Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Waalwijk

Besluit van de raad van de gemeente Waalwijk tot vaststelling van de Verordening nadeelcompensatie Waalwijk 2024

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieWaalwijk
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBesluit van de raad van de gemeente Waalwijk tot vaststelling van de Verordening nadeelcompensatie Waalwijk 2024
CiteertitelVerordening nadeelcompensatie Waalwijk 2024
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerpVerordening nadeelcompensatie Waalwijk 2024

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. artikel 108 van de Gemeentewet
  2. artikel 149 van de Gemeentewet
  3. titel 4.5 van de Algemene wet bestuursrecht
  4. afdeling 15.1 van de Omgevingswet

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

28-03-2024'nieuwe regeling'

01-02-2024

gmb-2024-133919

2024/019

Tekst van de regeling

Intitulé

Besluit van de raad van de gemeente Waalwijk tot vaststelling van de Verordening nadeelcompensatie Waalwijk 2024

 

De raad van de gemeente Waalwijk,

 

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 31 oktober 2023;

 

gelet op de artikelen 108 en 149 van de Gemeentewet, titel 4.5 van de Algemene wet bestuursrecht en afdeling 15.1 van de Omgevingswet;

 

besluit vast te stellen de volgende verordening:

 

Verordening nadeelcompensatie Waalwijk 2024

 

Artikel 1. Toepassingsbereik

  • 1.

    Deze verordening heeft betrekking op aanvragen om schadevergoeding als bedoeld in artikel 4:126, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, waarvan de aanvrager stelt dat die wordt veroorzaakt door een bestuursorgaan van de gemeente.

  • 2.

    Deze verordening heeft geen betrekking op aanvragen om schadevergoeding waarop een bijzondere regeling van toepassing is.

Artikel 2. Heffen recht
  • 1.

    Voor het in behandeling nemen van de aanvraag om schadevergoeding wordt een recht van € 500,- geheven.

  • 2.

    Dit bedrag dient binnen vier weken na de bevestiging van de ontvangst van de aanvraag te zijn bijgeschreven op de rekening van de gemeente. Indien het bedrag niet tijdig is bijgeschreven, wordt de aanvrager eenmaal een mogelijkheid geboden om het verzuim binnen twee weken te herstellen. Als het verzuim niet tijdig is hersteld, wordt de aanvraag niet in behandeling genomen, tenzij redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de aanvrager in verzuim is geweest.

Artikel 3. Aanvraag
  • 1.

    De aanvrager van schadevergoeding maakt gebruik van een door het college vastgesteld formulier.

  • 2.

    In aanvulling op artikel 4:127 van de Algemene wet bestuursrecht bevat een aanvraag mede:

    • a.

      als het schade betreft wegens de lagere opbrengst bij de verkoop van een bedrijf of een onroerende zaak: een kopie van de eigendomsakte van de onroerende zaak, dan wel – als het de verkoop van een bedrijf betreft – van een uittreksel uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel;

    • b.

      als het schade betreft wegens winst- of inkomstenderving: jaarrekeningen over het jaar waarin schade is geleden en voor zover van toepassing de drie daaraan voorafgaande jaren en de aanslagen vennootschapsbelasting of inkomstenbelasting;

    • c.

      als het schade betreft wegens gederfde huurinkomsten: een afschrift van de huurovereenkomst of gebruiksovereenkomst en een eigendomsakte;

    • d.

      een omschrijving van de verzochte vergoeding, als de aanvrager aangeeft een vergoeding niet in geld te willen ontvangen;

    • e.

      overige informatie en bescheiden, door of namens het college van burgemeester en wethouders vast te stellen.

  • 3.

    Het bestuursorgaan bevestigt de ontvangst en de datum van ontvangst van de aanvraag. Hierbij vermeldt het de te volgen procedure en de beslistermijnen.

Artikel 4. Aanwijzen adviseur
  • 1.

    Indien het bestuursorgaan van oordeel is dat behoefte bestaat aan extra deskundigheid voor de behandeling van een aanvraag om schadevergoeding, worden daarbij een of meerdere adviseurs betrokken. De adviseur is een adviseur als bedoeld in artikel 3:5 van de Awb.

  • 2.

    De adviseur brengt aan het bestuursorgaan advies uit over de verschuldigdheid van een schadevergoeding en de hoogte ervan.

  • 3.

    Een bestuursorgaan vraagt in ieder geval geen advies indien:

    • a.

      het besluit een aanvraag niet in behandeling te nemen op grond van artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht;

    • b.

      het van oordeel is dat zich een omstandigheid als bedoeld in artikel 4:126, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht voordoet;

    • c.

      het besluit de aanvraag niet in behandeling te nemen op grond van artikel 4:131 Algemene wet bestuursrecht;

    • d.

      de schade redelijkerwijs niet kan worden toegerekend aan een door het bestuursorgaan genomen besluit of verrichte handeling;

    • e.

      in de gemeentelijke organisatie voldoende deskundigheid voor de beoordeling van de aanvraag aanwezig is.

Artikel 5. Procedure
  • 1.

    Als advies wordt ingewonnen bij een adviseur informeert het bestuursorgaan de aanvrager en belanghebbenden.

  • 2.

    Binnen twee weken na het informeren als bedoeld in het eerste lid, kunnen aanvrager en andere belanghebbenden schriftelijk en gemotiveerd een verzoek tot wraking van één of meerdere leden van de adviescommissie bij het betrokken bestuursorgaan indienen. Het betrokken bestuursorgaan beslist binnen twee weken na ontvangst van het verzoek.

  • 3.

    Bij de toepassing van de artikelen 4:7 en 4:8 van de Algemene wet bestuursrecht wordt naast de aanvrager voor zover van toepassing betrokken:

    • a.

      degene die de activiteit verricht en met wie een overeenkomst als bedoeld in artikel 13.3c, eerste lid, van de Omgevingswet is gesloten, en

    • b.

      als sprake is van een schadeveroorzakend besluit naar aanleiding van een aanvraag, zoals geregeld in artikel 13.3d van de Omgevingswet, de aanvrager van dat besluit of degene die de toegestane activiteit verricht, tenzij:

      1o. De schadevergoeding redelijkerwijze voor rekening behoort te blijven van

      het bestuursorgaan, of

      2o. de schadevergoeding voldoende op een andere manier is verzekerd;

      hierna te noemen: derde-belanghebbende.

Artikel 6. Werkwijze adviseur
  • 1.

    De adviseur stelt de aanvrager en in voorkomend geval de derde-belanghebbende in de gelegenheid schriftelijk dan wel mondeling een toelichting te geven over de aanvraag.

  • 2.

    Van de mondelinge toelichting door de aanvrager en de derde-belanghebbende, alsmede de hem door het bestuursorgaan verstrekte informatie verzorgt de adviseur een verslag dat onderdeel vormt van het uit te brengen advies.

  • 3.

    De adviseur beoordeelt of de situatie ter plaatse zal worden opgenomen.

  • 4.

    De adviseur bepaalt in overleg met de aanvrager het tijdstip waarop hij de situatie ter plaatse zal opnemen. De adviseur kan zich door gemeentelijke vertegenwoordigers laten vergezellen.

  • 5.

    De adviseur kan de aanvrager schriftelijk en met redenen omkleed verzoeken om binnen een door hem te bepalen termijn nadere gegevens of bescheiden over te leggen. De in lid 6 bedoelde adviestermijn wordt opgeschort totdat hij het gevraagde heeft ontvangen, dan wel de door hem bepaalde termijn ongebruikt is verstreken. Indien het gevraagde niet of niet volledig is ontvangen bericht hij daarvan het bestuursorgaan onder vermelding van wat daarvan voor het advies de gevolgen zijn.

  • 6.

    Alvorens een definitief advies uit te brengen aan het bestuursorgaan zendt de adviseur binnen zestien weken na de dagtekening van de opdracht tot advisering een concept daarvan aan het bestuursorgaan, aan de aanvrager, aan eventuele andere betrokken bestuursorganen en aan de derde-belanghebbende. De adviseur kan deze termijn onder opgaaf van redenen met een daarbij aan te geven termijn met ten hoogste vier weken verlengen.

  • 7.

    Het bestuursorgaan, de aanvrager, eventuele andere betrokken bestuursorganen alsmede de belanghebbende worden in de gelegenheid gesteld om binnen vier weken na de toezending van het concept advies schriftelijk hierop te reageren.

  • 8.

    In het geval tijdig reacties zijn ingediend, brengt de adviseur binnen vier weken na het verstrijken van de in het achtste lid bedoelde termijn een advies uit aan het college, waarbij de betreffende reacties zijn betrokken.

  • 9.

    In het geval geen of niet tijdig reacties zijn ingediend, brengt de adviseur binnen twee weken na het verstrijken van de in het zevende lid bedoelde termijn een advies uit aan het college.

Artikel 7. Aanvraag voorschot
  • 1.

    Het bestuursorgaan kan op een daartoe strekkende aanvraag beslissen een voorschot te verlenen op een uit te betalen geldsom, als redelijkerwijs kan worden aangenomen dat een verplichting tot betaling zal worden vastgesteld.

  • 2.

    De artikelen 4:95 en 4:96 van de Algemene wet bestuursrecht zijn op dit voorschot van toepassing.

  • 3.

    Met het verlenen van een voorschot wordt geen aanspraak op nadeelcompensatie erkend.

  • 4.

    Het bestuursorgaan verleent een voorschot niet dan nadat de aanvrager schriftelijk heeft verklaard onterecht betaalde bedragen te zullen terugbetalen. Het bestuursorgaan kan van de aanvrager een zekerheidstelling verlangen.

Artikel 8 Betaling schadevergoeding

Bij een gehele of gedeeltelijke toewijzing van een aanvraag wordt de toegewezen schadevergoeding volledig betaald na het onherroepelijk worden van het besluit op de aanvraag. De betaling vindt plaats door overschrijving naar de door de aanvrager aangegeven rekening, onder gelijktijdige restitutie van het door aanvrager betaalde recht en verminderd met een aan aanvrager betaald voorschot.

Artikel 9. Intrekking oude regeling
  • 1.

    De ‘Procedureverordening voor advisering tegemoetkoming in planschade’ van de gemeente Waalwijk, vastgesteld op 13 november 2008, wordt ingetrokken.

  • 2.

    De ‘Verordening drempelbedrag planschade’ van de gemeente Waalwijk, vastgesteld op 4 februari 2016, wordt ingetrokken.

Artikel 10. Overgangsbepaling

De verordeningen genoemd in artikel 9 blijven van toepassing op aanvragen die vallen onder het overgangsrecht van de Omgevingswet.

Artikel 11. Inwerkingtreding en citeertitel
  • 1.

    Deze verordening treedt een dag na bekendmaking in werking.

  • 2.

    Deze verordening wordt aangehaald als: ‘Verordening nadeelcompensatie Waalwijk 2024’.

 

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 1 februari 2024.

 

De Raad van Waalwijk,

Namens deze,

de griffier, de voorzitter,

Jeske W.M. Louer, Sacha C.A.M. Ausems

Toelichting

Algemeen

De overheid kan rechtmatig handelen, maar toch schade veroorzaken. Bijvoorbeeld door het verlenen van een omgevingsvergunning die de aanleg van een appartementencomplex mogelijk maakt, waardoor het eigendom van het naastgelegen perceel in waarde achteruitgaat. Ook het inperken van rechten kan tot nadeelcompensatie leiden. Of denk aan werkzaamheden aan de weg, waardoor een bedrijf (tijdelijk) onbereikbaar is en inkomsten misloopt. Het gaat dus niet alleen om schade veroorzaakt door rechtmatige besluiten, maar ook om schade veroorzaakt door rechtmatige feitelijke handelingen. Nadeelcompensatie is dus breder dan planschade, zoals in artikel 6.1 van de Wet ruimtelijke ordening. Bij planschade gaat het om inkomensderving of vermindering van de waarde van een onroerende zaak als gevolg van een planologische maatregel.

Titel 4.5 van de Awb voorziet in een algemene regeling in de Awb van de vergoeding (of tegemoetkoming) van schade door rechtmatig overheidshandelen. Daarbij kan worden gedacht aan verzoeken wegens winst- of inkomstenderving, gederfde huurinkomsten, of de lagere opbrengst bij de verkoop van een bedrijf of een onroerende zaak.

In afdeling 15.1 van de Omgevingswet is een nadeelcompensatieregeling opgenomen die aansluit op de generieke regeling uit de Awb.

Artikelsgewijs

Enkel die bepalingen die verdere toelichting behoeven, worden hieronder nader toegelicht.

Artikel 1. Toepassingsbereik

Eerste lid

Deze verordening heeft betrekking op aanvragen om schadevergoeding vanwege rechtmatige overheidsdaad. Het gaat om nadeelcompensatie als bedoeld in titel 4.5 van de Awb en afdeling 15.1 van de Omgevingswet. Het kan voorkomen dat schade door meerdere overheden wordt veroorzaakt, bijvoorbeeld zowel de gemeente als het waterschap. In deze bepaling wordt verduidelijkt dat de aanvrager in dat geval het loket kiest. Het gaat in deze verordening om schade waarvan door de aanvrager wordt gesteld dat die wordt veroorzaakt door een bestuursorgaan van de gemeente. Hierop bestaat een uitzondering. Dat betreft de situatie waarbij de aanvraag om schadevergoeding betrekking heeft op een besluit ter uitvoering van een projectbesluit (een instrument van rijk, provincies en waterschappen). Op die situatie is de regeling van artikel 15.8 van de Omgevingswet van toepassing. Daarin is geregeld dat het bestuursorgaan dat het projectbesluit heeft vastgesteld het bestuursorgaan is dat de schadevergoeding toekent.

Tweede lid

Een bijzondere regeling zoals hier bedoeld, kan bijvoorbeeld een verordening zijn voor een specifiek onderwerp, zoals kabels en leidingen, riolering en wegopbrekingen, of voor een specifiek project binnen de gemeente.

Artikel 2. Heffen recht

Voor het in behandeling nemen van een aanvraag om schadevergoeding wordt een recht geheven. De figuur van de heffing is in artikel 4:128 van de Awb geïntroduceerd om te voorkomen dat er al te lichtvaardig wordt overgegaan tot indiening van een aanvraag om schadevergoeding. Het recht bedraagt € 500,-. Als het recht niet wordt voldaan, wordt de aanvraag op grond van artikel 4:5 van de Awb buiten behandeling gesteld (niet ontvankelijke aanvraag). Als de aanvraag om nadeelcompensatie wordt toegekend, wordt het toe te kennen bedrag verhoogd met het geheven recht (terugbetaald) (artikel 4:129, aanhef en onder c, van de Awb). Voor dit bedrag is gekozen omdat het een voortzetting is van het recht dat voorheen geheven werd in het kader van een verzoek om planschade.

Artikel 3. Aanvraag

Eerste lid

De artikelen 4:2 en 4:127 van de Awb bevatten een grondslag voor de aanvraagvereisten voor het in behandeling nemen van een aanvraag om schadevergoeding. Als niet aan de aanvraagvereisten wordt voldaan kan de aanvraag op grond van artikel 4:5 van de Awb buiten behandeling worden gesteld. In aanvulling hierop is in het eerste lid geregeld dat de aanvrager van schadevergoeding gebruik maakt van een mogelijk door het bestuursorgaan vast te stellen formulier (elektronisch of papier).

Wanneer de aanvraag niet wordt aangeleverd via het [elektronische] formulier, kan worden besloten de aanvraag niet in behandeling te nemen. Dat kan betekenen dat de aanvrager wordt verzocht de aanvraag nadeelcompensatie alsnog via het formulier in te dienen. Het bestuursorgaan moet dan aan de aanvrager aangeven dat de aanvraag niet compleet is, en vooralsnog niet in behandeling kan worden genomen. Het bestuursorgaan kan dan expliciet de termijnen opschorten tot het moment dat wel de stukken zijn ingediend.

Tweede lid

Hier zijn aanvullende eisen ten aanzien van schadeclaims wegens winst- of inkomstenderving of gederfde huurinkomsten opgenomen.

In artikel 4:2 van de Awb is vastgelegd dat een aanvraag wordt ondertekend en ten minste bevat: (a) de naam en het adres van de aanvrager, (b) de dagtekening en (c) een aanduiding van de beschikking die wordt gevraagd. In artikel 4:127 van de Awb is vastgelegd dat de aanvraag mede bevat: (d) een aanduiding van de schadeveroorzakende gebeurtenis en (e) een opgave van de aard van de geleden of te lijden schade en, (f) voor zover redelijkerwijs mogelijk, het bedrag van de schade of een specificatie daarvan. Verder verschaft de aanvrager de gegevens en bescheiden die voor de beslissing op de aanvraag nodig zijn en waarover hij redelijkerwijs de beschikking kan krijgen.

Het gaat hier om gegevens en bescheiden die ten minste worden verstrekt. Het is wenselijk om dit voor aanvragen om schadevergoeding nader te specificeren. In artikel 3 lid 2, aanhef en onder d zit een “vangnetbepaling” om maatwerk te kunnen leveren. Uiteraard worden alleen gegevens gevraagd die noodzakelijk zijn voor de beoordeling van de aanvraag.

Derde lid

Ten behoeve van duidelijkheid en rechtszekerheid van de aanvrager, en ook ten behoeve van de gemeentelijke administratie is een bepaling opgenomen die voorschrijft dat de aanvraag wordt bevestigd, en dat daarbij procedure en termijnen worden vermeld.

Artikel 4. Aanwijzen adviseur

In dit artikel is voorzien in de mogelijkheid om de gemeentelijke deskundigheid naar aanleiding van een ingekomen aanvraag om schadevergoeding aan te vullen.

Als daar behoefte aan is, worden bij de behandeling van de aanvraag om schadevergoeding een of meerdere adviseurs betrokken om advies uit te brengen over de verschuldigdheid van een schadevergoeding en de hoogte ervan.

De adviseur maakt geen deel uit van en is niet werkzaam onder de verantwoordelijkheid van de gemeente en is niet betrokken bij de schadeveroorzakende gebeurtenis waarop de aanvraag betrekking heeft.

De adviseur is een adviseur als bedoeld in artikel 3:5 van de Awb.

Artikel 5. Procedure

Tweede lid

In het tweede lid is een regeling voor wraking opgenomen. Dit voorkomt discussie achteraf (naar aanleiding van de uitkomst) over de zuiverheid van de bemensing van de adviescommissie. Het werpt ook enigszins een drempel op om al te lichtvaardig bezwaren tegen leden van de adviescommissie op te werpen omdat behandeling van het schadeverzoek langer duurt.

Artikel 6. Werkwijze adviseur

Derde lid

Met de opname van de situatie ter plaatse wordt bedoeld dat de situatie ter plaatse wordt vastgelegd om deze te beoordelen. Soms is het nodig dat een adviseur zelf ter plaatse gaat voor een opname. Bij de opname kan bijvoorbeeld de situatie fotografisch worden vastgelegd ten behoeve van de aard en de omvang.

Zesde lid

De werkzaamheden van de adviseur kunnen worden aangemerkt als de werkzaamheden van een adviescommissie als bedoeld in artikel 4:130 van de Awb. Dat betekent dat de beslistermijn voor het afhandelen van aanvragen waarbij een adviseur is aangewezen zes maanden betreft, in plaats van de reguliere termijn van acht weken.

Omdat binnen 6 maanden na ontvangst van de aanvraag het bestuursorgaan een besluit moet nemen, is een adviseringstermijn van 16 weken voor de adviseur afdoende geacht.

Artikel 7. Aanvraag voorschot

In dit artikel is vastgelegd dat het bestuursorgaan op een daartoe strekkende aanvraag kan beslissen een voorschot te verlenen op het eventueel uit te betalen bedrag aan schadevergoeding. Dit kan worden gedaan als redelijkerwijs kan worden aangenomen dat een verplichting tot betaling zal worden vastgesteld. Hiertoe kan door de aanvrager een verzoek worden gedaan. De artikelen 4:95 en 4:96 van de Awb zijn op dit voorschot onder meer van toepassing. Dat betekent onder andere dat onverschuldigde voorschotten kunnen worden teruggevorderd.

Artikel 8. Betaling schadevergoeding

In deze bepaling is de uiterste betaaltermijn vastgelegd. Als een aanvraag om schadevergoeding geheel of gedeeltelijk wordt toegekend, wordt het betreffende bedrag uiterlijk bij het onherroepelijk worden van het toekenningsbesluit uitbetaald onder gelijktijdige restitutie van het door aanvrager betaalde recht en verminderd met een aan aanvrager betaald voorschot Dus na afronding van eventuele bezwaar- en beroepsprocedures.

Artikel 10. Overgangsbepaling

De Verordening nadeelcompensatie Waalwijk treedt in de plaats van de ‘Procedureverordening voor advisering tegemoetkoming in planschade’ en de ‘Verordening drempelbedrag planschade’. Deze verordeningen worden ingetrokken.

De ingetrokken verordeningen kunnen vanwege het overgangsrecht nog wel relevant zijn voor het afhandelen van planschadeverzoeken.