Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Haaren

Prostitutiebeleid Gemeente Haaren

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieHaaren
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingProstitutiebeleid Gemeente Haaren
CiteertitelNota "prostitutiebeleid in de gemeente Haaren"
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Op grond van artikel 28 Wet algemene regels herindeling is deze regeling per 1 januari 2023 vervallen, tenzij de hierna genoemde bestuursorganen de betreffende regeling al eerder vervallen hebben verklaard.

- De raad van de gemeente Oisterwijk heeft op 7 januari 2021 besloten deze verordening vervallen te verklaren voor zover deze van kracht is voor het gebied binnen de gemeentegrenzen van de gemeente Oisterwijk zoals dat per 1 januari 2021, op grond van de Wet van 8 juli 2020 tot splitsing van de gemeente Haaren, is ontstaan.

- De raad van de gemeente Tilburg heeft op 4 januari 2021 besloten deze verordening vervallen te verklaren voor zover deze van kracht is voor het gebied binnen de gemeentegrenzen van de gemeente Tilburg zoals dat per 1 januari 2021, op grond van de Wet van 8 juli 2020 tot splitsing van de gemeente Haaren, is ontstaan.

- Het college van de gemeente Boxtel heeft op 5 januari 2021 besloten deze regeling vervallen te verklaren voor zover deze van kracht is voor het gebied binnen de gemeentegrenzen van de gemeente Boxtel zoals dat per 1 januari 2021, op grond van de Wet van 8 juli 2020 tot splitsing van de gemeente Haaren, is ontstaan.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Gemeentewet art. 149
  2. Gemeentewet art. 151a

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Nadere regels gesteld aan de exploitatie van seksinrichtingen en escortbedrijven. Richtlijnen voor bestuurders en medewerkers voor contacten met personen uit de prostitutiebranche. Nadere regels aanwijzing toezichthouders prostitutiebedrijven.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-10-2000Nieuwe regeling

19-09-2000

Nieuwsbode, 27 september 2000

B&W voorstel 19 september 2000

Tekst van de regeling

Intitulé

Prostitutiebeleid Gemeente Haaren

 

 

Hoofdstuk 1 Inleiding

Paragraaf 1.1 Opheffing van het algemeen bordeelverbod

De Tweede Kamer heeft op 2 februari 1999 ingestemd met het wetsvoorstel tot opheffing van het algemeen bordeelverbod (artikel 250bis Wetboek van Strafrecht). Er komt een nieuw artikel (artikel 250a Wetboek van Strafrecht) dat voorziet in een zwaardere strafbaarstelling van mensenhandel en van vormen van exploitatie van prostitutie waarbij sprake is van onvrijwilligheid of betrokkenheid van minderjarigen.De Eerste Kamer heeft op 26 oktober 1999 eveneens het wetsvoorstel aanvaard. Dit betekent dat na de inwerkingtreding van dit voorstel het exploiteren van prostitutie in algemene zin niet meer strafbaar is, maar het exploiteren van onvrijwillige prostitutie, prostitutie van minderjarigen en het exploiteren van prostitutie door personen zonder een geldige verblijfstitel wel verboden is.De wetswijziging treedt op 1 oktober 2000 in werking.Het exploiteren van prostitutie die vrijwillig wordt uitgeoefend door meerderjarigen met een geldige verblijfstitel zal na de wetswijziging een legale wijze van beroepsuitoefening en inkomensverwerving zijn. Gemeenten kunnen daarover echter bij verordening voorschriften vaststellen. Het gaat derhalve om beheersing en regulering van de vrijwillige prostitutie. Tevens is door de Tweede Kamer een aantal amendementen en moties aangenomen. Zo is artikel 248b aan het wetsvoorstel toegevoegd dat neerkomt op strafbaarstelling van klanten van minderjarige prostituees . De mogelijkheid voor gemeenten om een nulbeleid te voeren is door de Tweede Kamer verworpen, omdat dit in strijd is met de grondwettelijke vrijheid van arbeidskeuze (artikel 19 Grondwet).De wetgever gaat er vanuit dat het beleid van gemeenten zich zal richten op het beheersen, sturen en saneren van de prostitutiebranche en het verbeteren van de daarin bestaande (arbeids)omstandigheden. Daarbij gaat het dus om het beschermen van de openbare orde en de woon- en leefomgeving en het voorkomen en tegengaan van overlast, maar ook het verbeteren van de positie (veiligheid, gezondheid, arbeidsomstandigheden) van de prostituee.Volgens de Memorie van Toelichting kan onderwerp van gemeentelijk beleid zijn:

  • 1.

    de vestiging van prostitutiebedrijven (aard, omvang en aantal);

  • 2.

    de arbeidsomstandigheden in prostitutiebedrijven (inrichting, hygiëne (brand)veiligheid, gezondheidsomstandigheden en dergelijke);

  • 3.

    de bedrijfsvoering in prostitutiebedrijven (lichamelijke en geestelijke integriteit van prostituees en dergelijke) doch niet de regulering van de rechtsverhouding tussen exploitant en prostituee.

Paragraaf 1.2 Doelstellingen van de opheffing van het algemeen bordeelverbod

Aan de opheffing van het algemeen bordeelverbod liggen de volgende zes hoofddoelstellingen ten grondslag:

  • 1.

    beheersing en regulering van exploitatie van prostitutie;

  • 2.

    verbetering van de bestrijding van exploitatie van onvrijwillige prostitutie;

  • 3.

    bescherming van minderjarigen tegen seksueel misbruik;

  • 4.

    bescherming van de positie van prostituees;

  • 5.

    ontvlechting van criminaliteit en seksindustrie;

  • 6.

    terugdringing van (exploitatie van) prostitutie door personen zonder geldige verblijfstitel.

Deze doelen kunnen als volgt worden bereikt:- het voeren van een gemeentelijk vergunningenbeleid;- het gebruik maken van planologische instrumenten, zoals bijvoorbeeld voorschriften in bestemmingsplannen;- effectiever strafrechtelijk optreden door de strafbaarstelling van exploitatie van onvrijwillige prostitutie en verhoging van de sancties;- verbetering van de rechtspositie en de werkomstandigheden van de prostituees door het aanbrengen van een scheiding tussen verboden en niet verboden vormen van prostitutie.

Paragraaf 1.3 Waarom een lokaal prostitutiebeleid?

De legalisering van de exploitatie van prostitutie kan tot gevolg hebben dat exploitanten hun activiteiten gaan uitbreiden of verleggen naar kleinere gemeenten. Kleinere gemeenten kunnen aantrekkelijke vestigingslokaties zijn, bijvoorbeeld omdat daar de huurprijzen van panden lager kan liggen dan in de grote steden of omdat de bereikbaarheid met de auto beter is. Het oude bezwaar, dat prostitutiebedrijven in kleine gemeenten eerder stuitten op verzet van de burgerij en dus meer risico liepen op strafrechtelijk ingrijpen, gaat na legalisering van het bordeelverbod immers niet meer op, zolang de exploitant zich maar aan de wet houdt. Daarnaast kan een stringent prostitutiebeleid van naburige gemeenten tot gevolg hebben dat de prostitutie uit die gemeenten zich verplaatst naar gemeenten die geen of een minder strikt prostitutiebeleid voeren.Na opheffing van het algemeen bordeelverbod kunnen aan het Wetboek van Strafrecht geen argumenten worden ontleend om exploitatie van prostitutie binnen de gemeentegrenzen geheel te weren. Een algemeen verbod van gemeentewege, op basis van de algemene autonome verordeningsbevoegdheid, is waarschijnlijk in strijd met artikel 19, derde lid van de Grondwet, waarin het recht op vrije keuze van arbeid is neergelegd. Dit grondrecht mag alleen bij formele wet worden beperkt en derhalve niet door een lagere gemeentelijke verordening. Afgezien hiervan acht de wetgever het ook niet wenselijk dat gemeenten over de bevoegdheid beschikken om exploitatie van prostitutie geheel te verbieden. Een beslissend oordeel over de rechtmatigheid van een op de gemeentelijke autonomie gegrond algeheel verbod is echter aan de rechter. Het voeren van een restrictief beleid is in ieder geval wel mogelijk.

Paragraaf 1.4 Regionaal en districtelijk beleid

Naar aanleiding van de ophanden zijnde wetswijziging tot opheffing van het algemeen bordeelverbod is op initiatief van het politiekorps Brabant-Noord, de Werkgroep Prostitutiebeleid in het leven geroepen om op korte termijn een advies te formuleren op het gebied van de prostitutie en aanverwante zaken ten behoeve van de gemeenten in de politieregio Brabant-Noord. De werkgroep stelde zich tot doel: "Het formuleren van een integraal advies aan het Regionaal College en de gemeenten binnen de regio ten behoeve van het ontwikkelen beleid betreffende het beheersbaar maken/houden van de prostitutieproblematiek, in het bijzonder betreffende seksinrichtingen (bordelen), sekswinkels en escortbureaus." In deze werkgroep waren vertegenwoordigd: de politie, het Openbaar Ministerie, de GGD en de gemeenten. Gezien de samenstelling van de werkgroep was het opstellen van een integrale notitie mogelijk. Op 30 juni 1999 heeft het Regionaal College van de Politieregio Brabant-Noord de door de werkgroep opgestelde notitie vastgesteld. Binnen het politiedistrict Aa en Dommel is vervolgens in de districtelijke driehoek de te volgen lijn vastgelegd in de nota prostitutiebeleid. Aan de gemeenten in het district Aa en Dommel is voorgesteld prostitutiebedrijven in het gehele grondgebied van de gemeente, afgezien van één nader te bepalen gebied, negatief te bestemmen. Als maatstaf is genomen de mogelijkheid tot vestiging van 1 seksinrichting per 20.000 inwoners. Daarnaast gelden dan nog de toetsingscriteria van de APV.Bij het formuleren van het Haarens prostitutiebeleid is mede uitgegaan van deze notities.

Paragraaf 1.5 Mogelijkheden lokaal nulbeleid als onderdeel regionaal beleid

Zoals hiervoor reeds is aangegeven kunnen gemeenten op lokaal niveau geen nulbeleid voeren door in de APV een algemeen verbod op te nemen, aangezien dit in strijd zou zijn met hogere regelgeving (recht op vrije keuze van arbeid). In plaats van een verbod kan in de APV een vergunningstelsel opgenomen worden, op basis waarvan beleid kan worden vastgesteld. Het is niet helemaal uitgesloten dat een gemeente een totaalverbod kan instellen als dit deel zou uitmaken van regionaal of districtelijk beleid dat in voldoende aanbod voorziet. De haalbaarheid van dergelijk nulbeleid in regionaal verband staat echter niet vast. Indien de rechter van oordeel zal blijken te zijn dat ook een gemeentelijk nulbeleid in regionaal verband zich niet verhoudt tot de hogere regelgeving, loopt de betreffende gemeente het risico van (omvangrijke) schadeclaims van exploitanten waarvan de vergunningaanvraag ten onrechte is afgewezen.

Hoofdstuk 2 Uitgangspunten lokaal prostitutiebeleid

Het prostitutiebeleid voor de gemeente Haaren volgt in ieder geval de algemene doelstellingen van de wetgever, zoals die bij punt 1.2 zijn weergegeven.Er worden thans nog geen seksinrichtingen geëxploiteerd in de gemeente Haaren. Met het oog op het landelijk karakter van de gemeente en de maatschappelijk weerstand die de vestiging van seksinrichtingen en escortbedrijven oproept is de vestiging van seksinrichtingen en bordelen, gezien vanuit het belang van de openbare orde en of het woon- en leefklimaat, ongewenst.Hiervoor ( punten 1.2 en 1.5) zijn de (on)mogelijkheden aangegeven een nulbeleid te voeren. Districtelijk wordt een maatstaf van 1 inrichting per 20.000 inwoners gehanteerd. Gelet op het vorenstaande zal in de gemeente Haaren een maximumstelsel worden gehanteerd dat vestiging van slechts 1 seksinrichting of escortbedrijf toelaat. Het nulbeleid wordt daarmee zo dicht mogelijk benaderd. Het niet hanteren van een maximumstelsel kan er bovendien toe leiden dat er van de gemeente Haaren een aanzuigende werking uitgaat naar de regio voor wat betreft (elders geweigerde) seksinrichtingen. In het belang van de openbare orde en het woon- en leefklimaat wordt de aanwezigheid van seksinrichtingen niet toegelaten op plaatsen waar het woon- en leefklimaat op ontoelaatbare wijze nadelig kan worden beïnvloed. Dit betekent concreet dat er geen seksinrichtingen worden toegelaten in woonbuurten en/of in de directe omgeving van "gevoelige" gebouwen, zoals scholen, kerkgebouwen en dergelijke. Daar een seksinrichting zich in hoofdzaak richt op een klantenkring van buiten de buurt waarin het bedrijf gevestigd is, derhalve geen functie heeft voor een woonbuurt, hoort een dergelijk bedrijf niet in een woonbuurt thuis. Ook is de maatschappelijke acceptatie (subjectieve gevoelens van de buurtbewoners) van een seksinrichting in de regel niet groot, omdat een dergelijk bedrijf toch vaak overlast kan of zal veroorzaken.Gezinnen met kinderen worden niet graag geconfronteerd met deze bedrijfstak. Er zal sprake kunnen zijn van objectieve en subjectieve onveiligheidsgevoelens. Ook is het ongewenst dat met name (basis)schoolgaande kinderen wordt geconfronteerd met prostitutie-activiteiten. Om deze redenen wordt het niet toegestaan dat seksinrichtingen zijn of worden gevestigd in de directe omgeving van scholen. In de directe omgeving van kerkgebouwen zijn prostitutie-activiteiten al evenmin gewenst. . Onder de "directe omgeving" wordt in ieder geval verstaan een straal van 500 meter rondom het betreffende gebouw. Sommige vormen van prostitutie zijn zeer belastend voor de omgeving en hebben een negatieve uitstraling op de omgeving. In Haaren wordt daarom, net als in de andere gemeenten in het politiedistrict Aa en Dommel, gekozen voor een algeheel verbod op raam- en straatprostitutie.In het belang van de openbare orde, het voorkomen of beperken van overlast, het voorkomen of beperken van aantasting van het woon- en leefklimaat, de veiligheid van personen of goederen, de verkeersvrijheid of -veiligheid, de gezondheid of zedelijkheid en de arbeidsomstandigheden van de prostituee, wordt het wenselijk geacht de exploitatie van seksinrichtingen en escortbedrijven aan nadere regels te binden. Deze nadere regels, die het karakter hebben van algemeen verbindende voorschriften, zijn opgenomen in de bijlage bij deze nota.Handhaving wordt gezien als een belangrijk element van prostitutiebeleid. Tussen de partners (gemeente, politie en justitie en eventueel ook anderen) zal een handhavingsarrangement worden afgesloten, waarin afspraken zullen worden vastgelegd.

Hoofdstuk 3 Juridisch kader

Paragraaf 3.1 Gemeentelijke regelgeving

De nadruk van de gemeentelijke regelgeving inzake seksinrichtingen e.d. ligt in het gewijzigde hoofdstuk 3 van de APV. Doch ook op andere terreinen zal gemeentelijke regelgeving noodzakelijk zijn, hierbij wordt dan met name gedacht aan de ruimtelijke ordening. In bestemmingsplannen zal terdege rekening moeten worden gehouden met de prostitutiebranche zijnde een reguliere bedrijfstak.

Paragraaf 3.2 Aanpassing Algemene Plaatselijke Verordening

Op 22 juni 2000 heeft de gemeenteraad ingestemd met de vaststelling van een nieuwe Algemene Plaatselijke Verordening (APV) voor de gemeente Haaren. Vooruitlopend op de opheffing van het bordeelverbod zijn in hoofdstuk 3 bepalingen opgenomen om niet langer strafbare vormen van (exploitatie van) prostitutie te reguleren. Hiervoor is de vergunningfiguur (voorafgaand toezicht) gekozen; deze leent zich daartoe het best. Hoofdstuk 3 treedt op 1 oktober 2000 in werking.De bevoegdheid om een vergunningstelsel in de APV te introduceren steunt op een nieuw artikel 151a van de Gemeentewet, dat luidt: "De raad kan een verordening vaststellen waarin voorschriften worden gesteld met betrekking tot het bedrijfsmatig geven van gelegenheid tot het verrichten van seksuele handelingen met een derde tegen betaling". Dit artikel treedt eveneens op 1 oktober 2000 in werking.Het nieuwe hoofdstuk 3 komt in het kort op het volgende neer:

- het ziet op alle seksinrichtingen, niet alleen op bordelen;

- niet alleen seksinrichtingen, maar ook escortbedrijven zijn vergunningplichtig;

- door deze vergunningplicht zijn op de exploitant en de beheerder een groot aantal gedragseisen van toepassing;- de vergunning wordt geweigerd als de exploitant of de beheerder niet aan de gedragseisen voldoet, er sprake is van strijdigheid met het bestemmingsplan of er een gegrond vermoeden bestaat dat in de inrichting minderjarige of illegale prostituees aanwezig zullen zijn of prostituees die onder dwang de arbeid verrichten;

- de vergunning kan worden geweigerd in het belang van de openbare orde, het woon- en leefklimaat, veiligheid, gezondheid of zedelijkheid in het belang van de arbeidsomstandigheden van de prostituee.

 

Op basis van deze discretionaire weigeringsgronden kan lokaal beleid worden geformuleerd (zie hoofdstuk 2). - Seksinrichtingen kunnen bovendien sluitingstijden worden opgelegd.Onder het begrip "seksinrichtingen" vallen :

* prostitutiebedrijven: raamprostitutie (onafhankelijk van exploitant), seksclubs (Drank- en Horecavergunning) en privéhuizen (geen Drank- en Horecavergunning);

* erotische massagesalons, seksbioscopen, seksautomatenhallen en sekstheaters.Onder "escortbedrijven" wordt verstaan: escortservices, bemiddelingsbureaus en andere bedrijven die klant en prostituee op een andere wijze dan in een prostitutiepand samenbrengen (niet-inrichtinggebonden vormen van prostitutie).Een sekswinkel valt niet onder het begrip "seksinrichting". Dit betekent dat de exploitatie ervan niet is onderworpen aan de vergunningplicht op grond van de APV. Sekswinkels vallen onder de bestemming "detailhandel" en er kan derhalve planologisch geen onderscheid gemaakt worden tussen sekswinkels en overige detailhandel. Om toch grip op de vestiging van sekswinkels te houden, is in de APV een aparte bepaling met betrekking tot sekswinkels opgenomen, luidende: "Het is de rechthebbende op een onroerende zaak verboden daarin een sekswinkel te exploiteren in door het college van burgemeester en wethouders in het belang van de openbare orde of de woon- en leefomgeving aangewezen gebieden of delen van de gemeente". In een aanwijzingsbesluit zal worden geregeld dat exploitatie van een sekswinkel in een straal van 500 meter rondom "gevoelige" gebouwen verboden is.Het bestuursrechtelijk instrumentarium dat de gemeente ten dienst staat kan gebruikt worden voor alle genoemde vormen van bedrijfsmatige prostitutie.

Paragraaf 3.3 Planologische regulering van prostitutie door middel van het bestemmingsplan.

Met het bestemmingsplan "prostitutie Haaren, een integrale partiële herziening", vast te stellen door de gemeenteraad op 21 september 2000, is in alle voor de gemeente Haaren geldende bestemmingsplannen een algemeen gebruiksverbod voor seksinrichtingen en escortbedrijven opgenomen. In de toelichting op het plan is aangegeven dat "in hele bijzondere gevallen een procedure ex artikel 19 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening niet geheel ondenkbaar is. Middels een constructie van "binnenplanse" uitsluiting en eventuele "buitenplanse" toelating wordt voorkomen, dat seksinrichtingen en escortbedrijven zich door middel van een zeer ruime interpretatie van de planvoorschriften op allerlei lokaties zouden kunnen vestigen. Een eventueel verzoek tot vrijstelling van deze algemene verbodsbepaling kan alsdan heel specifiek op haar planologische merites beoordeeld worden". In principe zal er in alle gevallen sprake zijn van strijd met een bestemmingsplan, wat een weigeringsgrond is voor de benodigde exploitatievergunning op basis van de APV. In bijzondere gevallen kan toestemming worden verleend door middel van buitenplanse toelating. Hiermee is de intentie uitgesproken in voorkomende gevallen medewerking te willen verlenen aan de vestiging van een seksinrichting of escortbedrijf. Niet is uitgesloten dat vestiging van een prostitutiebedrijf in planologische zin wel toelaatbaar wordt geacht, maar dat op grond van de APV geen vestigingsvergunning wordt verleend. Immers ook al wordt in planologische zin medewerking verleend aan de vestiging van een bedrijf, dan nog geldt de voorwaarde dat vestiging van een bedrijf alleen mogelijk is als er een vergunning kan worden afgegeven op basis van de APV (artikel 3.3.2.: o.a. gedragseisen exploitant/beheerder, openbare orde, aantasting woon- en leefklimaat).

Hoofdstuk 4 Afstemming en handhaving van het prostitutiebeleid

Paragraaf 4.1 lokale afstemming

Om een goede lokale afstemming te krijgen ter uitvoering van het prostitutiebeleidis het belangrijk dat er voldoende contact is tussen de diverse participanten. In de districtelijke driehoek is afgesproken prostitutie zoveel mogelijk in de bestaande reguliere overlegstructuren te bespreken, zoals de Werkgroep Integraal Veiligheidsbeleid en het Driehoeksoverleg.

Paragraaf 4.2 handhavingsbeleid

Het handhaven van gemeentelijke regelgeving kan zowel door preventief als door repressief optreden plaatsvinden. Voor het prostitutiebeleid is daarnaast het onderscheid tussen bestuurlijke en strafrechtelijke handhaving relevant. Preventieve handhaving is gericht op het voorkomen van overtredingen en misstanden. Het kan vorm krijgen door het geven van voorlichting over de regelgeving - vooral aan de prostitutiebranche zelf - en door het verlenen van vergunningen.Preventie heeft het meest effect wanneer er tegelijkertijd sprake is van een consistente en zichtbare repressieve handhaving. Op geconstateerde overtredingen moet altijd gereageerd worden. De aanpak moet consequent zijn en gebaseerd op een gedifferentieerd sanctiepakket en de sancties moeten passen bij de aard en ernst van de overtreding. Repressieve handhaving heeft twee doelen:

  • a.

    de overtreding of misstand wordt op de kortst mogelijke termijn en met de minste inspanning beëindigd,

  • b.

    en de kans op herhaling daarvan wordt zoveel mogelijk beperkt.

Repressief optreden omvat zowel bestuurlijke sancties, zoals het intrekken van een vergunning en het sluiten van een bedrijf, als sancties uit het overtredingenstrafrecht.De overtreder kan in dat geval, op basis van een algemene bepaling in de A.P.V., tot een maximale geldboete van de tweede categorie of drie maanden hechtenis worden veroordeeld. Daarnaast kan in voorkomende gevallen strafrechtelijk optreden op basis van het Wetboek van Strafrecht een adequate afschrikkende werking bieden. Voor het uitwerken van een handhavingsbeleid voor de exploitatie van prostitutie is het van belang dat er afspraken worden gemaakt over de meest wenselijke situatie, de mate van toezicht die nodig is om de situatie te bereiken, en de preventieve en repressieve maatregelen die vereist zijn om de situatie te kunnen handhaven.Om de eerder beschreven doelstellingen van het prostitutiebeleid te kunnen realiseren, is het noodzakelijk dat er sprake is van een actieve handhaving op zowel bestuurlijk als strafrechtelijk gebied.Een gecombineerd gebruik van beide vormen van handhaving levert de beste resultaten op. Dit vereist een aanpak waarbij steeds wordt bezien welke handhavingsmiddelen aan welke instanties ter beschikking staan en van welke middelen - eventueel in combinatie - de meeste effecten te verwachten zijn. De afspraken omtrent het uitvoeren van toezicht, over informatieuitwisseling tussen toezichthouders en over het sanctionerend optreden worden vastgelegd in een zogenaamd handhavingsarrangement dat nog nader uitgewerkt moet worden.Met behulp van dit arrangement kan een eenduidig, consistent en adequaat handhavingsbeleid worden gevoerd. Kernpartners in de handhaving (en dus ook van het handhavingsarrangement) zijn: de gemeenten, de politie en het Openbaar Ministerie. De districtelijke driehoek is primair het orgaan waar afspraken over het lokale handhavingsbeleid worden gemaakt. Het gaat erom dat duidelijk wordt afgesproken welke bestuursrechtelijke, strafrechtelijke of feitelijke maatregelen worden verwacht van de burgemeester, de officier van justitie en politie. Naast deze kernpartners zullen ook andere organisaties bij de handhaving worden betrokken. In ieder geval zal, ook in het kader van handhaving een belangrijke rol zijn weggelegd voor de GGD, voor zover het betreft het onderdeel "gezondheid".Gezien de aard en de context van het beleidsveld prostitutie is extra aandacht vereist voor integriteitsaspecten. Belangrijk is om procedures en regelgeving op een zodanige manier in te richten dat ambtenaren zo min mogelijk in een kwetsbare positie gebracht worden. Het is daarom dat voor de betrokken bestuurders en ambtenaren een richtlijn of gedragscode zal worden opgesteld voor de omgang met personen uit de prostitutiebranche.

Paragraaf 4.3 Overgangstermijnen

Op basis van thans bekend zijnde informatie mag in principe aangenomen worden dat in onze gemeente op dit moment geen seksinrichtingen aanwezig zijn en/of geëxploiteerd worden. Gezien de vele verschijningsvormen van de prostitutiebranche is echter het niet geheel uit te sluiten dat na legalisering pas duidelijk wordt dat binnen de grenzen van deze gemeente al een of meerdere seksinrichtingen of escortburo's aanwezig waren. Voor bestaande prostitutiebedrijven is in de APV een overgangsperiode opgenomen, waarbinnen deze bedrijven de gelegenheid krijgen aan de gestelde eisen te voldoen (voorlopige vergunning). Wordt na deze periode nog steeds niet aan de vereisten voldaan en kan geen definitieve vergunning worden verleend, dan moet de gemeente in principe bestuursdwang toepassen.

Paragraaf 4.4 Voorlichting en communicatie

Het prostitutiebeleid en de nadere regels zullen na vaststelling ervan gepubliceerd worden. Een ontwerpvergunning voor een seksinrichting zal worden gepubliceerd, zodat belanghebbenden daartegen tijdig bezwaar kunnen maken.

Hoofdstuk 5 Samenvatting

Het lokale prostitutiebeleid van de gemeente Haaren bestaat uit de volgende punten:

- in de Algemene Plaatselijke Verordening is een nieuw hoofdstuk 3 opgenomen waarin het bedrijfsmatig geven van gelegenheid tot het verrichten van seksuele handelingen met een derde tegen betaling wordt gereguleerd. Dit hoofstuk treedt op 1 oktober 2000 in werking;

- er zal maximaal één seksinrichting of escortbureau op het grondgebied van Haaren worden toegestaan;

- straat- en raamprostitutie zijn niet toegestaan;

- in het belang van de openbare orde, het voorkomen of beperken van overlast, het voorkomen of beperken van aantasting van het woon- en leefklimaat, de veiligheid van personen of goederen, de verkeersvrijheid of -veiligheid, de gezondheid of zedelijkheid en de arbeidsomstandigheden van de prostituee, worden nadere regels gesteld door het bevoegde bestuursorgaan;

- planologisch gezien worden seksinrichtingen en escortbedrijven door middel van een algemeen gebruiksverbod uitgesloten in alle in Haaren geldende bestemmingsplannen. De bereidheid bestaat in bijzondere gevallen medewerking te verlenen aan een vrijstellingsprocedure ex artikel 19 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening;

- ten behoeve van de handhaving van het gestelde in de APV en de nadere regels wordt een handhavingsarrangement opgesteld;

- voor betrokken bestuurders en ambtenaren zullen richtlijnen worden opgesteld voor omgang met personen uit de prostitutiebranche.

Hoofdstuk 6 Inwerkingtreding

Deze nota treedt in werking op 1 oktober 2000.

Haaren, 19 september 2000Burgemeester en wethouders van Haaren,secretaris/directeur                             burgemeester,Mw. Ir. A. Speelpenning                      J.E.A. Haas

RICHTLIJNEN VOOR BESTUURDERS EN MEDEWERKERS VOOR CONTACTEN MET PERSONEN UIT DE PROSTITUTIEBRANCHE

Motivatie

Aan contacten met personen uit de prostitutiebranche kleven altijd bepaalde risico's. Ambtenaren met toezichthoudende taken in de prostitutiebranche vormen in dat opzicht een kwetsbare groep. Ook kan het voorkomen dat exploitanten of beheerders van prostitutiebedrijven zelf contact zoeken met bestuurders of ambtenaren, bijvoorbeeld omdat zij iets van hen gedaan willen krijgen.Op dergelijke momenten zullen de betrokken ambtenaren en bestuurders zeer alert moeten zijn op hun eigen houding, gedrag en uitspraken. In de omgang met personen uit deze branche is er nu eenmaal een verhoogd risico dat de ambtenaar of bestuurder ongewild in een compromitterende situatie terechtkomt en blootgesteld wordt aan bepaalde verleidingen. Ook kan het gebeuren dat ambtenaren of bestuurders feitelijk bedreigd worden of zich bedreigd voelen door personen uit deze branche. Met het oog op deze risico's is een gedragscode voor het bezoeken van seksbedrijven opgesteld.

 

Behoudens de normale fatsoens en -integriteitsregels gelden de volgende regels:Algemeen- Wees duidelijk, open en objectief in de communicatie.

- Geen sociale praatjes, wees professioneel en zakelijk.

- Nooit giften, diensten of beloften accepteren.

- Bij voorkeur privé geen seksinrichtingen in de gemeente bezoeken.

- Binnen de gemeente privé geen gebruik maken van de diensten van een prostituee.

- Eventuele toenaderingspogingen, intimidatiepogingen en andere bijzonderheden moeten intern gemeld worden.

 

Regels bij het bezoek aan seksinrichtingen

- Minimaal twee personen voeren het bezoek uit.Bij herhaalde bezoeken dient de samenstelling van het team te variëren.Ga nooit alleen, ook niet voor een praatje.

- Bij binnenkomst onmiddellijk legitimeren en doel van bezoek uitleggen.

- Geen alcohol nuttigen. Geen gratis consumpties aanvaarden.

- Geen compromitterend gedrag: vermijd lichamelijk contact, bij voorkeur niet op bed zitten, geen opmerkingen over het beroep, het uiterlijk etc.

- Bij uitoefening toezicht: vaste formulieren of wijze van registreren hanteren (secuur).

 

NADERE REGELS TER UITVOERING VAN ARTIKEL 3.1.3. VAN DE ALGEMENE PLAATSELIJKE VERORDENING VOOR DE GEMEENTE HAAREN

Burgemeester en wethouders van Haaren,overwegende dat het in het belang van de openbare orde, het voorkomen of beperken van overlast, het voorkomen of beperken van aantasting van het woon- en leefklimaat, de veiligheid van personen of goederen, de verkeersvrijheid of -veiligheid, de gezondheid of zedelijkheid en de arbeidsomstandigheden van de prostitué(e), geboden is de exploitatie van seksinrichtingen en escortbedrijven aan nadere regels te binden;gelet op het bepaalde in artikel 3.1.3. van de Algemene Plaatselijke Verordening Haaren 2000;

BESLUITEN:

Vast te stellen:"Nadere regels ter uitvoering van artikel 3.1.3. APV".

 

Paragraaf 1. Inleidende bepalingen

Artikel 1. Begripsbepalingen

 

In deze nadere regels wordt verstaan onder:

  • 1.

    Inrichting: een seksinrichting en een escortbedrijf;

  • 2.

    Seksinrichting: de inrichting als bedoeld in artikel 3.1.1, onder c, APV, waaronder begrepen ook een prostitutiebedrijf;

  • 3.

    Escortbedrijf: het bedrijf als bedoeld in artikel 3.1.1, onder d, APV;

  • 4.

    Exploitant: de exploitant als bedoeld in artikel 3.1.1, onder f, APV;

  • 5.

    Beheerder: de beheerder als bedoeld in artikel 3.1.1, onder g, APV;

  • 6.

    Bouwwerk: een bouwwerk als bedoeld in artikel 1.1 van de bouwverordening.

  • 7.

    Werkruimte: een verblijfsruimte waar de feitelijke seksuele dienstverlening plaatsvindt;

  • 8.

    Verblijfsruimte: een besloten ruimte, bestemd voor het verblijven van mensen;

  • 9.

    Bouwbesluit: het besluit als bedoeld in artikel 2 Woningwet houdende de technische voorschriften omtrent het bouwen van bouwwerken en de staat van bestaande bouwwerken;

  • 10.

    Bouwverordening: De bouwverordening door de gemeenteraad vastgesteld op 4 december 1997 en nadien bij raadsbesluiten gewijzigd is.

Paragraaf 2 Inrichtingseisen Prostitutiebedrijven

Artikel 2. Inrichtingseisen prostitutiebedrijven

  • 1.

    Tot een prostitutiebedrijf moeten tenminste behoren:a. een of meer werkruimten;b. een keuken;c. een kleedkamer met een afsluitbare hang/legkast;d. een verblijfsruimte ingericht als dagverblijf met een oppervlakte van tenminste 3,6 m. x 3,6 m.

  • 2.

    Samenvoeging van de keuken en het dagverblijf, dan wel de kleedkamer en het dagverblijf, is toegestaan als daarmee, naar het oordeel van het bevoegde bestuursorgaan, een gelijke situatie wordt bereikt.

  • 3.

    Het dagverblijf, de keuken en de kleedkamer mogen niet voor prostitutie-doeleinden worden gebruikt.

  • 4.

    Elke werkruimte moet voorzien zijn van een wasbak (danwel andere wasgelegenheid) met warm en koud stromend water, een afsluitbare hang-/legkast en een vloeroppervlakte hebben van ten minste 9 m2.

  • 5.

    In een prostitutiebedrijf moet uitsluitend ten behoeve van de prostitu(é)e en het overige personeel tenminste één toiletruimte en één badruimte aanwezig zijn.

Artikel 3 Overige voorzieningen prostitutiebedrijven

De werkruimten van een prostitutiebedrijf moeten gedurende de aanwezigheid van de prostitué(e)s, hetzij door daglicht, hetzij door kunstlicht, hetzij door beide, voldoende en doelmatig verlicht zijn.

Artikel 4 Veiligheidsvoorzieningen prostitué(e)

  • 1.

    Iedere werkruimte dient voorzien te zijn van een zogenaamd stil alarm.

  • 2.

    De toegangsdeur van een werkruimte mag niet van binnen uit afsluitbaar zijn.

  • 3.

    Het bepaalde in het vorige lid is niet van toepassing indien een toegangsdeur van een werkruimte is gelegen aan de weg.

Paragraaf 3 Brandveiligheidseisen prostitutiebedrijven

Artikel 5 BrandveiligheidsvoorschriftenEen prostitutiebedrijf dient te voldoen aan de desbetreffende eisen gesteld in het Bouwbesluit en de Bouwverordening (gebruiksvergunning).Paragraaf 4 Gebruiks- gedrags- en gezondheidsvoorschriften

Artikel 6 AlgemeenDe exploitant van een seksinrichting of escortbedrijf is verplicht maatregelen te treffen in het belang van de veiligheid, de hygiëne en de bescherming van de gezondheid van de in de inrichting of het bedrijf werkzame prostitué(e), alsmede de bescherming van de volksgezondheid.

Artikel 7 Technische hygiënezorg

  • 1.

    De exploitant van een seksinrichting dient er voor zorg te dragen dat de inrichting voldoet aan de hygiëne-eisen die door de GGd worden gesteld, zoals vermeld in de richtlijnen "hygiëne in prostitutiebedrijven" van de GGD regio 's-Hertogenbosch.

  • 2.

    De exploitant en/of beheerder verleent aan de GGD toegang tot de seksinrichting en werkt mee aan het bezoek van de medewerker van de GGD die jaarlijks een technische-hygiëne inspectie uitvoert. Van deze hygiëne-inspectie wordt door de GGD een rapport gemaakt hetgeen wordt toegezonden aan de exploitant. Een afschrift van dit rapport wordt aan de gemeente gezonden.

Artikel 8 Preventie

  • 1.

    De exploitant van een inrichting verleent de GGD toegang tot de inrichting en verleent medewerking aan preventieactiviteiten van de GGD gericht op verbetering van de gezondheidssituatie van de bij hem werkzame prostitué(e)s.

  • 2.

    De exploitant van een inrichting dient een beleid te voeren dat gericht is op veilige seks. Hij of zij ziet erop toe dat er geen onveilige seks wordt aangeboden en dat veilige seks wordt bewerkstelligd.

  • 3.

    De exploitant van een inrichting draagt zorg voor verspreiding onder de in het bedrijf werkzame prostitué(e)s van voor hen toegankelijk en in begrijpelijke taal geschreven voorlichtings- en informatiemateriaal, over gezondheidsrisico's van hun werk, met name seksuel overdraagbare aandoeningen, en over de aanwezigheid en bereikbaarheid van gezondheidszorg- en hulpverleningsinstellingen.

  • 4.

    De exploitant van een prostitutiebedrijf of escortbedrijf dient zorg te dragen voor een lijst van hulpverleningsinstanties en belangenverenigingen voor prostitué(e)s die voor de in de inrichting werkzame prostitué(e)s steeds toegankelijk is.

  • 5.

    De exploitant van een prostitutiebedrijf stelt huisregels op om de klant te informeren over de toepassing van "veilige sekstechnieken" en het in de huisregels beschreven zelfbeschikkingsrecht van de prostitué(e)s. De huisregels dienen op een voor de klant duidelijk zichtbare plaats opgehangen te worden.

  • 6.

    6. In de onder lid 5 bedoelde huisregels wordt in ieder geval opgenomen:a. de prostitué(e) mag klant weigeren;b. de prostitué(e) is niet verplicht, als daarom wordt verzocht, met de klant alcoholhoudende dranken te drinken en, onverlet het bepaalde in de Opiumwet, andere verdovende middelen te gebruiken;c. de prostitué(e) is niet verplicht om, als daarom wordt verzocht, zonder gebruik van een condoom te werken;

  • 7.

    De huisregels genoemd in het vorige lid gelden ten minste ook voor ieder escortbedrijf.

  • 8.

    De exploitant en/of beheerder van een seksinrichting draagt er zorg voor dat op een voor de klant duidelijk zichtbare plaats actueel foldermateriaal ten aanzien van veilige seks en seksueel overdraagbare aandoeningen (SOA) ter inzage liggen.

  • 9.

    De exploitant en/of beheerder van een seksinrichting draagt er zorg voor dat in de inrichting te allen tijde voldoende wettelijk goedgekeurde condooms voor gebruik beschikbaar zijn.

Artikel 9 Geneeskundig onderzoek

  • 1.

    de exploitant van een prostitutiebedrijf en escortbedrijf stelt de bij hem werkzame prostitué(e) in de gelegenheid zich vier keer per jaar op seksueel overdraagbare aandoeningen en overige aan het beroep gerelateerde klachten bij de GGD of bij een bij de GGD bekende arts geneeskundig te laten onderzoeken.

  • 2.

    Indien het in het vorige lid bedoelde onderzoek door een andere arts wordt verricht meldt de exploitant de GGD schriftelijk naam en adres van die arts.

Paragraaf 5 Overige verplichtingen van exploitant en beheerder

Artikel 10 Leeftijdsgrens bezoekersDe exploitant en/of beheerder mag gedurende de uren dat de inrichting geopend is geen personen jonger dan 16 jaar in zijn inrichting toelaten.

Artikel 11 Bewoningsverbod prostitutiebedrijf

  • 1.

    Het is verboden om het gedeelte van een gebouw dat door de exploitant bestemd is als prostitutiebedrijf als woonruimte in gebruik te nemen dan wel daarin te overnachten.

  • 2.

    De exploitant en/of beheerder is verplicht op het bepaalde in het vorige lid toezicht uit te oefenen.

Artikel 12 Verboden reclame

Het is verboden voor een prostitutiebedrijf of escortbedrijf reclame te maken waarbij de garantie wordt gegeven of op andere wijze wordt aangegeven dat de in het prostitutiebedrijf of escortbedrijf werkzame prostitué(e)s vrij zijn van seksueel overdraagbare aandoeningen.

Artikel 13 Escortbedrijf

De exploitant van een escortbedrijf is verplicht aan de gemeente door te geven onder welke telefoonnummers het bedrijf haar diensten aanbiedt.

Paragraaf 6 Raamprostitutie

Artikel 14 Raamprostitutie

  • 1.

    Het is verboden een seksinrichting te voorzien van zogenaamde vitrines en/of ramen met het doel van daaruit raamprostitutie uit te (doen) oefenen.

  • 2.

    Het is verboden vanuit een seksinrichting door handelingen, houding, woord, gebaar of op enigerlei andere wijze, passanten tot prostitutie te bewegen, uit te nodigen dan wel aan te lokken.

Burgemeester en wethouders van Haaren,Overwegende dat het wenselijk is de geldigheidsduur voor vergunningen voor exploitatie van seksinrichtingen en escortbedrijven, als bedoeld in artikel 3.2.1 van de Algemene Plaatselijke Verordening, aan een termijn te binden; gelet op de op 19 september 2000 vastgestelde nadere regels als bedoeld in artikel 3.1.3 van de Algemene Plaatselijke Verordening, voor exploitatie van seksinrichtingen en escortbedrijven;besluiten:de nadere regels als volgt te wijzigen:I. Artikel 15 wordt vernummerd tot artikel 16.II. Ingevoegd wordt een nieuw artikel 15, dat luidt als volgt:Artikel 15 Geldigheidstermijn vergunningEen vergunning als bedoeld in artikel 3.2.1 van de Algemene Plaatselijke Verordening vervalt 2 jaar na de dag van bekendmaking van de vergunning aan de aanvrager.Haaren, 3 oktober 2000.

 

Burgemeester en wethouders van Haaren, secretaris/directeur, burgemeester,mw. ir. A. Speelpenning. J.E.A. Haas.