Organisatie | Smallingerland |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Besluit tegemoetkoming kosten kinderopvang voor ouders met een sociaal-medische indicatie gemeente Smallingerland 2024 |
Citeertitel | Besluit tegemoetkoming kosten kinderopvang voor ouders met een sociaal medische indicatie Smallingerland 2024 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | algemeen |
Eigen onderwerp |
Deze regeling vervangt het Besluit tegemoetkoming kosten kinderopvang voor ouders met een sociaal medische indicatie Smallingerland 2015.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-04-2024 | nieuwe regeling | 12-03-2024 | 2024-006207 |
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Smallingerland,
het bepaalde in de Wet Kinderopvang, artikel 4:21 en 4.81 van de Algemene wet bestuursrecht en de Algemene Subsidieverordening gemeente Smallingerland 2023;
het wenselijk is om beleidsregels vast te stellen wanneer ouders in aanmerking komen voor een tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang op grond van een sociaal medische indicatie;
Vast te stellen het navolgende Besluit tegemoetkoming kosten kinderopvang voor ouders met een sociaal medische indicatie gemeente Smallingerland 2024
In deze regeling wordt verstaan onder:
SMI: Sociaal Medische Indicatie voor kinderopvang. Een schriftelijke verklaring van een door het college aangewezen adviesinstantie of een consulent van Carins waaruit blijkt dat kinderopvang noodzakelijk is vanwege de sociaal medische situatie van de ouder en waarvoor geen tegemoetkoming via de Belastingdienst wordt verstrekt;
In plaats van een tegemoetkoming voor de kosten van kinderopvang kan ook een tegemoetkoming worden verstrekt voor de kosten van het bezoeken van een Voor- en Vroegschoolse Educatie peuterzaal van de Stichting Maatschappelijke Onderneming Smallingerland als het wenselijk is het kind dat opgevangen moet worden een extra (taal)stimuleringsprogramma volgt.
Artikel 7. Ingangsdatum, periode tegemoetkoming en omvang tegemoetkoming
De periode waarop iemand aanspraak kan maken op een tegemoetkoming is in principe maximaal 12 maanden. Wanneer noodzakelijk kan éénmalig een indicatie voor een verlenging van maximaal 6 maanden worden afgegeven. Deze verlenging moet de ouder 2 maanden voor afloop van de toegekende periode aanvragen.
Artikel 8. Hoogte tegemoetkoming
De hoogte van de tegemoetkoming is gelijk aan de werkelijke kosten, maar niet hoger dan het uurtarief als bedoeld in artikel 4 van het Besluit Kinderopvangtoeslag.
Artikel 11. Inlichtingenplicht
De ouder meldt uit eigen beweging of op verzoek direct alle feiten en omstandigheden waarvan redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze van invloed kunnen zijn op het recht op een tegemoetkoming.
Dit besluit wordt aangehaald als "Besluit tegemoetkoming kosten kinderopvang voor ouders met een sociaal medische indicatie Smallingerland 2024".
Aldus vastgesteld door burgemeester en wethouders van de gemeente Smallingerland op 12 maart 2024 (Zaaknummer 2024-006207).
de secretaris,
Siebren van der Berg
de burgermeester,
Jan Rijpstra
In de Wet kinderopvang zijn de bepalingen over ouders die te maken hebben met een sociaal-medische situatie tot nu toe niet in werking getreden. Hierdoor hebben deze ouders geen recht op kinderopvangtoeslag van de Belastingdienst. Gemeenten hebben beleidsvrijheid om dit gat in de Wet kinderopvang te dichten. Dit kan door een tegemoetkoming voor de kosten van kinderopvang te verstrekken aan ouders die wegens sociaal-medische redenen tijdelijk niet in staat zijn om voor hun kinderen te zorgen of als kinderopvang in het belang van een goede en gezonde ontwikkeling van het kind noodzakelijk is. Uit een indicatieadvies moet de noodzaak blijken van een Sociaal Medische Indicatie (SMI) en de daarbij behorende tegemoetkoming. Daarom moet ook:
Onderzoek zijn gedaan naar voorliggende voorzieningen (zoals de peuterspeelzaal) en/of andere opvangmogelijkheden dan kinderopvang. Opvangmogelijkheden in de eigen omgeving, zoals familie, sociaal netwerk, basisschool of, in het geval van alleenstaande ouders, opvang bij de andere ouder moeten zijn onderzocht.
SMI is bedoeld als een preventieve maatregel om de opvoedsituatie van een kind te verbeteren. Daarnaast kan de inzet van de kinderopvang op grond van de SMI ook een preventieve maatregel zijn om een duurdere vorm van ondersteuning te voorkomen, zoals uithuisplaatsing van een kind. Het gaat vaak om kinderen die opgroeien in een gezin waarbij de ouder, die de verzorging zou moeten doen, zelf intensieve zorg nodig heeft. Bijvoorbeeld wegens een lichamelijke ziekte of handicap, een psychische ziekte of verslavingsproblematiek of een verstandelijke beperking. Een ‘sociale’ reden om SMI toe te kennen is bijvoorbeeld als de ouders in een sociale crisissituatie zijn beland en hierdoor niet in staat zijn om de verzorging van de kinderen op zich te nemen. Of wanneer de veiligheid van het kind binnen het gezin in het geding is. Door een tegemoetkoming voor de kosten van de kinderopvang toe te kennen ontlasten wij de ouders. De opvang van hun kind biedt de ouder(s) onder andere rust, structuur, overzicht en zekerheid. Daarnaast gaat het ook om de ontwikkeling van het kind. Deze verordening voorziet ook in de situatie dat kinderopvang voor een goede en gezonde ontwikkeling van het kind zelf nodig is.
In dit artikel staan de definities en begripsbepalingen die noodzakelijk zijn voor het begrip van dit besluit. De begripsbepalingen in de Wet kinderopvang, het Besluit Kinderopvang en de Regeling Kinderopvang) zijn ook van toepassing op deze regeling.
De doelgroep van dit besluit is de ouder die wegens een sociale of medische situatie niet kan werken waardoor (tijdelijk) geen recht bestaat op kinderopvangtoeslag. De tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang is bedoeld voor:
Artikel 3. Voorliggende voorziening
In dit artikel is geregeld dat er geen recht op een tegemoetkoming bestaat wanneer er sprake is van een voorliggende voorziening. Een voorliggende voorziening betekent dat de kosten of diensten op een andere manier vergoed kunnen worden. In het tweede lid is geregeld dat kinderopvang op grond van SMI voorrang heeft wanneer dit passender is dan de voorliggende voorziening (met het oog op het voorkomen van zwaardere zorg die niet nodig is).
Om te toetsen of kinderopvang op grond van een sociaal medische indicatie noodzakelijk is een advies van een onafhankelijke adviesinstantie en/of een consulent van Carins nodig. Dit advies is niet bindend. Afwijken van het advies is dus mogelijk. Daarnaast wordt de leefsituatie van het gezin, de opvangmogelijkheden binnen het eigen sociaal netwerk en de mogelijkheden om tot een structurele oplossing te komen onderzocht. In dit artikel staat ook beschreven wat er in ieder geval in het sociaal medisch advies moet staan. In lid 3 van dit artikel staat dat in plaats van een tegemoetkoming voor de kosten van kinderopvang ook een tegemoetkoming mogelijk is voor de kosten van het bezoeken van een peuterzaal van de Stichting Maatschappelijke Onderneming Smallingerland. Dit kan als het wenselijk is dat het kind een extra (taal) stimuleringsprogramma volgt.
Het inkomen van de ouder is niet hoger dan 150% van de toepasselijke bijstandsnorm. Is het inkomen hoger, dan bestaat er geen recht op een tegemoetkoming voor de kosten van kinderopvang. De noodzaak voor kinderopvang moet blijken uit een advies. De tegemoetkoming voor de kosten van kinderopvang is alleen mogelijk wanneer de ouder meewerkt aan het uitvoeren van het plan van aanpak. Dat is in het derde lid van dit artikel vastgelegd. Uit lid 4 blijkt dat er sprake moeten zijn van een sociaal medische redenen bij de ouder of bij het kind. In het vijfde lid staat dat de ouder gebruik moet maken van geregistreerde kinderopvang, ingeschreven moet staan in de gemeente en ook daadwerkelijk in de gemeente woont en rechtmatig in Nederland moet verblijven op grond van de Vreemdelingenwet.
Dit artikel spreekt voor zich.
Artikel 7. Ingangsdatum en periode tegemoetkoming
Dit artikel bepaalt dat er een tegemoetkoming bestaat met ingang van de dag waarop de noodzaak voor kinderopvang is ontstaan en er een aanvraag is ingediend. De tegemoetkoming kan niet eerder worden verstrekt dan op de datum van het besluit waarin de tegemoetkoming is toegekend. Een tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang op sociaal medische gronden is tijdelijk. Deze tijdelijke ondersteuning is bedoeld om de ouder(s) de gelegenheid te geven zelf tot een structurele oplossing te komen. Daarom is de periode voor de tegemoetkoming maximaal 12 maanden. Deze periode kan éénmalig met 6 maanden worden verlengd wanneer dit noodzakelijk is. De ouder moet de verlenging 2 maanden voor afloop van de toegekende periode aanvragen. In het geval van een chronische aandoening kan de tegemoetkoming voor een langere periode worden verstrekt. Is er sprake van een chronische aandoening van de ouder, dan kan de tegemoetkoming worden verstrekt tot maximaal het moment waarop het kind naar het voorgezet onderwijs gaat. Het aantal benodigde uren kinderopvang is afhankelijk van de persoonlijke situatie. Per situatie is een beoordeling nodig hoeveel uren opvang er redelijkerwijs nodig zijn.
Artikel 8. Hoogte van de tegemoetkoming
Het college verleent de tegemoetkoming voor het aantal uren kinderopvang dat op noodzakelijk is. Bij de bepaling van de hoogte van de tegemoetkoming wordt gebruik gemaakt van een maximum uurtarief. Dit tarief is vastgelegd in het Besluit Kinderopvangtoeslag en wordt jaarlijks geïndexeerd. Het uitgangspunt voor de tegemoetkoming is het uurtarief dat de kinderopvanginstelling hanteert. Is dit uurtarief hoger dan genoemd in het Besluit Kinderopvangtoeslag, dan komen de meerkosten voor rekening van de ouder(s).
Artikel 9. Aanvraag en betaling
De ouder gebruikt een aanvraagformulier om de tegemoetkoming aan te vragen. Het college neemt binnen 8 weken na de aanvraag een besluit. Een verhoging van de tegemoetkoming in verband met een verhoging van het aantal uren kinderopvang per week moet ook worden aangevraagd. Dit geldt niet bij een verlaging van de tegemoetkoming omdat er minder uren opvang nodig zijn. De ouder moet dit wel direct melden bij het college (artikel 12 van dit besluit). Bij de aanvraag moeten een aantal gegevens worden gevoegd. Op basis van deze gegevens stelt het college de hoogte van de tegemoetkoming vast. Het college betaalt de tegemoetkoming maandelijks rechtstreeks uit aan de kinderopvangorganisatie.
In dit artikel is opgenomen wat er in het besluit moet staan. Het besluit is een beschikking in de zin van titel 4.1 van de Algemene wet bestuursrecht. Dit betekent dat tegen het besluit bezwaar en beroep mogelijk is.
Dit artikel regelt dat de ouder uit eigen beweging of op verzoek informatie aan het college doorgeeft die van invloed kan zijn op het recht op een tegemoetkoming. Een voorbeeld hiervan is dat het inkomen van de ouder hoger is geworden of dat de ouder gaat verhuizen naar een andere gemeente. Een ander voorbeeld is dat een alleenstaande ouder gaat samenwonen.
Artikel 12. Herziening, intrekking en terugvordering
Het niet nakomen van inlichtingenplicht genoemd in artikel 12 kan leiden tot herziening, intrekking en/of terugvordering van de tegemoetkoming. In dat geval zijn de regels van toepassing die zijn vastgelegd in het Besluit Terugvordering, boete en verhaal Participatiewet, Ioaw, Ioaz en Bbz gemeente Smallingerland 2020.
Artikel 13. Onvoorziene omstandigheden en hardheidsclausule
Dit artikel spreekt voor zich.
Dit artikel spreekt voor zich.
Artikel 15.Overgangsrecht en verlenging
In het eerste lid staat dat de ouder recht houdt op een tegemoetkoming voor de periode waarvoor de tegemoetkoming is verstrekt. Eindigt een tegemoetkoming op grond van het Besluit SMI 2015 voordat het Besluit SMI 2024 in werking treedt? Dan wordt dit automatisch verlengd tot het inwerking treden van het Besluit SMI 2024. Dat geldt niet wanneer er in deze verlengingsperiode sprake is van feiten en/of omstandigheden waardoor er geen recht meer bestaat op een tegemoetkoming op grond van het Besluit SMI 2015. Dat is in het tweede lid opgenomen. In dit lid staat ook dat de ouder waarvoor deze verlenging geldt, geen eigen bijdrage op grond van het Besluit SMI 2015 hoeft te betalen voor de verlengde maanden tot de inwerkingtreding van het Besluit SMI 2024.