Organisatie | Duiven |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsregel alternatieve woonvormen, gemeente Duiven |
Citeertitel | Beleidsregel alternatieve woonvormen, gemeente Duiven |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | ruimtelijke ordening, verkeer en vervoer |
Eigen onderwerp |
Geen
Onbekend
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
04-04-2024 | nieuwe regeling | 14-11-2023 | Z/23/110788/201620807 |
De gemeenteraad van Duiven heeft op 20 juli 2021 de woonvisie vastgesteld, waarin wordt gesproken over de behoefte aan verschillende woonvormen. Met een generieke beleidsregel kunnen initiatieven en toekomstige aanvragen over mantelwoningen, generatiewoningen, flexwoningen en Tiny Houses worden beoordeeld. Daarmee wordt inhoud gegeven aan de wens uit de Woonvisie van Duiven om mee te denken met de realisatie van enerzijds woonvormen met en zonder zorg en andere alternatieve woonvormen anderzijds. Uit de woonenquête, vernoemd in bijlage 2 “Uitkomsten woonenquête Duiven”, komt naar voren dat onze inwoners ook niet zorg gerelateerde woonvormen voor andere doelgroepen wensen. De gemeentelijke woonvisie stelt dat vernieuwende woonvormen een toevoeging kunnen zijn op het bestaande woningaanbod. Met deze beleidsregel als kader wil gemeente Duiven uitvoering geven aan deze wens. Twee jaar na vaststelling wordt deze beleidsregel geëvalueerd en waar nodig punten gewijzigd en/of tegen die tijd integraal opgenomen in het Omgevingsplan.
De beleidsregels beginnen met ruimtelijke kaders op particulier terrein. Hierin wordt aangegeven binnen welke kaders een alternatieve woonvorm mogelijk is. Daarna volgen de beleidsregels. Deze begint met een algemeen gedeelte en daarna volgen de regels per alternatieve woonvorm. Als laatste wordt er een toelichting gegeven om de beleidsregels te verduidelijken. In de toelichting worden uitgangspunten beschreven en wordt het juridische kader geschetst.
Ruimtelijke kaders op particulier terrein
In dit beleidsstuk wordt verstaan onder:
Binnenplanse omgevingsplanactiviteit (OPA): Een binnenplanse omgevingsplanactiviteit (OPA) is een activiteit waarvoor het omgevingsplan bepaalt dat daarvoor een vergunning nodig is (bijlage onderdeel A, Omgevingswet). De gemeente regelt in het omgevingsplan voor welke omgevingsplanactiviteiten een omgevingsvergunning nodig is. In het omgevingsplan worden de beoordelingsregels over het verlenen van de omgevingsvergunning opgenomen;
Bouwwerk: constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die op de plaats van bestemming hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond, bedoeld om ter plaatse te functioneren, met inbegrip van de daarvan deel uitmakende bouwwerkgebonden installaties anders dan een schip dat wordt gebruikt voor verblijf van personen en dat is bestemd en wordt gebruikt voor de vaart;
Voor een bouwwerk moet een omgevingsvergunning worden aangevraagd bij het college van burgemeester en wethouders. In de gevallen die staan vermeld in de artikelen 2.25 en 2.29 Besluit bouwwerken leefomgeving en artikel 22.27 en 22.36 van het omgevingsplan geldt geen vergunningplicht, in welk geval een aanvraag bij het college van burgemeester en wethouders niet verplicht is.
Een omgevingsvergunning voor het bouwen van tijdelijke alternatieve woonvormen wordt voor maximaal 15 jaar verleend wanneer er buitenplans wordt afgeweken van het Omgevingsplan op grond van artikel 8.0a, lid 2 Bkl. De aanvraag om een omgevingsvergunning wordt getoetst aan een evenwichtige toedeling van functies aan locaties. De gemeenteraad heeft daarbij een adviesrecht over het plan. Na het verstrijken van de aangegeven termijn is de vergunninghouder verplicht om voor de verlening van de omgevingsvergunning de oorspronkelijke toestand hersteld te hebben.
In dit beleidsstuk wordt verstaan onder:
Generatiewoning: een zelfstandige woonruimte van maximaal bruto-oppervlak 100 m² naast het hoofdgebouw waarbij meerdere generaties op één perceel wonen, bewoonbaar door maximaal één huishouden. Er dient sprake te zijn van een familierelatie van de eerste of tweede graad vanaf het moment van vergunningverlening;
De aanvraag voor een mantelwoning en generatiewoning gaat naast de voorgeschreven stukken, die staan genoemd in de omgevingswet (artikel 16.55) en in de Omgevingsregeling, in ieder geval vergezeld van de volgende informatie en stukken:
In het besluit van de aanvraag van een mantel- of generatiewoning vermeldt het college in ieder geval de volgende informatie:
Als voorwaarde bij het besluit van een mantel- en/of generatiewoning, wordt in ieder geval opgenomen dat:
Er sprake dient te zijn van een evenwichtige toedeling van functies aan locaties en stedenbouwkundige inpassing. Dat wil zeggen dat gebruiksmogelijkheden en het woongenot van omliggende gronden niet onevenredig mogen worden belemmerd en dat er geen sprake mag zijn van een onevenredige toename van gebruik-, verkeer- en parkeerdruk. Ook dient er sprake te zijn van een goed woon- en leefklimaat minimaal gelijk aan die van de hoofdwoning en dient er geen discrepantie te bestaan met de provincie- en rijksregels;
De aanvraag voor een flexwoning gaat naast de voorgeschreven stukken, die staan genoemd in de omgevingswet (artikel 16.55) en in de Omgevingsregeling, in ieder geval vergezeld van de volgende informatie en stukken:
In het besluit van de aanvraag van een flexwoning vermeldt het college in ieder geval de volgende informatie:
Als voorwaarde bij het besluit van een flexwoning, wordt in ieder geval opgenomen dat:
Er sprake dient te zijn van een evenwichtige toedeling van functies aan locaties en stedenbouwkundige inpassing. Dat wil zeggen dat gebruiksmogelijkheden en het woongenot van omliggende gronden niet onevenredig mogen worden belemmerd en dat er geen sprake mag zijn van een onevenredige toename van gebruik-, verkeer- en parkeerdruk. Ook dient er sprake te zijn van een goed woon- en leefklimaat minimaal gelijk aan die van de hoofdwoning en dient er geen discrepantie te bestaan met de provincie- en rijksregels;
De aanvraag voor een Tiny House gaat naast de voorgeschreven stukken, die staan genoemd in de omgevingswet (artikel 16.55) en in de Omgevingsregeling, in ieder geval vergezeld van de volgende informatie en stukken:
In het besluit van de aanvraag van een Tiny House vermeldt het college in ieder geval de volgende informatie:
Als voorwaarde bij het besluit van een Tiny House, wordt in ieder geval opgenomen dat:
Er sprake dient te zijn van een evenwichtige toedeling van functies aan locaties en stedenbouwkundige inpassing. Dat wil zeggen dat gebruiksmogelijkheden en het woongenot van omliggende gronden niet onevenredig mogen worden belemmerd en dat er geen sprake mag zijn van een onevenredige toename van gebruik-, verkeer- en parkeerdruk. Ook dient er sprake te zijn van een goed woon- en leefklimaat minimaal gelijk aan die van de hoofdwoning en dient er geen discrepantie te bestaan met de provincie- en rijksregels;
De gemeente Duiven kent, net zoals de rest van Nederland, grote woningbouwopgaven. Dit vraagt niet alleen om nieuwbouw, maar ook het creatief omgaan met bebouwingsmogelijkheden.
De behoefte naar alternatieve woonvormen wordt steeds groter, ook in de gemeente Duiven. Steeds meer mensen zoeken naar een betaalbare woning door de afnemende koopkracht, energiecrisis en de stijgende woningprijzen.
Steeds vaker willen ouders/senioren zo lang mogelijk zelfstandig blijven wonen. Voor de mensen die een zorgindicatie hebben is dit mogelijk met een regeling voor mantelzorgwoningen op grond van de Omgevingswet. Als er (nog) geen mantelzorgsituatie is, dan is het bij elkaar wonen op één perceel niet mogelijk op grond van het omgevingsplan.
Naast senioren hebben ook jongeren behoefte aan betaalbare woningen.
Generatiewoningen en Tiny Houses kunnen daarbij de uitkomst zijn om uit huis te kunnen.
Daarnaast is er ook behoefte aan extra woonvormen voor spoedzoekers. Flexwoningen kunnen mensen met spoed vooruithelpen die geen woning kunnen vinden in de huidige woningmarkt. Hiermee verbeteren we de doorstroom van de woningmarkt.
Ook voor mensen die klein, betaalbaar en CO2-neutraal willen leven en wonen, is een Tiny House een mogelijkheid. Door de klimaatverandering zijn mensen bewuster bezig met hun voetafdruk en dus ook met hun impact op de omgeving voor wat betreft het wonen.
Om hierin (tijdelijk) te voorzien heeft de gemeente Duiven het alternatieve woonvormenbeleid opgesteld.
In deze beleidsregel worden de voorwaarden vastgesteld op basis waarvan de gemeente mee wil werken aan de alternatieve woonvorm initiatieven.
Er bestaan verschillende soorten alternatieve woonvormen. Alternatieve woningen zijn kleine (landelijke) woonvormen die verplaatsbaar en demonteerbaar zijn. Deze beleidsregel beperkt zich tot de mantelwoning, de generatiewoning, de flexwoning en de Tiny House.
Voorafgaand aan de intensieve mantelzorgrelatie kan er ook sprake zijn van een minder intensieve of toekomstige zorgrelatie.
Bij de mantelvoorziening moet er sprake zijn van een sociale relatie. Meestal is er dan sprake van een familierelatie (ouder-kind), maar er kan ook sprake zijn van een intensieve sociale band tussen vrienden of kennissen. Dit zal dan wel goed moeten worden onderbouwd en worden aangetoond. Het is dus niet de bedoeling om huisvesting aan willekeurige derden te verlenen wanneer er een aanvraag wordt gedaan voor een mantelwoning.
Een mantelwoning mag bewoond worden door maximaal één huishouden. Dit huishouden mag bestaan uit maximaal twee personen waarvan één persoon de leeftijd van 55 jaar heeft bereikt.
Een mantelwoning heeft een zelfstandige woonruimte van maximaal 100 m² welke een eigen toegang heeft en welke door één persoon of één huishouden kan worden bewoond zonder dat degene afhankelijk is van wezenlijke nutsvoorzieningen buiten de woonruimte (zoals sanitaire voorzieningen en kookgelegenheid).
De mantelvoorziening is een tijdelijke, persoonsgebonden voorziening. Zodra de mantelbehoefte komt te vervallen, bijvoorbeeld omdat iemand komt te overlijden of verhuist naar een verpleeg- of verzorgingstehuis, vervalt ook de mogelijkheid om het betreffende bijgebouw te bewonen. Voor een mantelwoning wordt een vergunning verleend voor maximaal 15 jaar dan wel de maximale aangegeven termijn die door het college wordt gegeven. Na die periode dient een heroverweging plaats te vinden. Mogelijk dat er op dat moment wel sprake is van een intensieve zorgrelatie en dus een mantelzorg indicatie. Op dat moment kan een ontheffing voor een mantelzorgwoning worden aangevraagd. Wanneer er geen sprake is van een mantelzorgsituatie dient de vergunninghouder na de termijn de oorspronkelijke toestand weer te herstellen.
Een generatiewoning is eveneens een zelfstandige woning op het perceel behorende bij de hoofdwoning. Deze woning is niet bedoeld voor degene die je verzorgt. In een generatiewoning wonen meerdere generaties op één perceel en er moet sprake zijn van een familierelatie van de eerste of tweede graad vanaf het moment van vergunningverlening. De generatiewoning kan bewoond worden door één huishouden.
Ook een generatiewoning heeft een zelfstandige woonruimte van maximaal 100 m² welke een eigen toegang heeft en welke door één persoon of één huishouden kan worden bewoond zonder dat degene afhankelijk is van wezenlijke nutsvoorzieningen buiten de woonruimte (zoals sanitaire voorzieningen en kookgelegenheid).
Een generatiewoning kan zowel permanent als tijdelijk zijn. Wanneer de initiatiefnemer permanent in de generatiewoning wil wonen, dan moet het omgevingsplan worden aangepast. Als er sprake is van een tijdelijke generatiewoning, dan wordt er een vergunning verleend voor maximaal 15 jaar dan wel de maximale aangegeven termijn die door het college wordt gegeven. De keuze voor wel of geen tijdelijk karakter heeft verschillende gevolgen. Onder andere voor de procedure (na tijdelijke invulling dient de locatie formeel weer in oorspronkelijke staat hersteld te worden). Ook heeft het gevolgen voor de bouwvoorschriften vanuit het Besluit bouwwerken leefomgeving. Voor tijdelijke bouwwerken kunnen minder strenge bouwregels van toepassing zijn.
Een flexwoning is een modulaire woning van tijdelijke aard. Modulair betekent dat het uit voorgevormde onderdelen bestaat. Een modulaire woning kan binnen één dag worden gerealiseerd, worden verplaatst en worden geamoveerd. Daarmee kan een flexwoning snel worden geplaatst, maar ook snel worden verwijderd en elders worden herplaatst.
Een flexwoning is een stapelbare, verplaatsbare, schakelbare, splitsbare of aanpasbare woning, waarbij de locatie een tijdelijk karakter heeft. Vooraf wordt de woontermijn vastgesteld en de woonfunctie staat centraal. Bouwketen, woonwagens en woonunits zijn geen flexwoningen.
De bruto-oppervlakte van een flexwoning bedraagt maximaal 50 m². De bouwhoogte van een flexwoning bedraagt maximaal 4,5 meter. Hiermee is sprake van gelijkvloerse tijdelijke woning met beperkte zolder. Wanneer er behoefte is aan hoogbouw, kunnen er meerdere flexwoningen op elkaar worden gestapeld, zolang de bouwhoogte van iedere flexwoning maximaal 4,5 meter hoog is. De flexwoning mag bewoond worden door maximaal één huishouden.
Voor de behoefte aan bergingsruimte wordt in beginsel gebruik gemaakt van bestaande bijgebouwen op het terrein. Voor zover dat niet mogelijk is, is een ondergeschikte flexberging toegestaan (max 10 m²) als onderdeel van de flexwoning. Dit moet dan worden aangegeven in het landelijke inpassingsplan die bij de aanvraag wordt ingediend. Dit kunnen zowel individuele als gezamenlijke bergingsruimtes zijn.
Een omgevingsvergunning voor een flexwoning wordt voor maximaal 10 jaar verleend of voor maximaal de aangegeven termijn die door het college wordt gegeven. Na de termijn dient de vergunninghouder de oorspronkelijke toestand weer te herstellen.
Een Tiny House is een betaalbaar en compact huis(je) met een woonoppervlak van maximaal 50 m². Een Tiny House is daarnaast zeer duurzaam (klimaatneutraal) en een teken van innovativiteit. Klimaatneutraal wil zeggen dat het proces of product over de gehele keten niet bijdraagt aan de klimaatverandering, dit wordt ook wel CO2- neutraal genoemd.
De bouwhoogte van een Tiny House is maximaal 4 meter en een Tiny House moet worden gemaakt van duurzame materialen. Daarnaast is een Tiny House niet aangesloten op een aardgasnet en elektriciteitsnet, maar er kan wel worden voorzien van riolering. Er zijn verschillende technische voorzieningen die mogelijk maken dat een Tiny House klimaatneutraal is, door bijvoorbeeld zonnepanelen, zonnekegels, waterpompen, palletkachels en palletketels.
De Tiny House mag bewoond worden door maximaal één huishouden.
Tiny Houses kunnen tijdelijk of permanent worden geplaatst. Wanneer de initiatiefnemer permanent in een Tiny House wil wonen, dan moet het Omgevingsplan worden aangepast.
Als er sprake is van een tijdelijke Tiny House, dan wordt er een vergunning verleend voor maximaal 15 jaar dan wel de maximale aangegeven termijn die door het college wordt gegeven. De keuze voor wel of geen tijdelijk karakter heeft verschillende gevolgen. Onder andere voor de procedure (na tijdelijke invulling dient de locatie formeel weer in oorspronkelijke staat hersteld te worden). Ook heeft het gevolgen voor de bouwvoorschriften vanuit het Besluit bouwwerken leefomgeving. Voor tijdelijke bouwwerken kunnen minder strenge bouwregels van toepassing zijn. Daarnaast heeft de tijdelijkheid gevolgen voor initiatiefnemers, omdat zij hierdoor mogelijk een aantal keer moeten verhuizen.
Hoe willen we omgaan met initiatieven van alternatieve woonvormen?
Het omgevingsplan van de gemeente Duiven voorziet niet in mogelijkheden voor alternatieve woonvormen. De gemeente vindt het wel belangrijk dat alternatieve woonvormen kunnen worden gerealiseerd. Daarom biedt deze beleidsregel twee mogelijkheden. Ten eerste kan het college ervoor kiezen om tijdelijk af te wijken van het omgevingsplan door middel van een BOPA op grond van artikel 5.1 lid 1 onder a en 5.1 lid 2 onder a juncto artikel 5.36 van de Omgevingswet. De tweede mogelijkheid van het college is om een permanente BOPA ter verlenen. De gemeenteraad kan een adviesrecht hebben over voorgesteld initiatief.
Zowel een tijdelijke als permante omgevingsvergunning dient op een juridisch correcte wijze gemotiveerd te worden vastgelegd. Een motivatie dient in de Goede Onderbouwing van de effecten op de Fysieke Leef Omgeving van de aanvraag te zijn opgenomen. In die onderbouwing dient een complete afweging te worden gedaan op basis van geldend beleid.
Dit beleidsregel voorziet in permanente alternatieve woonvormen. Wanneer een alternatieve woonvorm permanent wordt gerealiseerd op grond van deze beleidsregel, dient dit naar voren te komen in de BOPA aanvraag en bestaat er de kans dat de raad een adviesrecht heeft op voorgesteld initiatief .
Een aantal alternatieve woonvormen kunnen uitsluitend tijdelijk worden geplaatst. Dit hangt af van het type woonvorm. Wanneer een alternatieve woonvorm tijdelijk is toegestaan, dan geeft het college dat aan in het besluit.
Wanneer er van het omgevingsplan wordt afgeweken, kan dit voor maximaal 15 jaar op grond van artikel 10.23 van het Omgevingsbesluit.
Het college besluit wat wenselijk is met betrekking tot de tijdelijkheid van een alternatieve woonvorm. Zij geven in het besluit aan hoe ze afwijken van het omgevingsplan. Daarbij vermelden ze ook de termijn voor de verleende omgevingsvergunning. Na de termijn dient de vergunninghouder de oorspronkelijke toestand weer te herstellen.
Evenwichtige toedeling van functies aan locaties en passend in de omgeving
Bij het toestaan van alternatieve woonvormen dient er sprake te zijn van een evenwichtige toedeling van functies aan locaties en goede ruimtelijke, milieutechnische en stedenbouwkundige inpassing. Er mag geen sprake zijn van aantasting van het woongenot van omwonenden en de gebruiksmogelijkheden van omliggende percelen. Ook kan er in sommige gevallen sprake zijn van een nadere milieutechnische toetsing. Dat kan betekenen dat er een extra ruimtelijke onderbouwing of nader milieuonderzoek moet worden aangeleverd. Verder mag er geen sprake zijn van een onevenredige toename van gebruik-, verkeer-, en parkeerdruk.
(Bouw)technische voorschriften
Een alternatieve woonvorm moet technisch geschikt zijn om in te kunnen wonen. De alternatieve woonvormen moeten daarom voldoen aan de (bouw)technische voorschriften in het Besluit bouwwerken leefomgeving.
Met deze beleidsregel wordt aangegeven hoe invulling zal worden gegeven voor verlening van een omgevingsvergunning waarbij een buitenplanse omgevingsplanactiviteit (BOPA)verleend word voor het realiseren van alternatieve woonvormen. Deze beleidsregel geeft duidelijkheid en rechtszekerheid aan de burger. Ook maakt het beleid het mogelijk om als gemeente sneller te reageren op aanvragen.
Artikel 2.4 van de Omgevingswet bepaalt dat de gemeenteraad voor het gehele grondgebied van de gemeente één omgevingsplan vaststelt waarin regels over de fysieke leefomgeving worden opgenomen.
Artikel 5.1 lid 1 onder a en lid 2 onder a (Ow)
Artikel 5.1 lid 1 onder a en lid 2 onder a van de Omgevingswet bepaalt dat het verboden is een omgevingsplanactiviteit en een bouwactiviteit zonder omgevingsvergunning uit te voeren, tenzij uitgesloten van de vergunningsplicht.
Artikel 8.0a, eerste lid, Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl)
Een aanvraag om een omgevingsvergunning welke betrekking heeft op een buitenplanse omgevingsplanactiviteit (Bopa), wordt volgens art. 8.0a, tweede lid, Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl) alleen verleend met het oog op een evenwichtige toedeling van functies aan locaties.
Binnen het bovengenoemde wettelijk kader kan het college van burgemeester en wethouders een BOPA toestaan of een BOPA voorleggen aan de gemeenteraad. De mogelijkheden zijn ruim omschreven.
Het is wenselijk om alternatieve woonvormen zowel binnen als buiten de bebouwde kom toe te staan en hiervoor beleid te formuleren, waardoor bij de beoordeling van een aanvraag een eenduidige belangenafweging kan plaatsvinden. De voorwaarden om mee te werken aan alternatieve woonvormen zijn vervat in de betreffende beleidsregel.
Belastingtechnische en juridische consequenties
De alternatieve woonvormen voldoen aan de criteria van de Basisregistratie Adressen en Gebouwen (BAG) en krijgen in alle gevallen een huisnummer toegewezen en hebben daarmee dus een eigen adres. Er zal een officieel huisnummerbesluit worden genomen gelijktijdig met de afgifte van de omgevingsvergunning voor het planologisch afwijken/bouwen.
Inwoners moeten rekening houden met het feit dat door het toewijzen van een eigen huisnummer aan de alternatieve woningen er een dubbele WOZ-vaststelling kan plaatsvinden die heeft invloed op de OZB-belastingen en andere gemeentelijke belastingen.
Voor de algemene regels geldt:
Voor het toepassen van deze beleidsregel is van belang wat met bepaalde begrippen wordt bedoeld. Daar waar geen definitie is opgenomen wordt aangesloten bij het normale spraakgebruik.
Dit artikel bepaalt dat er een omgevingsvergunning voor bouwen aangevraagd moet worden bij het college voor initiatieven van alternatieve woonvormen. Dit artikel geeft ook aan wanneer er geen vergunningsplicht voor het bouwen is en dan is een omgevingsvergunning niet noodzakelijk.
Dit artikel bepaalt de maximale duur van een tijdelijke omgevingsvergunning. De maximale duur hangt af van de mogelijkheden die gezien worden bij strijd met het omgevingsplan.
Dit artikel bepaalt dat het college handelt overeenkomstig de beleidsregel, tenzij dat voor één of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen.
Dit artikel bepaalt dat twee jaar na vaststelling van deze beleidsregel een evaluatie volgt.
Dit artikel regelt de inwerkingtreding van deze beleidsregel, namelijk de dag na de bekendmaking.
Dit artikel geeft aan hoe de beleidsregel moet worden aangehaald.
Na de algemene regels volgen de regels per alternatieve woonvorm. Deze artikelen zijn allemaal als volgt opgebouwd:
Voor het toepassen van deze beleidsregel is van belang wat met bepaalde begrippen wordt bedoeld. Daar waar geen definitie is opgenomen wordt aangesloten bij het normale spraakgebruik.
De (reguliere of uitgebreide) procedure van de aanvraag is onderdeel van de Omgevingswet. Bij of krachtens die wet, de Awb en het Bbl wordt ook bepaald op welke wijze een aanvraag moet worden ingediend en welke informatie moet worden meegezonden. Daarnaast gelden voor deze specifieke aanvraag ook de eisen zoals genoemd in dit artikel.
Dit artikel bepaalt het minimum aan informatie dat door het college wordt opgenomen in de omgevingsvergunning. Op deze wijze staat vast waar een alternatieve woonvorm zich exact bevind, wie zich daar gaat vestigen en welke voorschriften zijn opgelegd.
Dit artikel bepaalt de voorwaarden die gekoppeld worden aan de te verlenen vergunning.
Dit artikel geeft aan wanneer de aanvraag moet worden geweigerd door het college.
Artikel 6 Intrekking en beëindiging
Dit artikel geeft het college de mogelijkheid om de verleende omgevingsvergunning in te trekken of te beëindigen indien de daarin genoemde situatie zich voordoet.