Organisatie | Veenendaal |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening op de raadscommissies Veenendaal |
Citeertitel | Verordening op de raadscommissies Veenendaal |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
Deze regeling vervangt de Verordening op de raadscommissies Veenendaal 2016.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
03-04-2024 | nieuwe regeling | 21-03-2024 |
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
Artikel 5. Benoeming schaduw-raadsleden
Bij benoeming van schaduw-raadsleden onderzoekt de in artikel 5, eerste lid, van het Reglement van orde voor de vergaderingen en andere werkzaamheden van de raad van Veenendaal, bedoelde commissie de geloofsbrieven van de voor benoeming voorgedragen schaduw-raadsleden waarbij zij de artikelen 10, 11, 13 en 15 van de Gemeentewet betrekt.
Paragraaf 1. Tijdstip van oordeelsvormend vergaderen; voorbereidingen
Artikel 11. Ter inzage leggen van stukken
Informatie van de raadscommissie of aan de raadscommissie verstrekte informatie waaromtrent op grond van hoofdstuk Va, van de Gemeentewet geheimhouding is opgelegd, blijft in afwijking van het eerste tot en met het derde lid onder berusting van de griffier en wordt in het raadsinformatiesysteem zodanig geplaatst dat alleen (raads)leden deze informatie kunnen raadplegen.
Paragraaf 2. Orde van de oordeelsvormende vergadering
Artikel 13. Opening vergadering en quorum
Op een vergadering als bedoeld in het tweede lid is het eerste lid niet van toepassing. Een raadscommissie kan echter over andere aangelegenheden dan die waarvoor de ingevolge het eerste lid niet geopende vergadering was belegd alleen beraadslagen of besluiten, als blijkens de presentielijst meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden aanwezig is.
De inspreker voert het woord bij het begin van de behandeling van het agendapunt, nadat de voorzitter hem dit heeft verleend. De voorzitter kan de leden toestaan aan de inspreker een korte, verhelderende vraag te stellen. Er vindt geen discussie plaats tussen de inspreker en de leden en de inspreker neemt niet deel aan de beraadslaging.
Artikel 19. Handhaving orde; schorsing
Indien een spreker zich beledigende of onbetamelijke uitdrukkingen veroorlooft, afwijkt van het in behandeling zijnde agendapunt, een andere spreker herhaaldelijk interrumpeert, dan wel anderszins de orde verstoort, wordt de spreker door de voorzitter tot de orde geroepen. Indien de betreffende spreker hieraan geen gevolg geeft, kan de voorzitter de spreker gedurende de vergadering, waarin zulks plaats heeft, over het aanhangige agendapunt het woord ontzeggen.
Op verzoek van een lid of op voorstel van de voorzitter kan de raadscommissie besluiten de beraadslaging voor een door de voorzitter te bepalen tijd te schorsen teneinde het college of de leden de gelegenheid te geven tot onderling nader beraad. De beraadslagingen worden hervat nadat de schorsingsperiode verstreken is.
De leden, de commissiegriffier, de burgemeester, de wethouders en anderen hebben het recht een voorstel tot verandering van een weergave in het verslag van de bijdrage aan de vergadering, aan de raadscommissie te doen, indien de besluitenlijst onjuistheden bevat of niet duidelijk weergeeft hetgeen gezegd of besloten is.
Hoofdstuk 3 Besloten vergadering
Artikel 28. Opheffing geheimhouding
Als de raad op grond van artikel 89, vierde lid, van de Gemeentewet voornemens is de geheimhouding van aan de raad verstrekte informatie op te heffen, wordt, als de raadscommissie die geheimhouding heeft opgelegd daarom verzoekt, daarover in een besloten vergadering met de raadscommissie overleg gevoerd.
Artikel 31. Uitleg verordening
In de gevallen waarin deze verordening niet voorziet of bij twijfel omtrent de toepassing van de verordening, beslist de raadscommissie op voorstel van de voorzitter.
Vastgesteld in de openbare vergadering van 21 maart 2024,
Peter van Vugt,
griffier
Gert-Jan Kats,
voorzitter
Toelichting behorende bij de Verordening op de raadscommissie Veenendaal
Aan de begripsbepalingen zijn een aantal begrippen toegevoegd die om verduidelijking vragen.
Onder j is omschreven wat technische vragen zijn. Het gaat hierbij om ambtelijke bijstand als bedoeld in artikel 33 van de Gemeentewet en zoals uitgewerkt in de verordening op de ambtelijke bijstand.
De taken van de raadscommissies zijn vastgelegd in artikel 82, eerste lid, van de Gemeentewet. De raadscommissies bereiden de besluitvorming van de raad voor en overleggen met het college of de burgemeester.
De taak om de besluitvorming van de raad voor te bereiden komt o.a. tot uitdrukking in de taak advies uit te brengen over een voorstel of onderwerp. Het kan dan gaan om raadsvoorstellen, consultatiememo’s, startnotities en dergelijke. De raadscommissie kan ook uit eigener beweging advies aan de raad uitbrengen, ook dit advies kan aanleiding zijn voor besluitvorming in de raad. De taken van de raadscommissie zijn in essentie dezelfde als die van de raad, die van kaderstellend, controlerend en volksvertegenwoordigend orgaan, met dien verstande dat deze taken adviserend van karakter zijn.
Hoewel het politieke debat in de raad plaatsvindt en daar uiteindelijk de politieke meningsverschillen worden besproken en beslecht, kan in de oordeelsvormende commissie eveneens een politieke bespreking plaatsvinden. Deze bespreking kan opleveren waarom een stuk een hamer- of bespreekstuk is.
Ten opzichte van de vorige verordening is de tekst vereenvoudigd waarbij is aangegeven uit welke leden de commissie bestaat. De verordening geeft aan dat raadsleden en benoemde schaduw-raadsleden lid zijn van de commissie. Het benoemen van schaduw-raadsleden is verder uitgewerkt in artikel 5.
Artikel 5. Benoeming schaduw-raadsleden
Ten opzichte van de vorige verordening zijn op hoofdlijnen twee punten toegevoegd voor wat betreft de benoeming van schaduw-raadsleden. In de eerste plaats is een regeling opgenomen dat ook personen die niet op een recente kandidatenlijst vermeld worden, kunnen worden benoemd tot schaduw-raadslid. Die regeling heeft haar weerslag gekregen lid 3, sub b. Zij maakt het mogelijk dat een talentvol persoon die niet op de kandidatenlijst staat, niet de kandidatenlijst van de volgende raadsverkiezingen hoeft af te wachten, maar eerder voor benoeming in aanmerking kan komen. Het afdelingsbestuur en de fractievoorzitter moeten daartoe dan de voordracht doen. Een kandidatenlijst wordt normaal gesproken onder verantwoordelijkheid van een afdelingsbestuur opgesteld. Door het afdelingsbestuur een rol te geven bij het voordragen van een persoon die niet op de kandidatenlijst staat, wordt die verantwoordelijkheid recht gedaan.
Mocht in dit verband door een fractie een kandidaat worden voorgedragen die op de kandidatenlijst van een andere partij/fractie heeft gestaan, dan zal in het gezamenlijk schrijven van afdelingsbestuur en fractie dit punt ook een plek krijgen in de motivatie van de voordracht.
Wanneer een raadslid breekt met een fractie en verder gaat als groep, zal een partijbestuur zoals dat functioneert bij de in de raad vertegenwoordigde partijen, ontbreken. Dan is het op grond van deze regeling niet mogelijk om schaduw-raadsleden voor te dragen. Om dit nader te expliciteren is dit nader omschreven in lid 2.
In de tweede plaats ontbrak een regeling van het onderzoek naar de geloofsbrieven. Dat onderzoek moet voorafgaande aan de benoeming door de raad van de schaduw-raadsleden vanwege de raad worden uitgevoerd. De formaliteiten rond de benoeming van de schaduw-raadsleden (ook die van de beëdiging) zijn geregeld in de leden 4, 5 en 6 van het artikel.
De zittingsperiode van de leden en de voorzitter is even lang als de zittingsperiode van raadsleden, in principe dus vier jaar. De benoeming eindigt derhalve van rechtswege, de raad hoeft hen niet te ontslaan.
Het lidmaatschap van een raadscommissie eindigt eveneens van rechtswege, indien een lid niet meer voldoet aan de in artikel 5 gestelde eisen en indien een lid is benoemd op voordracht van een fractie die niet meer vertegenwoordigd is in de raad.
Artikel 26 van de Gemeentewet geeft aan dat de voorzitter bij raadsvergadering bevoegd is om de orde in de vergadering te handhaven. Voor de commissievergaderingen ontbreekt een dergelijke bepaling, deze is daarom in artikel 7 van de verordening lid 3 opgenomen.
De bijeenkomsten van de raad vinden in principe op dinsdag en donderdag plaats. Daartoe stelt de agendacommissie een vergaderschema op. Uitgangspunt is dat maximaal tweemaal per week een raads- of raadscommissiebijeenkomst wordt georganiseerd.
De bijeenkomsten kunnen ook buiten het gemeentehuis plaatsvinden. Een van de wensen van de raad is immers ook om zichtbaar te zijn in de samenleving, om in verbinding te staan met de samenleving. Dan hoeft niet iedere raads- of raadscommissiebijeenkomst in het gemeentehuis plaats te vinden, maar kan deze ook daarbuiten worden gehouden.
De voorlopige agenda van de raadscommissie wordt voorbereid door de agendacommissie overeenkomstig artikel 11, tweede lid, van het Reglement van orde en overige werkzaamheden van de raad van Veenendaal. Aan dit artikel is de mogelijkheid toegevoegd voor leden om actief onderwerpen te agenderen waarvan zij vinden dat hierover een breed gevoerd gesprek zou moeten plaatsvinden in de raadscommissie; zie de leden 5 t/m 7. De mogelijkheid is ontstaan vanuit de gedachte dat de hoeveelheid moties vreemd in de raadsvergadering afneemt.
Huidige instrumenten als bijvoorbeeld het agenderen van ingekomen stukken, de actieve en passieve informatieplicht en de rondvraag hebben voornamelijk het karakter van een vraaggesprek tussen één of enkele fracties en de betreffende portefeuillehouder en zijn zelden aanleiding voor een breed gevoerde gedachtewisseling in de raadscommissie zelf.
In een initiatiefvoorstel dat de leden kunnen indienen bij de raad, is al gedetailleerd uitgewerkt wat met het voorstel beoogd wordt. Het debat wordt dan gevoerd aan de hand van een concreet voorstel en daarover wordt vervolgens ook een besluit genomen.
Voor het agenderen van zaken die voor een fractie van belang zijn, wordt in de huidige praktijk relatief vaak gebruik gemaakt van de motie vreemd aan de orde van de dag. Ook dit instrument gaat uit van besluitvorming (waarbij het college een bepaalde opdracht krijgt) en faciliteert niet een breed gevoerd inhoudelijk gesprek. De in de leden 5 t/m 7 beschreven werkwijze beoogt een ‘tussenvariant’ waarbij er een inhoudelijk gesprek op gang komt op initiatief van de raadscommissie zelf, maar waarbij er in eerste instantie (nog) geen besluitvorming aan de orde is. Dit is te vergelijken met consultatie vanuit het college.
Het bevorderen van de mogelijkheid om actief onderwerpen te agenderen in de raadscommissie kent diverse positieve aspecten voor de raad en het politieke proces in zijn algemeenheid.
Initiatief nemen. De raad gaat over zijn eigen agenda. De leden kunnen besluiten om onderwerpen toe te voegen aan de agenda, die in de praktijk voornamelijk gevuld wordt met stukken vanuit het college. Door op een constructieve manier gebruik te maken van deze mogelijkheid in de commissie, trekt vervolgens de raad het initiatief meer naar zichzelf toe.
Verbinding met de samenleving. Vanuit hun volksvertegenwoordigende rol weten de raads- en schaduw-raadsleden wat er in Veenendaal speelt. Door met elkaar in gesprek te gaan over deze onderwerpen en thema’s kunnen signalen uit de samenleving worden meegenomen in een gesprek over het algemeen belang van Veenendaal en wordt de verbinding tussen politiek en de Veenendaalse samenleving bevorderd.
Voor het indienen van een hier bedoeld agenderingsverzoek stelt de griffie een format ter beschikking.
Artikel 11. Ter inzage leggen van stukken
Het artikel uit de Verordening van 2016 zag alleen op stukken waarop geheimhouding was gelegd, terwijl de titel van het artikel zag op het ter inzage leggen van de stukken.
Bij het formuleren van artikel 11 is uitgegaan van de modelverordening van de VNG, waarbij tevens de wijziging van de Gemeentewet per 1 april 2023 is meegenomen.
De presentielijst en de ondertekening door de voorzitter en de commissiegriffier zijn bedoeld om formeel vast te stellen dat het vergaderquorum aanwezig is. Daarnaast is de presentielijst van belang om de vergoedingen van de schaduw-raadsleden die lid zijn van de raadscommissie te kunnen vaststellen.
Artikel 13 Opening vergadering en quorum
Artikel 20 van de Gemeentewet regelt het vergaderquorum van de raad. Voor de raadscommissies ontbreekt een dergelijke bepaling in de Gemeentewet. Artikel 13 voorziet hierin. Gezien de huidige commissiepraktijk is echter opgenomen dat meer dan de helft van het aantal in de raad vertegenwoordigde fracties tegenwoordig is (eerste lid).
Het derde lid voorziet in een regeling voor een nieuwe vergadering indien het quorum niet bereikt is, anders zou de afwezigheid van leden van een raadscommissie de voortgang van werkzaamheden kunnen belemmeren. Uiteraard staat op het moment dat de voorzitter de datum en het tijdstip van de nieuwe vergadering bepaalt, nog niet vast op welk moment de schriftelijke oproep uitgaat. Indien er enkele dagen tussen de twee vergaderingen zitten, mag er vanuit worden gegaan dat het mogelijk is om 24 uur van tevoren een schriftelijke oproep te versturen (tweede lid). Overigens ligt het in de rede dat de voorzitter overlegt met de raadscommissie over de datum van een nieuwe vergadering.
Dit artikel ziet met name op de regeling van het spreekrecht in een oordeelsvormende raadscommissie.
Inwoners, organisaties, bedrijven en belanghebbenden kunnen inspreken in een vergadering. Het spreekrecht geldt in beginsel voor onderwerpen die op de agenda van de raadscommissie staan. Over een aantal onderwerpen kan niet het woord worden gevoerd. Dit zijn besluitenlijsten van vergaderingen, benoemingen, voordrachten of aanbevelingen van personen, of onderwerpen waarover klachten, bezwaren of beroepen (hadden) kunnen worden ingediend . Ook kan het woord niet gevoerd worden over onderwerpen die geagendeerd worden voor de actieve- en passieve informatieplicht.
De passieve- en actieve informatieplicht is bedoeld om van het college of de burgemeester inlichtingen te ontvangen op grond van de Gemeentewet (artikel 155, 169 en 180). Dit kan zowel actief (op eigen initiatief) als passief (op verzoek van de raad) gebeuren. Dit om de raad in de gelegenheid te stellen zijn kaderstellende en controlerende rol waar te maken.
Als leden op basis van de verkregen informatie een vervolg willen geven aan een onderwerp, beschikken zij over meerdere raadsinstrumenten waaronder het gemotiveerd agenderen voor een volgende commissievergadering.
In lid 3 van het artikel is opgenomen dat er in de regel één woordvoerder is per onderwerp. ‘In de regel’ is aan de bepaling toegevoegd, zodat bij belangrijke onderwerpen (denk bijvoorbeeld aan de Kadernota) twee commissieleden het woord kunnen voeren in afwijking van de normaal te hanteren regel dat er per onderwerp één woordvoerder is.
Van deze bepaling is een ‘kan’-bepaling gemaakt en is daarmee aangepast aan de praktijk.
Artikel 18. Voorstellen van orde
Ieder lid heeft te allen tijde het recht een voorstel van orde te doen. De beslissing of er inderdaad sprake is van een voorstel van orde is aan de raadscommissie. Over een voorstel van orde wordt direct, zonder beraadslaging, besloten door de raadscommissie. Bij het staken van stemmen is het voorstel niet aangenomen (artikel 32, vierde lid, van de Gemeentewet is hierop niet van toepassing). Een voorstel van orde betreft bijvoorbeeld het schorsen van de vergadering voor een (overleg) pauze of een voorstel over de (beperking van de) spreektijden van de leden en overige deelnemers aan de commissievergadering.
Artikel 19. Handhaving orde; schorsing
In artikel 7 is opgenomen dat de commissievoorzitter is belast met de handhaving van de orde in de commissievergaderingen. Op basis van het tweede lid kunnen alle sprekers in bepaalde gevallen door de voorzitter tot de orde worden geroepen en kan hen zo nodig over het aanhangige onderwerp het woord ontzegd worden. Ook kan de voorzitter de vergadering schorsen en bij herhaling van de verstoring van de orde, de vergadering sluiten (derde lid). Voor wat betreft de handhaving van de orde op de publieke tribune wordt verwezen naar artikel 29.
Om te bevorderen dat leden van raadscommissies zich niet belemmerd voelen om hun mening te uiten bepaalt artikel 82, vijfde lid, van de Gemeentewet bovendien dat artikel 22 van de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing is op leden van raadscommissies. Hierdoor zijn leden van raadscommissies niet in rechte te vervolgen, aan te spreken of verplicht getuigenis af te leggen over hetgeen zij in de vergadering zeggen of schriftelijk overleggen. Dit geldt voor zowel raadsleden als schaduw-raadsleden.
Het stellen van technische vragen voorafgaande aan de commissievergadering heeft een formele plaats gekregen in de verordening. Daarmee kan ook in de commissie een meer politieke bespreking plaatshebben (dus niet alleen een ‘technische’ bespreking). De politieke bespreking in de commissie kan duidelijk maken wat een hamerstuk is en wat een bespreekstuk en waarom dit het geval is.
Dit kan ertoe leiden dat politieke bespreekpunten voor de raadsvergadering helder zijn.
Om helder te krijgen welke thema’s nog voor beraadslagingen in de gemeenteraad resteren, concludeert de voorzitter hierop in de commissie.
De griffier maakt over het tijdstip van aanleveren van de vragen en de beantwoording daarvan afspraken met de gemeentesecretaris.
Artikel 21. Deelname aan beraadslaging door anderen
Deze bepaling is noodzakelijk in verband met de in artikel 22 van de Gemeentewet geregelde immuniteit, dat in artikel 82, vijfde lid, van de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing wordt verklaard op leden van raadscommissies en andere personen die aan de beraadslagingen deelnemen. Het is uiteraard ook mogelijk dat een raadscommissie bepaalt dat een bepaalde functionaris in bepaalde gevallen altijd aan de beraadslaging mag deelnemen. Het gaat in deze bepaling om anderen dan de leden, de burgemeester en de wethouders. Deze hebben op grond van artikel 21, gelezen in samenhang met artikel 82, vijfde lid, van de Gemeentewet de mogelijkheid om aan de beraadslagingen deel te nemen. Op grond van dit artikel kan bijvoorbeeld de secretaris uitgenodigd worden. Uiteraard hebben deze andere sprekers niet dezelfde rechten als de leden. Een andere spreker heeft onder meer geen recht om een voorstel over de spreektijd of over de orde van de vergadering te doen.
Overigens is artikel 21 geen alternatief voor het inspreekrecht op een raadscommissievergadering waarin een advies van de raad gevraagd wordt over aangeboden raadsvoorstellen. Willen inwoners hun visie geven op geagendeerde onderwerpen, dan is de route van artikel 14 de koninklijke weg.
Onderdeel van het advies dat de voorzitter formuleert, kunnen de thema’s zijn welke nog verder in de raadsvergadering besproken worden (zie ook de toelichting op artikel 20). Dit kan de voorzitter van de raad helpen om focus aan te brengen in de beraadslagingen in de gemeenteraad.
Hoewel de term ‘besluitenlijst’ wordt gebruikt, neemt een raadscommissie geen beslissingen (in de zin van Awb-besluiten), maar bereidt zij de besluitvorming in de raad voor en overlegt zij met het college en de burgemeester (zie de taken van de commissie). Alleen in de raadsvergadering kunnen besluiten genomen worden. Een raadscommissie kan gevraagd en ongevraagd advies uitbrengen aan de raad.
De besluitenlijst geeft een beknopt inzicht in de standpunten die de commissie heeft ingenomen ten aanzien van stemmingen over geheimhouding.
Artikel 25. Andere vergaderingen raadscommissie
Naast de vergaderingen van de raadscommissie beschreven in paragraaf 1 en 2 van hoofdstuk 2 (de oordeelsvormende raadscommissie waarin de raadsvoorstellen die aan de raad worden voorgelegd, worden besproken en van een advies voorzien) kunnen ook andere vergaderingen van een raadscommissie plaatsvinden.
Tegenwoordig komen daarnaast varianten van vergaderen voor die geen vaste samenstelling hebben. Te denken valt aan vergaderingen in sessies en vergadertafel(s) en aan beeldvormende vergaderingen. Er zijn meer vormen te bedenken. Dit betreft vergaderingen die ook ter voorbereiding van de besluitvorming door de raad zijn.
De wettelijke bepalingen omtrent de raadscommissies zijn, ondanks het feit dat er niet gesproken kan worden van een vaste samenstelling, op deze varianten van vergaderen van toepassing. Indien vergaderingen in het teken staan van de voorbereiding van besluitvorming van de raad en het overleg met het college of de burgemeester, is er sprake van een raadscommissie. Dergelijke voorbereiding van de besluitvorming van de raad is exclusief voorbehouden aan de raadscommissies en kan niet worden opgedragen aan overige commissies. Er dient bij deze varianten van vergaderen dus rekening gehouden te worden met alle vereisten die voor een raadscommissie gelden zoals een evenwichtige vertegenwoordiging (artikel 82, derde lid, van de Gemeentewet) of de regels omtrent de geheimhouding (zie bijv. artikel 26 van deze verordening).
In deze gevallen heeft een schaduw-raadslid, indien het een vergadering bijwoont, recht op een presentievergoeding, zoals aangegeven is in het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers.
In het Reglement van orde voor de vergaderingen en andere werkzaamheden van de raad van Veenendaal zijn de taken en bevoegdheden van de agendacommissie geregeld. De agendacommissie kan andere vergaderingen van de raadscommissie organiseren (denk aan beeldvormende vergaderingen). Voor deze vergaderingen gelden de bepalingen die de Gemeentewet ten aanzien van de raadscommissie voorschrijft.
In zijn algemeenheid geldt dat de vergaderingen in het teken staan van de voorbereiding van besluitvorming van de raad en het overleg met (leden van) het college of de burgemeester (zie ook bij de toelichting op artikel 3).
Bij een aantal vergaderingen zullen een paar regelingen die een reguliere oordeelsvormende raadscommissie betreffen, niet van toepassing kunnen zijn. Voor een andere (beeldvormende) vergadering gelden minder formele regels, dan voor een oordeelsvormende raadscommissie. Of zijn de mogelijkheden juist ruimer, dan in een oordeelsvormende vergadering. Inwoners en organisaties kunnen bijvoorbeeld ideeën lanceren in een beeldvormende vergadering en deze ook toelichten. Met het oog op die uitzonderingen is artikel 25 opgenomen.
Tot slot kan worden opgemerkt dat vergaderingen die op één dag(deel) georganiseerd worden, als één vergadering worden beschouwd. Dit is relevant met het oog op de uitbetaling van de presentievergoeding aan schaduw-raadsleden. Parallelle sessies op één avond kunnen er dus niet toe leiden dat tweemaal een presentievergoeding wordt uitgekeerd.
Artikel 26. Toepassing verordening op besloten vergaderingen
Bij bepalingen die van overeenkomstige toepassing zijn, kan onder meer gedacht worden aan de bepalingen omtrent het tijdig verzenden van stukken, het vergaderquorum en voorstellen van orde. De bepalingen van deze verordening zijn echter niet van toepassing, voor zover het gebruik van die bepalingen strijdig is met het besloten karakter van de vergadering. Zo zullen er bijvoorbeeld geen beeld- en geluidsregistraties voor openbaar gebruik gemaakt kunnen worden. Ten aanzien van de stukken die betrekking hebben op een besloten vergadering en het behandelde zal een raadscommissie moeten besluiten of geheimhouding als bedoeld in de Gemeentewet wordt opgelegd dan wel opgeheven.
Artikel 27. Besluitenlijst besloten vergaderingen
Artikel 15 beschrijft waaraan een besluitenlijst voldoet. Artikel 26 bepaalt verder dat op een besloten vergadering de verordening van overeenkomstige toepassing is voor zover dat niet strijdig is met het besloten karakter van de vergadering. Daarom ziet het artikel 27 met name op de aspecten die samenhangen met de beslotenheid van de vergadering en de geheimhouding van het verslag.
Artikel 28. Opheffing geheimhouding
Een raadscommissie kan geheimhouding op informatie leggen en die informatie tevens aan de raad verstrekken. De raad kan de geheimhouding opheffen van aan de raad verstrekte informatie (artikel 89, vierde lid, van de Gemeentewet). Wel bestaat er een overlegverplichting, waarmee recht wordt gedaan aan het principe van hoor en wederhoor.
Artikel 29. Toehoorders en pers
Artikel 26, eerste en tweede lid, van de Gemeentewet regelen dat de voorzitter van de raad toehoorders die de orde verstoren, kan doen vertrekken en bij volharding in hun gedrag de toegang kan ontzeggen. Voor raadscommissies ontbreekt een dergelijke bepaling in de Gemeentewet, het derde lid voorziet hierin.
De bepaling opgenomen in het vierde lid is ontleend aan artikel 26, derde lid, van de Gemeentewet.
Artikel 30. Geluid- en beeldregistratie door toehoorders en pers
Aangezien de vergaderingen van een raadscommissie in principe openbaar zijn, kunnen radio- en tv-stations geluid- en beeldregistraties maken. Dit is uiteraard niet het geval als het een besloten vergadering betreft. Wel dient rekening gehouden te worden met de privacy van insprekers of publiek. Raadsleden daarentegen hebben een publieke functie. Het is mogelijk om een aanwijzing te geven dat publiek slechts vanaf een bepaalde afstand in beeld mag worden gebracht. Ook kan een aanwijzing zijn dat burgers die inspreken niet gefilmd mogen worden, uiteraard in overleg met de insprekers. Mogelijk hebben zij geen probleem met beeldregistraties.