Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Zutphen

Beleidsregel van de burgemeester van de gemeente Zutphen houdende bepalingen over hinderlijke en gevaarlijke honden (Beleidsregel hinderlijke en gevaarlijke honden gemeente Zutphen 2024)

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieZutphen
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidsregel van de burgemeester van de gemeente Zutphen houdende bepalingen over hinderlijke en gevaarlijke honden (Beleidsregel hinderlijke en gevaarlijke honden gemeente Zutphen 2024)
CiteertitelBeleidsregel hinderlijke en gevaarlijke honden gemeente Zutphen 2024
Vastgesteld doorburgemeester
Onderwerpopenbare orde en veiligheid
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Algemene Plaatselijke Verordening Zutphen 2011
  2. titel 4.3 van de Algemene wet bestuursrecht

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

04-04-2024Nieuwe regeling

05-03-2024

gmb-2024-140287

637073

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsregel van de burgemeester van de gemeente Zutphen houdende bepalingen over hinderlijke en gevaarlijke honden (Beleidsregel hinderlijke en gevaarlijke honden gemeente Zutphen 2024)

 

 

Ons kenmerk: 637073

 

De burgemeester van de gemeente Zutphen,

 

gelet op artikel(en) 2:59 van de Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Zutphen 2011;

 

gelet op titel 4:3 van de Algemene wet bestuursrecht;

 

b e s l u i t :

 

vast te stellen de

 

Beleidsregel van de burgemeester van de gemeente Zutphen houdende bepalingen over hinderlijke en gevaarlijke honden (Beleidsregel hinderlijke en gevaarlijke honden gemeente Zutphen 2024).

 

 

 

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Deze beleidsregel verstaat onder:

  • a.

    (kort) aanlijngebod: de verplichting om een hond kort aangelijnd te houden met een lijn met een lengte, gemeten van hand tot halsband, van ten hoogste 1,50 meter;

  • b.

    APV: de Algemene Plaatselijke Verordening;

  • c.

    Awb: Algemene wet bestuursrecht;

  • d.

    ernstig bijtincident: als een hond een persoon bijt of op andere wijze zichtbaar letsel toebrengt of als een hond ernstig letsel toebrengt aan een ander dier;

  • e.

    gevaarlijke hond: van een gevaarlijke hond is sprake:

    • 1.

      als deze een ernstig of zeer ernstig bijtincident veroorzaakt;

    • 2.

      als deze meer dan één keer binnen een periode van twee jaar een licht bijtincident veroorzaakt;

    • 3.

      in ieder ander geval dat de burgemeester dat bepaalt op grond van informatie van de politie of ambtenaren, belast met de handhaving van de APV;

  • f.

    hinderlijke hond: van een hinderlijke hond is sprake:

    • 1.

      als deze niet aangelijnd verblijft of loopt op een plaats anders dan de daarvoor aangewezen plaatsen (losloopgebieden);

    • 2.

      als deze op enigerlei wijze mensen en/ of dieren lastig valt;

    • 3.

      als deze opspringt en/ of hapt, zonder noemenswaardige schade of verwondingen te veroorzaken;

    • 4.

      in ieder ander geval dat de burgemeester dat bepaalt op grond van informatie van de politie of ambtenaren, belast met de handhaving van de APV;

  • g.

    licht bijtincident: als een hond een ander dier bijt maar daarbij geen ernstig letsel toebrengt of agressief gedrag vertoont zonder ernstige gevolgen en dat mogelijk gezien de omstandigheden te verklaren is;

  • h.

    muilkorfgebod: de verplichting om een hond voorzien te houden van een muilkorf die vervaardigd is van stevige kunststof, van stevig leer of van beide stoffen, die door middel van een stevige leren riem zodanig rond de hals is aangebracht dat verwijdering zonder toedoen van de mens niet mogelijk is en zodanig is ingericht dat de hond niet kan bijten, dat de afgesloten ruimte binnen de korf een geringe opening van de bek toelaat en dat geen scherpe delen binnen de korf aanwezig zijn.

  • i.

    zeer ernstig bijtincident: een ernstig bijtincident met ernstig letsel tot gevolg; waarbij het slachtoffer niet in staat is om te werken of de normale dagelijkse activiteiten uit te voren en/ of met maatschappelijke onrust tot gevolg.

 

Artikel 2 Hinderlijk gedrag

  • 1.

    Bij een incident waarbij de burgemeester een hond als hinderlijk aanmerkt, handelt de burgemeester als volgt:

    • a.

      bij een eerste incident wordt een informatiebrief verstuurd met het advies om (uit voorzorg) de hond kort aan te lijnen, te muilkorven en om met de hond een gedragstraining te volgen bij een hondenschool;

    • b.

      bij een tweede incident wordt een waarschuwingsbrief verstuurd met de aankondiging dat bij een volgende incident een (kort) aanlijn- en/ of muilkorfgebod wordt opgelegd;

    • c.

      bij een derde incident wordt een (kort) aanlijn- en/ of muilkorfgebod opgelegd.

  • 2.

    Een besluit als bedoeld in het eerste lid, onder c. geldt voor onbepaalde tijd.

  •  

Artikel 3 Licht bijtincident

  • 1.

    Bij een licht bijtincident waarbij de burgemeester een hond als gevaarlijk aanmerkt, handelt de burgemeester als volgt:

    • a.

      bij een eerste incident wordt een waarschuwingsbrief verstuurd met de aankondiging dat bij een volgend incident een (kort) aanlijn- en/ of muilkorfgebod wordt opgelegd;

    • b.

      bij een tweede incident wordt een (kort) aanlijn- en/ of muilkorfgebod opgelegd;

    • c.

      bij een derde incident wordt – afhankelijk van de zwaarte van het incident - de eigenaar of houder van de hond gevraagd om afstand te doen van de hond dan wel wordt de hond in beslag genomen.

  • 2.

    Een besluit als bedoeld in het eerste lid, onder b. geldt voor onbepaalde tijd.

 

Artikel 4 Ernstig bijtincident

  • 1.

    Bij een ernstig bijtincident waarbij de burgemeester een hond als gevaarlijk aanmerkt, handelt de burgemeester als volgt:

    • a.

      bij een eerste incident wordt een (kort) aanlijn- en muilkorfgebod opgelegd;

    • b.

      bij een tweede incident wordt de eigenaar of houder van de hond gevraagd afstand te doen van de hond dan wel wordt de hond in beslag genomen.

  • 2.

    Een besluit als bedoeld in het eerste lid, onder a. geldt voor onbepaalde tijd.

 

Artikel 5 Preventieve last onder dwangsom

Als een aanlijn- en/ of muilkorfgebod met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid zal worden overtreden, legt de burgemeester naast het (kort) aanlijn- en/ of muilkorfgebod, een preventieve last onder dwangsom op, als bedoeld in artikel 5:7 van de Awb. De hoogte van de dwangsom bedraagt € 500,- per overtreding van het gebod met een maximum van € 1.500,-.

 

Artikel 6 Verplichting tot chippen van een hond

  • 1.

    Onverminderd het bepaalde in artikel 2:57, eerste lid, onder b. van de APV moet een hond als bedoeld in artikel 1, onder e. en f. van deze beleidsregel zijn voorzien van een door de minister op aanvraag verstrekt uniek identificatienummer door middel van een microchip die met een chipreader afleesbaar is.

  • 2.

    Als een hond nog niet voorzien is van een microchip, bepaalt de burgemeester dat de hond binnen vier weken alsnog van een chip voorzien moet zijn.

 

Artikel 7 Overtreding (kort) aanlijn- en/ of muilkorfgebod

  • 1.

    Overtreding van een (kort) aanlijn- en/ of muilkorfgebod wordt op grond van artikel 2:59 in verband met artikel 6:1 van de APV bestraft met een geldboete van de tweede categorie.

  • 2.

    Er wordt geen toepassing gegeven aan het eerste lid als er een preventieve last onder dwangsom is opgelegd als bedoeld in artikel 5 van deze beleidsregel.

 

Artikel 8 Last onder dwangsom

  • 1.

    Op het moment dat wordt geconstateerd dat de eigenaar en/ of houder van de hond zich niet houdt aan het (kort) aanlijn- en/ of muilkorfgebod, legt de burgemeester een last onder dwangsom op. De hoogte van de dwangsom bedraagt € 1.000,- per overtreding van het gebod met een maximum van € 3.000,-.

  • 2.

    Een last onder dwangsom wordt niet opgelegd als er al een preventieve last onder dwangsom is opgelegd als bedoeld in artikel 5.

  • 3.

    Op het moment dat wordt geconstateerd dat een hinderlijke of gevaarlijke hond niet gechipt is en er is ook geen gevolg gegeven aan het verzoek tot chippen van de hond wordt er een last onder dwangsom opgelegd. De hoogte van de dwangsom bedraagt € 500,- ineens.

 

Artikel 9 Gedragstraining

De eigenaar en/ of houder van een hinderlijke of gevaarlijke hond wordt geadviseerd om een door de burgemeester goed te keuren gedragstraining te volgen met de hond. Als de eigenaar en/ of houder zich hiervoor niet binnen vier weken aanmeldt, wordt de eigenaar en/ of houder nogmaals geadviseerd om een gedragstraining te volgen.

 

Artikel 10 Gedragstest

  • 1.

    In opdracht van de eigenaar of houder van een hond kan bij die hond een gedragstest worden afgenomen waarmee de eigenaar of houder van die hond kan aantonen dat de hond niet hinderlijk of gevaarlijk is.

  • 2.

    De test moet worden afgenomen door de gedragskliniek van de Faculteit Diergeneeskunde van de Universiteit Utrecht dan wel door een andere door de burgemeester goedgekeurde hondengedragstherapeut.

  • 3.

    De kosten voor het laten uitvoeren van een gedragstest komen volledig voor rekening van de eigenaar of houder van de hond.

  • 4.

    Als uit de gedragstest blijkt dat de hond niet hinderlijk of gevaarlijk is, kan de burgemeester besluiten een (kort) aanlijn- en/ of muilkorfgebod in te trekken.

  • 5.

    Aan een besluit tot intrekking van een (kort) aanlijn- en/ of muilkorfgebod kan de burgemeester voorwaarden verbinden als uit de gedragstest blijkt dat dit nodig is om hinderlijk of gevaarlijk gedrag van de hond te voorkomen.

 

Artikel 11 Inbeslagname hond

  • 1.

    In de artikelen 3 en 4 van deze beleidsregel omschreven gevallen, wordt de eigenaar of houder van de hond gevraagd om vrijwillig afstand te doen van de hond.

  • 2.

    Als de eigenaar of houder niet vrijwillig afstand doet van de hond, kan de burgemeester besluiten tot onvrijwillige inbeslagname van de hond op grond van artikel 5:31, tweede lid van de Awb.

  • 3.

    Bij een onvrijwillige inbeslagname geeft de burgemeester de opdracht de hond te lagen onderwerpen aan een gedragstest uitgevoerd door de gedragskliniek van de Faculteit Diergeneeskunde van de Universiteit Utrecht.

  • 4.

    Als uit de gedragstest blijkt dat een hond (zeer) gevaarlijk gedrag vertoont, niet (onder voorwaarden) kan worden herplaatst bij de oorspronkelijk eigenaar of houder, een andere eigenaar of houder of anderszins het risico op bijtincidenten kan worden voorkomen, kan de burgemeester besluiten om de hond te laten euthanaseren.

  • 5.

    De kosten van vervoer, opvang/ verblijf, (medische) verzorging, gedragstest, overige kosten na onvrijwillige inbeslagname en de kosten voor het laten uitvoeren van euthanasie worden verhaald op de eigenaar en/ of houder van de hond.

 

Artikel 12 Ernstige verstoring van de openbare orde

  • 1.

    In afwijking van het bepaalde in deze beleidsregel kan de burgemeester op grond van artikel 172, derde lid van de Gemeentewet een hond in beslag nemen bij verstoring van de openbare orde of bij ernstige vrees voor het ontstaan daarvan.

  • 2.

    Een situatie als bedoeld in het eerste lid is in ieder geval van toepassing als er sprake is van (ernstige vrees voor het ontstaan) van een zeer ernstig bijtincident zoals omschreven in artikel 1, onder 1.

 

Artikel 13 Afwijkingsbevoegdheid

De burgemeester kan, in gevallen waarbij toepassing van deze beleidsregel, gelet op het te beschermen belang, leidt tot onevenredige gevolgen voor belanghebbenden, afwijken van dat wat in deze beleidsregel is bepaald.

 

Artikel 14 Inwerkingtreding

Deze beleidsregel treedt in werking op de dag na de datum van bekendmaking.

 

Artikel 15 Citeertitel

Deze beleidsregel wordt aangehaald als: Beleidsregel hinderlijke en gevaarlijke honden gemeente Zutphen 2024.

 

 

 

Aldus besloten op 5 maart 2024.

De burgemeester,

Toelichting

 

Algemene toelichting

Bijtincidenten met honden komen geregeld voor en kunnen afhankelijk van de ernst van het bijtincident een behoorlijke impact hebben op slachtoffers, eigenaren van (gebeten) honden en omstanders. De aanpak gebeurt op basis van de door de raad vastgestelde Algemene plaatselijke verordening, artikel 2:59.

Het is gewenst om bij (bijt)incidenten met honden op te treden. Daarbij is het van belang dat er een goede afweging wordt gemaakt tussen zorg en veiligheid voor de omgeving, (potentiële) slachtoffers, de hond en de eigenaar of houder van de hond. In deze beleidsregel geeft de burgemeester aan hoe hij omgaat met de bevoegdheid uit artikel 2:59 van de APV.

Deze beleidsregel ziet op het bestuursrechtelijke traject. Er zijn ten aanzien van (incidenten met) hinderlijke en gevaarlijke honden ook civielrechtelijke mogelijkheden (op grond van het Burgerlijk Wetboek) en stafrechtelijke mogelijkheden (op grond van het Wetboek van Strafrecht).

 

Artikelsgewijze toelichting

 

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In dit artikel worden de in deze beleidsregel gehanteerde begrippen omschreven.

 

Artikel 2 Hinderlijk gedrag

Bij een incident waarbij de burgemeester een hond als hinderlijk aanmerkt handelt de burgemeester als vermeld in dit artikel. Bij het eerste incident wordt een informatiebrief verstuurd met het advies om (uit voorzorg) de hond kort aan te lijnen, te muilkorven en om met de hond een gedragstraining te volgen bij een hondenschool.

De brief wordt persoonlijk overhandigd aan de eigenaar of houder van de hond. De melder krijgt een kopie van de brief. Bij het tweede incident wordt een waarschuwingsbrief gestuurd met de aankondiging dat bij een volgend incident een (kort) aanlijn- en/ of muilkorfgebod wordt opgelegd. Bij een derde incident wordt een (kort) aanlijn- en/ of muilkorfgebod opgelegd. De keuze voor alleen een (kort) aanlijngebod dan wel een (kort) aanlijn- en/of muilkorfgebod is afhankelijk van de ernst van de incidenten. Dit wordt in het besluit gemotiveerd.

Een (kort) aanlijn- en/ of muilkorfgebod geldt voor onbepaalde tijd.

 

Artikel 3 Licht bijtincident

Bij een licht bijtincident waarbij de burgemeester een hond als gevaarlijk aanmerkt, handelt de burgemeester als vermeld in dit artikel. Bij het eerste incident wordt een waarschuwingsbrief gestuurd met de aankondiging dat bij een volgend incident een (kort) aanlijn- en/ of muilkorfgebod wordt opgelegd. Ook wordt geadviseerd om (uit voorzorg) de hond kort aan te lijnen, te muilkorven en om met de hond een gedragstraining te volgen bij een hondenschool.

De brief wordt persoonlijk overhandigd aan de eigenaar of houder van de hond. De melder krijgt een kopie van de brief. Bij een tweede incident wordt een (kort) aanlijn- en/ of muilkorfgebod opgelegd. Uitgangspunt is dat zowel een (kort) aanlijn- en muilkorfgebod wordt opgelegd. Afhankelijk van de ernst van het incident kan de burgemeester besluiten om alleen een (kort) aanlijngebod op te leggen. Dit wordt in het besluit gemotiveerd.

Bij een derde incident wordt – afhankelijk van de zwaarte van het incident – de eigenaar of houder van de hond gevraagd om afstand te doen van de hond dan wel wordt de hond in beslag genomen. Het moet dan wel gaan om een ernstig bijtincident.

Een (kort) aanlijn- en/ of muilkorfgebod geldt voor onbepaalde tijd.

 

Artikel 4 Ernstig bijtincident

Bij een ernstig bijtincident waarbij de burgemeester de hond als gevaarlijk aanmerkt, handelt de burgemeester zoals vermeld in dit artikel. Bij een eerste incident wordt direct een (kort) aanlijn- en muilkorfgebod opgelegd.

Het besluit wordt persoonlijk overhandigd aan de eigenaar of houder van de hond. De melder krijgt een kopie van de brief. Bij een tweede incident wordt de eigenaar of houder van de hond gevraagd afstand te doen van de hond dan wel wordt de hond in beslag genomen. Het moet dan wel gaan om een ernstig bijtincident.

 

Artikel 5 Preventieve dwangsom

Als het aanlijn- en/ of muilkorfgebod door de eigenaar of houder van een hinderlijke of gevaarlijke hond met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid zal worden overtreden, legt de burgemeester een preventieve last onder dwangsom op.

Gedacht kan worden aan een situatie waarbij de eigenaar of houder van een hinderlijke of gevaarlijke hond bij voorbaat aangeeft zich niet aan het gebod/ geboden te zullen houden.

De hoogte van de dwangsom is eveneens in het artikel vastgelegd.

 

Artikel 6 Verplichting tot chippen van een hond

De verplichting tot het chippen van een hond volgt uit artikel 2:59, vierde lid van de APV. Voor zover dit nog niet het geval is moet de eigenaar of houder van de hond, de hond alsnog binnen vier weken van een chip voorzien. De termijn van vier weken is ruimschoots voldoende om de hond te laten chippen bij een dierenarts of dierenkliniek.

Het belang van het chippen is gelegen in het feit dat een (kort) aanlijn- en muilkorfgebod via de chip kan worden uitgelezen door de politie en de ambtenaren die met de handhaving van de APV zijn belast. Bij (nieuwe) bijtincidenten is het dan snel duidelijk dat het om een gevaarlijke hond gaat.

 

Artikel 7 Overtreding (kort) aanlijn- en/ of muilkorfgebied

Bij overtreding van een (kort) aanlijn- en/ of muilkorfgebod wordt direct een boete uitgeschreven. Het overtreden van een (kort) aanlijn- en/ of muilkorfgebod is strafbaar gesteld in de APV. In artikel 6:2 van de APV worden de personen vermeld die belast zijn met het toezicht en de handhaving op de naleving van de opgelegde sancties. Bij overtreding van een opgelegde sanctie kan een geldboete worden uitgeschreven. Met het beboeten kan directe handhaving plaatsvinden en wordt de overtreder direct bestraft (lik-op-stuk). Er wordt tevens een prikkel afgegeven om normconform gedrag te vertonen.

 

Artikel 8 Last onder dwangsom

Bij overtreding van een (kort) aanlijn- en/ of muilkorfgebod is de burgemeester bevoegd om een last onder dwangsom op te leggen. Een last onder dwangsom is een herstelsanctie en heeft als doel overtredingen te voorkomen. Daarom kan er bij een eerste overtreding een boete worden uitgeschreven zoals vermeld in artikel 7 van de beleidsregel en tegelijkertijd de procedure tot het opleggen van een last onder dwangsom worden gestart.

In dit artikel staat beschreven in welke gevallen een last onder dwangsom wordt opgelegd en wat de hoogte van de dwangsom is. Behalve naleving van het (kort) aanlijn- en muilkorfgebod kan ook een last onder dwangsom worden opgelegd als de hond ondanks de verplichting daartoe niet is gechipt en er ook geen gevolg is gegeven aan het verzoek tot het chippen van de hond.

 

Artikel 9 Gedragstraining

Een (kort) aanlijn- en/ of muilkorfgebod voorkomt dat een hond nogmaals een bijtincident veroorzaakt. De trigger waardoor een hond is gaan bijten of anderszins agressief of hinderlijk gedrag vertoonde, wordt daarmee niet weggenomen. Daarom wordt een eigenaar of houder van een hinderlijke of gevaarlijke hond dringend geadviseerd om een gedragstraining te volgen met de hond. Het volgen van een gedragstraining is niet verplicht. Een eigenaar of houder van een hond wordt wel aangespoord om zijn of haar verantwoordelijkheid te nemen en er alles aan te doen om bijtincidenten te voorkomen.

 

Artikel 10 Gedragstest

Bij een (kort) aanlijn- en/ of muilkorfgebod heeft de eigenaar of houder van de hond de mogelijkheid om een gedragstest te laten afnemen waarmee de eigenaar of houder van de hond kan aantonen dat de hond niet hinderlijk of gevaarlijk is. De gedragstest moet worden afgenomen door de gedragskliniek van de Faculteit Diergeneeskunde van de Universiteit Utrecht dan wel door een andere door de burgemeester goedgekeurde hondengedragstherapeut. Als uit de gedragstest blijkt dat de hond niet hinderlijk of gevaarlijk is, kan besloten worden om het (kort) aanlijn- en/ of muilkorfgebod in te trekken. De uitkomst van een gedragstest kan ook betekenen dat er extra voorwaarden worden verbonden aan het besluit. Bijvoorbeeld als blijkt dat bepaalde triggers een verhoogd risico op bijtincidenten veroorzaken.

De kosten van een gedragstest komen volledig voor rekening van de eigenaar of houder van de hond.

 

Artikel 11 Inbeslagname hond

Dit artikel beschrijft de procedure tot inbeslagname van een hond. In de artikelen 3 en 4 van deze beleidsregel omschreven gevallen, wordt de eigenaar of houder gevraagd om vrijwillig afstand te doen van de hond. Als de eigenaar of houder niet vrijwillig afstand doet van de hond, kan de burgemeester besluiten tot onvrijwillige inbeslagname op grond van artikel 5:31, tweede lid van de Awb. Dit artikel beschrijft de te nemen stappen.

 

Artikel 12 Ernstige verstoring van de openbare orde

Dit artikel beschrijft de mogelijkheid om op basis van de ‘lichte bevelsbevoegdheid’ uit artikel 172, derde lid van de Gemeentewet een hond in beslag te nemen bij verstoring van de openbare orde of de ernstige vrees voor het ontstaan daarvan.

Een kanttekening bij deze bevoegdheid is dat deze niet zover gaat dat de burgemeester de eigendom van een hond kan ontnemen en om de hond over te dragen naar een nieuwe eigenaar of houder, of, in het uiterste geval, te euthanaseren. Als een hond permanent in beslag wordt genomen moet daarover geprocedeerd worden bij de civiele rechter. Dit volgt uit een uitspraak van de Raad van State van 19 februari 2020 (ECLI:NL:RVS:2020:514).

 

Artikel 13 Afwijkingsbevoegdheid

Dit artikel geeft de burgemeester de bevoegdheid om in voorkomende gevallen of bijzondere situaties af te wijken van deze beleidsregel.

 

Artikel 14 Inwerkingtreding

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

 

Artikel 15 Citeertitel

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.