Organisatie | Groene Metropoolregio Arnhem-Nijmegen |
---|---|
Organisatietype | Regionaal samenwerkingsorgaan |
Officiële naam regeling | Treasurystatuut |
Citeertitel | Treasurystatuut Groene Metropoolregio Arnhem-Nijmegen |
Vastgesteld door | algemeen bestuur |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp | Treasurystatuut |
nieuwe regeling
Financiële verordening (artikel 11)
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
05-03-2024 | 01-01-2023 | nieuwe regeling | 06-09-2023 | 2023-PUB-004 |
Per 1 januari 2011 is de Wet financiering decentrale overheden (Wet fido) van kracht. In deze wet worden de kaders gesteld voor een verantwoorde, prudente en professionele inrichting en uitvoering van de treasuryfunctie van decentrale overheden. De Wet fido definieert de treasuryfunctie daarbij als:
Het sturen en beheersen van, het verantwoorden over en het toezicht houden op de financiële vermogenswaarden, de financiële geldstromen, de financiële posities en de hieraan verbonden risico’s.
Het treasurystatuut vormt het kader voor de uitvoering van het treasurybeleid en maakt een objectieve en transparante verantwoording achteraf mogelijk.
Het treasurybeleid ondersteunt, als onderdeel van het financieel beleid, de uitvoering van de publieke taken en biedt mede waarborgen voor de financiële continuïteit van de Groene Metropoolregio Arnhem-Nijmegen (GMR) op korte en lange termijn.
Bij de inrichting van het treasuryproces zorgen de vier elementen sturing, uitvoering, verantwoording en toezicht houden voor duidelijkheid en transparantie.
Het treasurystatuut is een nadere uitwerking van de financiële verordening (artikel 11) en geldende wetgeving. Bij het opstellen van dit statuut is rekening gehouden met het relevante wettelijke kader in o.a.:
In dit statuut wordt verstaan onder:
a. Financiering: het aantrekken van benodigde financiële middelen voor een periode van minimaal één jaar. Deze middelen kunnen bestaan uit zowel eigen vermogen als vreemd vermogen;
b. Geldstromenbeheer: al die activiteiten die nodig zijn om liquiditeiten te transfereren, zowel binnen de organisatie zelf, als tussen de organisatie en derden (betalingsverkeer);
c. Intern liquiditeitsrisico: de risico’s van mogelijke wijzigingen in de liquiditeitenplanning en meerjaren investeringsplanning waardoor financiële resultaten kunnen afwijken van de verwachtingen;
d. Kasgeldlimiet: een bedrag op basis van de Wet fido ter grootte van een percentage van het totaal van de jaarbegroting van de GMR bij aanvang van het jaar;
e. Kredietrisico: de risico’s van een waardedaling van een vordering ten gevolge van het niet (tijdig) na kunnen komen van de verplichtingen door de tegenpartij als gevolg van insolventie of deficit;
f. Liquiditeitenbeheer: het financieren en uitzetten van middelen voor een periode tot één jaar;
g. Liquiditeitenplanning: een gestructureerd overzicht van de toekomstige inkomsten en uitgaven ingedeeld per tijdseenheid;
h. GMR: de Gemeenschappelijke Regeling Groene Metropoolregio Arnhem-Nijmegen;
i. Renterisico: de omvang van het risico van ongewenste veranderingen van de (financiële) resultaten door rentewijzigingen;
j. Renterisiconorm: een bedrag ter grootte van een percentage van het totaal van het begrotingstotaal van het openbare lichaam bij aanvang van het jaar;
k. Rente typische looptijd: het tijdsinterval gedurende de looptijd van een geldlening, waarin op basis van de leningsvoorwaarden van de geldlening sprake is van een door de verstrekker van de geldlening niet beïnvloedbare constante rentevergoeding;
l. Rentevisie: toekomstverwachting over de renteontwikkeling;
m. Saldobeheer: het beheer van de dagelijkse saldi op de rekeningen;
n. Schatkistbankieren: de verplichting voor decentrale overheden om hun middelen aan te houden bij het ministerie van Financiën. Voor de middelen beneden het drempelbedrag (een percentage van het begrotingstotaal) geldt deze verplichting niet.
o. Statuut: dit Treasurystatuut;
p. Treasuryfunctie: alle activiteiten die zich richten op het besturen en beheersen van, het verantwoorden over en het toezicht houden op de financiële vermogenswaarden, de financiële stromen, de financiële posities en de hieraan verbonden risico’s. De treasuryfunctie bestaat uit vier deelfuncties: risicobeheer, financiering, kasbeheer en debiteuren-en crediteurenbeheer;
q. Uitzetting: het tijdelijk toevertrouwen van liquiditeiten aan derden tegen vooraf overeengekomen condities en bedingen. Kortlopende uitzettingen hebben betrekking op een periode tot één jaar en langlopende uitzettingen hebben betrekking op een periode van één jaar of langer.
3. Doelstellingen van het treasurybeleid
3.1. Artikel 2. Doel van het statuut
Het Treasurystatuut van de GMR heeft tot doel een formeel kader te scheppen waar binnen de financieringsactiviteiten van het openbaar lichaam dienen plaats te vinden.
In algemene zin zal het financieel beleid dienen bij te dragen aan en ondersteuning te bieden voor het uitvoeren van taken, horende tot de verantwoordelijkheden van de GMR.
Meer specifiek zal de financiële continuïteit van de GMR op korte en lange termijn gewaarborgd dienen te worden.
4.1. Artikel 4. Uitgangspunten risicobeheer
Met betrekking tot risicobeheer gelden de volgende algemene uitgangspunten:
De GMR mag middelen uitzetten uit hoofde van de treasuryfunctie, indien deze uitzettingen een prudent karakter hebben en niet zijn gericht op het genereren van inkomen door het lopen van overmatig risico. Het prudente karakter van deze uitzettingen wordt gewaarborgd middels de richtlijnen en limieten van dit statuut. Het gebruik van derivaten en obligaties is niet toegestaan.
4.3. Artikel 6. Koersrisicobeheer
De GMR beperkt de koersrisico’s op uitzettingen uit hoofde van treasury, door daarbij uitsluitend de volgende producten te hanteren:
4.4. Artikel 7. Kredietrisicobeheer
Met betrekking tot het kredietrisicobeheer geldt dat uitzettingen uitsluitend plaatsvinden bij:
Bij het aantrekken van financieringen voor een periode van één jaar en langer gelden de volgende uitgangspunten:
5.2. Artikel 11. Langlopende uitzettingen
Bij het uitzetten van middelen uit hoofde van de treasuryfunctie voor een periode van één jaar en langer gelden de volgende uitgangspunten:
Voorafgaande aan het uitzetten van middelen voor een periode van één jaar of langer worden bij minimaal twee instellingen offertes opgevraagd. De aanbieding met het hoogste effectieve rentepercentage wordt gegund, tenzij op grond van artikel 5, lid 5 vanuit kredietrisicobeheer een betere spreiding is gewenst.
6.1. Artikel 13. Geldstromenbeheer
Teneinde de kosten van het geldstromenbeheer te beperken wordt:
6.2. Artikel 14. Saldo- en liquiditeitenbeheer
Voor het saldobeheer en het liquiditeitenbeheer gelden de volgende specifieke richtlijnen:
De GMR vraagt offertes op bij minimaal twee instellingen alvorens middelen worden aangetrokken of uitgezet met een looptijd korter dan één jaar. De aanbieding met het hoogste effectieve rentepercentage wordt gegund, tenzij op grond van artikel 5, lid 5 vanuit kredietrisicobeheer een betere spreiding gewenst is.
7. Administratieve organisatie en interne controle
7.1. Artikel 15. Uitgangspunten administratieve organisatie en interne controle
In het kader van de treasuryfunctie gelden de volgende algemene uitgangspunten op het gebied van administratieve organisatie en interne controle:
4. Tegenpartijen wordt gevraagd bevestigingen van iedere transactie te versturen naar de financiële administratie zonder tussenkomst van de personen die bevoegd zijn tot het sluiten van de transacties;
5. De transacties worden geregistreerd door de functionaris die de transactie heeft afgesloten, controle vindt plaats aan de hand van de onder lid 4 genoemde Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd.
7.2. Artikel 16. Verantwoordelijkheden
De taken en verantwoordelijkheden met betrekking tot de treasuryfunctie van de GMR staan in onderstaande tabel gedefinieerd.