Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Smallingerland

Besluit tegemoetkoming kosten kinderopvang voor ouders met een sociaal-medische indicatie gemeente Smallingerland 2024

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieSmallingerland
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBesluit tegemoetkoming kosten kinderopvang voor ouders met een sociaal-medische indicatie gemeente Smallingerland 2024
CiteertitelBesluit tegemoetkoming kosten kinderopvang voor ouders met een sociaal medische indicatie Smallingerland 2024
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpalgemeen
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling vervangt het Besluit tegemoetkoming kosten kinderopvang voor ouders met een sociaal medische indicatie Smallingerland 2015.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Wet kinderopvang
  2. artikel 4:21 van de Algemene wet bestuursrecht
  3. artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht
  4. Algemene subsidieverordening gemeente Smallingerland 2023
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-04-2024nieuwe regeling

12-03-2024

gmb-2024-125128

2024-006207

Tekst van de regeling

Intitulé

Besluit tegemoetkoming kosten kinderopvang voor ouders met een sociaal-medische indicatie gemeente Smallingerland 2024

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Smallingerland,

 

gelet op:

het bepaalde in de Wet Kinderopvang, artikel 4:21 en 4.81 van de Algemene wet bestuursrecht en de Algemene Subsidieverordening gemeente Smallingerland 2023;

 

overwegende dat:

het wenselijk is om beleidsregels vast te stellen wanneer ouders in aanmerking komen voor een tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang op grond van een sociaal medische indicatie;

 

Besluit:

Vast te stellen het navolgende Besluit tegemoetkoming kosten kinderopvang voor ouders met een sociaal medische indicatie gemeente Smallingerland 2024

Artikel 1. Begripsbepalingen

  • 1.

    In deze regeling wordt verstaan onder:

    • a.

      adviesinstantie: de instelling/organisatie die op verzoek van het college advies uitbrengt over de noodzaak van kinderopvang;

    • b.

      Bbz: Besluit bijstandverlening zelfstandigen;

    • c.

      Besluit SMI 2015: Besluit tegemoetkoming kosten kinderopvang voor ouders met een sociaal medische indicatie gemeente Smallingerland 2015;

    • d.

      Besluit SMI 2024: Besluit tegemoetkoming kosten kinderopvang voor ouders met een sociaal medische indicatie gemeente Smallingerland 2024;

    • e.

      college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Smallingerland;

    • f.

      chronische aandoening: een aandoening waarbij over het algemeen geen uitzicht is op herstel;

    • g.

      Ioaw: Wet Inkomensvoorziening voor oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers;

    • h.

      Ioaz: Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen;

    • i.

      kind: kind dat nog geen voortgezet onderwijs volgt;

    • j.

      kinderopvang: opvang in een geregistreerde kinderopvanginstelling (dagopvang, buitenschoolse opvang of gastouderopvang);

    • k.

      ouder: degene(n) die juridisch of feitelijk verantwoordelijk (is) zijn voor de dagelijkse zorg van het kind zoals ouders, gescheiden ouders, gescheiden co-ouderschap, grootouder(s), pleegouder(s) en voogden;

    • l.

      plan van aanpak: een beschrijving van de aanpak, een traject of proces waarbij meerdere hulpverleners zijn betrokken en waarin doelen voor het gezin zijn opgenomen.

    • m.

      SMI: Sociaal Medische Indicatie voor kinderopvang. Een schriftelijke verklaring van een door het college aangewezen adviesinstantie of een consulent van Carins waaruit blijkt dat kinderopvang noodzakelijk is vanwege de sociaal medische situatie van de ouder en waarvoor geen tegemoetkoming via de Belastingdienst wordt verstrekt;

    • n.

      tegemoetkoming: een tijdelijke bijdrage in de kosten voor kinderopvang in de vorm van een subsidie;

    • o.

      voorliggende voorziening: elke voorziening buiten dit besluit waarop de ouder aanspraak kan maken of een beroep kan doen voor de bekostiging van de noodzakelijke kinderopvang;

    • p.

      de Wet: de Wet kinderopvang.

  • 2.

    De begripsbepalingen van de Wet, het Besluit Kinderopvangtoeslag en de Regeling Wet kinderopvang zijn op dit besluit van toepassing, tenzij uitdrukkelijk anders vermeld.

Artikel 2. Doelgroep

  • 1.

    Voor een tijdelijke vergoeding voor kinderopvang op basis van een SMI komt in aanmerking:

    • a.

      de ouder van een kind dat dagopvang of buitenschoolse opvang nodig heeft; en

    • b.

      die wegens een sociale of medische situatie niet kan werken en daardoor (tijdelijk) geen recht heeft op kinderopvangtoeslag.

Artikel 3. Voorliggende voorziening

  • 1.

    Het college weigert de tegemoetkoming wanneer er sprake is van een voorliggende voorziening. Tot een voorliggende voorziening wordt in ieder geval gerekend:

    • a.

      opvangmogelijkheden bij de basisschool, familie of sociaal netwerk;

    • b.

      de Wet kinderopvang;

    • c.

      de Wet langdurige zorg;

    • d.

      een persoonsgebonden budget op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning;

    • e.

      een medisch kinderdagverblijf;

    • f.

      een bijdrage van de werkgever;

    • g.

      een tegemoetkoming van UWV;

    • h.

      een tegemoetkoming op grond van de Participatiewet;

    • i.

      een peuterspeelzaal, wanneer het door de adviesinstantie aantal geadviseerde uren overeenkomt met de peuterspeelzaaluren met uitzondering van de mogelijkheid genoemd in artikel 4 lid 5 van dit besluit.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid, heeft een tegemoetkoming op grond van SMI voorrang wanneer uit een doelmatigheid- en doeltreffendheidafweging dit wenselijk of passender is.

Artikel 4. Noodzaak van SMI

  • 1.

    Het college stelt de noodzaak van het verstrekken van een tegemoetkoming vast door middel van:

    • a.

      een sociaal medisch advies van een door het college aangewezen onafhankelijke adviesinstantie of een consulent van Carins;

    • b.

      een onderzoek naar de leefsituatie van het gezin en de (opvang)mogelijkheden in het eigen sociale netwerk; én,

    • c.

      in het plan van aanpak in kaart brengen welke andere mogelijkheden tot een (structurele) oplossing kunnen leiden.

  • 2.

    Het sociaal medisch advies en/of het advies van de consulent van Carins bevat in ieder geval:

    • a.

      de redenen voor de noodzaak van kinderopvang;

    • b.

      de medische/psychische/sociale situatie van ouder en/of kind;

    • c.

      het aantal noodzakelijke uren per dag en de verwachte duur;

    • d.

      een advies over de geldigheidsduur van de indicatie;

    • e.

      informatie van betrokken/doorverwijzende instanties en instellingen.

  • 3.

    In plaats van een tegemoetkoming voor de kosten van kinderopvang kan ook een tegemoetkoming worden verstrekt voor de kosten van het bezoeken van een Voor- en Vroegschoolse Educatie peuterzaal van de Stichting Maatschappelijke Onderneming Smallingerland als het wenselijk is het kind dat opgevangen moet worden een extra (taal)stimuleringsprogramma volgt.

Artikel 5. Voorwaarden SMI

  • 1.

    Het inkomen van de ouder is niet hoger dan 150% van de toepasselijke bijstandsnorm.

  • 2.

    De noodzaak voor kinderopvang op basis van een SMI moet blijken uit een advies van een onafhankelijke adviesinstantie en/of het advies van de consulent van Carins.

  • 3.

    Bij het advies genoemd onder lid 1, wordt het plan van aanpak gevoegd.

  • 4.

    Is de noodzaak voor een tegemoetkoming voor kinderopvang op grond van SMI vastgesteld, dan heeft de ouder een inspanningsverplichting om mee te werken aan het uitvoeren van het plan van aanpak.

  • 5.

    Een tegemoetkoming is mogelijk wanneer de gezinssituatie voldoet aan één van de volgende criteria:

    • a.

      Er is objectief vastgesteld dat kinderopvang in het belang van een goede en gezonde ontwikkeling van het kind noodzakelijk is.

    • b.

      Er is sprake van een tijdelijke overbelasting of gedeeltelijke onmacht van de ouder door een fysieke en/of psychische aandoening om zorg te verlenen aan het kind.

  • 6.

    Voor het verkrijgen van een tegemoetkoming moet de ouder voldoen aan de volgende aanvullende voorwaarden:

    • a.

      de ouder maakt gebruik van een geregistreerde kinderopvanginstelling;

    • b.

      de ouder en het kind wonen volgens de Basisregistratie personen in de gemeente Smallingerland en hebben ook feitelijk het hoofdverblijf in de gemeente Smallingerland;

    • c.

      de ouder verblijft rechtmatig in Nederland in de zin van artikel 8, onder a tot en met e en l van de Vreemdelingwet 2000.

Artikel 6. Weigeringsgronden

Het college weigert de tegemoetkoming in ieder geval wanneer:

  • a.

    de ouder niet behoort tot de doelgroep;

  • b.

    de ouder aanspraak kan maken op een voorliggende voorziening als bedoeld in artikel 3;

  • c.

    de ouder niet voldoet aan de voorwaarden genoemd in artikel 5;

  • d.

    de ouder niet de inlichtingen verstrekt als bedoeld in artikel 12;

  • e.

    de ouder een tegemoetkoming kinderopvang ontvangt of kan aanvragen op grond van de wet.

Artikel 7. Ingangsdatum, periode tegemoetkoming en omvang tegemoetkoming

  • 1.

    De tegemoetkoming wordt toegekend met ingang van de datum waarop de noodzaak voor kinderopvang is ontstaan én er een aanvraag is ingediend.

  • 2.

    Met inachtneming van het eerste lid, kan de tegemoetkoming niet eerder worden verleend dan op de datum van het besluit waarin de tegemoetkoming is toegekend.

  • 3.

    De periode waarop iemand aanspraak kan maken op een tegemoetkoming is in principe maximaal 12 maanden. Wanneer noodzakelijk kan éénmalig een indicatie voor een verlenging van maximaal 6 maanden worden afgegeven. Deze verlenging moet de ouder 2 maanden voor afloop van de toegekende periode aanvragen.

  • 4.

    In afwijking van het derde lid kan er in het geval van een chronische aandoening een tegemoetkoming voor een langere periode worden verstrekt tot maximaal het moment waarop het kind geen dagopvang of buitenschoolse opvang meer nodig heeft.

  • 5.

    Het college verleent de tegemoetkoming voor het aantal uren kinderopvang dat op grond van een sociaal medische indicatie redelijkerwijs nodig is.

Artikel 8. Hoogte tegemoetkoming

De hoogte van de tegemoetkoming is gelijk aan de werkelijke kosten, maar niet hoger dan het uurtarief als bedoeld in artikel 4 van het Besluit Kinderopvangtoeslag.

Artikel 9. Aanvraag en betaling

  • 1.

    De ouder vraagt de tegemoetkoming schriftelijk aan door middel van een daarvoor bestemd aanvraagformulier.

  • 2.

    Bij de aanvraag worden de volgende stukken gevoegd :

    • a.

      offerte / plaatsingsbewijs van de kinderopvang of het gastouderbureau waar de opvang plaatsvindt. Hierin moet in ieder geval worden vermeld: het aantal uren opvang, de kostprijs per uur en de begindatum van de opvang;

    • b.

      geldig identiteitsbewijs van de ouder en eventuele partner;

    • c.

      inkomensgegevens van de ouder en eventuele partner.

  • 3.

    Het college neemt binnen acht weken nadat de aanvraag is gedaan een besluit.

  • 4.

    De tegemoetkoming wordt maandelijks rechtstreeks uitbetaald aan de kinderopvang.

Artikel 10. Inhoud besluit

  • 1.

    Het besluit tot verlening van de tegemoetkoming kosten kinderopvang op grond van een sociaal medische indicatie bevat in ieder geval:

    • a.

      de verwijzing naar het besluit tegemoetkoming kosten kinderopvang voor ouders met een sociaal medische indicatie Smallingerland 2024;

    • b.

      naam, adres en BSN van de ouder;

    • c.

      naam, adres, BSN en geboortedatum van het kind of de kinderen waarop de tegemoetkoming betrekking heeft;

    • d.

      de reden van toekenning;

    • e.

      het aantal uren noodzakelijke kinderopvang per maand;

    • f.

      de hoogte van de tijdelijke tegemoetkoming van de gemeente;

    • g.

      de wijze waarop de bijdrage wordt uitbetaald;

    • h.

      de periode waarover de tegemoetkoming wordt verleend;

    • i.

      eventuele aanvullende afspraken die met de ouder zijn gemaakt;

    • j.

      de verplichtingen van de ouder waaronder in elk geval de verplichtingen genoemd in artikel 12 van dit besluit.

  • 2.

    In het geval van een (gedeeltelijke) afwijzing wordt de reden van de (gedeeltelijke) afwijzing genoemd.

Artikel 11. Inlichtingenplicht

De ouder meldt uit eigen beweging of op verzoek direct alle feiten en omstandigheden waarvan redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze van invloed kunnen zijn op het recht op een tegemoetkoming.

Artikel 12. Herziening, intrekking en terugvordering

  • 1.

    Het college kan het recht op tegemoetkoming herzien of intrekken als:

    • a.

      het niet behoorlijk nakomen van de inlichtingenplicht als bedoeld in artikel 12 van dit besluit heeft geleid tot een onterechte of een te hoog verstrekte tegemoetkoming;

    • b.

      de tegemoetkoming wegens een andere reden ten onrechte of tot een te hoog bedrag is verstrekt.

  • 2.

    Neemt het college een herzienings- of intrekkingsbesluit, dan kan het college een ten onrechte of te hoog verstrekte tegemoetkoming terugvorderen.

  • 3.

    Op dit artikel zijn de regels van toepassing die zijn vastgelegd in het Besluit Terugvordering, boete en verhaal Participatiewet, Ioaw, Ioaz en Bbz gemeente Smallingerland 2020.

Artikel 13. Onvoorziene omstandigheden en hardheidsclausule

  • 1.

    In alle gevallen waarin dit besluit niet voorziet, beslist het college.

  • 2.

    Het college kan in bijzondere gevallen afwijken van de bepalingen in dit besluit als toepassing daarvan tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 14. Citeertitel

Dit besluit wordt aangehaald als "Besluit tegemoetkoming kosten kinderopvang voor ouders met een sociaal medische indicatie Smallingerland 2024".

Artikel 15. Overgangsrecht en verlenging

  • 1.

    De ouder die een tegemoetkoming ontvangt op grond van het Besluit SMI 2015 houdt dit recht voor de periode waarvoor de tegemoetkoming is verstrekt.

  • 2.

    Een tegemoetkoming op grond van het Besluit SMI 2015 dat eindigt voordat het Besluit SMI 2024 in werking treedt, wordt automatisch verlengd tot het inwerking treden van het Besluit SMI 2024.

    • a.

      de automatische verlenging tot het Besluit SMI 2024 in werking treedt geldt niet wanneer er sprake is van feiten en/of omstandigheden waardoor het recht op een tegemoetkoming op grond van het Besluit SMI 2015 is of komt te vervallen.

    • b.

      de ouder waarvoor deze verlenging geldt, hoeft geen eigen bijdrage op grond van het Besluit SMI 2015 voor de verlengde maanden tot de inwerkingtreding van het Besluit SMI 2024 te betalen.

  • 3.

    De ouder waarvoor de verlenging geldt zoals genoemd in lid 2 dient na de inwerkingtreding van het Besluit SMI 2024 een nieuwe aanvraag indien.

Artikel 16. Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 april 2024 onder gelijktijdige intrekking van het "Besluit tegemoetkoming kosten kinderopvang voor ouders met een sociaal medische indicatie Smallingerland 2015", van kracht geworden op 1 januari 2015.

Aldus vastgesteld door burgemeester en wethouders van de gemeente Smallingerland op 12 maart 2024 (Zaaknummer 2024-006207).

de secretaris,

Siebren van der Berg

de burgermeester,

Jan Rijpstra

ALGEMENE TOELICHTING

In de Wet kinderopvang zijn de bepalingen over ouders die te maken hebben met een sociaal-medische situatie tot nu toe niet in werking getreden. Hierdoor hebben deze ouders geen recht op kinderopvangtoeslag van de Belastingdienst. Gemeenten hebben beleidsvrijheid om dit gat in de Wet kinderopvang te dichten. Dit kan door een tegemoetkoming voor de kosten van kinderopvang te verstrekken aan ouders die wegens sociaal-medische redenen tijdelijk niet in staat zijn om voor hun kinderen te zorgen of als kinderopvang in het belang van een goede en gezonde ontwikkeling van het kind noodzakelijk is. Uit een indicatieadvies moet de noodzaak blijken van een Sociaal Medische Indicatie (SMI) en de daarbij behorende tegemoetkoming. Daarom moet ook:

  • 1.

    Onderzoek zijn gedaan naar voorliggende voorzieningen (zoals de peuterspeelzaal) en/of andere opvangmogelijkheden dan kinderopvang. Opvangmogelijkheden in de eigen omgeving, zoals familie, sociaal netwerk, basisschool of, in het geval van alleenstaande ouders, opvang bij de andere ouder moeten zijn onderzocht.

  • 2.

    Onderbouwd zijn voor welke omvang, de dagen en uren de opvang noodzakelijk is.

  • 3.

    Uitzicht zijn op verbetering van de situatie van de ouder(s) en/of kinderen. De sociaal medische indicatie is bedoeld als tijdelijk hulpmiddel om (andere) problematiek in een gezin te kunnen aanpakken. Afstemming tussen instanties die betrokken zijn bij een kind of ouder is daarbij van belang.

Doel SMI

SMI is bedoeld als een preventieve maatregel om de opvoedsituatie van een kind te verbeteren. Daarnaast kan de inzet van de kinderopvang op grond van de SMI ook een preventieve maatregel zijn om een duurdere vorm van ondersteuning te voorkomen, zoals uithuisplaatsing van een kind. Het gaat vaak om kinderen die opgroeien in een gezin waarbij de ouder, die de verzorging zou moeten doen, zelf intensieve zorg nodig heeft. Bijvoorbeeld wegens een lichamelijke ziekte of handicap, een psychische ziekte of verslavingsproblematiek of een verstandelijke beperking. Een ‘sociale’ reden om SMI toe te kennen is bijvoorbeeld als de ouders in een sociale crisissituatie zijn beland en hierdoor niet in staat zijn om de verzorging van de kinderen op zich te nemen. Of wanneer de veiligheid van het kind binnen het gezin in het geding is. Door een tegemoetkoming voor de kosten van de kinderopvang toe te kennen ontlasten wij de ouders. De opvang van hun kind biedt de ouder(s) onder andere rust, structuur, overzicht en zekerheid. Daarnaast gaat het ook om de ontwikkeling van het kind. Deze verordening voorziet ook in de situatie dat kinderopvang voor een goede en gezonde ontwikkeling van het kind zelf nodig is.

 

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

 

Artikel 1. Begripsbepalingen

In dit artikel staan de definities en begripsbepalingen die noodzakelijk zijn voor het begrip van dit besluit. De begripsbepalingen in de Wet kinderopvang, het Besluit Kinderopvang en de Regeling Kinderopvang) zijn ook van toepassing op deze regeling.

 

Artikel 2. Doelgroep

De doelgroep van dit besluit is de ouder die wegens een sociale of medische situatie niet kan werken waardoor (tijdelijk) geen recht bestaat op kinderopvangtoeslag. De tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang is bedoeld voor:

  • kinderen van 0 tot 4 vier jaar die dagopvang nodig hebben; of

  • kinderen die basisonderwijs volgen en buitenschoolse opvang nodig hebben (groep 1 tot en met 8).

Artikel 3. Voorliggende voorziening

In dit artikel is geregeld dat er geen recht op een tegemoetkoming bestaat wanneer er sprake is van een voorliggende voorziening. Een voorliggende voorziening betekent dat de kosten of diensten op een andere manier vergoed kunnen worden. In het tweede lid is geregeld dat kinderopvang op grond van SMI voorrang heeft wanneer dit passender is dan de voorliggende voorziening (met het oog op het voorkomen van zwaardere zorg die niet nodig is).

 

Artikel 4.Noodzaak SMI

Om te toetsen of kinderopvang op grond van een sociaal medische indicatie noodzakelijk is een advies van een onafhankelijke adviesinstantie en/of een consulent van Carins nodig. Dit advies is niet bindend. Afwijken van het advies is dus mogelijk. Daarnaast wordt de leefsituatie van het gezin, de opvangmogelijkheden binnen het eigen sociaal netwerk en de mogelijkheden om tot een structurele oplossing te komen onderzocht. In dit artikel staat ook beschreven wat er in ieder geval in het sociaal medisch advies moet staan. In lid 3 van dit artikel staat dat in plaats van een tegemoetkoming voor de kosten van kinderopvang ook een tegemoetkoming mogelijk is voor de kosten van het bezoeken van een peuterzaal van de Stichting Maatschappelijke Onderneming Smallingerland. Dit kan als het wenselijk is dat het kind een extra (taal) stimuleringsprogramma volgt.

 

Artikel 5.Voorwaarden SMI

Het inkomen van de ouder is niet hoger dan 150% van de toepasselijke bijstandsnorm. Is het inkomen hoger, dan bestaat er geen recht op een tegemoetkoming voor de kosten van kinderopvang. De noodzaak voor kinderopvang moet blijken uit een advies. De tegemoetkoming voor de kosten van kinderopvang is alleen mogelijk wanneer de ouder meewerkt aan het uitvoeren van het plan van aanpak. Dat is in het derde lid van dit artikel vastgelegd. Uit lid 4 blijkt dat er sprake moeten zijn van een sociaal medische redenen bij de ouder of bij het kind. In het vijfde lid staat dat de ouder gebruik moet maken van geregistreerde kinderopvang, ingeschreven moet staan in de gemeente en ook daadwerkelijk in de gemeente woont en rechtmatig in Nederland moet verblijven op grond van de Vreemdelingenwet.

 

Artikel 6. Weigeringsgronden

Dit artikel spreekt voor zich.

 

Artikel 7. Ingangsdatum en periode tegemoetkoming

Dit artikel bepaalt dat er een tegemoetkoming bestaat met ingang van de dag waarop de noodzaak voor kinderopvang is ontstaan en er een aanvraag is ingediend. De tegemoetkoming kan niet eerder worden verstrekt dan op de datum van het besluit waarin de tegemoetkoming is toegekend. Een tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang op sociaal medische gronden is tijdelijk. Deze tijdelijke ondersteuning is bedoeld om de ouder(s) de gelegenheid te geven zelf tot een structurele oplossing te komen. Daarom is de periode voor de tegemoetkoming maximaal 12 maanden. Deze periode kan éénmalig met 6 maanden worden verlengd wanneer dit noodzakelijk is. De ouder moet de verlenging 2 maanden voor afloop van de toegekende periode aanvragen. In het geval van een chronische aandoening kan de tegemoetkoming voor een langere periode worden verstrekt. Is er sprake van een chronische aandoening van de ouder, dan kan de tegemoetkoming worden verstrekt tot maximaal het moment waarop het kind naar het voorgezet onderwijs gaat. Het aantal benodigde uren kinderopvang is afhankelijk van de persoonlijke situatie. Per situatie is een beoordeling nodig hoeveel uren opvang er redelijkerwijs nodig zijn.

 

Artikel 8. Hoogte van de tegemoetkoming

Het college verleent de tegemoetkoming voor het aantal uren kinderopvang dat op noodzakelijk is. Bij de bepaling van de hoogte van de tegemoetkoming wordt gebruik gemaakt van een maximum uurtarief. Dit tarief is vastgelegd in het Besluit Kinderopvangtoeslag en wordt jaarlijks geïndexeerd. Het uitgangspunt voor de tegemoetkoming is het uurtarief dat de kinderopvanginstelling hanteert. Is dit uurtarief hoger dan genoemd in het Besluit Kinderopvangtoeslag, dan komen de meerkosten voor rekening van de ouder(s).

 

Artikel 9. Aanvraag en betaling

De ouder gebruikt een aanvraagformulier om de tegemoetkoming aan te vragen. Het college neemt binnen 8 weken na de aanvraag een besluit. Een verhoging van de tegemoetkoming in verband met een verhoging van het aantal uren kinderopvang per week moet ook worden aangevraagd. Dit geldt niet bij een verlaging van de tegemoetkoming omdat er minder uren opvang nodig zijn. De ouder moet dit wel direct melden bij het college (artikel 12 van dit besluit). Bij de aanvraag moeten een aantal gegevens worden gevoegd. Op basis van deze gegevens stelt het college de hoogte van de tegemoetkoming vast. Het college betaalt de tegemoetkoming maandelijks rechtstreeks uit aan de kinderopvangorganisatie.

 

Artikel 10. Inhoud besluit

In dit artikel is opgenomen wat er in het besluit moet staan. Het besluit is een beschikking in de zin van titel 4.1 van de Algemene wet bestuursrecht. Dit betekent dat tegen het besluit bezwaar en beroep mogelijk is.

 

Artikel 11.Inlichtingenplicht

Dit artikel regelt dat de ouder uit eigen beweging of op verzoek informatie aan het college doorgeeft die van invloed kan zijn op het recht op een tegemoetkoming. Een voorbeeld hiervan is dat het inkomen van de ouder hoger is geworden of dat de ouder gaat verhuizen naar een andere gemeente. Een ander voorbeeld is dat een alleenstaande ouder gaat samenwonen.

 

Artikel 12. Herziening, intrekking en terugvordering

Het niet nakomen van inlichtingenplicht genoemd in artikel 12 kan leiden tot herziening, intrekking en/of terugvordering van de tegemoetkoming. In dat geval zijn de regels van toepassing die zijn vastgelegd in het Besluit Terugvordering, boete en verhaal Participatiewet, Ioaw, Ioaz en Bbz gemeente Smallingerland 2020.

 

Artikel 13. Onvoorziene omstandigheden en hardheidsclausule

Dit artikel spreekt voor zich.

 

Artikel 14.Citeertitel

Dit artikel spreekt voor zich.

 

Artikel 15.Overgangsrecht en verlenging

In het eerste lid staat dat de ouder recht houdt op een tegemoetkoming voor de periode waarvoor de tegemoetkoming is verstrekt. Eindigt een tegemoetkoming op grond van het Besluit SMI 2015 voordat het Besluit SMI 2024 in werking treedt? Dan wordt dit automatisch verlengd tot het inwerking treden van het Besluit SMI 2024. Dat geldt niet wanneer er in deze verlengingsperiode sprake is van feiten en/of omstandigheden waardoor er geen recht meer bestaat op een tegemoetkoming op grond van het Besluit SMI 2015. Dat is in het tweede lid opgenomen. In dit lid staat ook dat de ouder waarvoor deze verlenging geldt, geen eigen bijdrage op grond van het Besluit SMI 2015 hoeft te betalen voor de verlengde maanden tot de inwerkingtreding van het Besluit SMI 2024.

 

Artikel 16. Inwerkingtreding

Deze bepaling spreekt voor zich.