Organisatie | Goeree-Overflakkee |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Financiële verordening Goeree-Overflakkee 2024 |
Citeertitel | Financiële verordening Goeree-Overflakkee 2024 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp |
Vervangt Financiële verordening Goeree-Overflakkee 2017
artikel 212 van de Gemeentewet
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
03-04-2024 | 01-01-2024 | nieuwe regeling | 21-03-2024 | Z-23-157067/22384 |
De raad van de gemeente Goeree-Overflakkee;
gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 6 februari 2024;
gelet op artikel 212 van de Gemeentewet;
besluit vast te stellen de volgende verordening: Verordening financieel beleid, beheer en organisatie (artikel 212 Gemeentewet) Goeree-Overflakkee 2024 (Financiële verordening Goeree-Overflakkee 2024).
Artikel 3. Inrichting begroting en jaarstukken
Bij de uiteenzetting van de financiële positie in de begroting wordt van de nieuwe investeringen per investering het benodigde investeringsbudget weergegeven en wordt van de lopende investeringen het geautoriseerde investeringsbudget en de raming van de uitputting van het investeringsbudget in het lopende boekjaar weergegeven.
Artikel 5. Autorisatie begroting en investeringsbudgetten
Burgemeester en wethouders informeren de raad als zij verwachten dat de lasten van een programma of thema of een prioriteit de geautoriseerde lasten dreigen te onderschrijden en/of te overschrijden, de investeringsuitgaven van het geautoriseerde investeringsbudget dreigen te onderschrijden en/of te overschrijden, of de baten van een programma of thema of een prioriteit de geautoriseerde baten dreigen te onderschrijden en/of te overschrijden.
Voor een investering waarvan het investeringsbudget niet met het vaststellen van de begroting is geautoriseerd, leggen burgemeester en wethouders voorafgaand aan het aangaan van verplichtingen een investeringsvoorstel met een voorstel voor het vaststellen van een investeringsbudget aan de raad voor. Waar mogelijk maakt bedoeld voorstel onderdeel uit van de tussentijdse rapportage.
Ingeval het door burgemeester en wethouders niet mogelijk is gebleken om gedurende het boekjaar de raad tijdig te informeren over onderschrijdingen en/of overschrijdingen op zowel baten als lasten als investeringsbudgetten dan wordt volstaan met een toelichting in de jaarstukken van het betreffende boekjaar. Dit geldt ook voor toevoegingen en onttrekkingen aan de reserves die niet door de raad zijn vastgesteld voor het einde van het boekjaar. Met inachtneming van hetgeen is geregeld in het controleprotocol, wordt hiermee de begrotingsonrechtmatigheid voor onderschrijdingen op lasten en op baten en overschrijdingen op baten opgeheven. Overschrijdingen op lasten worden hiermee als acceptabel aangemerkt.
Artikel 8. Wensen en bedenkingen over grote onderwerpen
Burgemeester en wethouders informeren vooraf de raad en nemen pas een besluit, nadat de raad in de gelegenheid is gesteld zijn wensen en bedenkingen ter kennis van burgemeester en wethouders te brengen van:
dan nadat de raad is geïnformeerd over het voornemen en hiertoe in de gelegenheid is gesteld zijn wensen en bedenkingen ter kennis van burgemeester en wethouders te brengen.
Wanneer het Rijk de gemeente bericht dat alle gemeenten samen het collectieve aandeel van gemeenten in het EMU-tekort, bedoeld in artikel 3, zesde lid, van de Wet houdbare overheidsfinanciën, hebben overschreden, informeren burgemeester en wethouders de raad of een aanpassing van de begroting nodig is.
Artikel 10. Verantwoordings- en rapportagegrens rechtmatigheidsverantwoording
Burgemeester en wethouders rapporteren in de rechtmatigheidsverantwoording bij de jaarrekening aan de raad over afwijkingen met een verantwoordingsgrens van 3 procent van de totale lasten van de gemeente, inclusief de dotaties aan de reserves. Burgemeester en wethouders rapporteren in de jaarrekening de geconstateerde afwijkingen, fouten of onduidelijkheden groter dan € 100.000,- per thema niet zijnde begrotingsonrechtmatigheden.
Artikel 11. Voorwaardencriterium
Burgemeester en wethouders bieden de raad jaarlijks ter vaststelling een normenkader rechtmatigheid aan. Dit kader bestaat uit alle raadsbesluiten en hogere wet- en regelgeving waaruit financiële beheershandelingen kunnen voortvloeien.
Artikel 13 Misbruik en oneigenlijk gebruik-criterium
Burgemeester en wethouders leggen de beheershandelingen vast voor het voorkomen van misbruik en oneigenlijk gebruik van gemeentelijke regelingen en eigendommen.
Artikel 15. Voorziening voor oninbare vorderingen
Voor openstaande vorderingen wordt een voorziening wegens oninbaarheid gevormd op basis van een beoordeling op inbaarheid.
Artikel 17. Kostprijsberekening
Burgemeester en wethouders vermelden jaarlijks bij de begroting in de paragraaf Lokale heffingen de gehanteerde uitgangspunten voor de aanpassing van de tarieven en heffingen. Bij een verstrekte lening wordt voor de bepaling van de rentekosten in de kostprijs uitgegaan van de dan geldende actuele rente.
Artikel 18. Prijzen economische activiteiten
Bij het uitoefenen van economische activiteiten wordt conform de Mededingingswet gehandeld.
Artikel 20. Financieringsfunctie
Burgemeester en wethouders stellen uitvoeringsregels voor de financiering, de taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden op en leggen deze vast in een treasurystatuut.
Burgemeester en wethouders geven in de paragraaf bedrijfsvoering bij de begroting en de jaarstukken in algemene zin de stand van zaken aan en de beleidsvoornemens ten aanzien van de bedrijfsvoering. Daarnaast worden in ieder geval opgenomen:
De administratie is zodanig van opzet en werking, dat zij in ieder geval dienstbaar is voor:
Artikel 23. Financiële organisatie
Burgemeester en wethouders dragen voor wat betreft de financiën zorg voor:
Burgemeester en wethouders zorgen voor de jaarlijkse interne toetsing van de getrouwheid van de informatieverstrekking en de rechtmatigheid van de financiële beheershandelingen. Bij afwijkingen nemen burgemeester en wethouders zo nodig maatregelen tot herstel.
Artikel 25. Intrekking oude regeling
De Financiële verordening Goeree-Overflakkee 2017 wordt ingetrokken, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de jaarrekening en het jaarverslag en bijbehorende stukken van het begrotingsjaar voorafgaand aan het jaar waarin deze verordening in werking treedt en op de begroting, jaarrekening en jaarverslag en bijbehorende stukken van het begrotingsjaar dat samenvalt met het jaar waarin deze verordening in werking treedt.
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad
van de gemeente Goeree-Overflakkee op 21 maart 2024
griffier, voorzitter,
drs. G. Brand mr. A. Grootenboer-Dubbelman
Enkel die bepalingen die verdere toelichting behoeven, worden hieronder nader toegelicht.
Voor de gehanteerde begrippen in de verordening gelden de definities uit de Gemeentewet, Besluit begroting en verantwoording (BBV), Wet versterking decentrale rekenkamers, de notities van de commissie BBV en het Besluit accountantscontrole provincies en gemeenten.
Artikel 2. Vaststelling programma-indeling en paragrafen
Op voorstel van het college stelt de raad beleidsindicatoren per thema vast. Het is het zogenaamde SMART maken van de begroting (de daarin vervatte informatie is specifiek, meetbaar, acceptabel, realistisch en tijdgebonden) . Wat de verplichte beleidsindicatoren zijn, volgt uit de (ministeriële) Regeling vaststelling beleidsindicatoren door gemeenten in programma’s en programmaverantwoording, die zijn grondslag vindt in artikel 25, tweede lid, onder a, van het BBV.
Artikel 3. Inrichting begroting en jaarstukken
In dit artikel zijn bepalingen opgenomen voor de inrichting van de begroting, die aanvullend zijn op het BBV.
In artikel 20, tweede lid, onder b, van het BBV om in de begroting aandacht te besteden aan de investeringen nader uitgewerkt, door te bepalen dat er bij de uiteenzetting van de financiële positie een overzicht van de investeringen wordt gegeven. Dit is nodig om ook de autorisatie van investeringsbudgetten mogelijk te maken. Bij investeringen moet ook worden gedacht aan grondexploitaties.
In het vierde lid wordt geregeld vanaf welk grensbedrag incidentele baten en lasten worden gespecificeerd in het overzicht van de (geraamde) incidentele baten en lasten per programma.
Artikel 4. Kaders begroting en meerjarenraming
Artikel 4 biedt de kaders voor het opstellen van de begroting en de meerjarenraming. Hierin staat een aantal uitgangspunten die burgemeester en wethouders bij het opstellen van deze stukken in acht moeten nemen. Dit is in aanvulling op de bepalingen van de artikelen 189 en 193 van de Gemeentewet en het BBV.
De raad stelt vooraf aan het opstellen van de begroting een nota vast, waarin de hoofdlijnen voor het beleid en de financiële kaders van de begroting voor de komende jaren zijn vastgelegd. De kaders geven richting aan burgemeester en wethouders voor het opstellen van de begroting en de meerjarenraming.
In dit lid is bepaald dat in de begroting een post onvoorzien van € 1,- per inwoner wordt opgenomen. Zie artikel 8, eerste lid, onder e, van het BBV.
Artikel 5. Autorisatie begroting en investeringsbudgetten
Op grond van artikel 189 van de Gemeentewet berust het budgetrecht bij de raad. De raad neemt uiteindelijk de beslissing welke bedragen hij voor taken en activiteiten op de begroting beschikbaar stelt. Gedurende het begrotingsjaar kan de raad op grond van artikel 192 van de Gemeentewet besluiten nemen voor het wijzigen van de begroting. De gemeente kan slechts uitgaven doen voor de bedragen die hiervoor op de begroting zijn gebracht (artikel 189, derde lid, van de Gemeentewet). Autorisatie door de raad van de baten en de lasten vindt plaats op het niveau van thema’s.
Naast lopende uitgaven doet een gemeente investeringen, waaronder investeringen in grondexploitaties. Ook uitgaven voor investeringen moeten door de raad worden geautoriseerd. Voor de autorisatie van deze investeringsbudgetten is er voor gekozen deze bij de begrotingsbehandeling mee te nemen. Wel kan de raad bij de begrotingsbehandeling aangeven, welke investeringsbudgetten hij op een later tijdstip wenst te autoriseren. Zo kan de raad de autorisatie van politiek belangrijke investeringen combineren met de behandeling van de inhoudelijke kant van het investeringsvoorstel. Het bedrag voor een dergelijke investering blijft wel op de begroting staan als voorziene uitgaaf, maar de raad autoriseert de uitgaaf nog niet. Burgemeester en wethouders zijn nog niet bevoegd verplichtingen voor de investering aan te gaan.
Burgemeester en wethouders dienen dreigende overschrijdingen van geautoriseerde lasten en investeringsbudgetten en dreigende onderschrijdingen van geautoriseerde baten bij het bekend worden aan de raad te melden, zodat de raad kan besluiten of het budget moet worden gewijzigd of dat het beleid moet worden bijgesteld. Dit is de actieve informatieplicht van burgemeester en wethouders.
Voor het behandelen van de daadwerkelijke begrotingswijzigingen en bijstellingen van beleid is er voor gekozen deze mee te nemen bij de behandeling van de tussentijdse rapportages. Bij investeringen met een meerjarig karakter, waaronder ook grondexploitaties, vindt bij elke begroting een actualisatie van de ramingen plaats en doen burgemeester en wethouders aan de raad voorstellen voor het wijzigen van de geautoriseerde investeringsbudgetten.
Meestal komen gedurende het begrotingsjaar nieuwe investeringsvoornemens op tafel, die bij het opstellen van de begroting niet waren voorzien. Het zevende lid regelt de autorisatie van de investeringsbudgetten anders dan bij vaststelling van de begroting. Het gaat hier dus ook om investeringen die pas in de loop van het begrotingsjaar worden voorzien. Daarbij draagt dit lid aan burgemeester en wethouders op bij grote investeringen aan te geven wat het effect is op de schuldpositie van de gemeente.
Artikel 6. Tussentijdse rapportages
De raad wordt in de tussentijdse rapportage geïnformeerd over de beleidsmatige ontwikkelingen en de financiële afwijkingen van budgetten op themaniveau en de investeringsbudgetten.
De jaarrekening zal een positief, dan wel een negatief saldo kennen. In het eerste lid wordt geregeld dat het college een voorstel doen voor de bestemming van het positieve saldo, dan wel de afdekking van een eventueel negatief saldo.
Het tweede lid biedt de mogelijkheid om vooruitlopend op de bestemming van het rekeningresultaat budgetten die niet tot besteding zijn gekomen over te hevelen naar het volgende begrotingsjaar. Dit gebeurt aan de hand van de hiervoor ingestelde bestemmingsreserve budgetoverheveling. De mutaties worden in de tweede tussentijdse rapportage benoemd en verwerkt in een begrotingswijziging. Bedacht moet worden dat dit uiteraard gevolgen heeft voor de mate waarin het rekeningsaldo nog kan worden bestemd, zoals bedoeld in het eerste lid.
Lukt het niet om de raad tijdens het boekjaar te informeren dan geldt de periode tussen het vaststellen van de laatste begrotingswijziging van de tussentijdse rapportage tot en met de aangeboden jaarstukken. Het informeren kan bijvoorbeeld door het toepassen van de actieve informatieplicht en/of in een ander bestuurlijk document.
Artikel 8. Wensen en bedenkingen over grote onderwerpen
In artikel 8 is een nadere invulling van de informatieplicht van het college aan de raad opgenomen. Het betreft een uitwerking van artikel 169, vierde lid, van de Gemeentewet. Dat artikel verplicht het college vooraf aan het aangaan van bepaalde verplichtingen de raad inlichtingen te verstrekken, indien de raad daarom verzoekt of indien de uitoefening van deze bevoegdheden van het college ingrijpende gevolgen heeft voor de gemeente.
Voor gemeenten is in de Wet houdbare overheidsfinanciën vastgelegd dat ze aandeel hebben in plafond voor het totale EMU-tekort van Nederland.
Artikel 10. Uitgangspunten rechtmatigheidsverantwoording
Het college legt met de invoering van de rechtmatigheidsverantwoording rechtstreeks verantwoording af in de jaarrekening in welke mate de financiële beheershandelingen in overeenstemming zijn met landelijke wetgeving en lokale regelgeving. Het gaat hierbij om financiële rechtmatigheid. Hierbij gelden de volgende criteria:
In het tweede lid stelt de raad de verantwoordingsgrens vast, waarboven het college moeten rapporteren aan de raad.
Het derde lid geeft aan boven welk bedrag afzonderlijke afwijkingen nader moeten worden toegelicht (rapportagegrens).
Artikel 12. Begrotingscriterium
Artikel 12 gaat expliciet in op de begrotingsrechtmatigheid. In het eerste lid wordt het begrip begrotingsrechtmatigheid gedefinieerd.
Artikel 12 kent een nauwe relatie met artikel 5 dat ingaat op het autorisatiebeleid.
Bij de invulling van artikel 12 lid 3 wordt aangesloten bij het overzicht Begrotingsonrechtmatigheid zoals opgenomen in het onderdeel paragraaf bedrijfsvoering uit de Jaarstukken.
Artikel 13. Misbruik en oneigenlijk gebruik-criterium
Dit artikel voorziet in het zogenaamde “misbruik en oneigenlijk gebruik criterium”. Van misbruik is sprake bij het opzettelijk niet, niet tijdig, onjuist of onvolledig verstrekken van gegevens met als doel ten onrechte overheidssubsidies of -uitkeringen te verkrijgen of niet dan wel een te laag bedrag aan heffingen aan de overheid te betalen. Van oneigenlijk gebruik is sprake indien bij het aangaan van rechtshandelingen, al dan niet gecombineerd met feitelijke handelingen, het verkrijgen van overheidsbijdragen of het niet dan wel tot een te laag bedrag betalen van heffingen aan de overheid, in overeenstemming met de bewoordingen van de regelgeving is maar in strijd met het doel en de strekking daarvan is.
Artikel 14. Waardering en afschrijving vaste activa
In artikel 212, tweede lid, onder a, van de Gemeentewet is opgenomen, dat de Verordening financieel beleid, beheer en organisatie (artikel 212 Gemeentewet) in elk geval de regels voor waardering en afschrijving van activa bevat. Hieraan is in artikel 14 invulling gegeven.
Burgemeester en wethouders bieden de raad, bij voorkeur eens per vier jaar (of indien wijzigingen nodig zijn) een nota waardering en afschrijving aan, waarin de afschrijvingstermijnen zijn opgenomen. De raad stelt deze nota vast. De nota behandelt de regels voor waardering en afschrijving van vaste activa, de zogenaamde waarderingsgrondslagen.
In het tweede lid is opgenomen dat jaarlijks een meerjareninvesteringsplan wordt opgesteld. Dit biedt integraal inzicht en versterkt daarmee de sturingsmogelijkheden van de raad.
Artikel 15. Voorziening voor oninbare vorderingen
Voor de oninbaarheid van vorderingen moet een gemeente een voorziening vormen. Dit artikel bevat regels voor het vaststellen van de hoogte van deze voorziening.
Voor vorderingen inzake gemeentelijke heffingen wordt een voorziening gevormd van 0,3% van het netto-opgelegde bedrag.
Voor overige vorderingen korter dan 1 jaar en langer dan 3 maanden wordt 25% voorzien.
Dubieuze vorderingen die tussen 1 en 2 jaar openstaan, worden voor 75% voorzien en voor 100% als ze langer dan twee jaar open staan.
Indien de voorziening voor een factuur hoger is dan het totaal openstaande bedrag van de vordering, dan wordt de voorziening verlaagd tot het totaal openstaande bedrag.
Artikel 16. Reserves en voorzieningen
Het tweede lid bepaalt, dat burgemeester en wethouders, bij voorkeur eens per vier jaar (of indien wijzigingen nodig zijn), een nota over de reserves en voorzieningen aan de raad aanbieden. Met het vaststellen van deze nota stelt de raad de kaders vast voor de vorming van reserves en voorzieningen.
Voor een investeringsvoornemen kan de raad een bestemmingsreserve vormen. Een deel van de algemene reserve wordt hiervoor afgezonderd. Hiermee wordt op de balans van de gemeente tot uitdrukking gebracht dat een toekomstige investering in de loop van de jaren middels de afschrijvingen een beslag op het eigen vermogen gaat leggen. In het derde lid zijn de voorwaarden voor een voorstel voor een dergelijke bestemmingsreserve opgenomen.
Investeringsvoornemens leiden niet altijd tot investeringen. Er bestaat het gevaar, dat bestemmingsreserves op de balans blijven staan waar tegenover in het geheel geen investeringsvoornemen meer bestaan. Dit kan worden voorkomen door voor elke nieuwe bestemmingsreserve een maximale ‘houdbaarheidsdatum’ op te nemen. Hiervoor is bepaald dat bestemmingsreserves die de houdbaarheidsdatum hebben overschreden, vervallen en weer aan de algemene reserve worden toegevoegd.
Artikel 17. Kostprijsberekening
Bij de berekening van de tarieven is in de paragraaf Lokale heffingen de methodiek voor de toerekening van overhead opgenomen. Per tariefsoort is het bedrag aan toe te rekenen overhead vermeld en is het dekkingspercentage opgenomen. Dit verschaft inzicht in de kostendekkendheid van de tarieven. Aansluiting is gezocht bij de huidige interne berekeningsmethode overhead.
Kosten van overhead worden in voorkomende gevallen toegerekend aan investeringen en grondexploitaties.
Met actuele rente wordt bedoeld het rentepercentage dat wordt verstrekt door de Bank Nederlandse Gemeenten.
Artikel 19. Vaststelling hoogte belastingen, rechten, heffingen en prijzen
Het vaststellen van de tarieven voor belastingen, rechten, leges en heffingen is een bevoegdheid van de raad. Deze bevoegdheid kan niet worden gedelegeerd (artikel 156 van de Gemeentewet). Het eerste lid bepaalt dat de raad de tarieven voor de belastingen, rioolheffingen, afvalstoffenheffing jaarlijks vaststelt.
Het vaststellen van prijzen voor de levering van gemeentelijke goederen, diensten en werken die niet vallen onder artikel 229 van de Gemeentewet, is een privaatrechtelijke besluit. Deze besluiten zijn een bevoegdheid van het college (artikel 160, eerste lid, onder e, van de Gemeentewet), maar hebben wel invloed op de hoogte van de inkomsten en raken daarom ook het budgetrecht van de raad.
In artikel 14 van het BBV staat welke informatie de paragraaf bedrijfsvoering van de begroting en de jaarstukken in elk geval moet bevatten. In dit artikel is de aanvullende informatievraag van de raad voor deze paragraaf gedefinieerd.
In verband met de invoering van de rechtmatigheidsverantwoording heeft de paragraaf bedrijfsvoering van de begroting en jaarstukken ook een grotere rol gekregen. De commissie BBV doet hierover een aantal stellige uitspraken:
Onder artikel 28 zijn algemene bepalingen opgenomen voor de inrichting van de gemeentelijke administratie.
Artikel 23. Financiële organisatie
Het college is op grond van artikel 160 van de Gemeentewet bevoegd regels te stellen over de ambtelijke organisatie.
De accountant toetst jaarlijks of de gemeenterekening een getrouw beeld geeft van de gemeentelijke financiën. Dit artikel draagt het college op maatregelen te treffen, zodat gedurende het jaar of vooraf aan de accountantscontrole de gemeente zelf nagaat of de cijfers in de administraties een getrouw beeld geven en of de financiële beheershandelingen die aan de baten, de lasten en de balansmutaties ten grondslag liggen, rechtmatig (zijn) verlopen.
Artikel 25. Intrekking oude regeling
De oude verordening is ondanks het intrekken nog wel van toepassing op de jaarstukken van het begrotingsjaar t-1 en de begroting en jaarstukken van het jaar t. Hiervoor in dit artikel een overgangsbepaling opgenomen.