Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Achtkarspelen

Erfgoedverordening gemeente Achtkarspelen 2024

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieAchtkarspelen
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingErfgoedverordening gemeente Achtkarspelen 2024
CiteertitelErfgoedverordening gemeente Achtkarspelen 2024
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpruimtelijke ordening, verkeer en vervoer
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling vervangt de Erfgoedverordening gemeente Achtkarspelen 2010.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. artikel 149 van de Gemeentewet
  2. artikel 3.16 van de Erfgoedwet
  3. artikel 9.1 van de Erfgoedwet
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

05-04-2024nieuwe regeling

21-03-2024

gmb-2024-143320

Z2034-03046

Tekst van de regeling

Intitulé

Erfgoedverordening gemeente Achtkarspelen 2024

De raad van de gemeente Achtkarspelen;

 

Gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 13 februari 2024.

 

Gelet op artikel 149 van de Gemeentewet en artikel 3.16 en 9.1 (overgangsrecht Monumentenwet 1988) van de Erfgoedwet.

 

Besluit vast te stellen de volgende verordening:

 

Erfgoedverordening gemeente Achtkarspelen 2024

 

Hoofdstuk 1: Algemeen

Artikel 1. Definities

In deze verordening en de daarop berustende voorschriften wordt, tenzij anders is bepaald, verstaan onder:

 

Archeologisch monument: Sporen en resten van menselijke aanwezigheid vanaf 300.000 jaar geleden in de bodem en onder water.

 

Archeologische waarden: Waarden die verband houden met het zich in de bodem bevinden van sporen zoals bewoningssporen en resten zoals voorwerpen van vroegere samenlevingen die wegens hun schoonheid hun betekenis voor de wetenschap of hun cultuurhistorische betekenis van algemeen belang zijn.

 

Commissie: Gemeentelijke adviescommissie als bedoeld in artikel 17.9 van de wet, genaamd commissie Omgevingskwaliteit Fryslân. Deze commissie adviseert de gemeente over de integrale kwaliteit van de woon- en leefomgeving. Zij geeft advies over stedenbouw, openbare ruimte, cultuurhistorie en monumenten en de vormgeving van gebouwen (welstand). Een professioneel ambtelijk secretariaat ondersteunt de commissie bij haar taken.

 

(Cultureel) erfgoed: Uit het verleden geërfde materiële en immateriële bronnen, in de loop van de tijd tot stand gebracht door de mens of ontstaan uit de wisselwerking tussen mens en omgeving, die mensen, onafhankelijk van het bezit ervan, identificeren als een weerspiegeling en uitdrukking van zich voortdurend ontwikkelende waarden, overtuigingen, kennis en tradities, en die aan hen en toekomstige generaties een referentiekader bieden.

 

Cultuurgoed: Cultuurgoederen zijn roerende zaken die deel uitmaken van cultureel erfgoed.

 

Gemeentelijk monument: (On)roerend monumenten die een rol van cultuurhistorische, architectonische, stedenbouwkundige of landschappelijke waarde vervult in gemeentelijke context, dat is ingeschreven in het gemeentelijk erfgoedregister.

 

Gemeentelijk erfgoedregister: de lijst waarop zijn geregistreerd overeenkomstig artikel 2 van deze verordening de als beschermd gemeentelijk monument, karakteristiek/beeldbepalend object dan wel beschermd cultuurgoed aangewezen zaken.

 

Immaterieel (cultureel) erfgoed: De praktijken, voorstellingen, uitdrukkingen, kennis, vaardigheden – met inbegrip van de bijbehorende instrumenten, voorwerpen, artefacten en culturele ruimtes – die gemeenschappen, groepen en, in sommige gevallen, individuen erkennen als deel van hun cultureel erfgoed.

 

Materieel (cultureel) erfgoed: Datgene uit het verleden dat fysiek tastbaar en veelal te zien is zoals (rijks)monumenten, archeologische vondsten, verzamelingen, archieven en beschermde stads-en dorpsgezichten.

 

Monument: Zaak die deel uitmaakt van cultureel erfgoed en van algemeen belang is wegens zijn schoonheid, betekenis voor de wetenschap of cultuurhistorische waarde of een terrein dat van algemeen belang is wegens een daar aanwezige zaak als bedoeld onder archeologisch monument.

 

Omgevingsvergunning: Vergunning als bedoeld in artikel 5.1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Omgevingswet voor een activiteit met betrekking tot een gemeentelijk monument of een gemeentelijk beschermd dorpsgezicht.

 

Redengevende omschrijving: Betreft een rapportage van de bouwhistorische, architectuurhistorische, stedenbouwkundige, cultuurhistorische en/of archeologische waarden op basis waarvan een pand of object aangewezen kan worden als monument.

 

Rijksmonument: Gebouwde of aangelegde onroerende zaken of archeologische terreinen van nationaal belang die behouden moeten blijven welke vastgelegd staan/zijn in het monumentenregister.

 

Gemeentelijk Stads- en dorpsgezichten: Groepen van onroerende zaken die van algemeen belang zijn wegens hun schoonheid, hun onderlinge ruimtelijke of structurele samenhang dan wel hun wetenschappelijke of cultuurhistorische waarde en in welke groepen zich één of meer monumenten bevinden.

Artikel 2. Gemeentelijk erfgoedregister

  • 1.

    Burgemeester en wethouders houden een door eenieder te raadplegen gemeentelijk erfgoedregister op grond van deze verordening aangewezen gemeentelijk cultureel erfgoed. Inclusief de locaties waaraan krachtens artikel 4.2, eerste lid, van de Omgevingswet in het omgevingsplan de functie cultureel erfgoed is toebedeeld.

  • 2.

    Het gemeentelijk erfgoedregister bevat:

    • a.

      gegevens over de inschrijving en ter identificatie van het aangewezen gemeentelijk cultureel erfgoed;

    • b.

      de plaatselijke aanduiding, de datum van de aanwijzing, de kadastrale aanduiding en een redengevende omschrijving van het gemeentelijk monument;

    • c.

      gegevens over door burgemeester en wethouders ontvangen instructies van gedeputeerde staten van gedeputeerde staten ontvangen instructies als bedoeld in artikel 2.33, eerste lid, van de Omgevingswet betreffende een locatie met de functie-aanduiding provinciaal monument, provinciaal archeologisch monument of provinciaal beschermd stads- en dorpsgezicht.

Hoofdstuk 2: Aanwijzing gemeentelijk beschermd cultuurgoed of gemeentelijk beschermde verzameling

Artikel 3. Aanwijzing als gemeentelijk beschermd cultuurgoed of gemeentelijk beschermde Verzameling

  • 1.

    Burgemeester en wethouders kunnen ambtshalve besluiten een cultuurgoed dat van bijzondere cultuurhistorische of wetenschappelijke betekenis of uitzonderlijke schoonheid is en dat als onvervangbaar en onmisbaar behoort te worden behouden voor het gemeentelijk cultuurbezit en dat in eigendom is van de gemeente of dat aan de zorg van de gemeente is toevertrouwd aan te wijzen als gemeentelijk beschermd cultuurgoed.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders kunnen besluiten een verzameling van bijzondere cultuurhistorische of wetenschappelijke betekenis, die als geheel of door een of meer van de cultuurgoederen die een wezenlijk onderdeel van de verzameling zijn, als onvervangbaar en onmisbaar behoort te worden behouden voor het gemeentelijk cultuurbezit en die in eigendom van de gemeente is of die aan de zorg van de gemeente is toevertrouwd aan te wijzen als gemeentelijk beschermde verzameling.

  • 3.

    Voor de aanwijzing van een cultuurgoed of een verzameling die aan de zorg van de gemeente is toevertrouwd is toestemming van de eigenaar vereist.

  • 4.

    Over het voornemen van een aanwijzing, bedoeld in het eerste of tweede lid, alsmede over de vervreemding van een gemeentelijk beschermd cultuurgoed of een gemeentelijk beschermde verzameling of over het afstand doen van de zorg daarvoor vragen burgemeester en wethouders advies aan een commissie van onafhankelijke deskundigen als bedoeld in artikel 4.18 van de Erfgoedwet.

    • a.

      Over het voornemen van een aanwijzing, bedoeld in het eerste of tweede lid, alsmede over de vervreemding van een gemeentelijk beschermd cultuurgoed of een gemeentelijk beschermde verzameling of over het afstand doen van de zorg daarvoor vragen burgemeester en wethouders advies aan de commissie Omgevingskwaliteit Fryslân als bedoeld in artikel 4.18 van de Erfgoedwet.

    • b.

      Over het voornemen van een aanwijzing, bedoeld in het eerste of tweede lid, alsmede over de vervreemding van een gemeentelijk beschermd cultuurgoed of een gemeentelijk beschermde verzameling of over het afstand doen van de zorg daarvoor vragen burgemeester en wethouders kan ambtelijk advies worden opgevraagd.

  • 5.

    Het college kan advies vragen aan een commissie van onafhankelijke deskundigen als bedoeld in artikel 4.18 van de Erfgoedwet over het voornemen van een aanwijzing in het eerste of tweede lid;

    • a.

      Met uitzondering van artikel 4 lid b.

  • 6.

    Dit artikel is niet van toepassing op:

    • a.

      Door de minister beschermde cultuurgoederen en beschermde verzamelingen als bedoeld in artikel 1.1 van de Erfgoedwet, ofwel rijksmonumenten, en

    • b.

      Cultureel erfgoed dat is aangewezen op grond van een provinciale erfgoedverordening als bedoeld in artikel 3.17, eerste lid, van de Erfgoedwet

  • 7.

    Burgemeester en wethouders verwerken de aanwijzing direct in het gemeentelijk erfgoedregister.

Artikel 4. Wijziging, intrekking en vervallen van de aanwijzing als gemeentelijk beschermd cultuurgoed of gemeentelijk beschermde verzameling

  • 1.

    Burgemeester en wethouders kunnen een besluit tot aanwijzing als bedoeld in artikel 3, eerste of tweede lid, wijzigen of intrekken. Artikel 3, vierde lid, is hierop van overeenkomstige toepassing, tenzij het een aanpassing van ondergeschikte betekenis betreft of het gemeentelijk beschermd monument of de gemeentelijk beschermde verzameling waarop de aanwijzing betrekking heeft als zodanig is tenietgegaan.

  • 2.

    Een aanwijzing vervalt met ingang van de dag waarop het gemeentelijk beschermd cultuurgoed of de gemeentelijk beschermde verzameling waarop de aanwijzing betrekking heeft wordt aangewezen als:

    • a.

      door de minister beschermd cultuurgoed of beschermde verzameling als bedoeld in artikel 1.1 van de Erfgoedwet, of

    • b.

      beschermd cultureel erfgoed op grond van een provinciale erfgoedverordening als bedoeld in artikel 3.17, eerste lid, van de Erfgoedwet.

  • 3.

    Het college vraagt advies aan een commissie van onafhankelijke deskundigen als bedoeld in artikel 4.18 van de Erfgoedwet:

    • a.

      Over het voornemen een beschermd gemeentelijk cultuurgoed of een beschermde gemeentelijke verzameling te vervreemden of afstand te doen van de zorg daarvoor.

  • 4.

    Burgemeester en wethouders verwerken de wijziging, intrekking of het vervallen van een aanwijzing direct in het gemeentelijk erfgoedregister.

Hoofdstuk 3: Aanwijzing gemeentelijk monument

Artikel 5. Aanwijzing als gemeentelijk monument

  • 1.

    Burgemeester en wethouders kunnen, al dan niet op aanvraag van een belanghebbende, besluiten een monument of archeologisch monument aan te wijzen als gemeentelijk monument dat van bijzonder belang is voor de gemeente vanwege:

    • a.

      zijn schoonheid;

    • b.

      betekenis voor de wetenschap of;

    • c.

      cultuurhistorische waarde.

  • 2.

    Ter onderbouwing van het in artikel 5, eerste lid, aangegeven bijzonder belang bevat het verzoek tot aanwijzing ten minste;

    • a.

      gegevens over de inschrijving en ter identificatie van het aangewezen gemeentelijk cultureel erfgoed;

    • b.

      de plaatselijke aanduiding, de datum van de aanwijzing, de kadastrale aanduiding en een redengevende omschrijving van het gemeentelijk monument;

  • 3.

    Dit artikel is niet van toepassing op:

    • a.

      Rijksmonumenten/ door de minister beschermd cultuurgoed of beschermde verzameling als bedoeld in artikel 1.1 van de Erfgoedwet, en

    • b.

      Monumenten en archeologische monumenten die zijn aangewezen op grond van een provinciale erfgoedverordening als bedoeld in 3.17, eerste lid, van de Erfgoedwet of een omgevingsverordening als bedoeld in artikel 2.6 van de Omgevingswet.

Artikel 6. Voornemen tot aanwijzing

  • 1.

    Een voornemen om toepassing te geven aan artikel 5, eerste lid, wordt door burgemeester en wethouders schriftelijk bekendgemaakt aan alle zakelijk gerechtigden op de onroerende zaak die vermeld staan in de openbare registers, als bedoeld in artikel 8, eerste lid, van de Kadasterwet.

  • 2.

    Voordat een kerkelijk monument wordt aangewezen, voeren burgemeester en wethouders overleg over het voornemen met de eigenaar.

Artikel 7. Voorbescherming

  • 1.

    De bescherming als bedoeld in hoofdstuk 4 van deze verordening is van overeenkomstige toepassing op het monument of archeologisch monument ten aanzien waarvan een voornemen als bedoeld in artikel 6, eerste lid, is bekendgemaakt.

  • 2.

    De voorbescherming, bedoeld in het eerste lid, vervalt op het moment van inschrijving van de aanwijzing in het gemeentelijk erfgoedregister

Artikel 8. Advies gemeentelijke adviescommissie

  • 1.

    Burgemeester en wethouders vragen over het voornemen om toepassing te geven aan artikel 5, eerste lid, advies aan een gemeentelijke adviescommissie als bedoeld in artikel 17.9 van de Omgevingswet en de Verordening op de adviescommissie Omgevingskwaliteit Fryslân.

  • 2.

    De gemeentelijke adviescommissie betrekt in ieder geval de leden die deskundig zijn op het gebied van de monumentenzorg bij het advies.

  • 3.

    De gemeentelijke adviescommissie kan, in het geval van een voornemen tot aanwijzing, worden bijgestaan door ambtelijke deskundigen op het gebied van monumentenzorg.

Artikel 9. Beslistermijn en inhoud aanwijzingsbesluit

  • 1.

    De burgemeester en wethouders dienen binnen 26 (zesentwintig) weken na ontvangst van de aanvraag om aanwijzing een besluit te nemen.

  • 2.

    De beslistermijn kan eenmaal met 26 weken worden verlengd. Zakelijk gerechtigden worden hierover schriftelijk geïnformeerd.

  • 3.

    De aanwijzing bevat in ieder geval de plaatselijke aanduiding van het gemeentelijke monument, de datum van aanwijzing, de kadastrale aanduiding en een redengevende omschrijving van het gemeentelijke monument.

Artikel 10 Bekendmaking aanwijzingsbesluit aan rechthebbenden en inschrijving

  • 1.

    De aanwijzing wordt schriftelijk bekendgemaakt aan alle zakelijk gerechtigden op de onroerende zaak die vermeld staan in de openbare registers, bedoeld in artikel 8, eerste lid, van de Kadasterwet.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders verwerken de aanwijzing direct in het gemeentelijk erfgoedregister.

Artikel 11. Aanwijzing als voorlopig gemeentelijk monument

  • 1.

    In een spoedeisend geval kunnen burgemeester en wethouders een monument of archeologisch monument aanwijzen als voorlopig gemeentelijk monument. In afwijking van artikel 8 wordt in dat geval aan de gemeentelijke adviescommissie advies gevraagd over de vastgestelde aanwijzing als voorlopig gemeentelijk monument.

  • 2.

    Een aanwijzing als voorlopig gemeentelijk monument vervalt na 26 weken of zoveel eerder als burgemeester en wethouders een besluit hebben genomen over de aanwijzing, bedoeld in artikel 5, eerste lid. 3.

  • 3.

    Hoofdstuk 4 is van overeenkomstige toepassing vanaf het moment dat zakelijk gerechtigden schriftelijk in kennis worden gesteld van het besluit van burgemeester en wethouders tot aanwijzing van het monument of archeologisch monument als voorlopig gemeentelijk monument. Artikel 10 is van overeenkomstige toepassing op deze aanwijzing.

Artikel 12. Wijziging gemeentelijk erfgoedregister, vervallen aanwijzing monument

  • 1.

    Burgemeester en wethouders kunnen ten aanzien van gemeentelijke monumenten en voorlopige gemeentelijke monumenten wijzigingen aanbrengen in het gemeentelijk erfgoedregister.

  • 2.

    Als de wijziging ziet op het schrappen uit het register is hoofdstuk 3 van overeenkomstige toepassing, tenzij het monument of het archeologisch monument waarop de aanwijzing betrekking heeft als zodanig is tenietgegaan.

  • 3.

    Een aanwijzing vervalt met ingang van de dag waarop het monument of het archeologisch monument waarop de aanwijzing betrekking heeft is ingeschreven in het rijksmonumentenregister of een provinciaal erfgoedregister als bedoeld in artikel 3.17, derde lid, van de Erfgoedwet of een omgevingsverordening als bedoeld in artikel 2.6 van de Omgevingswet. Het vervallen van de aanwijzing wordt direct bijgehouden in het gemeentelijk erfgoedregister.

Hoofdstuk 4: Bescherming gemeentelijk monument

Artikel 13. Instandhoudingsplicht gemeentelijk monument

Het is verboden een gemeentelijk monument te beschadigen, te ontsieren, te vernielen, of daaraan onderhoud te onthouden dat voor de instandhouding daarvan noodzakelijk is.

Artikel 14. Omgevingsvergunning gemeentelijk monument

  • 1.

    Het is verboden zonder omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders een gemeentelijk monument:

    • a.

      Te slopen, te verstoren, te verplaatsen of in enig opzicht te wijzigen, of

    • b.

      Te herstellen, te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze waardoor het wordt ontsierd of in gevaar gebracht.

  • 2.

    Het eerste lid is niet van toepassing op:

    • a.

      De uitvoering van normaal onderhoud, voor zover detaillering, profilering, vormgeving, materiaalsoort en kleur van het monument niet wijzigen, en voor zover de aanleg van een tuin, park of andere aanleg, niet wijzigt;

    • b.

      Alleen inpandige veranderingen van een onderdeel van het monument dat uit het oogpunt van monumentenzorg geen waarde heeft volgens de redengevende omschrijving;

    • c.

      Het binnen een monument dat als begraafplaats in gebruik is met inachtneming van de monumentale waarden:

      • 1.

        plaatsen van grafmonumenten, met inbegrip van het tijdelijk verwijderen daarvan en het bijwerken van het opschrift;

      • 2.

        doen van begravingen of asbijzettingen, of

      • 3.

        ruimen van graven waarvan het grafmonument niet is beschermd als gemeentelijk monument.

  • 3.

    Burgemeester en wethouders kunnen in het belang van de monumentenzorg nadere regels stellen met betrekking tot de uitvoering van werkzaamheden aan een gemeentelijk monument. Deze regels kunnen mede inhouden een vrijstelling van het verbod, bedoeld in het eerste lid, of een plicht tot het melden van handelingen bedoeld in het tweede lid.

Artikel 15. Weigeringsgronden

  • 1.

    De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend als het belang van de monumentenzorg zich daartegen niet verzet.

  • 2.

    Een omgevingsvergunning voor een kerkelijk monument als bedoeld in artikel 1.1 van de Erfgoedwet wordt niet verleend zonder overeenstemming met de eigenaar.

Hoofdstuk 5: Aanwijzing gemeentelijk beschermd stads- of dorpsgezicht

Artikel 16. Aanwijzing als gemeentelijk beschermd stads- of dorpsgezicht

  • 1.

    De gemeenteraad kan, op voorstel van burgemeester en wethouders, stads- of dorpsgezichten aanwijzen als gemeentelijk beschermd stads- of dorpsgezicht.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders zenden het voorstel voor advies aan de adviescommissie, bedoeld in artikel 8, eerste lid. Artikel 8, tweede en derde lid, is van overeenkomstige toepassing.

  • 3.

    De gemeenteraad beslist binnen 26 weken na verzending van het voorstel, bedoeld in het tweede lid.

  • 4.

    Een aangewezen gemeentelijk stads- of dorpsgezicht wordt direct opgenomen in het gemeentelijk erfgoedregister.

  • 5.

    Bij het besluit tot aanwijzing van een gemeentelijk beschermd stads- of dorpsgezicht wordt bepaald of en in hoeverre het tijdelijk omgevingsplan als beschermend in de zin van het vorige lid kan worden aangemerkt.

  • 6.

    Dit artikel is niet van toepassing op een beschermd stads- of dorpsgezicht dat via instructies de functie-aanduiding rijksbeschermd of provinciaal beschermd stads- of dorpsgezicht heeft, of dat is aangewezen op grond van artikel 35, eerste lid, van de Monumentenwet 1988 of een provinciale verordening als bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

Artikel 17. Wijziging, intrekking en vervallen van de aanwijzing als gemeentelijk beschermd stads- of dorpsgezicht

  • 1.

    De gemeenteraad kan, op voorstel van burgemeester en wethouders, een besluit tot aanwijzing als bedoeld in artikel 16, eerste lid, wijzigen of intrekken. Artikel 18, tweede en derde lid, is hierop van overeenkomstige toepassing, tenzij het een aanpassing van ondergeschikte betekenis betreft of het stads- of dorpsgezicht waarop aanwijzing betrekking heeft als zodanig is tenietgegaan.

  • 2.

    Een aanwijzing vervalt met ingang van de dag waarop het stads- of dorpsgezicht waarop de aanwijzing betrekking heeft wordt aangewezen als beschermd stads- of dorpsgezicht op grond van een instructie als bedoeld in artikel 2.33, eerste lid, of artikel 2.34, vierde lid, van de Omgevingswet.

  • 3.

    Burgemeester en wethouders verwerken de wijziging, intrekking of het vervallen van een aanwijzing direct in het gemeentelijk erfgoedregister.

Artikel 18. Verbodsbepaling en aanvraag omgevingsvergunning

  • 1.

    Het is in een gemeentelijk beschermd stads- of dorpsgezicht verboden om zonder omgevingsvergunning een bouwwerk te slopen.

  • 2.

    De omgevingsvergunning kan in ieder geval worden geweigerd als naar het oordeel van burgemeester en wethouders niet aannemelijk is dat op de plaats van het te slopen bouwwerk een ander bouwwerk kan of zal worden gebouwd.

  • 3.

    De artikelen 15 zijn van overeenkomstige toepassing.

  • 4.

    Het eerste lid is niet van toepassing op het slopen ingevolge een verplichting als bedoeld in de artikelen 13, 13a of 13b van de Woningwet of ingevolge een verplichting zoals gesteld in een maatwerkvoorschrift op grond van artikel 3.5 van het Besluit bouwwerken leefomgeving.

Hoofdstuk 6: Instandhouding en Bescherming gemeentelijk archeologisch monumenten

Artikel 19. Vangnet archeologie

  • 1.

    Voor de bescherming van archeologische monumenten dient de gemeente zich te houden aan de regels van de provincie Fryslân als bedoelt in artikel 2.2.1. van de verordening Romte Fryslân 2014.

  • 2.

    Het is verboden de bodem te verstoren in een archeologisch monument of een gebied waar archeologische vondsten of waarden worden verwacht als in het daar vigerende omgevingsplan niet is voldaan aan artikel 5.130 van het Besluit kwaliteit leefomgeving, tenzij:

    • a.

      voor de activiteit een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.12, eerste of tweede lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht of artikel 5.1, eerste lid, onder a, van de Omgevingswet is verleend;

    • b.

      het de verstoring betreft van een archeologisch monument, waarde of verwachting die is aangegeven op de gemeentelijke archeologische beleids-, waarden- of verwachtingskaart, de provinciale archeologische monumentenkaart of de landelijke indicatieve kaart van archeologische waarden en het verrichten van de activiteiten geen strijd oplevert met door burgemeester en wethouders vastgestelde regels over de toegestane mate van verstoring;

    • c.

      de activiteit plaatsvindt op basis van een deugdelijke beschrijving van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten rekening wordt gehouden en onevenredige schade voor archeologische waarden wordt voorkomen, of

    • d.

      met een vooronderzoek is aangetoond dat er geen archeologische waarden aanwezig zijn.

  • 3.

    Burgemeester en wethouders kunnen nadere regels stellen over het verrichten van archeologisch onderzoek.

Hoofdstuk 7: Erkenning gemeentelijk immaterieel erfgoed

Artikel 20. Erkenning als gemeentelijk immaterieel erfgoed

  • 1.

    Burgemeester en wethouders kunnen ambtshalve besluiten een immaterieel erfgoed dat van bijzondere cultuurhistorische of wetenschappelijke betekenis of uitzonderlijke schoonheid is en dat bovendien door (een groep binnen) de gemeenschap als onmisbaar wordt beschouwd, te erkennen als gemeentelijk immaterieel erfgoed.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders vragen over het voornemen van een erkenning als bedoeld in lid 1 advies aan de adviescommissie Omgevingskwaliteit Fryslân.

Hoofdstuk 8: Handhaving en toezicht

Artikel 21. Strafbepaling

Degene die handelt in strijd met artikel 13 of met het bepaalde krachtens artikel 14, derde lid, wordt gestraft met een geldboete van de tweede categorie of hechtenis van ten hoogste drie maanden.

Artikel 22. Toezichthouders

  • 1.

    Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast de door het bevoegd gezag aangewezen toezichthouders.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders kunnen daarnaast andere personen met dit toezicht belasten.

Hoofdstuk 9: Slotbepalingen

Artikel 23. Intrekken oude verordening

De “Erfgoedverordening gemeente Achtkarspelen 2010” wordt ingetrokken.

Artikel 24. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking de dag na bekendmaking.

  • 2.

    Deze verordening wordt aangehaald als: Erfgoedverordening gemeente Achtkarspelen 2024.

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Achtkarspelen van 21 maart 2024.

De griffier,

Dhr. mr. G.J. Andringa

De voorzitter,

Dhr. mr. O.F. Brouwer