Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gemeente Heerenveen

Besluit maatschappelijke ondersteuning 2007

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieGemeente Heerenveen
Officiële naam regelingBesluit maatschappelijke ondersteuning 2007
CiteertitelBesluit maatschappelijke ondersteuning
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Betreft beleidsregels met betrekking tot uitvoering van de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Wet maatschappelijke ondersteuning

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-200701-09-2012nieuwe regeling

30-10-2006

Onbekend.

Onbekend.

Tekst van de regeling

Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Heerenveen

Hoofdstuk 1. Bijzondere regels over het persoonsgebonden budget.

Artikel 1. Regels rond verstrekking en verantwoording.

1.1.

Verstrekking van een toegekende individuele voorziening in de vorm van een persoonsgebonden budget vindt plaats op verzoek van de aanvrager.

1.2.

Verstrekking als persoonsgebonden budget vindt niet plaats indien:

op grond van aanwijzingen die tijdens het onderzoek duidelijk zijn geworden het ernstige vermoeden bestaat dat de aanvrager problemen zal hebben bij het omgaan met een persoonsgebonden budget.

1.3.

Woonvoorzieningen die uitsluitend in natura kunnen worden verstrekt zijn:

mobiele tilliften, losse douchestoelen, douchebrancards, toiletstoelen

1.4.

Een sportrolstoel wordt uitsluitend verstrekt als persoonsgebonden budget. Het bedrag van dit persoonsgebonden budget bedraagt € 2.275,00, welk bedrag bedoeld is als tegemoetkoming in aanschaf en onderhoud van een sportrolstoel voor een periode van drie jaar.

1.5.

De verantwoording van het persoonsgebonden budget door de budgethouder aan het college

vindt plaats:

steekproefsgewijs waarbij de steekproef minimaal een omvang heeft van 5 % van de verstrekte persoonsgebonden budgetten, na afloop van de verstrekking dan wel na afloop van enig kalenderjaar.

Hoofdstuk 2. Eigen bijdragen, eigen aandeel en besparingsbijdrage.

Artikel 2. Omvang van de eigen bijdragen en de eigen aandeel.

2.1.

Het bedrag dat ongehuwde personen jonger dan 65 dienen te betalen bedraagt € 16,60 per vier weken, terwijl het percentage van het inkomen boven € 16.137,00 dat boven dit bedrag per vier weken betaald moet worden 15 % bedraagt.

2.2.

Het bedrag dat ongehuwde personen van 65 jaar of ouder dienen te betalen bedraagt € 16,60 per vier weken, terwijl het percentage van het inkomen boven € 14.162,00 dat boven dit bedrag per vier weken betaald moet worden 15 % bedraagt.

2.3.

Het bedrag per vier weken dat gehuwde personen indien een van beiden jonger is dan 65 jaar dienen te betalen bedraagt € 23,80 per vier weken, terwijl het percentage van het inkomen boven € 20.810,00 dat boven dit bedrag per vier weken betaald moet worden 15 % bedraagt.

2.4.

Het bedrag per vier weken dat gehuwde personen die beiden 65 jaar of ouder zijn dienen te betalen bedraagt € 23,80 per vier weken, terwijl het percentage van het inkomen boven € 19.837,00 dat boven dit bedrag per vier weken betaald moet worden 15 % bedraagt.

Artikel 3. Besparingsbijdrage.

Het bedrag dat als besparingsbijdrage gevraagd wordt bij verstrekking van een driewielfiets, een fiets in bijzondere uitvoering of een scootermobiel bedraagt voor 18+ € 350,00 en voor 18- € 150,00.

Hoofdstuk 3. Hulp bij het huishouden.

Artikel 4. Vaststelling bedrag persoonsgebonden budget hulp bij het huishouden.

De vaststelling van een persoonsgebonden budget vindt ten aanzien van hulp in de huishouding als volgt plaats:

er wordt een bedrag beschikbaar gesteld dat per klasse per jaar bedraagt:

Klasse 1:754,00 (HH1)en1.170,00 (HH2)
Klasse 22.262,00 (HH1)en3.510,00 (HH2)
Klasse 34.147,00 (HH1)en6.435,00 (HH2)
Klasse 46.409,00 (HH1)en9.945,00 (HH2)
Klasse 58.671,00 (HH1)en13.455,00 (HH2)
Klasse 610.933,00 (HH1)en16.965,00 (HH2)

terwijl bij additionele uren die boven klasse 6 op basis van de hardheidsclausule worden

toegekend een uurbedrag van € 14,50 (HH1) en € 22,50 (HH2) wordt gehanteerd.

Hoofdstuk 4. Woonvoorzieningen.

Artikel 5.

5.1.

De financiële tegemoetkoming of het persoonsgebonden budget voor woonvoorzieningen wordt vastgesteld als tegenwaarde van het bedrag zoals vermeld in de door het college geaccepteerde offerte.

5.2.

Het in artikel 21 van de van de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning genoemde afschrijvingsschema luidt als volgt:

de restitutie bedraagt:

  • a.

    voor de eerste twee jaar 100 % van de meerwaarde,

  • b.

    voor de tweede twee jaar 80 % van de meerwaarde,

  • c.

    voor de derde twee jaar 60 % van de meerwaarde,

  • d.

    voor de vierde twee jaar 40 % van de meerwaarde,

  • e.

    voor de vijfde twee jaar 20 % van de meerwaarde.

    Uitgangspunt bij de vaststelling van de waarde van de woning zijn de waarden op basis van de taxatie voor de Wet Onroerende Zaakbelasting van voor en na de woningaanpassing.

    5.3.

    Het bedrag voor de verhuiskostenvergoeding als genoemd in artikel 15 onder a van de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning bedraagt € 3.200,00.

    5.4.

    Het bedrag dat als maximum verstrekt wordt bij het bezoekbaar maken als genoemd in artikel 19 lid 2 tot en met 5 van de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning bedraagt € 3.200,00.

    5.5.

    Indien het primaat van verhuizing van toepassing is , maar men kiest ervoor om niet te verhuizen en de zelf bewoonde woning zelf adequaat aan te passen, kan een vergoeding worden toegekend van maximaal € 7000,--.

Hoofdstuk 5. Het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel

Artikel 6.

Het persoonsgebonden budget voor vervoersvoorzieningen wordt vastgesteld op basis van de tegenwaarde van de huurprijs van de goedkoopst-adequate voorziening inclusief onderhoud en reparatie zoals dat door het college aan de leverancier wordt betaald.

Artikel 7

Indien het inkomen van een ongehuwd persoon of het gezamenlijk inkomen van gehuwde personen meer bedraagt dan 1,5 de van toepassing zijnde bijstandsnorm komen een auto, met een auto vergelijkbare voorzieningen en de daarmee samenhangende gebruiks- en onderhoudskosten tot een bedrag van € 2.750,00 voor verstrekking of vergoeding in aanmerking, zoals genoemd in artikel 25 van de Verordening voorziening maatschappelijke ondersteuning.

Artikel 8

Het bedrag dat per jaar verstrekt wordt voor gebruik van een (eigen) auto bedraagt:

  • voor personen die geen gebruik maken van het lokaalvervoer € 318,00

  • voor personen die gebruik maken van het lokaalvervoer € 200,00

    Het bedrag dat per jaar verstrekt wordt voor gebruik van een taxi bedraagt:

  • voor personen die geen gebruik maken van het lokaalvervoer € 2.790,00

  • voor personen die gebruik maken van lokaalvervoer € 605,00

    Het bedrag dat per jaar verstrekt wordt voor gebruik van een rolstoeltaxi bedraagt:

  • voor personen die geen gebruik maken van het lokaalvervoer € 4.230,00

  • voor personen die gebruik maken van lokaalvervoer € 916,00

    Het bedrag dat per jaar verstrekt wordt voor gebruik van een bruikleenauto bedraagt € 605,00.

Artikel 9

Het persoonsgebonden budget voor een rolstoel wordt vastgesteld aan de hand van de goedkoopst-adequate huurprijs inclusief onderhoud en reparatie zoals die door het college aan de leverancier wordt betaald.

Hoofdstuk 7. Advisering en samenhangende afstemming.

Artikel 10. Verplicht advies.

Het bedrag waarboven ingevolge artikel 32 lid 2 onder a van de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning advies gevraagd moet worden bedraagt € 3.000,00. Indien er een Standaard Indicatieprotocol van toepassing is, wordt dit gehanteerd.

Artikel 11. Samenhangende afstemming.

Om de verkrijging van individuele voorzieningen samenhangend af te stemmen op de situatie van de aanvrager wordt bij het onderzoek inzake het advies ex artikel 32 van de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning indien van toepassing aandacht besteed aan:

  • a.

    de algemene gezondheidstoestand van de aanvrager;

  • b.

    de beperkingen die de aanvrager in zijn functioneren ondervindt als gevolg van ziekte of gebrek;

  • c.

    de woning en de woonomgeving van de aanvrager;

  • d.

    de psychisch en sociaal functioneren van de aanvrager;

  • e.

    de sociale omstandigheden van de aanvrager.

    Bij de besluitvorming en de motivering van het besluit wordt door het college bij deze

    bevindingen aangesloten.