Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Veendam

Verordening participatie en uitdaagrecht gemeente Veendam 2024

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieVeendam
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening participatie en uitdaagrecht gemeente Veendam 2024
CiteertitelVerordening participatie en uitdaagrecht gemeente Veendam 2024
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerpVerordening participatie en uitdaagrecht gemeente Veendam 2024

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

artikel 3.4 van de Wijzigingswet Algemene wet bestuursrecht en enkele andere wetten (nieuwe omgevingsrecht en nadeelcompensatierecht)

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

22-03-2024Nieuwe regeling

18-12-2023

gmb-2024-115108

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening participatie en uitdaagrecht gemeente Veendam 2024

Paragraaf 1. Algemene bepalingen

 

Artikel 1. Definities

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • 1.

    beleidsvoornemen: het voornemen van een bestuursorgaan tot het vaststellen of wijzigen van beleid;

  • 2.

    participatie: het betrekken van inwoners, bedrijven en instellingen bij de voorbereiding, uitvoering of evaluatie van gemeentelijk beleid;

  • 3.

    participatieprocedure: de manier waarop in een concreet geval, in de verschillende fasen van het beleidsproces, participatie vorm wordt gegeven;

  • 4.

    uitdaagrecht: het recht van inwoners, bedrijven en instellingen om een verzoek aan het college te sturen om de uitvoering van een gemeentelijke taak over te nemen, als zij denken dit beter en budgetneutraal en/of met meer maatschappelijk draagvlak uit te kunnen voeren;

  • 5.

    het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Veendam.

Paragraaf 2. Participatie

 

Artikel 2. Onderwerp van participatie

  • 1.

    Elk bestuursorgaan besluit voor zijn eigen bevoegdheden of participatie wordt toegepast.

  • 2.

    Participatie wordt altijd toegepast als de wet dat verplicht.

  • 3.

    Participatie is niet mogelijk:

    • a.

      voor een aanpassing van een eerder vastgesteld beleidsvoornemen;

    • b.

      als participatie volgens de wet niet kan of mag;

    • c.

      als sprake is van uitvoering van hogere regelgeving waarbij het gemeentebestuur geen of nauwelijks beleidsvrijheid heeft;

    • d.

      over de begroting en de tarieven voor gemeentelijke dienstverlening en belastingen zoals bedoeld in hoofdstuk XV van de Gemeentewet;

    • e.

      als het een beleidsvoornemen betreft dat betrekking heeft op interne organisatorische aangelegenheden van de gemeente;

    • f.

      als de voorbereiding, vaststelling en/of uitvoering van een beleidsvoornemen spoed heeft en participatie niet kan worden afgewacht;

    • g.

      als het belang van participatie niet opweegt tegen het belang van de gemeentelijke verantwoordelijkheid voor (kwetsbare) groepen in de samenleving;

    • h.

      als het belang van participatie niet opweegt tegen het belang van de verantwoordelijkheid van het betrokken bestuursorgaan voor het handhaven van de openbare orde en veiligheid;

    • i.

      als eerder participatie of een zienswijzeprocedure als bedoeld in afdeling 3.4 Algemene wet bestuursrecht over hetzelfde beleidsonderwerp heeft plaatsgevonden.

 

Artikel 3. Procedure participatie

  • 1.

    Op participatie is de procedure van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.

  • 2.

    Het bestuursorgaan kan voor één of meer beleidsvoornemens een andere participatieprocedure vaststellen. In dat geval neemt het bestuursorgaan over in ieder geval de volgende onderwerpen een besluit en legt dit vast in een participatienota:

    • a.

      doel van participatie;

    • b.

      beïnvloedingsruimte van participatie;

    • c.

      kaders voor participatie;

    • d.

      wijze waarop het bestuursorgaan over deze kaders vooraf communiceert;

    • e.

      wijze waarop en tijdvak waarin inwoners, bedrijven en instellingen hun inbreng kunnen leveren;

    • f.

      wijze waarop democratische waarden in de participatieprocedure worden gewaarborgd;

    • g.

      begroting van de kosten.

 

Artikel 4. Eindverslag participatie

  • 1.

    Voor de afronding van de participatie maakt het bestuursorgaan een eindverslag op. Het eindverslag bevat in ieder geval:

    • a.

      een overzicht van de gevolgde participatieprocedure;

    • b.

      een weergave van de reacties/ideeën/stemmen die mondeling of schriftelijk naar voren zijn gebracht;

    • c.

      een reactie op deze reacties/ideeën/stemmen, waarbij gemotiveerd wordt aangegeven welke punten wel en niet zijn overgenomen in het beleid.

  • 2.

    Het bestuursorgaan maakt het eindverslag openbaar.

 

Paragraaf 3. Uitdaagrecht

 

Artikel 5. Onderwerp van uitdaagrecht

  • 1.

    Elk bestuursorgaan besluit ten aanzien van zijn eigen gemeentelijke taken of hierop uitdaagrecht wordt toegepast.

  • 2.

    Er is geen uitdaagrecht mogelijk:

    • a.

      voor een lopend uitvoeringstraject of aanpassing daarvan;

    • b.

      als het uitdaagrecht volgens de wet niet kan of mag;

    • c.

      als sprake is van uitvoering van hogere regelgeving waarbij het gemeentebestuur geen of nauwelijks beleidsvrijheid heeft;

    • d.

      als de aanvraag gaat over het vaststellen van de begroting en de tarieven voor gemeentelijke dienstverlening en belastingen zoals bedoeld in hoofdstuk XV van de Gemeentewet;

    • e.

      als de opdrachtwaarde boven de Europese drempelwaarde uitkomt;

    • f.

      als de voorbereiding, vaststelling en/of uitvoering van een beleidsvoornemen spoed heeft en benutten van het uitdaagrecht niet kan worden afgewacht;

    • g.

      als het belang van het uitdaagrecht niet opweegt tegen het belang van de gemeentelijke verantwoordelijkheid voor (kwetsbare) groepen in de samenleving;

    • h.

      als de aanvraag gaat over bepaalde taken van openbare orde en veiligheid.

 

Artikel 6. Procedure uitdaagrecht

  • 1.

    Een verzoek met betrekking tot het uitdaagrecht wordt bij het college ingediend en omvat in ieder geval de volgende onderdelen:

    • a.

      een omschrijving van de gemeentelijke taak die de aanvrager wil overnemen;

    • b.

      een uitleg waarom of hoe de aanvrager deze taak beter, budgetneutraal en/of met meer maatschappelijke meerwaarde kan uitvoeren dan het gemeentebestuur;

    • c.

      informatie over de betrokkenheid, kennis of ervaring van de aanvrager;

    • d.

      een indicatie van het draagvlak onder belanghebbende ingezetenen;

    • e.

      een omschrijving van de kosten die aan de uitvoering van de taak verbonden zijn;

    • f.

      een omschrijving van de manier waarop de aanvrager met de gemeente wil samenwerken;

    • g.

      een omschrijving van hoe de kwaliteit en de uitvoering van de taak op de langere termijn kan worden gewaarborgd.

  • 2.

    Het bestuursorgaan beslist binnen acht weken op het verzoek.

  • 3.

    Als het verzoek wordt ingewilligd, maakt het bestuursorgaan met de aanvrager afspraken over het proces, het resultaat, het budget en de looptijd.

  • 4.

    Het bestuursorgaan maakt het besluit ten aanzien van een binnengekomen verzoek binnen veertien dagen openbaar.

 

Paragraaf 4. Slotbepalingen

 

Artikel 7. Evaluatie en monitoring

De werking van deze verordening in de praktijk wordt eenmaal per vier jaar geëvalueerd. Het college zendt een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van de verordening in de praktijk aan de gemeenteraad.

 

Artikel 8. Intrekking oude regeling

De “Inspraakverordening 2009” wordt ingetrokken.

 

Artikel 9. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op de achtste dag na bekendmaking.

  • 2.

    Deze verordening wordt aangehaald als “Verordening participatie en uitdaagrecht gemeente Veendam 2024”.

 

Artikel 10. Overgangsbepaling

Voor initiatieven die voor de inwerkingtreding van deze verordening al bekend zijn bij de gemeente, wordt per initiatief gekeken of – en op welke manier – participatie vormgegeven kan worden volgens deze verordening.

 

 

 

 

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 18 december 2023

Voorzitter, Griffier,

mr. S.E. Korthuis A.A. Swart

Toelichting

Hieronder leest u een toelichting op de verordening.

 

Algemeen

Het welzijn van onze inwoners staat centraal en de dienstverlening staat voorop. Het is belangrijk om over alle essentiële onderwerpen in gesprek te gaan met inwoners, en op die manier inhoud te geven aan het begrip samenwerking. Communicatie en participatie zijn daarbij sleutelbegrippen: luisteren, tekst en uitleg geven en met elkaar praten over vraagstukken en mogelijke oplossingen daarvoor.

 

Tegelijkertijd hebben inwoners, bedrijven en instellingen een steeds grotere behoefte om op de hoogte te zijn van wat er in hun “achtertuin” gebeurt, en om invloed uit te oefenen op de democratische besluitvorming. Inwoners willen zich gezien en gehoord voelen. Participatie is een belangrijk middel om de relatie tussen inwoner en gemeente te verbeteren (draagvlak, vertrouwen en samenwerken). Participatie verbetert de kwaliteit van beleid en initiatieven.

 

Er zijn verschillende niveaus van participatie, met binnen ieder niveau veel participatiemethoden die toegepast kunnen worden. Het begrip participatie omvat meer dan inspraak en gaat in deze verordening over het betrekken van inwoners, bedrijven en instellingen bij het opstellen, het uitvoeren en het evalueren van gemeentelijk beleid en initiatieven. Met deze verordening geeft de raad duidelijkheid over de te volgen participatieprocedure.

 

Inspraak, participatie en ontwerpwetsvoorstel

De raad is verplicht om een inspraakverordening vast te stellen (artikel 150 van de Gemeentewet). Er is een wetsvoorstel in voorbereiding om deze inspraak uit te breiden naar “participatie” en ook het “uitdaagrecht” daarin een plek te geven. Het gaat hier om het ontwerpwetsvoorstel Wet versterking participatie op decentraal niveau. Het ontwerpwetsvoorstel is op 5 juni 2020 door de ministerraad aanvaard en voor advies naar de Raad van State gestuurd. Het wetsvoorstel is door minister Bruins-Slot op 23 september ingediend.

 

Vooruitlopend op de invoering van deze wet is deze verordening vastgesteld omdat participatie een belangrijk middel is om blijvend in contact te zijn met de samenleving.

 

Omdat er sprake is van een ontwerpwetsvoorstel, is naast artikel 150 van de Gemeentewet ook artikel 149 van de Gemeentewet (de autonome verordeningsbevoegdheid van de raad) als grondslag voor de verordening toegevoegd.