Organisatie | 's-Gravenhage |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Regeling briefadres Den Haag 2024 |
Citeertitel | Regeling briefadres Den Haag 2024 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp | Regeling briefadres Den Haag 2024 |
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-04-2024 | nieuwe regeling | 19-03-2024 | RIS318249 DPZ/10662579 |
De persoonsgegevens van de inwoners van Den Haag zijn opgenomen in de Basisregistratie personen (BRP). Het gaat bijvoorbeeld om gegevens over de naam, de nationaliteit en het adres. Een in de BRP opgenomen inwoner van de gemeente kan zijn ingeschreven op een woon- of briefadres. Inschrijving op een woonadres staat altijd voorop. Pas als een inwoner géén woonadres heeft, kan inschrijving op een briefadres plaatsvinden. In de Regeling briefadres 2024 zijn regels opgenomen die een verduidelijking geven voor wie een briefadres is bedoeld, welke voorwaarden aan de inschrijving op een briefadres worden gesteld en hoe een aanvraag wordt beoordeeld. Ook is naar aanleiding van gewijzigde wetgeving de inschrijving op een gemeentelijk briefadres toegevoegd.
Het college van burgemeester en wethouders van Den Haag,
besluit vast te stellen de navolgende Regeling briefadres Den Haag 2024:
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
In deze regeling wordt verstaan onder:
Redenen voor een briefadres zijn:
a. het ontbreken van een woonadres vanwege:
2º de uitoefening van een ambulant beroep;
3º indien de persoon is ingeschreven in de BRP en gedurende één jaar minder dan twee derde van de tijd in het buitenland doorbrengt en niet terugkeert naar het laatste in de BRP geregistreerde adres;
4º korter dan twee jaar verblijf in het buitenland en beroepshalve varend op een schip dat de thuishaven in Nederland heeft als bedoeld in artikel 29 Besluit BRP; en
5º korte overbrugging tussen twee woonadressen;
b. verblijf in een instelling als bedoeld in artikel 2.40 derde en vierde lid van de Wet BRP en de artikelen 17 tot en met 19 van de Regeling BRP;
c. verblijf op een adres waarvan het opnemen van dat woonadres naar het oordeel van de burgemeester om veiligheidsredenen niet wenselijk is als bedoeld in artikel 2.41 van de Wet BRP;
d. verblijf in een instelling voor mannen- of vrouwenopvang, zogenoemde blijf-van-mijn-lijfhuizen;
e. het voorkomen van schrijnende situaties waarbij inzet of voortzetting van hulpverlening noodzakelijk is, onder de voorwaarden dat:
1º er sprake is van één of meer sociaal maatschappelijke problemen;
2º de maatwerkoplossing erop gericht is om de persoon de kans te geven zijn leven weer op de rit te krijgen; en
3º de persoon instemt met of al voldoet aan de voorwaarden van het hulpverleningstraject.
Onder benodigde stukken als bedoeld in het tweede lid wordt in ieder geval verstaan:
a. Een geldig identiteitsbewijs van de aangever en een schriftelijke verklaring van de aangever met reden voor de aangifte en de te verwachten periode dat het briefadres noodzakelijk is;
b. een geldig identiteitsbewijs of een kopie daarvan van de briefadresgever en een schriftelijke verklaring van instemming van de briefadresgever;
c. een ingevulde en ondertekende vragenlijst briefadres, als het briefadres wordt gevraagd op grond van artikel 2, onderdeel a.
d. een bewijs van de instelling als bedoeld in artikel 2, onderdeel b of d, dat de briefadresnemer bij de instelling is ingeschreven.
Artikel 4 Onvolledige aangifte
Artikel 5 Aanwijzing instelling (rechtspersoon) als briefadresgever
Indien de briefadresnemer geen informatie verstrekt of niet bereikbaar is op het briefadres waarop hij is ingeschreven in de BRP, kan dit leiden tot een adresonderzoek. In een voorkomend geval kan het college de briefadresnemer ambtshalve uitschrijven wegens vertrek uit Nederland op grond van artikel 2.22 Wet BRP.
Artikel 7 Gemeentelijk briefadres
Het college kan een in de gemeente Den Haag aangetroffen persoon die niet is ingeschreven in de BRP, die aantoonbaar niet over een woonadres beschikt en geen gebruik maakt van een particulier briefadres of het briefadres van een instelling als bedoeld in artikel 2.40 en 2.41 van de Wet BRP, ambtshalve inschrijven op een briefadres van de gemeente. Artikel 3, tweede en derde lid is van overeenkomstige toepassing.
Als vanwege bijzondere omstandigheden een strikte toepassing van het bepaalde in deze regeling zou leiden tot een onredelijkheid, kan het college gemotiveerd afwijken van het bepaalde in deze regeling.
Deze regeling treedt in werking op 1 april 2024.
De Regeling briefadres gemeente Den Haag 2018 wordt ingetrokken.
Degenen die voor het inwerkingtreden van deze regeling al op een briefadres staan ingeschreven, worden in de gelegenheid gesteld dat briefadres nog zes maanden na inwerkingtreding van deze regeling aan te houden. Daarna wordt een eventueel verzoek om verlenging getoetst aan deze regeling.
Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling briefadres Den Haag 2024.
TABEL behorende bij de Regeling briefadres Den Haag 2024.
Het college van burgemeester en wethouders,
Toelichting behorende bij de Regeling briefadres Den Haag 2024
Mensen moeten in de BRP op een woon- of briefadres worden ingeschreven, mits zij voldoen aan de criteria genoemd in artikel 2.4 en 2.19 van de Wet BRP. De inschrijving op een woonadres staat daarbij voorop. Pas als iemand géén woonadres heeft, kan inschrijving op een briefadres plaatsvinden. Uitzondering zijn de gevallen genoemd in artikel 2.40 en 2.41 van de Wet BRP.
In de gemeente Den Haag komt het voor dat mensen voor langere tijd staan ingeschreven op een briefadres. Het briefadres is bedoeld voor de bijzondere situatie waarin een inwoner tijdelijk geen vaste woon- of verblijfplaats heeft en daarom niet rechtstreeks bereikbaar is voor overheidsinstanties en derden. Het briefadres is bedoeld voor tijdelijk gebruik, terwijl het vaak voorkomt dat men voor langere tijd op een briefadres staat ingeschreven in de BRP. Dit kan leiden tot onjuiste gegevens in de BRP en tot fraude.
Om een goede kwaliteit van de Basisregistratie persoonsgegevens te behouden en om misbruik met briefadressen te voorkomen, is behoefte aan regels. De Regeling briefadres Den Haag 2024 geeft criteria aan de hand waarvan de medewerker Publiekszaken eenduidig kan vaststellen of het verzoek van een burger tot inschrijving op een briefadres kan worden gehonoreerd dan wel dat het verzoek moet worden geweigerd. Dit schept duidelijkheid voor de burger en verkleint de kans op willekeurige toepassing van regels.
Artikel 2, onderdeel a, sub 1º:
Personen die niet beschikken over een woonadres en gebruik maken van de maatschappelijke opvang (passantenverblijven en dag- en nachtopvang) kunnen met een briefadres worden ingeschreven bij één van de opvanginstellingen. Personen die niet beschikken over een woonadres en geen gebruik maken van de maatschappelijke opvang (mensen met een zwervend bestaan), zijn verplicht een briefadres te kiezen.
Artikel 2, onderdeel a, sub 2º:
Personen die vallen onder de categorie ‘ambulant beroep’ zoals binnenvaartschippers die (met hun gezin) aan boord van een schip wonen en kermismedewerkers die (met hun gezin) met de kermisattractie meereizen. Personen die tot deze categorie behoren komen in aanmerking voor een briefadres, mits zij geen woonadres hebben.
Artikel 2, onderdeel a, sub 3º:
Bij vertrek naar het buitenland voor een periode korter dan acht maanden in de periode van een jaar, kan een persoon kiezen voor inschrijving op een briefadres. De persoon is verplicht om vertrekaangifte te doen bij een verblijf in het buitenland langer dan acht maanden in de periode van een jaar.
Artikel 2, onderdeel a, sub 4º:
Beroepshalve varende mensen op een schip dat zijn thuishaven in Nederland heeft, zijn niet verplicht vertrekaangifte te doen. Voorwaarde is dat het verblijf buiten Nederland niet langer duurt dan twee jaar en men een adres in Nederland heeft. Meestal zal dit een briefadres zijn.
Artikel 2, onderdeel a, sub 5º:
Dit is van toepassing als de oude woning is verkocht en de nieuwe woning nog niet is opgeleverd. Ook bij een scheiding tussen samenwonenden, waarbij de ene persoon op het oude adres blijft wonen en de andere persoon geen woonadres heeft, kan deze laatste persoon kiezen voor inschrijving op een briefadres.
Degene die zijn woonadres heeft in een instelling kan in afwijking van artikel 2.38, eerste lid en artikel 2.39, eerste lid van de Wet BRP, in plaats van inschrijving op zijn woonadres, een briefadres kiezen. Op grond van artikel 2.40, derde lid van de Wet BRP zijn dit instellingen voor gezondheidszorg, instellingen op het gebied van kinderbescherming en penitentiaire instellingen. Het college is eveneens bevoegd, op grond van artikel 2.40, vierde lid van de Wet BRP, instellingen op het terrein van maatschappelijke opvang aan te wijzen.
Op basis van artikel 2.41 van de Wet BRP kan de burgemeester om veiligheidsredenen bepalen dat het opnemen van een woonadres niet wenselijk is. Buiten de in artikel 2, onderdeel d genoemde blijf-van-mijn-lijfhuizen, kunnen dit ook andere woonvormen zijn belast met de opvang bij huiselijk geweld.
Personen die verblijven in een opvanghuis voor mannen en vrouwen kunnen met een briefadres worden ingeschreven op het kantooradres van de desbetreffende instelling.
Een briefadres kan, in aanvulling op wat de wet regelt en in afwijking van een woonadres, worden gekozen binnen elke gemeente in Nederland. Het is niet verplicht om een briefadres te kiezen in de gemeente waar men het laatst een woonadres had of waar tijdelijk verblijf wordt gehouden. De aangifte wordt altijd gedaan in de gemeente waar het briefadres zich bevindt. In het geval dat een persoon ingevolge artikel 7 van de regeling wordt ingeschreven op een gemeentelijk briefadres, moet deze persoon verblijf houden binnen de grenzen van de gemeente Den Haag.
Artikel 3, tweede, derde en vierde lid:
Bij de aangifte van een briefadres dient een volledig ingevulde vragenlijst met bewijsstukken te worden overgelegd. De vragenlijst is nodig om tot een beoordeling te komen of inschrijving op een briefadres gerechtvaardigd is. In de praktijk blijkt vaak dat een aangever toch de beschikking heeft over een woonadres en dan kan inschrijving op een briefadres niet plaatsvinden.
Het college beslist of een rechtspersoon wordt aangewezen als briefadresgever. Een aangewezen rechtspersoon wordt opgenomen in tabel 1.
Het college controleert na een periode van zes maanden of de op een briefadres ingeschreven persoon nog voldoet aan de voorwaarden van dat briefadres. Zo kan bij onderzoek blijken dat de persoon inmiddels een woonadres heeft waarop hij in de BRP moet worden ingeschreven. De periodieke controle van briefadresnemers geldt ook voor personen die op een gemeentelijk briefadres zijn ingeschreven. De briefadresnemer is verplicht om alle informatie te verstrekken die nodig is voor de bijhouding van de BRP. De briefadresnemer verschijnt op verzoek in persoon.
Om te voorkomen dat een persoon ten onrechte in de BRP blijft ingeschreven met een briefadres als hij feitelijk een woonadres heeft, vindt elke zes maanden een herbeoordeling plaats.
Artikel 6, tweede en derde lid:
Zowel de briefadresgever als de briefadresnemer zijn verplicht inlichtingen te verstrekken die van belang zijn voor de bijhouding van het briefadres in de BRP.
Als de briefadreshouder verzuimt om de gevraagde informatie over het gebruik van het briefadres te verstrekken, kan het college een adresonderzoek starten. Als in de fase van het adresonderzoek geen gegevens kunnen worden achterhaald over het briefadres of een ander adres waarop de briefadresnemer kan worden ingeschreven in de BRP, kan de briefadresnemer op basis van artikel 2.22 van de Wet BRP worden uitgeschreven uit de BRP.
Als de briefadresnemer een ander woon- of briefadres heeft dan het van hem in de BRP opgenomen briefadres, moet hij binnen de in artikel 2.39 van de Wet BRP gestelde termijn hiervan verhuisaangifte doen bij de gemeente waar het nieuwe adres zich bevindt.
Op 1 januari 2022 is artikel 2.23 van de Wet BRP gewijzigd. De wijziging houdt in dat er voor het college een verplichting bestaat om een persoon ambtshalve in de BRP in te schrijven als deze wordt aangetroffen in de gemeente en nog niet is ingeschreven in de BRP. Inschrijving op een woonadres staat daarbij voorop. Heeft de persoon geen woonadres en kan geen inschrijving plaatsvinden op een particulier briefadres of een briefadres van een maatschappelijke instelling, dan moet de gemeente zelf zorgen voor een briefadres. Zo nodig is dat een adres van de gemeente (gemeentelijk briefadres).
In uitzonderingsgevallen kan het gerechtvaardigd zijn om af te wijken van deze regeling. Zo is het mogelijk om een gemeentelijk briefadres toe te kennen als een woonadres ontbreekt en voor de persoon in kwestie geen particulier briefadres of briefadres bij een maatschappelijke instelling kan worden gevonden. De beoordeling of gebruik kan worden gemaakt van de hardheidsclausule ligt uitsluitend bij het college. Er zijn geen regels op te stellen waaraan uitzonderingsgevallen moeten voldoen. Per geval moet daarom worden bekeken of de hardheidsclausule door het college kan worden toegepast.