Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
's-Gravenhage

Regeling briefadres Den Haag 2024

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
Organisatie's-Gravenhage
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingRegeling briefadres Den Haag 2024
CiteertitelRegeling briefadres Den Haag 2024
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerpRegeling briefadres Den Haag 2024

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. artikel 1.1 van de Wet basisregistratie personen
  2. artikel 2.23 van de Wet basisregistratie personen
  3. artikel 2.38 van de Wet basisregistratie personen
  4. artikel 2.39 van de Wet basisregistratie personen
  5. artikel 2.40 van de Wet basisregistratie personen
  6. artikel 2.41 van de Wet basisregistratie personen
  7. artikel 2.42 van de Wet basisregistratie personen
  8. artikel 29 van het Besluit basisregistratie personen
  9. artikel 17 van de Regeling basisregistratie personen
  10. artikel 18 van de Regeling basisregistratie personen
  11. artikel 19 van de Regeling basisregistratie personen
  12. artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht
  13. artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht
  14. Circulaire BRP en briefadres
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-04-2024nieuwe regeling

19-03-2024

gmb-2024-133223

RIS318249 DPZ/10662579

Tekst van de regeling

Intitulé

Regeling briefadres Den Haag 2024

Toelichting

 

De persoonsgegevens van de inwoners van Den Haag zijn opgenomen in de Basisregistratie personen (BRP). Het gaat bijvoorbeeld om gegevens over de naam, de nationaliteit en het adres. Een in de BRP opgenomen inwoner van de gemeente kan zijn ingeschreven op een woon- of briefadres. Inschrijving op een woonadres staat altijd voorop. Pas als een inwoner géén woonadres heeft, kan inschrijving op een briefadres plaatsvinden. In de Regeling briefadres 2024 zijn regels opgenomen die een verduidelijking geven voor wie een briefadres is bedoeld, welke voorwaarden aan de inschrijving op een briefadres worden gesteld en hoe een aanvraag wordt beoordeeld. Ook is naar aanleiding van gewijzigde wetgeving de inschrijving op een gemeentelijk briefadres toegevoegd.

 

Besluitvorming

 

Het college van burgemeester en wethouders van Den Haag,

 

gelet op:

 

  • -

    de artikelen 1.1, 2.23, 2.38 tot en met 2.42, 2.45, 2.47, 2.52 en 4.17 van de Wet basisregistratie personen (Wet BRP);

  • -

    artikel 29 van het Besluit basisregistratie personen (Besluit BRP);

  • -

    de artikelen 17, 18 en 19 van de Regeling basisregistratie personen (Regeling BRP);

  • -

    de artikelen 4:5 en 4:84 van de Algemene Wet bestuursrecht;

  • -

    de circulaire BRP en briefadres (2016-0000656211) van de minister van BZK van 18 oktober 2016;

 

besluit vast te stellen de navolgende Regeling briefadres Den Haag 2024:

 

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

- briefadresnemer:

ingezetene in de Basisregistratie personen die een briefadres houdt;

- BRP:

Basisregistratie personen van de gemeente Den Haag;

- college:

college van burgemeester en wethouders van de gemeente Den Haag;

- gezinshuishouden:

twee personen die volgens de Wet een geregistreerd partnerschap zijn aangegaan of zijn gehuwd, met of zonder kind(eren), twee personen die door het overleggen van een door een notaris opgemaakt samenlevingscontract hebben aangetoond, dat zij een gemeenschappelijke huishouding voeren, met of zonder kind(eren) alsmede een alleenstaande ouder met kind(eren);

- rechtspersoon:

door het college aangewezen rechtspersoon, als bedoeld in artikel 2.42 Wet BRP die is opgenomen in de tabel behorende bij deze regeling;

- Wet BRP:

Wet basisregistratie personen.

 

Artikel 2 Redenen briefadres

Redenen voor een briefadres zijn:

  • a. het ontbreken van een woonadres vanwege:

    1º dak- of thuisloosheid;

    2º de uitoefening van een ambulant beroep;

    3º indien de persoon is ingeschreven in de BRP en gedurende één jaar minder dan twee derde van de tijd in het buitenland doorbrengt en niet terugkeert naar het laatste in de BRP geregistreerde adres;

    4º korter dan twee jaar verblijf in het buitenland en beroepshalve varend op een schip dat de thuishaven in Nederland heeft als bedoeld in artikel 29 Besluit BRP; en

    5º korte overbrugging tussen twee woonadressen;

    b. verblijf in een instelling als bedoeld in artikel 2.40 derde en vierde lid van de Wet BRP en de artikelen 17 tot en met 19 van de Regeling BRP;

    c. verblijf op een adres waarvan het opnemen van dat woonadres naar het oordeel van de burgemeester om veiligheidsredenen niet wenselijk is als bedoeld in artikel 2.41 van de Wet BRP;

    d. verblijf in een instelling voor mannen- of vrouwenopvang, zogenoemde blijf-van-mijn-lijfhuizen;

    e. het voorkomen van schrijnende situaties waarbij inzet of voortzetting van hulpverlening noodzakelijk is, onder de voorwaarden dat:

    1º er sprake is van één of meer sociaal maatschappelijke problemen;

    2º de maatwerkoplossing erop gericht is om de persoon de kans te geven zijn leven weer op de rit te krijgen; en

    3º de persoon instemt met of al voldoet aan de voorwaarden van het hulpverleningstraject.

 

Artikel 3 Voorwaarden

  • 1.

    De aangifte van het briefadres wordt gedaan in de gemeente waar het briefadres zich bevindt op grond van de artikelen 2.38 tot en met 2.41 en 2.43 van de Wet BRP. De aangever verschijnt desgevraagd in persoon.

  • 2.

    De briefadresgever en briefadresnemer zijn verplicht om bij de aangifte van een briefadres alle benodigde stukken te overleggen als bedoeld in artikel 2.45 en 2.47 van de Wet BRP.

  • 3.

    Onder benodigde stukken als bedoeld in het tweede lid wordt in ieder geval verstaan:

    a. Een geldig identiteitsbewijs van de aangever en een schriftelijke verklaring van de aangever met reden voor de aangifte en de te verwachten periode dat het briefadres noodzakelijk is;

    b. een geldig identiteitsbewijs of een kopie daarvan van de briefadresgever en een schriftelijke verklaring van instemming van de briefadresgever;

    c. een ingevulde en ondertekende vragenlijst briefadres, als het briefadres wordt gevraagd op grond van artikel 2, onderdeel a.

    d. een bewijs van de instelling als bedoeld in artikel 2, onderdeel b of d, dat de briefadresnemer bij de instelling is ingeschreven.

  • 4.

    Het college kan om nadere stukken verzoeken, als op basis van de stukken als bedoeld in het derde lid niet kan worden beoordeeld of de aangever op een briefadres kan worden ingeschreven.

  • 5.

    De briefadresgever kan maximaal aan twee gezinshuishoudens toestemming geven een briefadres te houden.

 

Artikel 4 Onvolledige aangifte

  • 1.

    De aangifte van een briefadres is volledig als alle benodigde gegevens en documenten, als bedoeld in artikel 3, tweede, derde en vierde lid, zijn ingeleverd.

  • 2.

    Als één of meer gegevens ontbreken, wordt de aangever in de gelegenheid gesteld binnen 4 weken het verzuim te herstellen en de aangifte van het briefadres aan te vullen.

  • 3.

    Indien de aangifte niet binnen de in het vorige lid bepaalde termijn kan worden aangevuld, kan op verzoek van de aangever de termijn eenmalig worden verlengd met 14 dagen.

  • 4.

    Indien de aangifte niet de gegeven termijn is aangevuld wordt de aangifte buiten behandeling gesteld.

 

Artikel 5 Aanwijzing instelling (rechtspersoon) als briefadresgever

  • 1.

    Het college kan rechtspersonen aanwijzen als briefadresgever indien de rechtspersoon een maatschappelijke functie vervult en kosteloos als briefadresgever optreedt.

  • 2.

    Het college kan aan een aangewezen rechtspersoon voorwaarden opleggen over de verplichtingen als briefadresgever.

  • 3.

    Indien de aangewezen rechtspersoon de voorwaarden niet nakomt, heeft het college de bevoegdheid de aanwijzing als briefadresgever in te trekken.

 

Artikel 6 Controle briefadres

  • 1.

    Het college controleert in de gevallen als bedoeld in artikel 2, onderdeel a en e, eenmaal per zes maanden of de briefadresnemer nog voldoet aan de voorwaarden voor inschrijving op een briefadres.

  • 2.

    De briefadresnemer is op grond van artikel 2.45 Wet BRP verplicht alle informatie over het briefadres te verstrekken aan het college en verschijnt hierbij desgevraagd in persoon.

  • 3.

    Indien de briefadresnemer geen informatie verstrekt of niet bereikbaar is op het briefadres waarop hij is ingeschreven in de BRP, kan dit leiden tot een adresonderzoek. In een voorkomend geval kan het college de briefadresnemer ambtshalve uitschrijven wegens vertrek uit Nederland op grond van artikel 2.22 Wet BRP.

 

Artikel 7 Gemeentelijk briefadres

  • 1.

    Het college kan een in de gemeente Den Haag aangetroffen persoon die niet is ingeschreven in de BRP, die aantoonbaar niet over een woonadres beschikt en geen gebruik maakt van een particulier briefadres of het briefadres van een instelling als bedoeld in artikel 2.40 en 2.41 van de Wet BRP, ambtshalve inschrijven op een briefadres van de gemeente. Artikel 3, tweede en derde lid is van overeenkomstige toepassing.

  • 2.

    De in het eerste lid bedoelde persoon is gehouden op verzoek van het college alle informatie te verstrekken die van belang kan zijn voor de bijhouding van de BRP.

  • 3.

    Inschrijving op een adres van de gemeente vindt alleen plaats als is voldaan aan de criteria genoemd in artikel 2.4 en 2.19 van de Wet BRP.

  • 4.

    Het college kan aan het gebruik van het gemeentelijk briefadres nadere voorwaarden stellen.

 

Artikel 8 Hardheidsclausule

Als vanwege bijzondere omstandigheden een strikte toepassing van het bepaalde in deze regeling zou leiden tot een onredelijkheid, kan het college gemotiveerd afwijken van het bepaalde in deze regeling.

 

Artikel 9 Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking op 1 april 2024.

 

Artikel 10 Intrekking

De Regeling briefadres gemeente Den Haag 2018 wordt ingetrokken.

 

Artikel 11 Overgangsrecht

Degenen die voor het inwerkingtreden van deze regeling al op een briefadres staan ingeschreven, worden in de gelegenheid gesteld dat briefadres nog zes maanden na inwerkingtreding van deze regeling aan te houden. Daarna wordt een eventueel verzoek om verlenging getoetst aan deze regeling.

 

Artikel 12 Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling briefadres Den Haag 2024.

 

TABEL behorende bij de Regeling briefadres Den Haag 2024.

 

Naam instelling

Adres

Stichting Pret in herstel

Laan van Meerdervoort 170

Leger des Heils

St. Barbaraweg 4

DSZW Dak- en Thuislozenloket

Fruitweg 15

REAKT

Laan van Meerdervoort 98

Shop

Herengracht 20

Blijf van mijn lijf huizen

 

Gemeente Den Haag

 

 

Den Haag, 19 maart 2024

Het college van burgemeester en wethouders,

 

de secretaris

Ilma Merx

 

de burgemeester

Jan van Zanen

 

 

Toelichting behorende bij de Regeling briefadres Den Haag 2024

 

Algemeen

Aanleiding voor de regeling

Mensen moeten in de BRP op een woon- of briefadres worden ingeschreven, mits zij voldoen aan de criteria genoemd in artikel 2.4 en 2.19 van de Wet BRP. De inschrijving op een woonadres staat daarbij voorop. Pas als iemand géén woonadres heeft, kan inschrijving op een briefadres plaatsvinden. Uitzondering zijn de gevallen genoemd in artikel 2.40 en 2.41 van de Wet BRP.

 

In de gemeente Den Haag komt het voor dat mensen voor langere tijd staan ingeschreven op een briefadres. Het briefadres is bedoeld voor de bijzondere situatie waarin een inwoner tijdelijk geen vaste woon- of verblijfplaats heeft en daarom niet rechtstreeks bereikbaar is voor overheidsinstanties en derden. Het briefadres is bedoeld voor tijdelijk gebruik, terwijl het vaak voorkomt dat men voor langere tijd op een briefadres staat ingeschreven in de BRP. Dit kan leiden tot onjuiste gegevens in de BRP en tot fraude.

 

Om een goede kwaliteit van de Basisregistratie persoonsgegevens te behouden en om misbruik met briefadressen te voorkomen, is behoefte aan regels. De Regeling briefadres Den Haag 2024 geeft criteria aan de hand waarvan de medewerker Publiekszaken eenduidig kan vaststellen of het verzoek van een burger tot inschrijving op een briefadres kan worden gehonoreerd dan wel dat het verzoek moet worden geweigerd. Dit schept duidelijkheid voor de burger en verkleint de kans op willekeurige toepassing van regels.

 

Artikelsgewijs

Artikel 2, onderdeel a, sub 1º:

Personen die niet beschikken over een woonadres en gebruik maken van de maatschappelijke opvang (passantenverblijven en dag- en nachtopvang) kunnen met een briefadres worden ingeschreven bij één van de opvanginstellingen. Personen die niet beschikken over een woonadres en geen gebruik maken van de maatschappelijke opvang (mensen met een zwervend bestaan), zijn verplicht een briefadres te kiezen.

 

Artikel 2, onderdeel a, sub 2º:

Personen die vallen onder de categorie ‘ambulant beroep’ zoals binnenvaartschippers die (met hun gezin) aan boord van een schip wonen en kermismedewerkers die (met hun gezin) met de kermisattractie meereizen. Personen die tot deze categorie behoren komen in aanmerking voor een briefadres, mits zij geen woonadres hebben.

 

Artikel 2, onderdeel a, sub 3º:

Bij vertrek naar het buitenland voor een periode korter dan acht maanden in de periode van een jaar, kan een persoon kiezen voor inschrijving op een briefadres. De persoon is verplicht om vertrekaangifte te doen bij een verblijf in het buitenland langer dan acht maanden in de periode van een jaar.

 

Artikel 2, onderdeel a, sub 4º:

Beroepshalve varende mensen op een schip dat zijn thuishaven in Nederland heeft, zijn niet verplicht vertrekaangifte te doen. Voorwaarde is dat het verblijf buiten Nederland niet langer duurt dan twee jaar en men een adres in Nederland heeft. Meestal zal dit een briefadres zijn.

 

Artikel 2, onderdeel a, sub 5º:

Dit is van toepassing als de oude woning is verkocht en de nieuwe woning nog niet is opgeleverd. Ook bij een scheiding tussen samenwonenden, waarbij de ene persoon op het oude adres blijft wonen en de andere persoon geen woonadres heeft, kan deze laatste persoon kiezen voor inschrijving op een briefadres.

 

Artikel 2, onderdeel b:

Degene die zijn woonadres heeft in een instelling kan in afwijking van artikel 2.38, eerste lid en artikel 2.39, eerste lid van de Wet BRP, in plaats van inschrijving op zijn woonadres, een briefadres kiezen. Op grond van artikel 2.40, derde lid van de Wet BRP zijn dit instellingen voor gezondheidszorg, instellingen op het gebied van kinderbescherming en penitentiaire instellingen. Het college is eveneens bevoegd, op grond van artikel 2.40, vierde lid van de Wet BRP, instellingen op het terrein van maatschappelijke opvang aan te wijzen.

 

Artikel 2, onderdeel c:

Op basis van artikel 2.41 van de Wet BRP kan de burgemeester om veiligheidsredenen bepalen dat het opnemen van een woonadres niet wenselijk is. Buiten de in artikel 2, onderdeel d genoemde blijf-van-mijn-lijfhuizen, kunnen dit ook andere woonvormen zijn belast met de opvang bij huiselijk geweld.

 

Artikel 2, onderdeel d:

Personen die verblijven in een opvanghuis voor mannen en vrouwen kunnen met een briefadres worden ingeschreven op het kantooradres van de desbetreffende instelling.

 

Artikel 3, eerste lid:

Een briefadres kan, in aanvulling op wat de wet regelt en in afwijking van een woonadres, worden gekozen binnen elke gemeente in Nederland. Het is niet verplicht om een briefadres te kiezen in de gemeente waar men het laatst een woonadres had of waar tijdelijk verblijf wordt gehouden. De aangifte wordt altijd gedaan in de gemeente waar het briefadres zich bevindt. In het geval dat een persoon ingevolge artikel 7 van de regeling wordt ingeschreven op een gemeentelijk briefadres, moet deze persoon verblijf houden binnen de grenzen van de gemeente Den Haag.

 

Artikel 3, tweede, derde en vierde lid:

Bij de aangifte van een briefadres dient een volledig ingevulde vragenlijst met bewijsstukken te worden overgelegd. De vragenlijst is nodig om tot een beoordeling te komen of inschrijving op een briefadres gerechtvaardigd is. In de praktijk blijkt vaak dat een aangever toch de beschikking heeft over een woonadres en dan kan inschrijving op een briefadres niet plaatsvinden.

 

Artikel 5:

Het college beslist of een rechtspersoon wordt aangewezen als briefadresgever. Een aangewezen rechtspersoon wordt opgenomen in tabel 1.

 

Artikel 6:

Het college controleert na een periode van zes maanden of de op een briefadres ingeschreven persoon nog voldoet aan de voorwaarden van dat briefadres. Zo kan bij onderzoek blijken dat de persoon inmiddels een woonadres heeft waarop hij in de BRP moet worden ingeschreven. De periodieke controle van briefadresnemers geldt ook voor personen die op een gemeentelijk briefadres zijn ingeschreven. De briefadresnemer is verplicht om alle informatie te verstrekken die nodig is voor de bijhouding van de BRP. De briefadresnemer verschijnt op verzoek in persoon.

Artikel 6, eerste lid:

Om te voorkomen dat een persoon ten onrechte in de BRP blijft ingeschreven met een briefadres als hij feitelijk een woonadres heeft, vindt elke zes maanden een herbeoordeling plaats.

 

Artikel 6, tweede en derde lid:

Zowel de briefadresgever als de briefadresnemer zijn verplicht inlichtingen te verstrekken die van belang zijn voor de bijhouding van het briefadres in de BRP.

Als de briefadreshouder verzuimt om de gevraagde informatie over het gebruik van het briefadres te verstrekken, kan het college een adresonderzoek starten. Als in de fase van het adresonderzoek geen gegevens kunnen worden achterhaald over het briefadres of een ander adres waarop de briefadresnemer kan worden ingeschreven in de BRP, kan de briefadresnemer op basis van artikel 2.22 van de Wet BRP worden uitgeschreven uit de BRP.

Als de briefadresnemer een ander woon- of briefadres heeft dan het van hem in de BRP opgenomen briefadres, moet hij binnen de in artikel 2.39 van de Wet BRP gestelde termijn hiervan verhuisaangifte doen bij de gemeente waar het nieuwe adres zich bevindt.

 

Artikel 7

Op 1 januari 2022 is artikel 2.23 van de Wet BRP gewijzigd. De wijziging houdt in dat er voor het college een verplichting bestaat om een persoon ambtshalve in de BRP in te schrijven als deze wordt aangetroffen in de gemeente en nog niet is ingeschreven in de BRP. Inschrijving op een woonadres staat daarbij voorop. Heeft de persoon geen woonadres en kan geen inschrijving plaatsvinden op een particulier briefadres of een briefadres van een maatschappelijke instelling, dan moet de gemeente zelf zorgen voor een briefadres. Zo nodig is dat een adres van de gemeente (gemeentelijk briefadres).

 

Artikel 8

In uitzonderingsgevallen kan het gerechtvaardigd zijn om af te wijken van deze regeling. Zo is het mogelijk om een gemeentelijk briefadres toe te kennen als een woonadres ontbreekt en voor de persoon in kwestie geen particulier briefadres of briefadres bij een maatschappelijke instelling kan worden gevonden. De beoordeling of gebruik kan worden gemaakt van de hardheidsclausule ligt uitsluitend bij het college. Er zijn geen regels op te stellen waaraan uitzonderingsgevallen moeten voldoen. Per geval moet daarom worden bekeken of de hardheidsclausule door het college kan worden toegepast.