Organisatie | Heerenveen |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening op de heffing en de invordering van de baatbelasting herinrichting centrum Heerenveen |
Citeertitel | Verordening baatbelasting herinrichting centrum Heerenveen 2004 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp |
Geen.
Gemeentewet, art. 222
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
30-12-2004 | 01-01-2016 | uitwerking ogv art 28 wet arhi | 16-12-2004 Heerenveense Courant (Crackstate Nijs), 22-12-2004 | GF04.20180 |
De raad der gemeente Heerenveen;
gelet op het Aangevuld bekostigingsbesluit herinrichting centrum Heerenveen, zoals dat is vastgesteld bij raadsbesluit van 1 maart 2001, en vervolgens is gewijzigd bij raadsbesluiten van achtereenvolgens 31 januari 2002, 3 februari 2003 en 18 maart 2004;
gelet op artikel 222 van de Gemeentewet
Verordening op de heffing en de invordering van de baatbelasting herinrichting centrum Heerenveen
artikel 1. Begripsomschrijvingen
Deze verordening verstaat onder:
twee of meer aaneengebouwde of aangrenzende appartementen; voorzover voor die eigendommen of appartementen eenzelfde genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht, wordt aangemerkt als belastingplichtige; zulks met uitzondering van die delen van een onder 1 tot en met 4 van dit onderdeel bedoeld eigendom of appartement, die behoren tot de heringerichte openbare ruimte.
voorzover er geen sprake is van een appartement of samenstel van appartementen zoals bedoeld in lid 1.a: een onroerende zaak die direct of indirect grenst aan de heringerichte openbare ruimte, voorzover:
die onroerende zaak ingevolge het bestemmingsplan op de in artikel 2.1 genoemde peildatum geheel of gedeeltelijk is bestemd tot Centrumdoeleinden, Gemengde Doeleinden I of Gemengde Doeleinden II, en ingevolge die bestemming geheel of gedeeltelijk gebruik voor publiekgerichte functies mogelijk is; en/of:
op grond van een op de in artikel 2.1 genoemde peildatum geldende vrijstelling en/of voorbereidingsbesluit, een en ander zoals aangeduid op de bij deze verordening behorende en als zodanig gewaarmerkte kaart (kaart II), terzake die onroerende zaak geheel of gedeeltelijk gebruik voor publiekgerichte functies mogelijk is;
voorzover er sprake is van een appartement of samenstel van appartementen zoals bedoeld in lid 1.a: een appartement of samenstel van appartementen dat direct of indirect grenst aan de heringerichte openbare ruimte, voorzover:
dat appartement of samenstel van appartementen ingevolge het bestemmingsplan op de in artikel 2.1 genoemde peildatum geheel of gedeeltelijk is bestemd tot Centrumdoeleinden, Gemengde Doeleinden I of Gemengde Doeleinden II, en ingevolge die bestemming geheel of gedeeltelijk gebruik voor publiekgerichte functies mogelijk is; en/of:
op grond van een op de in artikel 2.1 genoemde peildatum geldende vrijstelling en/of voorbereidingsbesluit, een en ander zoals aangeduid op de bij deze verordening behorende en als zodanig gewaarmerkte kaart (kaart II), terzake dat appartement of samenstel van appartementen geheel of gedeeltelijk gebruik voor publiekgerichte functies mogelijk is;
gemeenschappelijke ruimte: die gedeelten van een eigendom zoals bedoeld onder sub a.1 en/of sub a.2, ter zake van welk eigendom een splitsing in appartementsrechten heeft plaatsgevonden en van welke splitsing de gebate onroerende zaak onderdeel uitmaakt, en waarvoor geldt dat zijingevolge de akte van splitsing niet zijn bestemd om als afzonderlijk geheel te worden gebruikt.
Indien in deze verordening begrippen worden gehanteerd die ook voorkomen in het bestemmingsplan, gelden de begripsvoorschriften zoals opgenomen in de voorschriften van het bestemmingsplan, tenzij in deze verordening anders is bepaald. Het bepaalde in de vorige volzin is van overeenkomstige toepassing op begrippen die ook voorkomen in een vrijstellings- of voorbereidingsbesluit.
Onder de naam 'baatbelasting herinrichting centrum Heerenveen 2004' wordt in de vorm van een heffing-ineens een directe belasting geheven ter zake van de onroerende zaken gelegen in de gemeente Heerenveen binnen het als zodanig in gele kleur aangegeven gebied aangeduid op de bij deze verordening behorende en als zodanig gewaarmerkte kaart (kaart I), die op 25 maart 2004 zijn gebaat door de in lid 2 genoemde voorzieningen die tot stand zijn gebracht door of met medewerking van het gemeentebestuur.
Voor de toepassing van lid 1 wordt als genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht aangemerkt degene die op het tijdstip van ingang van de heffing dan wel, indien de belasting wordt geheven in de vorm van een jaarlijkse belasting, bij de aanvang van het belastingjaar als zodanig in de kadastrale registratie is vermeld, tenzij blijkt dat hij op dat tijdstip geen genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht is.
artikel 4. Maatstaf van de heffing
De belasting wordt geheven naar de volgende twee maatstaven: | |
zulks met inachtneming van het bepaalde in de navolgende artikelleden. |
Voor een gebate onroerende zaak, niet zijnde een appartement of samenstel van appartementen, zoals bedoeld in artikel 1.1.h.1, wordt verstaan onder: |
Voor een gebate onroerende zaak, zijnde een appartement of samenstel van appartementen zoals bedoeld in artikel 1.1.h.2, wordt verstaan onder: |
artikel 6. Regeling inzake heffing in de vorm van een jaarlijkse belasting
In afwijking van het bepaalde in artikel 2 wordt op verzoek van de belastingplichtige de belasting geheven in de vorm van een jaarlijkse belasting gedurende 10 jaren. Het verzoek genoemd in de eerste volzin dient binnen zes weken na de dagtekening van de aanslag schriftelijk bij de ambtenaar als bedoeld in artikel 231, tweede lid, onderdeel b van de Gemeentewet te worden ingediend.
De belasting over de nog niet aangevangen belastingjaren kan elk jaar worden afgekocht. Hiertoe dient een schriftelijk verzoek te worden ingediend bij de ambtenaar als bedoeld in artikel 231, tweede lid, onderdeel b van de Gemeentewet, voorafgaand aan het eerste belastingjaar van de periode waarop de afkoop betrekking heeft. De afkoopsom wordt bepaald op de contante waarde van de op 1 januari van het eerste belastingjaar van de periode waarop de afkoop betrekking heeft, nog te verschijnen belastingbedragen berekend naar een rentevoet van 5% per jaar.
Ingeval de belasting wordt geheven in de vorm van een jaarlijkse heffing en de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak als bedoeld in lid 1 eindigt of wijzigt als gevolg van het overdragen van eigendom, bezit of beperkt recht, wordt de nieuwe genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht, met ingang van het eerstvolgende belastingjaar een aanslagineens opgelegd voor de resterende belastingjaren van het belastingtijdvak, berekend overeenkomstig lid 4 van dit artikel.
In afwijking van het bepaalde in onderdeel a, wordt op verzoek van de in dat onderdeel bedoelde belastingplichtige de jaarlijkse heffing overeenkomstig lid 1 gecontinueerd. Het verzoek daartoe dient binnen zes weken na de dagtekening van de aanslag ingevolge onderdeel a schriftelijk bij de ambtenaar als bedoeld in artikel 231, tweede lid, onderdeel b, van de Gemeentewet te worden ingediend.
Ingeval de belasting wordt geheven in de vorm van een jaarlijkse heffing en de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak als bedoeld in lid 1 eindigt of wijzigt als gevolg van het overdragen van eigendom, bezit of beperkt recht van een gedeelte van de onroerende zaak, wordt voor de verdeling van de resterende belastingschuld de maatstaf van heffing als bedoeld in artikel 4, voor de betreffende onroerende zaken opnieuw vastgesteld voor de nog niet verstreken belastingjaren. De hernieuwde vaststelling zoals bedoeld in de vorige volzin geschiedt door overeenkomstige toepassing van het bepaalde in artikel 4.4. Alsdan wordt aan de nieuwe genothebbenden krachtens eigendom, bezit of beperkt recht met ingang van het eerstvolgende belastingjaar een aanslag-ineens opgelegd voor de resterende belastingjaren van het belastingtijdvak berekend overeenkomstig lid 4 van dit artikel.
In afwijking van het bepaalde in onderdeel a van dit artikellid, wordt op verzoek van de in dat onderdeel bedoelde belastingplichtige de jaarlijkse heffing overeenkomstig lid 1, op basis van de ingevolge onderdeel a van dit artikellid hernieuwd vastgestelde maatstaven van heffing, gecontinueerd. Het verzoek daartoe dient binnen zes weken na de dagtekening van de aanslag ingevolge onderdeel a schriftelijk bij de ambtenaar als bedoeld in artikel 231, tweede lid, onderdeel b van de Gemeentewet te worden ingediend.
artikel 10. Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders
Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en invordering van de baatbelasting.