Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Smallingerland

Besluit bijzondere bijstand gemeente Smallingerland 2024

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieSmallingerland
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBesluit bijzondere bijstand gemeente Smallingerland 2024
CiteertitelBesluit Bijzondere Bijstand 2024 Gemeente Smallingerland
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling vervangt het Besluit Bijzondere Bijstand gemeente Smallingerland.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. titel 4.3 van de Algemene wet bestuursrecht
  2. artikel 35 van de Participatiewet
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-04-2024nieuwe regeling

12-03-2024

gmb-2024-125054

2024-003567

Tekst van de regeling

Intitulé

Besluit bijzondere bijstand gemeente Smallingerland 2024

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Smallingerland,

 

gelet op:

 

  • titel 4.3 van de Algemene wet bestuursrecht;

  • artikel 35 van de Participatiewet;

Besluit:

 

Vast te stellen het navolgende Besluit bijzondere bijstand gemeente Smallingerland 2024

 

Hoofdstuk 1. Algemeen

Artikel 1. Begripsbepaling

  • 1.

    In dit besluit wordt verstaan onder:

    • a.

      aanvrager: de persoon die bijzondere bijstand aanvraagt en volgens de Basisregistratie personen woont in de gemeente Smallingerland en daar ook feitelijk verblijft;

    • b.

      bijstandsnorm: de norm bedoeld in de artikelen 20 tot en met 28 van de wet;

    • c.

      bijzondere bijstand: de bijstand als bedoeld in artikel 35 van de wet;

    • d.

      bijzondere bijstand om niet: verstrekte bijzondere bijstand die in principe niet terugbetaald hoeft te worden;

    • e.

      college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Smallingerland;

    • f.

      de wet: de Participatiewet;

    • g.

      individuele inkomenstoeslag: de toeslag bedoeld in artikel 36 van de wet;

    • h.

      inkomensgrens: de bijstandsnorm + 15%.

    • i.

      KBNL: Kredietbank Nederland;

    • j.

      studietoeslag: de toeslag bedoeld in artikel 36b van de wet;

    • k.

      toepasselijk sociaal minimum: de bijstandsnorm die in het individuele geval geldt;

    • l.

      medische- en zorgkosten: de kosten genoemd in de online kennisbank Schulinck Participatiewet onder "medische kosten specifiek" en "ouderen, zieken en gehandicaptenzorg";

    • m.

      niet-medische kosten: de kosten genoemd in de online kennisbank Schulinck Participatiewet zoals "bewindvoering", "reiskosten", "schulden", uitvaart", "eigen bijdrage proceskosten", "reiskosten" en "leges";.

    • n.

      Msnp: Minnelijke schuldsanering natuurlijke personen;

    • o.

      Wsnp: Wet schuldsanering natuurlijke personen:

    • p.

      Voorliggende voorziening: ieder voorziening buiten de wet waarop iemand aanspraak kan maken of een beroep kan doen om specifieke uitgaven te bekostigen.

  • 2.

    Alle begrippen die in dit besluit worden gebruikt en die niet nader zijn omschreven, hebben dezelfde betekenis als in de wet.

Artikel 2. Recht op bijzondere bijstand

  • 1.

    Inwoners hebben recht op bijzondere bijstand voor medische- en zorgkosten en niet-medische kosten. Dit recht bestaat wanneer bijzondere omstandigheden in het individuele geval leiden tot noodzakelijke bestaanskosten die niet betaald kunnen worden uit het inkomen, de studietoeslag en het in aanmerking te nemen vermogen.

  • 2.

    Er bestaat geen recht op bijzondere bijstand wanneer er voor de noodzakelijk kosten een voorliggende voorziening aanwezig is of wanneer de wetgever er bewust voor heeft gekozen dat deze kosten niet vergoed kunnen worden.

Hoofdstuk 2. Draagkracht inkomen en vermogen

Artikel 3. Draagkrachtperiode

  • 1.

    De draagkracht in het inkomen en vermogen wordt vastgesteld over 12 maanden. Deze periode start op de eerste dag van de maand waarin de kosten zich voordoen. Na afloop van deze periode moet een nieuwe aanvraag worden gedaan.

  • 2.

    Voor bepaalde kosten kan een langere of kortere draagkrachtperiode worden vastgesteld.

  • 3.

    Geven wijzigingen in de omstandigheden van de aanvrager daartoe aanleiding, dan wordt de draagkracht herzien.

Artikel 4. Inkomens- en vermogensgrenzen

  • 1.

    De inkomensgrens om in aanmerking te komen voor bijzondere bijstand is 115% van de toepasselijke bijstandsnorm.

  • 2.

    Bijzonder inkomen zoals genoemd in artikel 33 van de wet wordt tot het inkomen gerekend, met uitzondering van de in het lid 5 genoemde vrijlating van de ontvangst van een periodieke particuliere oudedagsvoorziening.

  • 3.

    Met uitzondering van de artikel 6 genoemde vermogensbestanddelen, zijn de vermogensgrenzen genoemd in artikel 34 van de wet van toepassing om in aanmerking te komen voor bijzondere bijstand.

Artikel 5. Draagkracht inkomen

Bij het vaststellen van de draagkracht in het inkomen geldt het volgende:

  • 1.

    Voor het inkomen boven 115% van de toepasselijke bijstandsnorm geldt een draagkrachtpercentage van 50%.

  • 2.

    Bij een vast inkomen is het toetsinkomen het ontvangen inkomen voorafgaand aan de maand waarin de kosten zijn gemaakt.

  • 3.

    Bij wisselende inkomsten is het toetsinkomen de som van het inkomen over 3 maanden voorafgaand aan de maand waarin de kosten zijn gemaakt.

  • 4.

    Uitgesteld inkomen zoals vakantietoeslag en het individueel keuzebudget (IKB) wordt toegerekend aan de periode waarin dit is verworven. Doorbetaald inkomen wordt toegerekend naar de periode waarin dit is ontvangen.

  • 5.

    Op het vastgestelde inkomen wordt in mindering gebracht:

    • a.

      de verplichte inhoudingen op het inkomen van de aanvrager genoemd in artikel 31 lid 3 van de wet;

    • b.

      de vrijlatingen genoemd in artikel 31 lid 2 van de wet;

    • c.

      de vrijlating van de ontvangst van een periodieke particuliere oudedagsvoorziening zoals genoemd in artikel 33 lid 5 van de wet.

    • d.

      blijvende woonkosten, voor zover deze in verhouding tot het inkomen en vermogen een te zware last vormen.

    • e.

      betalingen voor levensonderhoud van kinderen tot 21 jaar en echtgenoot die niet bij de aanvrager wonen en alimentatie voor een de ex-echtgenoot.

    • f.

      de studietoeslag op grond van artikel 36b van de wet.

  • 6.

    Eigen bijdragen worden voor het vaststellen van de draagkracht niet in mindering gebracht op het inkomen. Voorbeelden hiervan zijn:

    • eigen bijdragen in het kader van de Zorgverzekeringswet;

    • eigen bijdragen Wmo;

    • ouderbijdrage Kinderopvang.

  • 7.

    Ligt er beslag op het inkomen, dan wordt dit gedeelte van het inkomen niet meegeteld bij het vaststellen van het inkomen. Wel geldt dan de voorwaarde dat de aanvrager een beroep doet op de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening.

  • 8.

    Bij personen die zijn toegelaten tot een Msnp- of een Wsnp- of schuldhulp-verleningstraject houdt het college rekening met de schuld. Het deel van het inkomen dat hoger is dan de beslagvrije voet én aantoonbaar wordt gebruikt voor aflossing van schulden, telt niet mee bij het vaststellen van het inkomen. Hetzelfde geldt voor de periode die voorafgaat aan het treffen van een Msnp- of Wsnp- of schuldhulpverleningstraject.

  • 9.

    Bij gelijkblijvende omstandigheden is het niet nodig om jaarlijks opnieuw het vrij te laten bedrag (VTLB) voor vaste lasten en levensonderhoud vast te stellen voor personen die een Msnp- of Wsnp-traject volgen, tenzij de bewindvoerder een nieuwe VTLB berekening maakt.

Artikel 6. Draagkracht vermogen

Bij het vaststellen van de draagkracht in het vermogen geldt het volgende:

  • 1.

    Is het vermogen hoger dan het vrij te laten vermogen zoals genoemd in artikel 34 lid 3 van de wet, dan geldt een draagkrachtpercentage van 100%.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid telt de waarde van een vervoersvoorzieningen niet mee bij het vaststellen van het vermogen wanneer de gezamenlijke waarde lager is dan € 5.000.

  • 3.

    In afwijking van het eerste lid telt het vermogen dat bestemd is voor de kosten van een uitvaart niet mee voor aanvragers die AOW gerechtigd zijn en geen dekkende uitvaartverzekering hebben afgesloten. De vrijlating is per persoon € 7.500.

    Voor overige aanvragers geldt de vrijlating onder de voorwaarde dat zij dit vermogen gebruiken om een uitvaartverzekering af te sluiten.

  • 4.

    De overwaarde van een woning telt volledig mee bij het bepalen van het vermogen voor zover deze meer bedraagt dan de wettelijke vrijlating. Dit geldt niet wanneer er voor het verstrekken van algemene bijstand een krediethypotheek is gevestigd.

Artikel 7. Drempelbedrag

Het college past geen drempelbedrag toe.

Hoofdstuk 3. Vormen van bijstand

Artikel 8. Bijstand om niet of in de vorm van een lening

  • 1.

    In principe wordt de bijzondere bijstand op grond artikel 48, lid 1 van de wet om niet verstrekt.

  • 2.

    De bijzondere bijstand heeft op grond van artikel 48, lid 2 van de wet de vorm van een geldlening in de volgende gevallen:

    • a.

      de aanvrager beschikt op korte termijn redelijkerwijs over voldoende middelen om in de noodzakelijke kosten te voorzien;

    • b.

      de noodzaak van de bijstandsverstrekking is het gevolg van tekortschietend besef van verantwoordelijkheid;

    • c.

      er is sprake van een noodzaak voor het geheel of gedeeltelijk betalen van schulden.

  • 3.

    De bijzondere bijstand voor de kosten van duurzame gebruiksgoederen of woninginrichting heeft op grond artikel 51 van de wet de vorm van een geldlening.

Artikel 9. Lening

  • 1.

    De looptijd van de lening is in beginsel maximaal 36 maanden.

  • 2.

    Detentie van de aanvrager tijdens de looptijd van de lening leidt tot een verlenging van de aflossingstermijn met de periode van detentie. Is bij gehuwd/samenwonenden één van beide partners gedetineerd geweest, dan wordt de aflossingstermijn niet verlengd.

  • 3.

    Wordt er 36 maanden aan de aflossingsverplichtingen voldaan, dan wordt het resterende bedrag van de lening omgezet in bijstand om niet.

  • 4.

    Is de aanvrager in gebreke gebleven bij het aflossen van de lening gedurende de looptijd van 36 maanden, dan moet de (restant)lening volledig worden terugbetaald op grond van artikel 58 lid 2, sub b van de wet.

  • 5.

    De bijstandsnormen worden per 1 januari en 1 juli van ieder jaar aangepast. Deze aanpassingen werken door in de terugbetaling van de (restant)lening genoemd bij lid 4.

  • 6.

    Het aflossingspercentage is 5% van de toepasselijke bijstandsnorm vermeerderd met de eventuele draagkracht in het inkomen wanneer het inkomen hoger is dan 115% van de toepasselijke bijstandsnorm.

Artikel 10. Collectieve ziektekostenverzekering

  • 1.

    Inwoners van de gemeente kunnen deelnemen aan de collectieve zorgverzekering AV Frieso van zorgverzekeraar De Friesland.

  • 2.

    De inkomens- en vermogensgrenzen genoemd in artikel 4 zijn van toepassing op een aanvraag om deel te nemen aan de AV Frieso.

  • 3.

    Voor het verzoek om deel te nemen aan de collectieve ziektekostenverzekering wordt gebruik gemaakt van een door het college vastgesteld formulier.

  • 4.

    Voor deelnemers aan de AV Frieso hoeft de draagkracht niet opnieuw bepaald te worden bij aanvragen bijzondere bijstand en minimaregelingen waarbij een inkomensgrens geldt van 115% van de toepasselijke sociaal minimum.

Hoofdstuk 4. Verplichtingen

Artikel 11. Bestedingsverplichting

  • 1.

    De bijzondere bijstand moet worden besteed aan de kosten waarvoor de bijstand is toegekend. Dit moet blijken uit bewijsstukken, zoals bedoeld in artikel 16.

  • 2.

    Is de bijzondere bijstand voor andere kosten gebruikt dan waarvoor het is toegekend of kan de besteding niet worden aangetoond, dan kan de verstrekte bijzondere bijstand worden ingetrokken en teruggevorderd.

Hoofdstuk 5. Herziening, intrekking, terugvordering en boete

Artikel 12. Herziening, intrekking, terugvordering en boete

Op de bijzondere bijstand zijn de bepalingen over herziening, intrekking en terugvordering en boetes als bedoeld in de artikelen 54, 58, 59 en 18a van de wet en de het Besluit Terugvordering, boete en verhaal Participatiewet, Ioaw, Ioaz en Bbz gemeente Smallingerland 2020 van toepassing.

Hoofdstuk 6. Aanvraag, beschikking en uitbetaling

Artikel 13. Moment en wijze van indienen aanvraag bijzondere bijstand

  • 1.

    De aanvrager vraagt de bijzondere bijstand in principe aan vóórdat de kosten zijn gemaakt.

  • 2.

    Voor het aanvragen van bijzondere bijstand wordt gebruik gemaakt van een door het college vastgesteld formulier.

Artikel 14. Beoordeling aanvraag

  • 1.

    Bij de beoordeling van het recht op bijzondere bijstand wordt de volgende volgorde aangehouden:

    • a.

      Doen de kosten zich voor?

    • b.

      Zijn de kosten in het individuele geval noodzakelijk?

    • c.

      Vloeien de kosten voort uit bijzondere individuele omstandigheden?

    • d.

      Kunnen de kosten worden voldaan uit het toepasselijk sociaal minimum, het vermogen en het inkomen voor zover dit meer bedraagt dan het toepasselijk sociaal minimum?

  • 2.

    Alleen de goedkoopst toereikende oplossing wordt vergoed.

  • 3.

    Bij de aanvraag bijzondere bijstand wordt onderzocht of er gereserveerd kon worden voor de kosten omdat de kosten voorzienbaar waren.

  • 4.

    Wanneer noodzakelijk, kan advies worden ingewonnen bij een externe.

Artikel 15. Besluit

  • 1.

    De aanvrager ontvangt een schriftelijk besluit (beschikking) van het college op de aanvraag.

  • 2.

    Het besluit bevat in ieder geval:

    • a.

      voor welke kosten de bijstand is toegekend, met daaraan gekoppeld de bestedingsverplichting;

    • b.

      welke vorm de bijzondere bijstand heeft;

    • c.

      wat de hoogte van het toegekende bedrag is (inclusief berekening);

    • d.

      bij een ingewonnen advies, een verwijzing naar dit advies.

  • 3.

    In het geval van een (gedeeltelijke) afwijzing wordt de reden van de (gedeeltelijke) afwijzing genoemd.

Artikel 16. Uitbetaling

  • 1.

    De bijzondere bijstand wordt achteraf en na inlevering van het betaalbewijs uitbetaald aan de aanvrager.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid kan de bijzondere bijstand, op basis van een ingeleverde offerte rechtstreeks aan de leverancier worden uitbetaald.

Hoofdstuk 7. Slotbepalingen

Artikel 17. Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de aanvrager afwijken van de bepalingen in dit besluit, wanneer strikte toepassing ervan tot onbillijkheden van overwegende aard leiden.

Artikel 18. Onvoorziene situaties

In alle gevallen waarin dit besluit niet voorziet, beslist het college.

Artikel 19. Citeertitel

Dit besluit wordt aangehaald als “Besluit Bijzondere Bijstand 2024 Gemeente Smallingerland”.

Artikel 20. Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking op 1 april 2024 onder gelijktijdige intrekking van het Besluit Bijzondere Bijstand gemeente Smallingerland, van kracht geworden op 1 juli 2004.

Aldus vastgesteld door burgemeester en wethouders van de gemeente Smallingerland op 12 maart 2024 (Zaaknummer 2024-003567).

de secretaris,

Siebren van der Berg

de burgermeester,

Jan Rijpstra

Algemene toelichting

Er zijn twee soorten bijstandsverlening op grond van de Participatiewet, namelijk:

  • 1.

    Algemene bijstand: een bijstandsuitkering voor de algemeen noodzakelijke bestaanskosten. De hoogte van de algemene bijstand wordt bepaald door de landelijke basisnormen.

  • 2.

    Bijzondere bijstand: bijstand voor bijzondere noodzakelijke bestaanskosten die niet iedereen heeft. Inwoners hoeven geen bijstandsuitkering te ontvangen om in aanmerking te komen voor bijzondere bijstand.

Soms hebben inwoners extra kosten, door bijvoorbeeld ziekte of sociale redenen, die zij nergens vergoed krijgen en niet zelf kunnen betalen. Onder bepaalde voorwaarden komen deze inwoners dan in aanmerking voor bijzondere bijstand voor de kosten. Deze voorwaarden zijn vastgelegd in dit Besluit.

 

Het verstrekken van bijzondere bijstand is maatwerk, maar er is wel behoefte aan kaders voor de uitvoering. Het college heeft beleidsvrijheid om deze kaders op te stellen. In dit besluit is uitgewerkt hoe het college invulling geeft aan deze beleidsvrijheid. Dit besluit vervangt het huidige besluit dat dateert van 2004.

 

Het beoogde maatschappelijke resultaat van het besluit is dat minder inwoners geldzorgen en financiële problemen hebben. Dit sluit aan bij de ambitie 'Zeker bestaan' uit de Sociale Koers.

 

Artikelsgewijze toelichting

 

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

 

Artikel 1.Begripsbepalingen

Dit artikel geeft aan wat onder de verschillende begrippen moet worden verstaan.

 

Artikel 2. Recht op bijzonder bijstand

Het recht op bijzondere bijstand is vastgelegd in artikel 35 van de Participatiewet. Hierin staat dat een alleenstaande of een gezin recht heeft op bijzondere bijstand wanneer deze de uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten van het bestaan niet kan betalen uit het eigen inkomen en/of vermogen. Er bestaat geen recht op bijzondere bijstand wanneer kosten of diensten op een andere manier vergoed kunnen worden of wanneer de wetgever er bewust voor heeft gekozen dat deze kosten niet vergoed kunnen worden. Dit vloeit voort uit artikel 15 van de Participatiewet.

 

Hoofdstuk 2. Draagkracht inkomen en vermogen

 

Artikel 3. Draagkrachtperiode

De draagkrachtperiode is 12 maanden. Afhankelijk van de soort kosten is een langere of kortere draagkrachtperiode mogelijk. Daarnaast is het mogelijk om de draagkracht te herzien wanneer wijzigingen in het inkomen en vermogen daartoe aanleiding geven.

 

Artikel 4.Inkomens- en vermogensgrenzen

De inkomensgrens om in aanmerking te komen voor bijzondere bijstand is 115% van de toepasselijke bijstandsnorm. Bijzonder inkomen telt mee bij de berekening van het inkomen. Het gaat dan om:

  • Inkomen in natura.

  • Studiefinanciering op grond van de Wet studiefinanciering 2000 (normbedrag kosten levensonderhoud).

  • Tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten op grond van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten.

  • Woningdeling waardoor de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan lager zijn. Deze lagere kosten tellen mee als inkomen.

De geldende vermogensgrenzen zijn vastgelegd in artikel 34 van de Participatiewet.

 

Artikel 5. Draagkracht inkomen

Heeft de aanvrager een inkomen dat lager of gelijk is aan 115% van de toepasselijke bijstandsnorm, dan is er geen sprake van draagkracht in het inkomen. Is het inkomen hoger, dan telt 50% van dit hogere inkomen mee bij de vaststelling van de draagkracht. In lid 6 tot en met 8 is aangeven welke inkomensbestanddelen wel of niet worden meegerekend bij de vaststelling van de draagkracht in het inkomen. Om te bepalen of de woonlasten een te zware last vormen in verhouding tot het inkomen en vermogen (lid 6 onderdeel d) wordt aangesloten bij de berekeningssystematiek voor huurtoeslag zoals opgenomen in Schulinck. Voor personen die in een schuldtraject zitten geldt dat er geen draagkracht in het inkomen aanwezig. Dat is bepaald in lid 9 van dit artikel.

 

Artikel 6. Draagkracht vermogen

Voor het vermogen dat hoger is dan het wettelijk vrij te laten vermogen geldt een draagkrachtpercentage van 100%. In het tweede en derde lid van dit artikel zijn de uitzonderingen op deze regel benoemd. De waarde van een auto, motor, caravan, camper, of boot telt niet mee bij het vaststellen van het vermogen wanneer de gezamenlijke waarde lager is dan € 5.0001. Voor vermogen dat is bestemd voor de kosten van een uitvaart geldt een vrijlating voor AOW-gerechtigden van € 7.5002 per persoon die geen dekkende uitvaartverzekering hebben afgesloten. In het vierde lid staat dat de waarde van een woning hoger dan de wettelijke vrijlating volledig meetelt bij het vaststellen van het vermogen. Dat geldt niet wanneer er voor het verstrekken van een bijstandsuitkering een krediethypotheek is gevestigd.

 

Artikel 7. Drempelbedrag

Het college heeft de bevoegdheid bijzondere bijstand te weigeren wanneer de kosten op jaarbasis een bepaald “drempelbedrag” niet te boven gaan. Dit is vastgelegd in artikel 35 lid 2 van de Participatiewet. Het college maakt geen gebruik van deze bevoegdheid.

 

Hoofdstuk 3.Vormen van bijstand

 

Artikel 8.Bijstand om niet of in de vorm van een lening

Het uitgangspunt van de Participatiewet is dat bijzondere bijstand om niet wordt verstrekt. Dit betekent dat de verstrekte bijzondere bijstand in principe niet terugbetaald hoeft te worden.

In de Participatiewet zijn een aantal situaties genoemd waarin bijstand, dus ook bijzondere bijstand, kan worden verstrekt in de vorm van een geldlening. Wanneer bijstand in de vorm van een geldlening wordt verstrekt is het belangrijk om een goede belangenafweging te maken. Zie ECLI:NL:RVS:2022:285, Raad van State, 202002668/1/A3 (rechtspraak.nl) en vng.nl/sites/default/files/2023-11/factsheet_evenredigheidstoets.pdf

 

Artikel 9. Lening

De looptijd van de lening is maximaal 36 maanden. Na deze termijn kan de lening worden omgezet in bijstand om niet. Er moet dan wel volledig aan de aflossingsverplichting zijn voldaan. Blijft de inwoner in gebreke bij het aflossen van de lening, dan moet de (restant)lening volledig worden terugbetaald. De bijstandsnormen worden twee keer per jaar verhoogd, namelijk op 1 januari en 1 juli. Deze verhoging werkt door in de maandelijkse aflossing. Na de inwerkingtreding van de gewijzigde beslagvrije voet is de aflossingscapaciteit vastgesteld op 5% van de toepasselijke bijstandsnorm + de eventuele draagkracht op grond van het inkomen, inclusief vakantietoeslag.

 

Artikel 10. Collectieve ziektekostenverzekering

Met de invoering van de Participatiewet per 1 januari 2015 kan het college alleen nog categoriale bijzondere bijstand verlenen voor een collectieve aanvullende zorgverzekering en/of een tegemoetkoming in de kosten van de premie van zo’n verzekering. In onze gemeente maken we gebruik van de collectieve zorgverzekering AV Frieso van De Friesland. Om hiervoor in aanmerking te komen gelden dezelfde inkomens- en vermogensgrenzen als voor de individuele bijzonder bijstand. Maken deelnemers aan de AV Frieso ook gebruik van andere minimaregelingen met een inkomensgrens van 115% van de toepasselijke bijstandsnorm, dan hoeft de draagkracht niet opnieuw te worden vastgesteld.

 

Hoofdstuk 4.Verplichtingen

 

Artikel 11.Bestedingsverplichting

Het is vanzelfsprekend dat de aanvrager de bijstand moet gebruiken, waarvoor deze is verstrekt. Uit het opleggen van een bestedingsverplichting volgt ook dat wanneer de bijstand voor andere doeleinden wordt gebruikt, de toekenning wordt ingetrokken en de verstrekte bijstand wordt teruggevorderd.

 

Hoofdstuk 5.Herziening, intrekking, terugvordering en boete

 

Artikel 12.Herziening, intrekking, terugvordering en boete

Het niet nakomen van de inlichtingenplicht genoemd in artikel 17 van de wet en de bestedingsplicht genoemd in artikel 12 kan leiden tot herziening, intrekking en/of terugvordering van de verstrekte bijzondere bijstand. In dat geval zijn de regels van toepassing die zijn vastgelegd in het Besluit Terugvordering, boete en verhaal Participatiewet, Ioaw, Ioaz en Bbz gemeente Smallingerland 2020.

 

Hoofdstuk 6.Aanvraag, beschikking en uitbetaling

 

Artikel 13. Moment en wijze van indienen aanvraag bijzondere bijstand

In dit artikel staat dat de bijzondere bijstand door middel van een aanvraagformulier moet worden aangevraagd voordat de kosten zijn gemaakt.

 

Artikel 14.Beoordeling aanvraag

In dit artikel is de beoordeling van een bijzondere bijstandsaanvraag vastgelegd. Kosten moeten onontkoombaar zijn. Met andere woorden, de aanvrager moet er niet omheen kunnen en de kosten moeten niet het gevolg zijn van een vrijwillig gemaakte keuze. Bij het bepalen van de hoogte van de bijzondere bijstand wordt uitgegaan van de goedkoopste toereikende oplossing. Wanneer het nodig is kan extern advies worden ingewonnen. Bij een eventuele adviesaanvraag moet nadrukkelijk worden gevraagd wat de goedkoopst toereikende oplossing is.

 

Artikel 15.Beschikking

Een beslissing op een bijzondere bijstandsaanvraag wordt per beschikking medegedeeld. In dit artikel is bepaald wat er in ieder geval in de beschikking moet staan.

 

Artikel 16.Uitbetaling

De hoofdregel is dat de bijstand wordt uitbetaald aan de hand van een betalingsbewijs. Als het nodig is (bijvoorbeeld omdat de aanvrager het bedrag niet kan voorschieten) kan het bedrag van de bijstand op basis van een offerte of proforma nota rechtstreeks aan de leverancier worden betaald.

 

Hoofdstuk 7.Slotbepalingen

 

Artikel 17.Hardheidsclausule

Dit artikel hoeft niet nader te worden toegelicht.

 

Artikel 18. Onvoorziene situaties

Dit artikel hoeft niet nader te worden toegelicht.

 

Artikel 19.Citeertitel

Dit artikel hoeft niet nader te worden toegelicht.

 

Artikel 20.Inwerkingtreding

Dit artikel hoeft niet nader te worden toegelicht.