Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Súdwest-Fryslân

Regeling bestuurlijke boeten toeristen- en watertoeristenbelasting 2024 Súdwest-Fryslân

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieSúdwest-Fryslân
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingRegeling bestuurlijke boeten toeristen- en watertoeristenbelasting 2024 Súdwest-Fryslân
CiteertitelRegeling bestuurlijke boeten toeristen- en watertoeristenbelasting 2024 Súdwest-Fryslân
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerpbestuurlijke boeten toeristen- en watertoeristenbelasting

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. hoofdstuk VIIIA van de Algemene wet inzake rijksbelastingen
  2. artikel 231 van de Gemeentewet
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

15-03-202401-01-2024nieuwe regeling

05-03-2024

gmb-2024-115264

Tekst van de regeling

Intitulé

Regeling bestuurlijke boeten toeristen- en watertoeristenbelasting 2024 Súdwest-Fryslân

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Súdwest-Fryslân;

 

gelet op het bepaalde in:

  • hoofdstuk VIIIA van de Algemene wet inzake rijksbelastingen;

  • artikel 231 van de Gemeentewet;

  • artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht;

  • de Verordening op de heffing en invordering van de toeristenbelasting en de Verordening op de heffing en invordering van de watertoeristenbelasting;

 

besluit:

 

vast te stellen de

 

Regeling bestuurlijke boeten toeristen- en watertoeristenbelasting 2024 Súdwest-Fryslân.

 

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

 

 

Artikel 1 Reikwijdte

De Regeling bestuurlijke boeten toeristen- en watertoeristenbelasting 2024 (hierna: de regeling) bevat beleidsregels voor het opleggen van bestuurlijke boeten bij de heffing van de toeristenbelasting en watertoeristenbelasting.

 

Artikel 2 Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • a.

    Awb: de Algemene wet bestuursrecht;

  • b.

    AWR: Algemene wet inzake Rijksbelastingen;

  • c.

    belanghebbende: degene aan wie een boete is of kan worden opgelegd. De boete wordt opgelegd aan degene die niet aan zijn verplichting voldoet;

  • d.

    heffingsambtenaar: de gemeenteambtenaar als bedoeld in artikel 231, tweede lid, onderdeel b, van de Gemeentewet;

  • e.

    opzet: het willens en wetens handelen of nalaten, leidend tot het niet of niet binnen de daarvoor gestelde termijn heffen van belasting. Onder opzet wordt mede verstaan voorwaardelijk opzet;

  • f.

    voorwaardelijk opzet: het willens en wetens aanvaarden van de aanmerkelijke kans dat een handelen of nalaten tot gevolg heeft dat te weinig belasting geheven is of kan worden;

  • g.

    grove schuld: schuld waarbij belanghebbende redelijkerwijs had moeten of kunnen begrijpen dat zijn gedrag tot gevolg kon hebben dat te weinig belasting zou worden geheven. Grove schuld omvat mede grove onachtzaamheid.

  •  

Artikel 3 Toerekening

Handelen of nalaten van een derde, die voor of namens belanghebbende optreedt, wordt aan de belanghebbende toegerekend.

 

Artikel 4 Gelijktijdigheid

Tegelijk met het vaststellen van een naheffingsaanslag wordt een met deze aanslag samenhangende boetebeschikking vastgesteld.

 

Artikel 5 Ambtshalve vermindering

Onjuist gebleken boetebeschikkingen kunnen overeenkomstig artikel 65 van de AWR in aanmerking komen voor ambtshalve vermindering.

 

Artikel 6 Straftoemeting

  • 1.

    Het opleggen van een boete is aan te merken als het instellen van een strafvervolging in de zin van artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.

  • 2.

    Bij het opleggen van een boete gaat de heffingsambtenaar uit van de percentages en bedragen in de artikelen 13 en 14.

  • 3.

    Een eenmaal opgelegde verzuimboete sluit het opleggen van een vergrijpboete voor hetzelfde feit uit.

  • 4.

    Het opleggen van een vergrijpboete sluit het later opleggen van een verzuimboete voor hetzelfde feit uit.

  • 5.

    Indien bij bezwaar de afwezigheid van alle schuld blijkt, vernietigt de heffingsambtenaar de boete. Bij afwezigheid van alle schuld wordt de belanghebbende geacht niet in verzuim te zijn geweest.

 

Artikel 7 Mededelingsplicht

  • 1.

    De in artikel 67g, tweede lid, van de AWR bedoelde mededeling wordt schriftelijk bekend gemaakt.

  • 2.

    Bij het opleggen van een verzuimboete of een vergrijpboete worden de feiten en omstandigheden die aanleiding hebben gegeven tot het opleggen van de boete, vermeld in de mededeling aan belanghebbende.

  • 3.

    Indien een kennisgeving in de zin van artikel 8 is verzonden waarin de gronden van het voornemen een vergrijpboete op te leggen zijn opgenomen, waarop geen reactie van belanghebbende is ontvangen, kan de heffingsambtenaar in de mededeling volstaan met een verwijzing naar de kennisgeving.

 

Artikel 8 Kennisgeving en hoorplicht bij vergrijpboete

  • 1.

    Een kennisgeving is een rapport in de zin van artikel 5:48 van de Awb.

  • 2.

    De kennisgeving van het voornemen een vergrijpboete op te leggen en van de gronden waarop dat voornemen berust, geschiedt schriftelijk. Dit voorschrift is opgenomen om iedere twijfel over de nakoming van deze verplichting uit te sluiten.

  • 3.

    Een belanghebbende kan binnen een termijn van zes weken na dagtekening van de kennisgeving, de aangevoerde gronden betwisten.

  • 4.

    In afwijking van het derde lid kan de termijn in de gevallen waarin ineens invorderbare belastingaanslagen worden opgelegd, afhankelijk van de feiten en omstandigheden, worden verkort.

  • 5.

    Een belanghebbende die de in de kennisgeving aangevoerde gronden mondeling wenst te betwisten, wordt door de heffingsambtenaar gehoord.

  • 6.

    Het opleggen van de vergrijpboete blijft achterwege indien het verweer van belanghebbende tot de conclusie leidt dat de in de kennisgeving genoemde gronden onvoldoende zijn opzet of grove schuld vast te stellen. In een dergelijke situatie kan de heffingsambtenaar nog wel een verzuimboete opleggen. Het una-viabeginsel staat daaraan niet in de weg.

  • 7.

    De betwisting van de kennisgeving kan tot een lagere boete leiden indien de opzet of grove schuld wel bewijsbaar is, maar het verweer in de betwisting aanleiding geeft de boete op een lager bedrag vast te stellen.

 

Artikel 9 Recht op inzage

  • 1.

    Op grond van artikel 5:49 van de Awb stelt de heffingsambtenaar belanghebbende desgevraagd in de gelegenheid de gegevens waarop het opleggen van de bestuurlijke boete berust, dan wel het voornemen daartoe, in te zien en daarvan afschriften te maken.

  • 2.

    Indien belanghebbende inzage verzoekt in andere dan de in lid 1 bedoelde gegevens en aannemelijk maakt dat deze gegevens van belang kunnen zijn voor de verdediging, verleent de heffingsambtenaar inzage en staat toe dat afschriften worden gemaakt. Gegevens over derden worden op zodanige wijze verstrekt dat zij niet tot die derden zijn te herleiden.

 

Hoofdstuk 2 Onderscheid verzuimboete en vergrijpboete, en strafrechtelijke vervolging

 

 

Artikel 10 Verzuimboete

  • 1.

    De verzuimboete heeft tot doel de nakoming van de fiscale verplichtingen aan te scherpen. Voor het opleggen van een verzuimboete is voldoende als aan één of meer van de verplichtingen in lid 2 niet is voldaan. Belanghebbende dient afwezigheid van alle schuld te stellen en te bewijzen.

  • 2.

    De volgende verplichtingen worden aangemerkt als verzuim:

    • a.

      Het niet of niet binnen de termijn schriftelijk verzoeken om uitreiking van een aangiftebiljet;

    • b.

      Het niet of niet binnen de termijn doen van aangifte;

    • c.

      Het gedeeltelijk niet doen van aangifte;

    • d.

      Het niet voldoen aan de verplichting opgenomen in artikel 50, eerste lid, van de AWR om de heffingsambtenaar en de door deze aangewezen deskundigen desgevraagd toegang te verlenen tot een gebouw en alle grond, voor zover dat voor een ingevolge de belastingwet te verrichten onderzoek nodig is.

  • 3.

    Van een verzuim als bedoeld in lid 2, onder b, is alleen sprake indien belanghebbende de aangifte niet binnen een door de heffingsambtenaar gestelde termijn heeft gedaan en hij geen gevolg heeft gegeven aan een aanmaning van de heffingsambtenaar.

  • 4.

    Een aangifte die wordt ingediend nadat de aanslag (ambtshalve) is opgelegd, geldt niet alsnog als een binnen de termijn gedane aangifte.

 

Artikel 11 Vergrijpboete

  • 1.

    De vergrijpboete is gericht op het bestraffen van een handelen of nalaten waarbij sprake is van opzet dan wel grove schuld.

  • 2.

    De heffingsambtenaar stelt de aanwezigheid van opzet of grove schuld en draagt hiervoor de bewijslast aan.

 

Artikel 12 Verplichte keuze verzuimboete, vergrijpboete of strafrechtelijke vervolging

  • 1.

    Bij het niet doen van aangifte maakt de heffingsambtenaar een keuze tussen het opleggen van een verzuimboete of een vergrijpboete. Een eenmaal opgelegde verzuimboete sluit het opleggen van een vergrijpboete voor hetzelfde feit uit. Het opleggen van een vergrijpboete sluit het nadien opleggen van een verzuimboete voor hetzelfde feit uit.

  • 2.

    Indien het opleggen van een vergrijpboete tot een lager boetebedrag voor hetzelfde feit zou leiden dan het opleggen van een verzuimboete, legt de heffingsambtenaar de hogere verzuimboete op.

 

Hoofdstuk 3 Bepalingen over hoogte verzuim- en vergrijpboete

 

 

Artikel 13 Hoogte verzuimboeten

Aangifte verzuim

  • 1.

    Indien aan één of meer van de verplichtingen in artikel 10, lid 2, onder a en b, niet is voldaan, wordt dit aangemerkt als een verzuim ter zake waarvan de heffingsambtenaar een verzuimboete oplegt van 10 % van de belastingaanslag met een maximum van € 2.639,00.

  • 2.

    Indien aan de verplichting in artikel 10, lid 2, onder c, niet is voldaan, wordt dit aangemerkt als een verzuim ter zake waarvan de heffingsambtenaar een verzuimboete oplegt van 15 % van de naheffingsaanslag met een maximum van € 2.639,00.

  • 3.

    Indien aan de verplichting in artikel 10, lid 2, onder d, niet is voldaan, begaat diegene een verzuim ter zake waarvan de heffingsambtenaar een verzuimboete oplegt 25% van de opgelegde belastingaanslag met een maximum van € 2.639,00.

 

Artikel 14 Hoogte vergrijpboeten

  • 1.

    Vergrijpboeten in verband met het niet schriftelijk verzoeken om uitreiking van een aangiftebiljet, het (gedeeltelijk) niet of niet binnen de termijn doen van aangifte voor de belasting kunnen alleen worden opgelegd indien sprake is van grove schuld of opzet.

  • 2.

    In geval van grove schuld legt de heffingsambtenaar een vergrijpboete op van 50 % van de naheffingsaanslag.

  • 3.

    In geval van opzet legt de heffingsambtenaar een vergrijpboete op van 100 % van de naheffingsaanslag.

 

Artikel 15 Overgangsrecht

De ‘Regeling bestuurlijke boeten toeristen- en watertoeristenbelasting Súdwest-Fryslân’ van 18 september 2018 wordt ingetrokken met ingang van 1 januari 2024, met dien verstande dat de regeling van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

  •  

Artikel 16 Inwerkingtreding

Deze beleidsregels treden in werking op de dag na bekendmaking en werken terug tot 1 januari 2024.

 

Artikel 17 Citeertitel

Deze beleidsregels worden aangehaald als ‘Regeling bestuurlijke boeten toeristen- en watertoeristenbelasting 2024 Súdwest-Fryslân’.

 

 

 

 

 

 

Aldus vastgesteld in de vergadering van het college van burgemeester en wethouders van 5 maart 2024,

mr. drs. J.A. de Vries, burgemeester

drs. E.K. Strijker, gemeentesecretaris