Organisatie | Leiden |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening op de heffing en invordering van rioolheffing 2011 |
Citeertitel | Verordening Rioolheffing 2011 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp |
Geen
Gemeentewet, art. 228a
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2011 | 01-01-2012 | Onbekend | 16-12-2010 24-12-2010 Stadskrant | RV 10.0140 |
Artikel 3 Belastbaar feit en belastingplicht
Als gebruiker wordt aangemerkt:
a. degene die naar de omstandigheden beoordeeld het perceel al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht gebruikt;
b. ingeval een gedeelte van een perceel – niet een gedeelte als bedoeld in artikel 4 – voor gebruik is afgestaan: degene die dat gedeelte voor gebruik heeft afgestaan.
Artikel 4 Zelfstandige gedeelten
Indien gedeelten van een in artikel 3 bedoeld perceel blijkens hun indeling bestemd zijn om als afzonderlijk geheel te worden gebruikt, wordt de belasting geheven ter zake van elk als zodanig bestemd gedeelte, met dien verstande dat indien twee of meer van die gedeelten tezamen als één geheel worden gebruikt, deze als één perceel worden aangemerkt.
Artikel 5 Maatstaf van heffing
Het aantal kubieke meters afvalwater wordt gesteld op het aantal kubieke meters water dat in de laatste aan het begin van het belastingjaar voorafgaande verbruiksperiode naar het eigendom is toegevoerd of is opgepompt. Ingeval de verbruiksperiode niet gelijk is aan een periode van twaalf maanden, wordt de hoeveelheid water door herleiding naar tijdsgelang bepaald. Bij die herleiding wordt een gedeelte van een kalendermaand voor een volle maand gerekend.
Ingeval gebruik wordt gemaakt van een pompinstallatie moet die pompinstallatie zijn voorzien van een:
a. watermeter, waarvan de hoeveelheid opgepompt water kan worden afgelezen, of
b. bedrijfsurenteller, waarvan het aantal uren dat een pompinstallatie met vaste capaciteit in bedrijf is geweest kan worden afgelezen. De eerste volzin is niet van toepassing indien vaststelling van de hoeveelheid opgepompt water geschiedt op grond van enige wettelijke bepaling.
De belasting als bedoeld in artikel 5, vijfde lid, bedraagt voor een woning:
a. per belastingjaar € 62,29 indien de woning op 1 januari van het belastingjaar of, indien de belastingjaarplicht later aanvangt, bij aanvang van de belastingplicht, wordt gebruikt door één persoon;
b. per belastingjaar € 89,14 indien de woning op 1 januari van het belastingjaar of, indien de belastingjaarplicht later aanvangt, bij aanvang van de belastingplicht, wordt gebruikt door twee personen;
c. per belastingjaar € 115,98 indien de woning op 1 januari van het belastingjaar of, indien de belastingjaarplicht later aanvangt, bij aanvang van de belastingplicht, wordt gebruikt door drie of meer personen;
d. indien de woning op 1 januari van het belastingjaar of, indien de belastingplicht later aanvangt, bij aanvang van de belastingplicht, niet permanent mag worden bewoond, € 62,29.
Artikel 9 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang
Indien de belastingplicht voor de heffing als bedoeld in artikel 2 in de loop van het belastingjaar aanvangt, is de heffing verschuldigd over zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde heffing als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.
Indien de belastingplicht voor de heffing als bedoeld in artikel 2 in de loop van het belastingjaar eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde heffing als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht nog volle kalendermaanden overblijven, tenzij het bedrag van de ontheffing minder bedraagt dan € 5,00.
Artikel 10 Termijnen van betaling
In afwijking van het bepaalde in lid 1 geldt dat, ingeval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen, of als het aanslagbiljet maar één aanslag bevat het bedrag daarvan, meer is dan € 75,00 doch minder dan € 5.000,00 en zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische betalingsincasso kunnen worden afgeschreven, de aanslagen moeten worden betaald in acht gelijke termijnen. De eerste termijn vervalt één maand na de dagtekening van het aanslagbiljet en elk van de volgende termijnen telkens één maand later.
Artikel 11 Nadere regels door het college van B&W
Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de rioolheffing.
Toelichting op de Verordening op de heffing en invordering van rioolheffing 2011.
Jaarlijks worden de tarieven van de belastingen en rechten aangepast vanwege de inflatiecorrectie of mogelijke andere wijzigingen in tarieven. Dit gebeurt door vaststelling van de nieuwe belasting- en rechtenverordeningen of (verordeningen tot) wijzigingen in bestaande verordeningen door de raad.
De trendverhoging voor 2011 is berekend op 1,5% voor de belastingen en andere heffingen.
Voor 2011 worden de tarieven van rioolheffing verhoogd met 1,5%. Overigens wordt voor de berekening van de verhoging gewerkt met niet-afgeronde tarieven van voorgaande jaren. Hierdoor kan het voorkomen dat het tarief 2011 (rekenkundig afgerond op centen) iets afwijkt van 1,015 maal het tarief van 2010.
De areaalontwikkelingen woningen leiden per saldo niet tot een aanpassing van de tarieven.
De verwachte realisatie rioolheffing naar waterverbruik 2010 bij de niet-woningen geeft geen aanleiding tot aanpassing van de tarieven niet-woningen.
In het overzicht lokale lastendruk in de begroting staat een hoger gemiddelde dan uit de in deze verordening opgenomen tarieven zou volgen. Reden is het vervallen van de eerder voorgenomen verhoging van de totale rioolheffing (€ 750.000). Daarnaast is een afwijking in de te verwachten aantallen te belasten huishoudens.
Artikel 6 is tekstueel gewijzigd waardoor deze meer in overeenstemming is met de formulering in de afvalstoffenheffing. In artikel 1 van de rioolheffing 2010 was door de ombouw van rioolrechten naar rioolheffing per abuis de definitie van de eén-, twee- en driepersoonshuishouden weggevallen.
Wijzigingen in de verordening naar aanleiding van de samenwerking in BSGR
De artikelen 9 en 10 zijn aangepast ten behoeve van de regelgeving binnen de Belastingsamenwerking Gouwe Rijnland.
In artikel 9 is in lid 2 en lid 3 de zinsnede ‘met betrekking tot het perceel’ geschrapt en zijn in de leden 3 en 4 de bedragen van ontheffing en bedragen waaronder niet geheven wordt, gewijzigd in € 5; dit was voorheen € 10.
In artikel 10 zijn de betaaltermijnen geregeld. In het kader van de harmonisatie is het aantal betaaltermijnen met behulp van automatische incasso gesteld op acht, dit was voorheen zeven. Het is mogelijk om het aanslagbedrag mee te laten lopen in de automatische incasso indien het verschuldigde bedrag blijft tussen € 75 en € 5.000 (voorheen € 1.900).
Wanneer een aanslag niet in de automatische incasso loopt, is het aantal betaaltermijnen (net als voorheen in Leiden) gesteld op twee.