Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Fryslân

Delegatiebesluit Omgevingsverordening provincie Fryslân

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieFryslân
OrganisatietypeProvincie
Officiële naam regelingDelegatiebesluit Omgevingsverordening provincie Fryslân
CiteertitelDelegatiebesluit Omgevingsverordening provincie Fryslân
Vastgesteld doorprovinciale staten
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling bevat de vroegst mogelijke datum van inwerkingtreding.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. artikel 2.6 van de Omgevingswet
  2. artikel 2.8 van de Omgevingswet
  3. artikel 2.22 van de Omgevingswet
  4. artikel 4.15, vierde lid, van de Omgevingswet
  5. artikel 4.16, vierde lid, van de Omgevingswet
  6. artikel 143, eerste lid, van de Provinciewet
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

07-03-2024nieuwe regeling

21-09-2022

prb-2024-2991

01956653

Tekst van de regeling

Intitulé

Delegatiebesluit Omgevingsverordening provincie Fryslân

Provinciale Staten van Fryslân;

 

Gelezen het voorstel van gedeputeerde staten van Fryslân van 1 februari 2022, nr. 01956653

 

Gelet op de artikelen 2.6 en 2.8, 2,22, tweede lid, 4:15, vierde lid en 4:16, vierde lid van de Omgevingswet en artikel 143, eerste lid van de Provinciewet;

 

Overwegende dat:

 

  • -

    het stelsel van de Omgevingswet niet toelaat dat er naast de Omgevingsverordening in andere documenten provinciale regelgeving over de fysieke leefomgeving is opgenomen;

  • -

    in de Omgevingswet is in artikel 2.8 een bijzondere voorziening getroffen waarbij expliciet de mogelijkheid is gegeven dat gedeputeerde staten ‘delen van’ de omgevingsverordening kunnen vaststellen;

  • -

    de bestaande uitvoeringspraktijk wordt voortgezet in dit delegatiebesluit;

  • -

    het wenselijk is, in verband met het inwerking treden van de Omgevingswet, bevoegdheden tot het vaststellen van delen van de Omgevingsverordening Fryslân 2022 te delegeren aan gedeputeerde staten van Fryslân;

  • -

    hiermee regels in de Omgevingsverordening van technische aard of spoedeisende wijzigingen sneller en doelmatiger kunnen worden doorgevoerd;

Besluiten:

 

Vast te stellen het navolgende besluit:

 

Delegatiebesluit Omgevingsverordening provincie Fryslân:

 

Hoofdstuk 1 Algemeen

Artikel 1.1 Begripsbepalingen

  • 1.

    Voor de toepassing van dit delegatiebesluit zijn de begripsbepalingen van de Omgevingsverordening Fryslân 2022 van overeenkomstige toepassing.

  • 2.

    Onder Omgevingsverordening wordt verstaan: de Omgevingsverordening Fryslân 2022.

Artikel 1.2 Toepassingsbereik

Dit besluit gaat over het delegeren aan gedeputeerde staten van de bevoegdheden tot het vaststellen van:

  • a.

    delen van de Omgevingsverordening Fryslân 2022;

  • b.

    voorbereidingsbesluiten met het oog op de voorbereiding, vaststelling en inwerkingtreding van in de Omgevingsverordening Fryslân 2022 te stellen regels.

Artikel 1.3 Voorhangprocedure

De vaststelling van een wijziging van de Omgevingsverordening Fryslân 2022 op grond van dit besluit wordt, in de gevallen genoemd in de artikelen 1.6, 1.10, 1.13, 2.2, 5.2, 5.3 en 7.3 niet eerder gedaan dan vier weken nadat het ontwerp met de ingebrachte inspraakreacties en antwoordnota aan provinciale staten zijn overgelegd.

Artikel 1.4 Voorbereidingsbesluit Omgevingsverordening

Gedeputeerde staten kunnen een voorbereidingsbesluit nemen met het oog op de voorbereiding, vaststelling en inwerkingtreding van in de Omgevingsverordening te stellen regels.

Artikel 1.5 Voorbereidingsbesluit projectbesluit, instructieregel en instructie

Gedeputeerde staten kunnen voor een locatie een voorbereidingsbesluit nemen met het oog op de voorbereiding van een projectbesluit, een instructieregel als bedoeld in artikel 2.22, eerste lid van de Omgevingswet of een instructie als bedoeld in artikel 2.33, eerste lid, van de Omgevingswet, gericht op het stellen van regels in het omgevingsplan. Daarbij worden de grenzen van artikel 2.3, tweede lid, van de Omgevingswet in acht genomen.

 

Aanpassen begrenzingen gebieden

 

Artikel 1.6 Aanpassen begrenzing Natuurnetwerk Nederland

Gedeputeerde staten kunnen de begrenzing van het Natuurnetwerk Nederland aanpassen, ten behoeve van een ontwikkeling als bedoeld in artikel 2.42 en 2.45 van de omgevingsverordening, dan wel ten behoeve van een herbegrenzing van het Natuurnetwerk Nederland die nodig is om de realisatie van het Natuurnetwerk Nederland te bevorderen.

Artikel 1.7 Aanpassen begrenzing natuur buiten Natuurnetwerk Nederland

Gedeputeerde staten kunnen de begrenzing van natuurgebieden buiten het natuurnetwerk Nederland aanpassen ten behoeve van een ontwikkeling als gevolg van een ruimtelijke ingreep van openbaar belang, als bedoeld in artikel 2.50 van de omgevingsverordening.

Artikel 1.8 Aanpassen begrenzing weidevogelkans-gebieden

Gedeputeerde staten kunnen de begrenzing van het weidevogelkans-gebied als bedoeld in artikel 2.51 van de Omgevingsverordening aanpassen overeenkomstig de gebieden ‘open grasland’ in het Natuurbeheerplan.

Artikel 1.9 Aanpassen begrenzing regionale waterkeringen

Gedeputeerde staten kunnen de begrenzing van de als regionale waterkeringen aangewezen polderdijken, waterkerende gronden en voormalige zeedijken als bedoeld in artikel 3.2 van de Omgevingsverordening, aanpassen.

Artikel 1.10 Aanpassen begrenzing stiltegebieden

Gedeputeerde staten kunnen de begrenzing van de stiltegebieden als bedoeld in artikel 4.37 van de Omgevingsverordening aanpassen.

Artikel 1.11 Aanpassen begrenzing waterwin- en grondwaterbeschermingsgebieden

Gedeputeerde staten kunnen de begrenzing van de waterwin- en grondwaterbeschermings-gebieden als bedoeld in artikel 4.41 van de Omgevingsverordening aanpassen.

Artikel 1.12 Aanpassen begrenzing beperkingengebieden gesloten stortplaatsen

Gedeputeerde staten kunnen de begrenzing van het beperkingengebied voor een gesloten stortplaats, als bedoeld in artikel 4.52 van de Omgevingsverordening aanpassen.

Artikel 1.13 Aanpassen begrenzing ganzenfoerageergebieden

  • 1.

    Gedeputeerde staten kunnen de begrenzing van de ganzenfoerageergebieden en soort-specifieke ganzenfoerageergebieden, als bedoeld in artikel 5.25 van de Omgevingsverordening aanpassen.

  • 2.

    Gedeputeerde staten kunnen één of meer landbouwpercelen toevoegen aan een ganzenfoerageergebied of een soort-specifieke ganzenfoerageergebied, indien:

    • a.

      de grondgebruiker daarom verzoekt;

    • b.

      het perceel geen natuurterrein is;

    • c.

      het perceel een vergelijkbare ganzenschade heeft met de landbouwpercelen in het aangrenzende ganzenfoerageergebied of soort-specifieke ganzenfoerageergebied;

    • d.

      dit leidt tot een robuustere begrenzing van het betreffende ganzenfoerageergebied;

    • e.

      de totale oppervlakte ganzenfoerageergebieden en soort-specifieke ganzenfoerageergebieden in Fryslân niet toeneemt.

  • 3.

    Gedeputeerde staten verwijderen een perceel uit een ganzenfoerageergebied of een soort-specifiek ganzenfoerageergebied indien dit perceel:

    • a.

      in een natuurterrein is omgezet, of

    • b.

      niet langer gebruikt wordt voor landbouwdoeleinden.

  • 4.

    Op verzoek van de grondgebruiker kunnen gedeputeerde staten één of meer percelen verwijderen uit een ganzenfoerageergebied of een soort-specifiek ganzenfoerageergebied.

Artikel 1.14 Aanpassen begrenzing beperkingengebied provinciale wegen en beperkingengebied beheerzone provinciale wegen

Gedeputeerde staten kunnen de begrenzing van beperkingengebieden provinciale wegen en beheerzone provinciale wegen, als bedoeld in artikel 7.8 van de Omgevingsverordening aanpassen.

Artikel 1.15 Aanpassen begrenzing beperkingengebieden provinciale vaarwegen

Gedeputeerde staten kunnen de begrenzing van de beperkingengebieden provinciale vaarwegen, als bedoeld in artikel 7.22 van de Omgevingsverordening aanpassen.

Artikel 1.16 Aanpassen formulieren

Gedeputeerde staten kunnen onderstaande formulieren gewijzigd vaststellen:

  • a.

    formulier als bedoeld in artikel 4.2, vijfde lid van de omgevingsverordening voor het aanvragen van een ontgrondingenactiviteit;

  • b.

    formulier melding als bedoeld in artikel 4.3 van de Omgevingsverordening en artikel 28, eerste lid, van de Wet bodembescherming;

  • c.

    formulier wijziging van de melding als bedoeld in artikel 4.5 van de Omgevingsverordening en artikel 28, eerste lid, van de Wet bodembescherming;

  • d.

    formulier evaluatieverslag bodemsanering als bedoeld in artikel 4.6 van de Omgevingsverordening en artikel 39c, eerste lid, van de Wet bodembescherming;

  • e.

    formulier gegevens nazorgplan als bedoeld in artikel 4.8 van de Omgevingsverordening en artikel 39d, eerste en tweede lid, van de Wet bodembescherming;

  • f.

    formulier meldplicht voor het vellen van een houtopstand als bedoeld in artikel 5.34 van de Omgevingsverordening;

  • g.

    aanvraagformulier voor het afwijken van de termijn voor de plicht tot herbeplanting als bedoeld in artikel 5.38 van de Omgevingsverordening;

  • h.

    aanvraagformulier toestemming voor herplant op andere grond als bedoeld in artikel 5.39 van de Omgevingsverordening.

Hoofstuk 2 Ruimtelijk Omgevingsbeleid

Artikel 2.1 Nadere uitwerking kernkwaliteiten Erfgoed van uitzonderlijk universele waarde

Gedeputeerde staten kunnen de kernkwaliteiten van het Erfgoed van uitzonderlijke universele waarde “Koloniën van Weldadigheid”, als bedoeld in artikel 2.36 van de Omgevingsverordening, nader uitwerken.

Artikel 2.2 Compensatiebedrag

Gedeputeerde staten kunnen de hoogte en de wijze van berekening van het compensatiebedrag voor het areaalverlies van weidevogels, als bedoeld in artikel 2.54 van de omgevingsverordening, wijzigen.

Hoofdstuk 3 Water

Artikel 3.1 Uitzondering leggerplicht

Gedeputeerde staten kunnen voor waterstaatswerken vrijstelling verlenen van de leggerplicht vorm, afmeting en constructie, wanneer deze waterstaatswerken zich naar hun aard of functie niet lenen voor omschrijving van die elementen, of die geringe afmetingen hebben.

Artikel 3.2 Registratieplicht

Gedeputeerde staten kunnen maatwerkvoorschriften stellen over de wijze van meting en registratie voor wateronttrekkings-activiteiten als bedoeld in artikel 3.21 van de omgevingsverordening, voor zover die betrekking hebben op:

  • a.

    het onttrekken uit, of infiltreren van water in een grondwaterlichaam voor de openbare drinkwatervoorziening;

  • b.

    een bodem-energiesysteem;

  • c.

    industriële toepassingen in onttrokken hoeveelheden van meer dan 150.000 m³ per jaar.

Hoofdstuk 4 Bodem, Milieu en Ontgrondingen

Artikel 4.1 Aanwijzen toestellen

Gedeputeerde staten kunnen de lijst genoemd in artikel 4.39, eerste lid van de Omgevingsverordening wijzigen. Daarbij kan worden bepaald dat de toevoeging alleen gedurende een bepaalde periode, voor een bepaald gebied, of voor een bepaald gebruik van een toestel geldt.

Artikel 4.2 Gegevens en bescheiden bij een aanvraag om een omgevingsvergunning voor een activiteit op een gesloten stortplaats

Gedeputeerde staten kunnen artikel 4.59 van de Omgevingsverordening, voor zover het betreft de lijst van aan te leveren gegevens en bescheiden bij een aanvraag om een omgevingsvergunning voor een activiteit op een gesloten stortplaats, wijzigen.

Hoofdstuk 5 Natuur

Artikel 5.1 Omvang bestuur van de Faunabeheereenheid

Gedeputeerde staten kunnen de omvang, wat betreft het aantal bestuursleden van de faunabeheereenheid, als bedoeld in artikel 5.3 van de Omgevingsverordening, wijzigen.

Artikel 5.2 Aanwijzing vergunning-vrije gevallen andere soorten: inrichting, ontwikkeling, beheer en onderhoud van gebieden

Gedeputeerde staten kunnen de lijst van vergunningvrije gevallen “Andere soorten: inrichting, ontwikkeling, beheer en onderhoud”, als bedoeld in artikel 5.19 van de Omgevingsverordening, om zonder omgevingsvergunning een flora- en fauna-activiteit te verrichten, wijzigen.

Artikel 5.3 Aanwijzing vergunning-vrije gevallen soorten vogelrichtlijn en andere soorten: schadebestrijding

Gedeputeerde staten kunnen de lijst van vergunning-vrije gevallen “Soorten Vogelrichtlijn en andere soorten schadebestrijding”, als bedoeld in artikel 5.21 van de Omgevingsverordening, om zonder omgevingsvergunning een flora- en fauna-activiteit te verrichten, wijzigen.

Artikel 5.4 Aanwijzing vergunningvrije gevallen soorten vogelrichtlijn: bestrijding kokmeeuw en zilvermeeuw in specifieke gevallen

Gedeputeerde staten kunnen de lijst van vergunning-vrije gevallen “Soorten Vogelrichtlijn: bestrijding kokmeeuw en zilvermeeuw in specifieke gevallen”, als bedoeld in artikel 5.27 van de Omgevingsverordening, om zonder omgevingsvergunning een flora- en fauna-activiteit te verrichten, wijzigen.

Artikel 5.5 Aanwijzing vergunningvrije gevallen andere soorten: onderzoek en onderwijs, amfibieën

Gedeputeerde staten kunnen andere vergunningvrije gevallen voor soorten aanwijzen, als bedoeld in artikel 5.28, eerste lid, onder a van de Omgevingsverordening, om zonder omgevingsvergunning een flora- en fauna-activiteit te verrichten ten behoeve van educatieve doeleinden.

Artikel 5.6 Aanwijzing vergunningvrije activiteiten andere soorten: verplaatsen van amfibieën en reptielen ter voorkoming van verkeerslachtoffers

Gedeputeerde staten kunnen andere soorten aanwijzen als vergunningvrije activiteit, zoals bedoeld in artikel 5.29 van de Omgevingsverordening, om zonder omgevingsvergunning een flora- en fauna-activiteit te verrichten ten behoeve van het verplaatsen van amfibieën en reptielen ter voorkoming van verkeerslachtoffers.

Artikel 5.7 Aanwijzing vergunningvrije gevallen soorten vogelrichtlijn en andere soorten ter voorkoming van overlast binnen de bebouwde kom

Gedeputeerde staten kunnen andere vergunningvrije gevallen van Vogelrichtlijnsoorten en andere soorten aanwijzen, zoals bedoeld in artikel 5.30 van de Omgevingsverordening, om zonder omgevingsvergunning een flora- en fauna-activiteit te verrichten ten behoeve van het voorkomen van overlast binnen de bebouwde kom.

Artikel 5.8 Aanwijzing vergunningvrije gevallen niet-beschermde soorten: gebruik van geweer en luchtdrukwapen bij bestrijding

Gedeputeerde staten kunnen andere vergunningvrije gevallen van niet-beschermde soorten aanwijzen, zoals bedoeld in artikel 5.31 van de Omgevingsverordening, om zonder omgevingsvergunning een flora- en fauna-activiteit te verrichten, met het gebruik van het geweer en het luchtdrukwapen als middel van bestrijding.

Artikel 5.9 Specifieke zorgplicht: jaarronde bescherming van nesten

Gedeputeerde staten kunnen andere soorten aanwijzen die vallen onder de specifieke zorgplicht voor de jaarronde bescherming van nesten, zoals bedoeld in artikel 5.32 van de Omgevingsverordening.

Hoofdstuk 6 Duurzame Energie

 

{GERESERVEERD}

Hoofdstuk 7 Infrastructuur

Artikel 7.1 Specifieke aanvraagvereisten omgevingsvergunning beperkingengebied-activiteiten Infrastructuur

Gedeputeerde staten kunnen de indienings-vereisten voor een aanvraag om een omgevingsvergunning zoals bedoeld in artikel 7.2 van de Omgevingsverordening, wijzigen of aanvullen.

Artikel 7.2 Specifieke zorgplicht beperkingengebied-activiteit met betrekking tot een provinciale weg

Gedeputeerde staten kunnen de omvang van de specifieke zorgplicht voor een beperkingengebied-activiteit met betrekking tot een provinciale weg, als bedoeld in artikel 7.6 van de Omgevingsverordening, nader bepalen.

Artikel 7.3 Toedeling vaarwegbeheer

  • 1.

    Gedeputeerde staten kunnen wijzigingen aanbrengen in de toedeling van het vaarwegbeheer als bedoeld in artikel 7.19 van de Omgevingsverordening.

  • 2.

    Alvorens van de bevoegdheid tot wijzigen gebruik te maken, vragen gedeputeerde staten advies aan burgemeester en wethouders van de betrokken gemeenten, en zo nodig aan het waterschap of een ander openbaar lichaam, indien deze de vaarweg, of het meer beheren.

  • 3.

    Op de voorbereiding van een besluit als bedoeld in het tweede lid is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.

Artikel 7.4 Klasse-indelingen vaarwegen

Gedeputeerde staten kunnen de algemene klasse-indeling zoals bedoeld in artikel 7.20 van de Omgevingsverordening, wijzigen.

Artikel 7.5 Specifieke zorgplicht beperkingengebied-activiteit met betrekking tot een vaarweg

Gedeputeerde staten kunnen de omvang van de specifieke zorgplicht voor een beperkingengebied-activiteit met betrekking tot een vaarweg in beheer bij de provincie, zoals bedoeld in artikel 7.24 van de Omgevingsverordening, nader bepalen.

Artikel 7.6 Algemene verboden provinciale vaarwegen

Gedeputeerde staten kunnen de algemene verbodsbepalingen zoals bedoeld in artikel 7.26 van de Omgevingsverordening, gewijzigd vaststellen.

Hoofdstuk 8 Procedures

Artikel 8.1 Inhoud aanvraag ontheffing instructieregel

Gedeputeerde staten kunnen de indienings-vereisten voor een aanvraag om een ontheffing van een instructieregel, zoals bedoeld in artikel 8.2 van de Omgevingsverordening, wijzigen.

Hoofdstuk 9 Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 9.1 Wijzigingsbevoegdheid bij kennelijke onjuistheden

Gedeputeerde staten zijn bevoegd om kennelijke onjuistheden in de tekst van deze verordening, de bijlagen en de kaarten die bij de verordening horen, en de digitale verbeelding daarvan, te corrigeren.

Artikel 9.2 Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking op de dag dat de Omgevingswet in werking treedt.

Artikel 9.3 Citeertitel

Dit besluit wordt aangehaald als: Delegatiebesluit Omgevingsverordening provincie Fryslân.

 

Toelichting

Algemeen

Op grond van artikel 2.8 Omgevingswet kunnen provinciale staten de bevoegdheid tot vaststellen van delen van de omgevingsverordening delegeren aan gedeputeerde staten. Het is niet mogelijk de bevoegdheid tot het vaststellen van de hele omgevingsverordening over te dragen. Het delegeren van bevoegdheden aan gedeputeerde staten is een politiek bestuurlijke keuze. Het wijzigen van de omgevingsverordening kan hiermee vereenvoudigd en versneld worden door de bevoegdheid tot wijziging aan gedeputeerde staten te delegeren.

Dit delegeren moet wel bij een afzonderlijk delegatiebesluit. In de huidige verordeningen staan vaak bevoegdheden voor gedeputeerde staten tot wijziging van de kaarten of het stellen van nadere regels.

Dit delegatiebesluit heeft met name betrekking op uitvoeringsregelgeving van meer technische aard.

Het delegatiebesluit vormt een zo beleidsneutraal mogelijke overzetting van de bestaande praktijk.

 

Betrokkenheid provinciale staten bij uitoefening gedelegeerde bevoegdheid

 

Om provinciale staten comfort te bieden dat door gedeputeerde staten op een goede wijze met de gedelegeerde bevoegdheid wordt omgegaan, worden Provinciale Staten in het voortraject op de hoogte gebracht van de beoogde wijziging, voor zover het gaat om de gevallen aangegeven in de artikelen 1.6, 1.10, 1.13, 2.2, 5.2, 5.3 en 7.3. Dit geeft provinciale staten de gelegenheid om op de beoogde wijziging van gedeputeerde staten te reageren. In artikel 1.3 van dit delegatiebesluit wordt hierin voorzien.

 

Gedeputeerde staten zijn verplicht op grond van artikel 10:20, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht op verzoek van provinciale staten inlichtingen over de uitoefening van de bevoegdheid te verschaffen.

 

Intrekken delegatie

 

Tussentijdse beëindiging door intrekking van het delegatiebesluit (geheel of gedeeltelijk) is op grond van artikel 10:18 van de Algemene wet bestuursrecht altijd mogelijk. Door intrekking wordt de wettelijk vastgelegde bevoegdheidsverdeling weer hersteld. In die zin is delegatie een bewuste afwijking daarop. Een eventuele intrekking zou aan de orde kunnen zijn als bijvoorbeeld de uitvoering van de gedelegeerde bevoegdheid te wensen over laat, sprake is van veranderende politieke of bestuurlijke verhoudingen of veranderende regelgeving.

 

Artikelsgewijs

 

Artikel 1.2Toepassingsbereik

De mogelijkheid om delen van de omgevingsverordening via delegatie in of aan te vullen of te wijzigen, biedt ruimte voor toedeling van bevoegdheden op maat. Met delegatie kunnen provinciale staten er immers voor zorgen dat de uitvoering van het beleid, ook als dat een aanpassing van de omgevingsverordening betreft, bij gedeputeerde staten neergelegd wordt. Ook vanuit het oogpunt van efficiency kan delegatie wenselijk zijn. Uit de woorden “delen van” blijkt dat provinciale staten hun regelgevende bevoegdheden op grond van artikel 2.8 niet integraal kunnen overdragen. Het is aan provinciale staten om te bepalen of en op welke wijze toepassing wordt gegeven aan deze bevoegdheid tot delegatie.

 

Gedeputeerde staten zijn op grond van artikel 10:19 van de Algemene wet bestuursrecht verplicht bij toepassing van de gedelegeerde bevoegdheid dit delegatiebesluit inclusief vindplaats te vermelden.

 

Artikel 1.3 Voorhangprocedure

In dit artikel is een zogenoemde ‘voorhangprocedure’ geregeld. De voorhangprocedure wordt gewenst geacht vanwege de aard van het delegatiebesluit. De redenen om onderdelen van de omgevingsverordening te delegeren liggen enerzijds in het spoedeisend karakter en anderzijds in de technische aard van regels.

 

Met de voorhangprocedure worden provinciale staten vooraf geïnformeerd over de vast te stellen regeling, de ingediende inspraakreacties en hoe gedeputeerde staten met de inspraak-reacties zijn omgegaan. Provinciale staten worden zo in de gelegenheid gesteld om indien nodig gedeputeerde staten bij te sturen.

 

Op de vaststelling van de Omgevingsverordening is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing. Dit betekent dat het ontwerp van de regeling gedurende zes weken ter inzage ligt en een ieder zijn of haar zienswijze kan indienen. Bekendmaking van het ontwerp geschiedt via publicaties en in het provinciaal blad.

 

Na de terinzagelegging en de verwerking van de reacties wordt de voorgenomen wijziging van de verordening met inspraakreacties en antwoordnota door gedeputeerde staten overlegd aan provinciale staten. Opgemerkt wordt dat tussen de terinzagelegging en het overleggen van de voorgenomen wijziging nog verschillende weken behandelingstijd zal liggen. In deze periode zal de voorgenomen wijziging indien nodig aangepast worden en de antwoordnota opgesteld. Provinciale staten hebben vervolgens dan, aanvullend op de eerdere periode van terinzagelegging, nog vier weken de mogelijkheid om aan te geven dat overleg met gedeputeerde staten over de beoogde wijziging gewenst is. In beginsel zal na afloop van de vier weken de wijziging van de verordening worden vastgesteld en bekendgemaakt, waarna de wijziging in werking kan treden. Indien provinciale staten de wijziging met gedeputeerde staten willen bespreken ligt het, vanuit de bestuurlijke verhoudingen tussen provinciale staten en gedeputeerde staten, in de rede dat gedeputeerde staten zullen wachten met de uiteindelijke vaststelling.

 

Artikel 1.4 en 1.5 Voorbereidingsbesluiten

De Omgevingswet voorziet in de artikelen 4.15 en 4.16 in de mogelijkheid van voorbereidingsbescherming door een voorbereidingsbesluit vast te stellen tijdens de voorbereiding van een wijziging van de omgevingsverordening (art. 4.15 Ow)of het vaststellen van een projectbesluit, instructieregels of een instructie (artikel 4.16 Ow).

Door het nemen van een voorbereidingsbesluit kan worden voorkomen dat activiteiten plaatsvinden die strijdig zijn met een wijziging die wordt voorbereid, of die de verwezenlijking van een activiteit of project bemoeilijken.

Bijvoorbeeld: in een voorbereidingsbesluit kan worden bepaald dat een gemeente geen vergunning mag afgeven voor de bouw van een megastal op het moment dat de provincie bezig is in de omgevingsverordening te bepalen dat er geen megastallen in het desbetreffende gebied meer mogen komen.

Vergunningaanvragen moeten vanaf het moment van inwerkingtreding van het voorbereidingsbesluit door de gemeente worden aangehouden. Deze aanhoudingsregeling geldt alleen voor de in het voorbereidingsbesluit aangewezen gevallen, zodat de voorbereidings-bescherming op maat is en niet hele gebied onnodig «op slot gaat».

 

Bij het nemen van een voorbereidingsbesluit moeten de grenzen van artikel 2.3, tweede lid van de Omgevingswet in acht worden genomen. Hierin is het zogenaamde subsidiariteitsbeginsel neergelegd: een bevoegdheid mag dan alleen worden uitgeoefend indien sprake is vaan een provinciaal belang.

Of sprake is van een provinciaal belang moet de provincie motiveren bij de toepassing van de wettelijke bevoegdheid. De aanwezigheid van een provinciaal belang kan voorafgaand aan de inzet van de bevoegdheid blijken uit het voornemen van de provincie tot het realiseren van bepaalde ontwikkelingen – en daarmee uit te voeren projecten – dat is aangekondigd in een beleidsnota, omgevingsvisie of programma. Vereist is dit echter niet: ook op andere wijzen kan blijken van een provinciaal belang. Provinciale staten kunnen zelf bepalen wanneer zij iets van provinciaal belang achten.

 

De artikelen 4.15, vierde lid en 4.16, vierde lid Omgevingswet bieden de mogelijkheid aan provinciale staten de bevoegdheid tot het vaststellen van voornbereidingsbesluiten te delegeren aan gedeputeerde staten.

 

Artikel 1.6 Aanpassen begrenzing Natuurnetwerk Nederland

Gedeputeerde staten zijn op grond van artikel 1.6 bevoegd om de begrenzing van het NNN aan te passen. Van deze bevoegdheid zal gebruik worden gemaakt als in het kader van een activiteit of ontwikkeling op grond van artikel 2.42 (nieuwe activiteiten en ontwikkelingen in geval van een openbaar belang) of artikel 2.45 (één op één begrensde beheergebieden binnen NNN) van de omgevingsverordening herbegrenzing nodig is. Daarnaast zal de kaart NNN in de verordening regelmatig worden aangepast. Deze procedure is gekoppeld aan de procedure voor vaststelling van het Natuurbeheerplan.

 

Artikel 1.7 Aanpassing begrenzing natuur buiten natuurnetwerk Nederland

Het betreft hier dezelfde wijzigingsbevoegdheid als opgenomen onder artikel 1.6, met dit verschil dat het hier gaat om het aanpassen van de begrenzing van natuur buiten natuurnetwerk Nederland.

 

Artikel 1.8 Aanpassen begrenzing weidevogelkans-gebieden

Gedeputeerde staten kunnen de begrenzing van het weidevogelkans-gebied aanpassen overeenkomstig de gebieden ‘open grasland’ in het Natuurbeheerplan. Deze bevoegdheid was eerst opgenomen in artikel 2.55 van de ontwerp-omgevingsverordening. De Omgevingswet verplicht er echter toe delegatie-bepalingen in een apart delegatiebesluit op te nemen.

 

Artikel 1.9 Aanwijzing begrenzing regionale waterkeringen

Gedeputeerde staten kunnen de begrenzing van de als regionale waterkeringen aangewezen polderdijken, waterkerende gronden en voormalige zeedijken, aanpassen.

 

Wetterskip Fryslân is bronhouder van het te gebruiken kaartmateriaal voor de exacte ligging van de regionale waterkeringen. Wetterskip Fryslân werkt in de praktijk altijd de nieuwste begrenzingen uit in de legger. De provincie neemt deze begrenzingen over en stelt die begrenzing vervolgens vast als onderdeel van de omgevingsverordening. Deze bevoegdheid is gedelegeerd aan gedeputeerde staten.

 

Artikel 1.10 Aanpassing begrenzing stiltegebieden

Gedeputeerde staten hebben op grond van dit artikel de bevoegdheid om de grenzen van de stiltegebieden uit te werken. Dit betekent dat in voorkomende gevallen gedeputeerde staten tot op perceelsgrens-niveau kunnen bepalen, waar de begrenzing van het stiltegebied exact ligt. In principe zijn de grenzen van de stiltegebieden duidelijk en is een nadere uitwerking niet nodig.

De bevoegdheid was voorheen geregeld in de Provinciale milieuverordening.

 

Artikel 1.11 Aanpassing begrenzing waterwin - en grondwaterbeschermingsgebieden

Gedeputeerde staten kunnen in voorkomende gevallen tot op perceelsgrens-niveau bepalen, waar de begrenzing van de waterwin- en grondwater-beschermingsgebieden exact ligt. De grenzen liggen voor vrijwel alle gebieden al jaren vast en een uitwerking is daarom vrijwel nooit noodzakelijk.

 

Artikel 1.12 Aanpassing begrenzing beperkingengebieden gesloten stortplaatsen

Het aantal gesloten stortplaatsen is een momentopname. Er kunnen in de toekomst nog nieuwe locaties bijkomen. Immers zodra een stortplaats gesloten wordt verklaard valt deze onder deze regeling. Op grond van artikel 1.12 kunnen gedeputeerde staten de begrenzingen van de beperkingengebieden rond gesloten stortplaatsen aanpassen.

 

Artikel 1.13 Aanpassing begrenzing ganzenfoerageergebieden

In artikel 5.25 van de Omgevingsverordening is de begrenzing van ganzenfoerageergebieden en de soort-specifieke ganzenfoerageergebieden geregeld.

Gedeputeerde staten is bevoegd om de begrenzingen van genoemde gebieden aan te passen als zich een geval voordoet als genoemd in onder a tot en met e.

Tevens is gedeputeerde staten bevoegd om percelen te verwijderen als sprake is van een geval genoemd in het tweede lid onder a. of b. Gedeputeerde staten kunnen, al dan niet op verzoek van de grondgebruiker, percelen toevoegen of verwijderen, waarmee de begrenzing wordt aangepast.

 

Artikel 1.14 Aanpassing begrenzing beperkingengebied provinciale wegen en beperkingengebied beheerzone provinciale wegen

Op de wegen waren op basis van de Wegenverordening provincie Fryslân variabele beheerzones van toepassing, afhankelijk van de functie van de weg. Binnen de systematiek van de Omgevingswet is er voor gekozen om met betrekking tot het beperkingengebied voor provinciale wegen eenduidige beheerzones op te nemen. Het informatie-object beheerzone provinciale wegen, is het gebied aan weerskanten van de weg en betreft een zone van tien meter breed, gemeten vanaf de grens van het informatieobject “provinciale wegen”.

Gedeputeerde staten kan op grond van de artikel de begrenzing beperkingengebied provinciale wegen en beperkingengebied beheerzone provinciale wegen, aanpassen.

 

Artikel 1.15 Aanpassing begrenzing beperkingengebieden provinciale vaarwegen

Artikel 1.15 van het Delegatiebesluit voorziet in de mogelijkheid voor gedeputeerde staten de begrenzingen van het beperkingengebied provinciale vaarwegen aan te passen.

 

Artikel 1.16 Aanpassen formulieren

Dit artikel delegeert aan gedeputeerde staten de bevoegdheid om diverse formulieren te kunnen aanpassen. Uit het oogpunt van efficiency en snelheid is dit gewenst. Ook gaat het hier om meer uitvoeringstechnische aangelegenheden.

 

Artikel 2.1 Nadere uitwerking kernkwaliteiten Erfgoed van uitzonderlijke universele waarde

Gedeputeerde staten kunnen de kernkwaliteiten Erfgoed van uitzonderlijke universele waarde, behorend bij artikel 2.36 van de Omgevingsverordening, nader uitwerken.

 

Artikel 3.1 Uitzondering leggerplicht

De mogelijkheid om vrijstelling te verlenen van de leggerplicht is in navolging van de Waterwet opgenomen omdat het voor sommige watersystemen te veel gevraagd zou zijn om vorm, afmeting, ligging en constructie in een legger op te nemen. Daarbij moet men vooral denken aan de Noordzee, de Waddenzee en het IJsselmeer. Maar dit kan ook gelden voor sterk veranderende, meanderende riviertjes. Het zou ook onevenredig belastend zijn om op regionaal niveau voor elke sloot een legger vast te stellen. Dit artikel geeft invulling aan artikel 2.39 lid 4 van de Omgevingswet.

Gedeputeerde staten krijgen met dit artikel de bevoegdheid gedelegeerd om de vrijstelling te verlenen. Uit het oogpunt van efficiency en snelheid is dit gewenst. Ook gaat het hier om meer uitvoeringstechnische aangelegenheden.

 

Artikel 3.2 Registratieplicht

Gedeputeerde staten kunnen maatwerkvoorschriften stellen over de wijze van meting en registratie voor wateronttrekkings-activiteiten als bedoeld in artikel 3.21 van de omgevingsverordening. Deze bevoegdheid was voorheen opgenomen in de waterverordening als bevoegdheid tot het stellen van nadere regels.

 

Hoofdstuk 4Bodem, Milieu en Ontgrondingen

 

Artikel 4.1 Aanwijzen toestellen

Gedeputeerde staten kunnen de lijst met toestellen genoemd in artikel 4.39, eerste lid van de Omgevingsverordening, wijzigen. Hiermee kan in voorkomende gevallen snel worden gereageerd op ongewenst gebruik van toestellen, die niet in de lijst zijn opgenomen. Daarbij is het mogelijk te bepalen dat de toevoeging alleen gedurende een bepaalde periode, voor een bepaald gebied, of voor een bepaald gebruik van een toestel geldt.

 

Artikel 4.2 Gegevens en bescheiden bij een aanvraag om een omgevingsvergunning voor een activiteit op een gesloten stortplaats

Gedeputeerde staten kunnen op grond van dit artikel de lijst van aan te leveren gegevens en bescheiden bij een aanvraag om een omgevingsvergunning voor een activiteit op een gesloten stortplaats, wijzigen.

 

Hoofdstuk 5 Natuur

 

Artikel 5.1 Omvang bestuur van de Faunabeheereenheid

Gedeputeerde staten kunnen met dit artikel het aantal bestuursleden van de faunabeheereenheid wijzigen.

 

Artikel 5.2 Aanwijzing vergunningvrije gevallen soorten andere soorten: inrichting, ontwikkeling, beheer en onderhoud

Deze aanwijzing van vergunningvrije gevallen ziet niet op het bestrijden van soorten, maar op het uitvoeren van werkzaamheden in het kader van onder meer inrichting, ontwikkeling, onderhoud en beheer. Gedeputeerde staten zijn bevoegd de lijst van soorten die onder artikel 5.19 van de Omgevingsverordening vallen, te wijzigen.

 

Het gaat om algemene nationale soorten die onder de Wet natuurbescherming bekend waren als de artikel 3.10 “Andere soorten”. Voor deze soorten geld de lichtste vorm van bescherming. Als deze soorten op de locatie voorkomen waar activiteiten moeten worden verricht, en deze activiteiten vallen onder de werkzaamheden zoals beschreven in artikel 5.19 van de Omgevingsverordening, dan betreft het hier een vergunningvrije flora- en fauna-activiteit en geldt geen verbod als bedoeld in artikel 5.1, tweede lid aanhef en onder g van de wet en artikel 11.54 van het Besluit activiteiten leefomgeving.

Indien voorgenomen activiteiten niet vallen onder de omschrijving opgenomen in a. tot en met d. van deze bepaling, dan is de activiteit niet vergunningvrij, maar zal een omgevingsvergunning voor een flora- en fauna-activiteit moeten worden aangevraagd. De middelen en methoden die mogen worden toegepast voor deze vergunningvrije activiteit worden in de bijlage omschreven en benoemd.

 

Artikel 5.3Aanwijzing vergunningvrije gevallen soorten Vogelrichtlijn en andere soorten: schadebestrijding

Bij het aanwijzen van schadeveroorzakende soorten is aangesloten bij de soorten die onder het regime van Wet natuurbescherming op grond van de verordening Wet natuurbescherming 2017 reeds bestreden mochten worden. Van de soorten die zijn of worden opgenomen in de lijst behorende bij artikel 5.21 van de Omgevingsverordening, staat vast dat zij in een gunstige staat van instandhouding verkeren.

Voor elke soort op de lijst is aangegeven voor welke activiteit en in welke gevallen geen omgevingsvergunning voor een flora- en fauna-activiteit nodig is en aan welke voorschriften en beperkingen moet worden voldaan.

 

Artikel 5.4 Aanwijzing vergunningvrije gevallen soorten Vogelrichtlijn: bestrijding kokmeeuw en zilvermeeuw in specifieke gevallen

Het opnemen van vergunning-vrije activiteiten voor het bestrijden van vogels, hier specifiek het vangen en doden van de kokmeeuw en de zilvermeeuw, kan op grond van artikel 11.44, tweede lid, onder c, van de Besluit activiteiten leefomgeving voor vogels slechts betrekking hebben op belangrijke schade aan gewassen, vee, bossen, visserij en wateren, of belangrijke schade aan flora of fauna.

In de praktijk moet het belang van de volksgezondheid en de openbare veiligheid ook in het geding zijn, om aan schadebestrijding van vogels te kunnen doen. Zo veroorzaken bij vuilstort Ecopark De Wierde en kadaververwerkingsbedrijf Sonac, de kokmeeuw en de zilvermeeuw gevaar door schade aan vee en volksgezondheid, in verband met verspreiding van ziektekiemen en scherp afval.

Gedeputeerde staten kunnen wijzigingen aanbrengen in de soorten die zijn opgenomen in de lijst.

 

Artikel 5.5 Aanwijzing vergunningvrije gevallen andere soorten: onderzoek en onderwijs amfibieën

De aangewezen vergunningvrije gevallen van soorten kikkers zijn wel beschermd, maar het is op grond van artikel 5.28 van de Omgevingsverordening toegestaan om eitjes van deze kikkersoorten tijdelijk te vangen, te bekijken en om de metamorfose van amfibieën te aanschouwen. Het gaat in feite over het vangen van kikkerdril voor educatieve doeleinden. Het is van belang dat scholen de bijzondere metamorfose van dril naar kikker(visje) kunnen laten zien aan hun leerlingen.

Gedeputeerde staten kunnen andere vergunningvrije gevallen voor soorten aanwijzen.

 

Artikel 5.6 Aanwijzing vergunningvrije activiteiten andere soorten: verplaatsen van amfibieën en reptielen ter voorkoming van verkeersslachtoffers

Vele vrijwilligers spannen zich in om dieren te behoeden voor de gevaren van het wegverkeer, zoals paddenwerkgroepen. Tijdens de paddentrek steken deze dieren soms drukke verkeerswegen over. Vrijwilligers helpen de dieren een handje om veilig de overzijde te bereiken en vangen ze daartoe. Deze inspanningen ten bate van de natuur kan worden gefaciliteerd met dit artikel. Deze toepassing is beperkt geldig en ziet alleen op de beschermingshandeling. Na het vangen van de te verplaatsen dieren moeten deze weer op een voor hen veilige plek worden vrijgelaten, in de directe nabijheid van de vangplaats.

De bevoegdheid van provincies om deze andere soorten als vergunning-vrije gevallen aan te wijzen, is gebaseerd op artikel 11.56 van het Besluit activiteiten leefomgeving.

Gedeputeerde staten kunnen andere soorten aanwijzen.

 

Artikel 5.7 Aanwijzing vergunningvrije gevallen soorten Vogelrichtlijn en andere soorten ter voorkoming van overlast binnen de bebouwde kom

Op grond van artikel 11.42 en 11.44, derde lid, van het Besluit activiteiten leefomgeving is het mogelijk om vogels die in de bebouwde kom overlast veroorzaken, te bestrijden, door in de omgevingsverordening soorten aan te wijzen.

Voor de bestrijding van overlast van vogels en diersoorten van Europees belang, is het zaak dat is voldaan aan de eisen die de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn stellen. Dat betekent dat sprake moet zijn van het belang van de volksgezondheid, de openbare veiligheid of de veiligheid van het luchtverkeer (bij vogels), of een andere dwingende reden van groot openbaar belang (bij strikt beschermde soorten). De veiligheid van het wegverkeer is in dit verband een reden van openbare veiligheid in de zin van de beide richtlijnen.

Gedeputeerde lijsten kunnen andere soorten aanwijzen.

 

Artikel 5.8 Aanwijzing Vergunningvrije gevallen niet-beschermde soorten: gebruik van geweer en luchtdrukwapen bij bestrijding

Op grond van artikel 5.31 van de Omgevingsverordening is het toegestaan om niet-beschermde soorten, ook wel plaagdieren of ongedierte genoemd, te beheren en te bestrijden. De diersoorten waar het artikel voor geldt zijn opgenomen in een lijst behorend bij artikel 5.31. Het betreft diersoorten die niet zijn beschermd op grond van de Omgevingswet en de uitvoeringsregelingen. Wel blijft de algemene zorgplicht van kracht. De dieren mogen dan ook alleen worden bestreden in geval van schade en overlast.

Gedeputeerde staten mogen de lijst met soorten wijzigen.

 

Artikel 5.9Specifieke zorgplicht: jaarronde bescherming van nesten

In algemene zin zijn de nesten van vogels beschermd op grond van artikel 11.38, eerste lid, onder b. van het Besluit activiteiten leefomgeving. Meestal gaat het dan om nesten die dat broedseizoen in gebruik zijn door de vogels. Veel vogels maken namelijk elk jaar een nieuw nest, of zijn in elk geval in staat om een nieuw nest te bouwen. Er zijn ook vogelsoorten die juist terugkeren op het oude nest en heel locatietrouw zijn. De RVO heeft hiervoor in 2009 een lijst met vogelsoorten opgesteld waarvan de nesten jaarrond zijn beschermd. Hierin zijn de vogelsoorten in vijf categorieën onderverdeeld. Het is echter een landelijke lijst waardoor er soorten opstaan die niet of minder relevant zijn voor onze provincie. De lijst behoort bij artikel 5.32 van de Omgevingsverordening.

Door de soorten die gedeputeerde staten beschouwt als jaarrond beschermd, op te nemen in een lijst, wordt inzichtelijk gemaakt welke nesten ook bescherming buiten het broedseizoen genieten. Zo is het voor een ieder duidelijk voor welke soorten een vergunningplicht geldt. Voor deze jaarrond beschermde nesten is het verbod van artikel 11.37, eerste lid, onder b., van het Besluit activiteiten leefomgeving van toepassing en is een omgevingsvergunning voor een flora- en fauna-activiteit noodzakelijk. Gedeputeerde staten kunnen de lijst wijzigen.

 

Hoofdstuk 6 Duurzame Energie

 

{GERESERVEERD}

 

Hoofdstuk 7Infrastructuur

 

Artikel 7.3 Toedeling vaarwegbeheer

Artikel 7.19 van de Omgevingsverordening regelt de toedeling van het vaarwegbeheer in Fryslân aan de verschillende beheerders. In Fryslân gaat het om het vaarwegareaal gelegen binnen de provinciegrenzen. Het betreft alle vaarwegen die:

  • -

    niet door het rijk worden beheerd, want dat is al geregeld bij AMvB;

  • -

    belangrijk zijn voor de beroepsscheepvaart of de toeristisch-recreatieve scheepvaart.

Het vaarwegbeheer omvat niet het beheer van de sluizen en bruggen. Het beheer en onderhoud van deze kunstwerken wordt door de eigenaar van het kunstwerk gedaan.

Gedeputeerde staten kunnen wijzigingen aanbrengen in de toedeling van het vaarwegenbeheer.

 

Artikel 7.4 Klasse-indelingen vaarwegen

De vaarwegen worden onderverdeeld in beroeps- en recreatieve vaarwegen. De classificatie voor recreatieve vaarwegen is gebaseerd op de indeling in het Provinciaal Verkeers- en Vervoerplan (PVVP 2011). De beroepsvaarwegen zijn ingedeeld volgens de Europese CEMT-indeling, zoals beschreven in de Richtlijn Vaarwegen 2020 van Rijkswaterstaat.

De indeling volgens het PVVP kent de klassen A tot en met F, waarbij A de hoogste klasse is en F de laagste klasse wat betreft de grootte van het maatgevend schip dat op een vaarweg moet kunnen varen. De CEMT-indeling overlapt gedeeltelijk de PVVP-klasse Azm, Bzm en Czm.

De gevolgde systematiek voor het toewijzen van het vaarwegbeheer is dat provincie Fryslân vaarwegbeheerder is voor de beroepsvaarwegen en de hoogste PVVP-categorieën A tot en met D. Wetterskip Fryslân is vaarwegbeheerder voor de PVVP-klassen E en F.

Opgemerkt zij dat Wetterskip Fryslân vanuit het watersysteembeheer (waterkwantiteit) ook een profiel nodig heeft in de vaarweg. Bij de E en F vaarwegen valt het waterkwantiteitsbeheer samen met het vaarwegbeheer.

Gedeputeerde staten kunnen de algemene klasse-indeling wijzigen.

 

Artikel 7.5 Specifieke zorgplicht beperkingengebied-activiteit met betrekking tot een vaarweg of meer

De specifieke zorgplicht in artikel 7.24 van de Omgevingsverordening voor een beperkingengebied-activiteit met betrekking tot een vaarweg, omvat de volgende onderdelen:

Zorg wordt gedragen:

  • a.

    voor het veilig en doelmatig gebruik en de instandhouding van de provinciale vaarwegen;

  • b.

    voor het gebruik van een vaarweg in overeenstemming met haar functie als openbare vaarweg;

  • c.

    voor het behoud van het vrije zicht van de vaarweggebruiker en het niet verder verslechteren van het bestaande zicht, voor zover dat door omstandigheden al beperkt is;

  • e.

    dat werkzaamheden of het plaatsen van vaste stoffen of voorwerpen op een zodanige wijze worden uitgevoerd dat hieruit geen schade voor de vaarweg of de vaarweggebruikers kan ontstaan;

  • d.

    voor het voorkomen van hinder voor vaarweggebruikers, veroorzaakt door het deponeren van al dan niet vaste stoffen of voorwerpen in, op, of boven of naast de vaarweg;

  • e.

    voor het voorkomen van verontreiniging in een vaarweg, of beheerzone van een vaarweg met hinderlijke stoffen of beplantingsresten;

  • f.

    voor het voorkomen van aantasting van de provinciale oeververdediging en provinciale vaarwegen door wortels van beplanting op de oever.

Gedeputeerde staten kunnen wijzigingen aanbrengen in deze onderdelen, of onderdelen toevoegen, of verwijderen.

 

Artikel 7.6 Algemene verboden provinciale vaarwegen

In artikel 7.26 van de Omgevingsverordening is een aantal algemene verboden opgenomen die gelden voor beperkingengebieden bij provinciale vaarwegen, beheerzones en meren. Het gaat bijvoorbeeld om het niet mogen blokkeren van radarzichtlijnen, opslaan van stoffen en voorwerpen, plaatsen van windturbines etc.

Gedeputeerde staten kunnen de verbodsbepalingen in artikel 7.26 gewijzigd vaststellen.

 

Artikel 8.1 Inhoud aanvraag ontheffing instructieregel

Gedeputeerde staten kunnen de indienings-vereisten voor een aanvraag om een ontheffing van een instructieregel, zoals bedoeld in artikel 8.2 van de Omgevingsverordening, wijzigen.

 

Artikel 9.1 Wijzigingsbevoegdheid bij kennelijke onjuistheden

Gedeputeerde staten mogen op grond van dit artikel kleine ‘administratieve’ aanpassingen, zoals vernummeringen, aan de verordening vaststellen.

Daaronder valt ook het vernummeren van de hoofdstukken, artikelen en bijlagen van de omgevingsverordening. Dit artikel is ongewijzigd overgenomen uit de provinciale verordening Romte.

 

Artikel 9.2 Inwerkingtreding

Dit artikel geeft weer wanneer het delegatiebesluit in werking treedt.

 

Artikel 9.3 Citeertitel

In dit artikel wordt de citeertitel van het besluit weergegeven, namelijk: Delegatiebesluit Omgevingsverordening provincie Fryslân.