte van de ramingen van de baten en lasten in de begroting, groter dan € 10.000,- toegelicht.

4 Beheersing en Interne controle

Artikel 7. Interne controle

  • 1.

    Het college draagt ten behoeve van het getrouwe beeld en de rechtmatigheid van de jaarrekening zorg voor de jaarlijkse interne toetsing van de getrouwheid van de informatieverstrekking waaronder de te leveren goederen en diensten (output) en de rechtmatigheid van de beheershandelingen. Bij afwijkingen neemt het college maatregelen tot herstel.

  • 2.

    De accountant toetst jaarlijks of de gemeenterekening een getrouw beeld geeft van de gemeentelijke financiën. Het eerste lid draagt het college op maatregelen te treffen, zodat gedurende het jaar of vooraf aan de accountantscontrole de gemeente zelf nagaat of de cijfers in de administraties een getrouw beeld geven en of de financiële beheershandelingen die aan de baten, de lasten en de balansmutaties ten grondslag liggen, rechtmatig (zijn) verlopen.

  • 3.

    Het college draagt zorg voor de jaarlijkse interne toetsing van een aantal bedrijfsonderdelen op juistheid, volledigheid en tijdigheid van de bestuurlijke informatievoorziening en de rechtmatigheid van beheershandelingen. Ieder bedrijfsonderdeel van de gemeente wordt regelmatig aan een dergelijke toets onderworpen.

  • 4.

    Het derde lid bepaalt, dat het college maatregelen treft, zodat wordt gecontroleerd of de administratie van materiële bezittingen zoals gebouwen, voertuigen, computers, voorraden en de administratie van het financieel vermogen zoals aandelen en overeenkomsten van leningen, geldmiddelen, debiteurenvorderingen e.d. overeenkomen met hetgeen de gemeente daadwerkelijk bezit.

  • 5.

    Het college zorgt op basis van de resultaten van de toets bedoeld in het tweede lid indien nodig voor een plan van verbetering. Het college neemt op basis van het plan van verbetering maatregelen voor herstel van de tekortkomingen.

  • 6.

    De resultaten van de toets en het plan van verbetering worden ter kennisgeving aan de raad aangeboden.

5 Financiële positie

Artikel 8. Waardering en afschrijving activa

  • 1.

    Het afschrijvingsbeleid van de gemeente Meerssen wordt vastgelegd in de “Afschrijvingstabel gemeente Meerssen” als onderdeel van deze verordening.

  • 2.

    Goederen met een verkrijgings- of vervaardigingsprijs van minder dan € 10.000,- en/of een gebruiksduur korter dan 3 jaren worden niet geactiveerd, maar direct ten laste van de exploitatie gebracht.

  • 3.

    De afschrijving start in het begrotingsjaar volgend op het jaar van in gebruik name of verkrijging;

  • 4.

    Op vaste activa wordt jaarlijks lineair afgeschreven op basis van de verwachte economische levensduur.

  • 5.

    De gemeenteraad heeft de mogelijkheid bij raadsbesluit om van de in de “Afschrijvingstabel gemeente Meerssen” vastgestelde termijnen af te wijken indien door een extern deskundige, middels een beheersplan, een afwijkende economische levensduur wordt vastgesteld.

  • 6.

    Kosten verbonden aan het sluiten van geldleningen en het saldo van agio en disagio worden niet geactiveerd maar direct ten laste van de exploitatierekening gebracht.

Artikel 9. Voorziening voor oninbare vorderingen

  • 1.

    Voor de vorderingen op verbonden partijen en derden wordt een voorziening wegens oninbaarheid gevormd op basis van een individuele beoordeling op inbaarheid van de openstaande vorderingen.

  • 2.

    Voor openstaande vorderingen betreffende:

    • a)

      onroerende-zaakbelastingen;

    • b)

      hondenbelasting;

    • c)

      rioolheffing;

    • d)

      afvalstoffenheffing;

    • e)

      bijstandsverstrekking;

    • f)

      precariobelasting;

    • g)

      parkeerbelasting;

  • wordt een voorziening aangehouden op basis van geschatte inningskansen, waarbij de gemeente brede afgesproken systematiek vanuit de uitvoerende verbonden partijen wordt gevolgd.

Artikel 10. Reserves en voorzieningen

  • 1.

    Het college legt om de 4 jaar aan de raad ter vaststelling een beleidsnota reserves en voorzieningen voor. Als zodanig wordt deze beleidsnota als nadere regelgeving beschouwd van deze verordening.

  • 2.

    Het college legt wijzigingen van deze beleidsnota voor aan de raad ter behandeling en vaststelling. In het betreffende raadsvoorstel wordt de reden van wijziging toegelicht met vermelding van de eventuele budgettaire consequenties van de wijziging.

Artikel 11. Kostprijsberekening

  • 1.

    Voor het bepalen van de geraamde kostprijs van rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht, en van goederen, werken en diensten die worden geleverd aan overheidsbedrijven en derden, wordt een extracomptabel stelsel van kostentoerekening gehanteerd.

  • Bij deze kostentoerekening worden naast de directe kosten, de overheadkosten en de rente van de inzet van vreemd vermogen, reserves en voorzieningen voor de financiering van de in gebruik zijnde activa betrokken.

  • 2.

    Bij de directe kosten worden betrokken de bijdragen aan en onttrekkingen van voorzieningen voor de noodzakelijke vervanging van de betrokken activa en de afschrijvingskosten van de in gebruik zijnde activa. Voor de rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht, worden daarbij ook de compensabele belasting over de toegevoegde waarde (BTW) en de gederfde inkomsten van het kwijtscheldingsbeleid betrokken.

  • 3.

    Voor de toerekening van de overheadkosten aan de kostprijs van rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht, en van goederen, werken, diensten die worden geleverd aan overheidsbedrijven en derden, voor zover dat niet activiteiten als bedoeld in het vierde en vijfde lid betreffen, wordt uitgegaan van een aandeel in de totale overheadkosten ter grootte van de geraamde directe kosten van de economische categorieën 1.1 Salarissen en sociale lasten en 3.5.1 Ingeleend personeel die worden besteed aan de desbetreffende goederen, werken, diensten, rechten en heffingen, gedeeld door de totale geraamde directe kosten van de economische categorieën 1.1 Salarissen en sociale lasten en 3.5.1 Ingeleend personeel.

  • 4.

    Voor de toerekening van de overheadkosten worden de overheadkosten die kunnen worden toegerekend aan activiteiten welke geheel of deels worden bekostigd met een specifieke uitkering of subsidie, binnen het taakveld overhead en in de desbetreffende verantwoordingen over de besteding toegerekend aan die activiteiten op basis van de verdeelsleutels in lid 3 genoemd.

  • 5.

    Voor de toerekening van de overheadkosten worden de overheadkosten die kunnen worden betrokken in de aangifte vennootschapsbelasting, binnen het taakveld overhead en voor de belastingaangifte aan de kostprijs van de vennootschapsbelastingplichtige activiteiten toegerekend op basis van verdeelsleutels in lid 3 genoemd.

  • 6.

    Het percentage van de omslagrente voor de toerekening van rente voor de financiering van de in gebruik zijn de activa, bedoeld in het eerste lid, wordt jaarlijks met de begroting vastgesteld. Het percentage van deze omslagrente wordt bepaald uit het gewogen gemiddelde van het bij de begroting geraamde rentepercentage van de rentekosten op de opgenomen langlopende leningen, kortlopende leningen en kredieten en het rentepercentage van de rentevergoeding over de reserves en de voorzieningen zoals bepaald overeenkomstig het zevende lid.

  • 7.

    Het rentepercentage voor de rentevergoeding over de reserves en voorzieningen in de omslagrente voor de kostprijsberekening als bedoeld in het zevende lid, wordt jaarlijks met de begroting vastgesteld. De hoogte van het rentepercentage voor de rentevergoeding over de reserves en voorzieningen wordt bepaald aan de hand van de bij de begroting geraamde rentekosten als percentage van de opgenomen langlopende leningen, kortlopende leningen en kredieten.

  • 8.

    In afwijking van het zesde lid wordt:

    • a.

      bij een verstrekte lening voor de bepaling van de rentekosten van de inzet van vreemd vermogen in de kostprijs uitgegaan van de rente van de lening die voor de financiering van de verstrekte lening is aangetrokken. Deze rente wordt verhoogd met een opslag voor het debiteurenrisico;

    • b.

      bij rioolinvesteringen voor de bepaling van de rentekosten uitgegaan van het rentepercentage zoals dit is vastgesteld in het Waterprogramma.

  • 9.

    In afwijking van het eerste lid worden bij vennootschapsbelastingplichtige activiteiten en grondexploitaties alleen de rentekosten voor de inzet van vreemd vermogen aan de kostprijs toegerekend. Bij projectfinanciering worden dan de werkelijke rentekosten toegerekend. In andere gevallen wordt uitgegaan van het gewogen gemiddelde rentepercentage van de leningportefeuille.

Artikel 12. Prijzen economische activiteiten

  • 1.

    Voor de levering van goederen, diensten of werken door de gemeente aan overheidsbedrijven en derden waarbij de gemeente in concurrentie met marktpartijen treedt, wordt ten minste de geraamde integrale kostprijs in rekening gebracht. Bij afwijking vanwege een publiek belang doet het college vooraf voor elk van deze activiteiten afzonderlijk een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de levering van de desbetreffende goederen, diensten of werken wordt gemotiveerd.

  • 2.

    Bij het verstrekken van leningen, garanties of kapitaal door de gemeente aan overheidsbedrijven en derden worden ten minste de geraamde integrale kosten in rekening gebracht. Bij afwijking vanwege een publiek belang doet het college vooraf een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de lening of de garantie wordt gemotiveerd.

  • 3.

    Raadsbesluiten met de motivering van het publiek belang als bedoeld in het vorige lid zijn niet nodig als minder dan de integrale kostprijs in rekening wordt gebracht en er sprake is van een van de uitzonderingen zoals genoemd in artikel 25h van de Mededingingswet.

Artikel 13. Vaststelling hoogte belastingen, heffingen en prijzen

Het college doet de raad jaarlijks een voorstel voor de hoogte van de gemeentelijke tarieven voor de belastingen, de rioolheffingen, de afvalstoffenheffing en leges.

Artikel 14. Financiering

  • 1.

    Het college neemt in een treasurystatuut de regels op die het hanteert voor het dagelijks beheer van koersrisico en valutarisico, kredietrisico en relatiebeheer, intern liquiditeitsrisico en geldstromenbeheer, administratieve organisatie en interne controle van de financieringsfunctie.

  • 2.

    Het college legt wijzigingen van het treasurystatuut een keer in de 4 jaar voor aan de raad ter behandeling en vaststelling.

Artikel 15. EMU-saldo

Als het Rijk de gemeente bericht dat alle gemeenten samen het collectieve aandeel van gemeenten in het EMU-tekort, bedoeld in artikel 3, zesde lid, van de Wet houdbare overheidsfinanciën, hebben overschreden, informeert het college de raad of een aanpassing van de begroting nodig is. Als het college een aanpassing nodig acht, doet het college een voorstel voor het wijzigen van de begroting.

6 Financiële organisatie en financieel beheer

Artikel 16. Administratie

De administratie is zodanig van opzet en werking, dat zij in ieder geval dienstbaar is voor:

  • a.

    het sturen en het beheersen van activiteiten en processen in de gemeente als geheel en in de afdelingen;

  • b.

    het verstrekken van informatie over ontwikkelingen in de omvang van de vaste activa, voorraden, vorderingen, schulden en contracten;

  • c.

    het verschaffen van informatie over uitputting van de toegekende budgetten en investeringskredieten en voor het maken van kostencalculaties;

  • d.

    het verschaffen van informatie over indicatoren met betrekking tot de gemeentelijke productie van goederen en diensten en de maatschappelijke effecten van het gemeentelijke beleid;

  • e.

    het afleggen van verantwoording door het college aan de raad over de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving;

  • f.

    de controle van de registratie van gegevens als zodanig en van de daaraan ontleende informatie, alsmede voor de controle op de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving.

Artikel 17. Financiële organisatie

Het college draagt zorgt voor:

  • a)

    een eenduidige indeling van de gemeentelijke organisatie en een eenduidig toewijzing van de gemeentelijke taken aan de afdelingen;

  • b)

    een adequate scheiding van taken, functies, bevoegdheden, verantwoordelijkheden;

  • c)

    de verlening van mandaten en volmachten voor het aangaan van verplichtingen ten laste van de toegekende budgetten en investeringskredieten;

  • d)

    de interne regels voor taken en bevoegdheden, de verantwoordingsrelaties en de bijbehorende informatievoorziening van de financieringsfunctie;

  • e)

    de te maken afspraken met de afdelingen over de te leveren prestaties, de daarvoor beschikbare middelen en de wijze en frequentie van rapportage over de voortgang van de activiteiten en uitputting van middelen;

  • f)

    de kostenverdeelsleutels voor het eenduidig toewijzen van baten en lasten aan de taakvelden;

  • g)

    het beleid en de interne regels voor de inkoop en de aanbesteding van goederen, werken en diensten;

  • h)

    het beleid en de interne regels voor de steunverlening en de toekenning van subsidies aan ondernemingen en instellingen;

  • i)

    het beleid en de interne regels voor het voorkomen van fraude van gemeentelijke regelingen en eigendommen, opdat aan de eisen van rechtmatigheid, controle en verantwoording wordt voldaan;

  • j)

    het verzamelen en vastleggen van gegevens over de geleverde prestaties en de maatschappelijke effecten zodat de doelmatigheid en doeltreffendheid van het beleid, zoals vastgesteld door de raad, kunnen worden getoetst.

7 Rechtmatigheidsverantwoording

Artikel 18. Verantwoordings- en rapportagegrens rechtmatigheidsverantwoording

  • 1.

    De raad stelt vast op welke wijze zij door middel van de paragraaf bedrijfsvoering van de begroting en de jaarstukken, naast de verplichte onderdelen van deze paragraaf, wil worden geïnformeerd over rechtmatigheid.

  • 2.

    In de rechtmatigheidsverantwoording bij de jaarrekening rapporteren burgemeester en wethouders aan de raad over afwijkingen met een verantwoordingsgrens van 1% van de totale lasten van de gemeente, inclusief de dotaties aan de reserves.

  • 3.

    In de paragraaf bedrijfsvoering bij de jaarrekening worden de geconstateerde afwijkingen (fouten of onduidelijkheden) groter dan € 15.000,- nader toegelicht.

Artikel 19. Voorwaardencriterium

  • 1.

    Het voorwaardencriterium is het criterium van rechtmatigheid, dat betrekking heeft op de eisen die worden gesteld bij de uitvoering van de financiële beheershandelingen. De eisen/voorwaarden zijn afkomstig uit diverse wet- en regelgeving en hebben betrekking op aspecten als doelgroep, termijn, grondslag, administratieve bepalingen, normbedragen, bevoegdheden, bewijsstukken, recht, hoogte en duur.

  • 2.

    Het college biedt de raad jaarlijks uiterlijk voor het begin van elk jaar ter vaststelling een normenkader rechtmatigheid aan. Dit kader bestaat uit alle relevante (interne) wet- en regelgeving waaruit financiële beheershandelingen kunnen voortvloeien. Het college operationaliseren dit normenkader in een toetsingskader ten behoeve van de interne beheersing.

Artikel 20. Begrotingscriterium

  • 1.

    Het begrotingscriterium is een criterium van rechtmatigheid dat betrekking heeft op de grenzen van de baten en lasten in de door de raad geautoriseerde begroting van exploitatie en investeringskredieten en de hiermee samenhangende programma’s, waarbinnen de financiële beheershandelingen tot stand moeten zijn gekomen.

  • 2.

    De begrotingsrechtmatigheid wordt beoordeeld op het niveau waarop de begroting door de raad is geautoriseerd, zoals is opgenomen in artikel 4a.

  • 3.

    Bij investeringsprojecten wordt de begrotingsrechtmatigheid beoordeeld op het niveau van het totaal gevoteerde kredietbedrag.

  • 4.

    Uitgangspunt is dat iedere afwijking van de begroting als onrechtmatig wordt beschouwd. Afwijkingen worden als acceptabel aangemerkt in de volgende situaties:

    • a.

      er is sprake van een overschrijding waarbij direct gerelateerde inkomsten de overschrijding compenseren;

    • b.

      er is sprake van een overschrijding op een open-einde regeling;

    • c.

      de overschrijding is geautoriseerd door middel van de vaststelling van een tussentijdse rapportage .

  • 5.

    Begrotingsonrechtmatigheden die passen binnen het bestaande beleid van de raad, worden opgenomen in de rechtmatigheidsverantwoording (voor zover de verantwoordingsgrens voor afzonderlijke fouten of onduidelijkheden is overschreden), maar worden niet nader toegelicht in de paragraaf bedrijfsvoering.

Artikel 21. Misbruik en oneigenlijk gebruik-criterium

  • 1.

    Het misbruik en oneigenlijk gebruik-criterium is het criterium van rechtmatigheid, dat betrekking heeft op het voorkomen, detecteren en corrigeren van misbruik en oneigenlijk gebruik van overheidsgelden en gemeentelijke eigendommen bij financiële beheershandelingen.

  • 2.

    Het college zorgt voor en legt de regels vast voor het voorkomen van misbruik en oneigenlijk gebruik van gemeentelijke regelingen en eigendommen, welke in het jaarlijkse controleplan worden opgenomen.

8 Paragrafen bij de begroting en jaarstukken

Artikel 22. Lokale heffingen

Het college neemt in de paragraaf lokale heffingen bij de begroting en de jaarstukken naast de verplichte onderdelen op grond van artikel 10 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten in ieder geval op:

  • a.

    de kostentoerekening van de geraamde overheadkosten aan de rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht;

  • b.

    onder het onderdeel beleid bedoeld in artikel 10, Aanhef en onder b, van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten een overzicht van de te onderscheiden lokale heffingen, de maatstaf en de doelstelling die wordt beoogd met het opleggen van de heffing.

Artikel 23. Weerstandsvermogen en risicobeheersing

Het college neemt in de paragraaf weerstandsvermogen en risicobeheersing van de begroting en de jaarstukken de verplichte onderdelen op grond van artikel 11 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten op.

Artikel 24. Onderhoud kapitaalgoederen

  • 1.

    Het college neemt in de paragraaf onderhoud kapitaalgoederen van de begroting en de jaarstukken naast de verplichte onderdelen op grond van artikel 12 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten in ieder geval op het eventuele achtergestelde of uitgestelde onderhoud.

  • 2.

    Het college biedt de raad ten minste eens in de 4 jaar een onderhoudsplan openbare ruimte aan. Het onderhoudsplan openbare ruimte geeft het kader weer voor het beoogde onderhoudsniveau, de planning van het onderhoud en de kosten van het onderhoud voor het openbaar groen, water, wegen, kunstwerken en straatmeubilair. De raad stelt het onderhoudsplan openbare ruimte vast.

  • 3.

    Het college biedt de raad ten minste eens in de 4 jaar een Waterplan aan. Het Waterplan geeft het kader weer voor het beheer van het watersysteem, waaronder het beoogde onderhoudsniveau, de planning van het onderhoud, de uitbreiding van de riolering en de kosten van het onderhoud. De raad stelt het Waterplan vast.

  • 4.

    Het college biedt de raad ten minste eens in de 4 jaar een onderhoudsplan gebouwen aan. Het onderhoudsplan gebouwen bevat voorstellen voor het te plegen onderhoud en de bijbehorende kosten aan de gemeentelijke gebouwen. De raad stelt het onderhoudsplan gebouwen vast.

Artikel 25. Financiering

Het college neemt in de paragraaf financiering van de begroting en de jaarstukken naast de verplichte onderdelen op grond van artikel 13 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten in ieder geval op het rente beleid en het daarbij behorende risicobeheer.

Artikel 26. Bedrijfsvoering

Het college neemt in de paragraaf bedrijfsvoering van de begroting en de jaarstukken naast de verplichte onderdelen op grond van artikel 14 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten in ieder geval op:

  • a.

    de omvang, opbouw en ontwikkeling van het personeelsbestand en de loonkosten;

  • b.

    de kosten van inhuur derden;

  • c.

    een toelichting op alle afwijkingen in rechtmatigheid, die in de rechtmatigheidsverantwoording zijn opgenomen en eventueel welke maatregelen worden genomen om deze afwijkingen in de toekomst te voorkomen;

  • d.

    een overzicht van en toelichting op niet-financiële onrechtmatigheden in verband met het niet naleven van bepalingen in de Wet financiering decentrale overheden en de bijbehorende ministeriële regelingen, als deze voorkomen;

  • e.

    rapportage van het veelvuldig niet naleven van normen uit de gids proportionaliteit en/of slechte documentatie of naleving hiervan, als deze voorkomen;

  • f.

    eventueel geconstateerde fraudes;

  • g.

    een rapportage op basis van de verplichtingen vanuit artikel 3.5 Wet open overheid.

Artikel 27. Verbonden partijen

Het college neemt in de paragraaf verbonden partijen van de begroting en de jaarstukken de verplichte onderdelen op grond van artikel 15 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten op.

Artikel 28. Grondbeleid

Het college neemt in de paragraaf grondbeleid van de begroting en de jaarstukken de verplichte onderdelen op grond van artikel 16 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten op.

9 Slotbepalingen

Artikel 29. Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met ingang van de dag na haar bekendmaking.

Hierbij vervalt de verordening van 27 september 2018 met de titel “Financiële verordening gemeente Meerssen 2018”.

Artikel 30. Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald onder de naam "Verordening financieel beleid, beheer en organisatie van de gemeente Meerssen".

Aldus vastgesteld in de vergadering van de raad van 14 maart 2024.

de griffier,

mevr. mr. Y.R.G. Dreessen

de voorzitter,

mevr. M.A.H. Clermonts-Aretz

Bijlage 1 Afschrijvingstabel gemeente Meerssen

 

Omschrijving actief

Onderverdeling / opmerking

Afschrijving In jaren

Automatisering

Cf. beheerplan

Herinrichting begraafplaatsen

40

Bestemmingsplannen

Exploitatie

Bijdragen aan activa van derden

Exploitatie, voor activering gelden voorwaarden

Bodemsanering

Exploitatie of grondexploitatie

Gebouwen

Cf. beheerplan

Groen- en landschapsvoorziening

Nader te bepalen middels raadsvoorstel

Inventaris

10

Kunstwerken

Exploitatie

Civiele kunstwerken

Cf. beheerplan

Parkeervoorzieningen

15

Riolering

Cf. beheerplan

Speeltoestellen

15

Sportaccommodaties

Cf. beheerplan

Subsidies

Zie: bijdragen aan activa van derden

Verlichting (openbare)

 

Armaturen

20

Lichtmasten

40

Verkeer- / straatnaamborden

10

Wegen

Cf. beheerplan