Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Maasdriel

Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning Maasdriel 2024

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieMaasdriel
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidsregels maatschappelijke ondersteuning Maasdriel 2024
CiteertitelBeleidsregels maatschappelijke ondersteuning Maasdriel 2024
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling vervangt de Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning Maasdriel 2020.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Onbekend

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

08-03-2024nieuwe regeling

13-02-2024

gmb-2024-98762

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning Maasdriel 2024

Leeswijzer

Deze beleidsregels zijn gebaseerd op de Verordening maatschappelijke ondersteuning Maasdriel 2024 zoals deze door de gemeenteraad in december 2023 is vastgesteld. Voor deze beleidsregels zijn dezelfde volgorde en definities aangehouden zoals deze ook in de voornoemde verordening zijn gehanteerd.

 

De verordening is een algemeen verbindend voorschrift en is rechtstreeks bindend voor de burger.

De Wmo 2015 bepaalt dat gemeenten verplicht zijn om een aantal zaken in de verordening te regelen. Vaak wordt dat niet in detail in de verordening uitgewerkt. Dat kan vervolgens in nadere regelgeving.

 

Beleidsregels

Een beleidsregel beschrijft hoe een bestuursorgaan omgaat met een bepaalde bevoegdheid.

Deze beleidsregels maatschappelijke ondersteuning Maasdriel 2024 kunnen de medewerkers van het gebiedsteam Maasdriel helpen om besluiten te nemen over het toe- en afwijzen van voorzieningen.

 

In de beleidsregels schrijven we ‘hij’ wanneer het gaat over een cliënt. Dit doen we voor de leesbaarheid van deze beleidsregels. We bedoelen hiermee zowel mannen, vrouwen als non-binaire personen.

 

Hoofdstuk 1. Begrippen

Artikel 1. Begripsbepalingen

Geen toelichting.

Hoofdstuk 2. Melding en onderzoek

Artikel 2. Melding

Eerste lid

Met een melding vraagt een inwoner het college om te onderzoeken of hij of zij in aanmerking komt voor ondersteuning.

 

Tweede lid

Geen toelichting

Artikel 3. Cliëntondersteuning

Eerste lid

De cliënt bepaalt of en wie hij als cliëntondersteuner wil. Dat kan iemand zijn uit zijn eigen netwerk. Het kan ook een ondersteuner zijn die de gemeente gratis biedt. Dit is een onafhankelijk persoon (van een organisatie) waar de gemeente een contract mee heeft. Het gaat hierbij om ondersteuning in de vorm van informatie en advies over maatschappelijke ondersteuning en hulp bij het verkrijgen daarvan, inclusief het eventueel begeleiden van afspraken.

Artikel 4. Onderzoek

Algemeen

Het onderzoek verloopt volgens de onderzoek stappen zoals uitgewerkt door de Centrale Raad van Beroep (hierna: CRvB). Daarbij stel het college in het onderzoek door een aantal stappen de volgende zaken vast:

  • a.

    de hulpvraag van de aanvrager;

  • b.

    welke problemen zich voordoen bij de zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie;

  • c.

    welke ondersteuning naar aard en omvang nodig is voor een passende bijdrage te leveren aan de zelfredzaamheid van de aanvrager;

  • d.

    in hoeverre eigen mogelijkheden, gebruikelijke hulp, mantelzorg, ondersteuning door andere in het sociale netwerk en voorliggende (algemene) voorzieningen de benodigde hulp en ondersteuning kunnen bieden.

Eerste en tweede lid

Uitgangspunt bij het gesprek is de eigen kracht van de cliënt om het probleem zelf of met steun van zijn omgeving op te lossen.

 

Derde lid

De gemeente mag voor het beschikken van een pgb de kwaliteit van de daarmee in te kopen ondersteuning toetsen. De kwaliteit moet gelijkwaardig zijn aan de kwaliteit die geboden wordt bij gecontracteerde aanbieders.

 

Vierde lid en vijfde lid

Geen toelichting

 

Zesde lid

Het college bepaalt of het bij het beoordelen van de toegang tot de maatwerkvoorziening noodzakelijk is om een externe deskundige in te schakelen, bijvoorbeeld een medisch of bouwkundig adviseur.

 

Als het adviestraject niet binnen de wettelijke onderzoekstermijn van zes weken kan worden afgerond, kan deze termijn na overleg met de cliënt worden verlengd. Hetzelfde geldt voor een adviestraject dat is gestart nadat de cliënt de aanvraag heeft ingediend.

Als de cliënt niet akkoord gaat met de verlenging, wordt de beslistermijn verlengd op grond van artikel 4:14 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb).

 

Zevende lid

Een onderzoeksverslag wordt naar de cliënt gezonden na afronding van het onderzoek. De cliënt heeft de mogelijkheid correcties en aanvullingen aan te brengen. Deze correcties en aanvullingen komen niet in de plaats van het oorspronkelijke onderzoeksverslag, maar worden hieraan toegevoegd.

 

Achtste lid

De cliënt tekent het onderzoeksverslag voor gezien of akkoord en zorgt ervoor dat een getekend exemplaar binnen uiterlijk twee weken wordt geretourneerd aan de gemeente. Als de cliënt tekent voor gezien, kan hij daarbij tevens aangeven wat de reden is waarom hij niet akkoord is.

Het getekende onderzoeksverslag wordt beschouwd als aanvraag.

 

Wanneer het getekende onderzoeksverslag niet binnen twee weken wordt ingeleverd, wordt de melding afgesloten. Een aanvraag die na deze termijn van twee weken wordt ingediend wordt gezien als een nieuwe melding.

Hoofdstuk 3. Aanvraag maatwerkvoorziening

Artikel 5. Aanvraag

Eerste lid en tweede lid

Een aanvraag kan op de volgende manieren worden ingediend:

  • a.

    door ondertekening van het onderzoeksverslag;

  • b.

    door een schriftelijk verzoek van of namens de cliënt als het onderzoek naar aanleiding van de melding niet binnen 6 weken is afgerond.

Als de aanvraaggegevens van de cliënt niet compleet zijn krijgt de cliënt een redelijke hersteltermijn om de gegevens aan te leveren. Als de gegevens na de hersteltermijn nog niet compleet zijn, wordt de aanvraag op grond van artikel 4:5 van de Awb buiten behandeling gelaten.

Artikel 6. Algemene criteria

Algemeen

Het is aan het college om een maatwerkvoorziening te verstrekken ter bevordering van de zelfredzaamheid of participatie van de cliënt, voor zover er geen andere oplossingen voor de hulpvraag mogelijk zijn.

 

Eerste en tweede lid, sub a.

Eigen kracht verwijst naar de mogelijkheden van de cliënt om zelf bij te dragen aan zijn zelfredzaamheid en participatie. Het college verwacht van de cliënt dat hij zich inspant om dat aan te wenden wat binnen zijn bereik ligt om zelf in zijn behoefte op het gebied van maatschappelijke ondersteuning te voorzien. Eigen kracht is ook:

  • het bevorderen van herstel (gebruik maken van behandelmogelijkheden);

  • een beroep doen op andere wetten;

  • een beroep doen op de aanvullende verzekering.

  • een voorziening realiseren of accepteren, voordat er een melding bij de gemeente is gedaan.

Primair stimuleert het college de cliënt zelf de regie te voeren en eigen mogelijkheden te benutten.

 

Eerste en tweede lid, sub b.

Het college beoordeelt of, en zo ja, in hoeverre de cliënt met gebruikelijke hulp in staat is zijn problemen op te vangen. Gebruikelijke hulp is hulp die naar algemeen aanvaardbare opvattingen in redelijkheid mag worden verwacht van de partner, ouders, inwonende kinderen of andere huisgenoten.

De redelijkheid bepaalt wat als gebruikelijke hulp kan worden geduid. Wat redelijk is hangt af van de specifieke situatie van een cliënt en zijn huisgenoten. Iedere situatie is anders en vraagt om maatwerk.

 

In het kader van de huishoudelijke ondersteuning is het uitgangspunt dat de leefeenheid primair verantwoordelijk is voor het uitvoeren van alle huishoudelijke taken. Als de aanvrager huisgenoten heeft die huishoudelijke taken over kunnen nemen, worden zij verondersteld dit door een herverdeling van taken te doen. Dit principe heeft een verplichtend karakter en geldt voor alle huisgenoten van 23 jaar en ouder.

 

Wanneer er gebruikelijke hulp van een gezond kind wordt verwacht, moet er onderzoek gedaan worden naar het vermogen van dit kind voor wat betreft het verrichten van huishoudelijk werk.

Er moet rekening gehouden worden met wat op een bepaalde leeftijd als bijdrage van een kind mag worden verwacht, de ontwikkelingsfase van het specifieke kind en het feitelijke vermogen van dit kind om een bijdrage te leveren. Het welbevinden en de ontwikkeling van kinderen is van groot belang. Bij eventuele inzet bij huishoudelijke taken dient een zorgvuldige afweging te worden gemaakt, waarbij het belang van het kind (waaronder schoolprestaties) een zwaarwegend criterium is. Er moet rekening mee worden gehouden dat een kind geen vervanger is ten aanzien van huishoudelijke taken, maar dat zijn of haar hulp kan leiden tot een vermindering van een eventuele indicatie voor huishoudelijke ondersteuning.

 

Eerste en tweede lid, sub c.

Mantelzorg is meer dan alleen de alledaagse zorg voor elkaar. Iemand is mantelzorger als hij iemand meer dan drie maanden - onbetaald –meer dan acht uur per week zorg geeft. Deze zorg is meer dan men normaal gesproken van elkaar kan verwachten.

Gezien de intensiviteit van de ondersteuning en de vaak hoge mate waarin de cliënt afhankelijk is van de ondersteuning, is het met name bij mantelzorg van belang om inzicht te krijgen in de belastbaarheid van de mantelzorger. Als de belastbaarheid te gering is, wordt gekeken naar mogelijkheden ter ondersteuning van de mantelzorger door middel van voorliggende voorzieningen. Als dit de mantelzorger niet voldoende ontlast, kan (tijdelijk) een maatwerkvoorziening ingezet worden ten behoeve van het (op termijn) in stand houden van de mantelzorg.

 

Eerste en tweede lid, sub d.

Met het sociaal netwerk worden personen uit de huiselijke kring of andere personen met wie de cliënt een sociale relatie onderhoudt bedoeld. Hierbij kan gedacht worden aan familie, buren en vrienden.

 

Eerste en tweede lid, sub e.

Als een algemeen gebruikelijke voorziening wordt – in lijn met vaste jurisprudentie van de CRvB - aangemerkt een voorziening die:

 

  • 1.

    niet specifiek bedoeld is voor personen met een beperking;

  • 2.

    daadwerkelijk beschikbaar is;

  • 3.

    een passende bijdrage levert aan het realiseren van zelfredzaamheid en participatie, en;

  • 4.

    financieel kan worden gedragen met een inkomen op minimum niveau.

Om te bepalen of de voorziening gedragen kan worden met een inkomen op minimumniveau sluit het college aan bij het criterium dat wordt gehanteerd in het kader van de verlening van bijzondere bijstand voor duurzame gebruiksgoederen. Een hulpmiddel kan financieel worden gedragen met een inkomen op minimumniveau indien de kosten daarvan binnen een termijn van 36 maanden kunnen worden terugbetaald bij een aflossing van 5% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm.

Daarbij mag ook rekening gehouden worden met tweedehands voorzieningen (zie ook Rechtbank Den Haag, 11-02-2021, ECLI:NL:RBDHA:2021:2084 r.o. 4.4).

 

Eerste en tweede lid, sub f.

Algemene voorzieningen zijn voorzieningen waarvan iedereen met en zonder beperking gebruik kan maken. Hiervoor is geen beschikking nodig.

 

Eerste en tweede lid, sub g.

Het college draagt zorg voor afstemming met andere voorzieningen.

 

Artikel 6, derde lid

De Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (hierna: Wmo 2015) maakt onderscheid in de volgende maatwerkvoorzieningen:

  • 1.

    diensten;

  • 2.

    hulpmiddelen;

  • 3.

    woningaanpassingen;

  • 4.

    en andere maatregelen.

Ad 1. Diensten

 

Huishoudelijke hulp

Deze dienstverlening heeft als resultaat het kunnen wonen in een schoon en leefbaar huis en het kunnen voeren van een gestructureerd huishouden. Voor toekenning in tijdseenheden wordt gebruik gemaakt van het in deze beleidsregels opgenomen normenkader.

 

Beperkingen in het voeren van het huishouden

Als er beperkingen zijn bij het voeren van een huishouden of wanneer er sprake is van een (dreigend) disfunctioneren van het huishouden, kan hulp bij het huishouden als maatwerkvoorziening worden ingezet. Dit kan gedeeltelijke of volledige overname zijn van huishoudelijke taken.

 

De leefeenheid is primair zelf verantwoordelijk

Als mensen zelfstandig samenwonen op één adres en gemeenschappelijke ruimtes delen, wordt verwacht dat het aandeel in het schoonmaken van de gedeelde ruimtes bij uitval van één van de bewoners wordt overgenomen door één van de anders bewoner(s). Hulp bij het huishouden heeft dan alleen betrekking op de eigen woonruimte(n) van de cliënt. In geval van kamerverhuur is de (mede) huurder geen huisgenoot van wie gebruikelijke hulp wordt verwacht.

 

Ook kinderen kunnen een bijdrage leveren in het huishouden.

  • Kinderen van 0 tot 5 jaar leveren geen bijdrage aan het huishouden.

  • Kinderen van 5 tot en met 12 jaar (naar eigen mogelijkheden) worden naar eigen mogelijkheden betrokken bij lichte huishoudelijke werkzaamheden zoals opruimen, tafel dekken/afruimen, vaatwasser in- en uitruimen, afwassen/afdrogen, een boodschap doen en kleding in de wasmand doen.

  • Kinderen van 13 tot en met 17 jaar kunnen helpen bij dezelfde lichte huishoudelijke werkzaamheden als 5- tot en met 12-jarigen en kunnen daarnaast hun eigen kamer op orde houden (opruimen, stofzuigen, bed verschonen).

  • Jongvolwassenen van 18 tot en met 22 jaar kunnen taken behorende tot een eenpersoonshuishouden verrichten. Daarnaast kan indien nodig de opvang en/of verzorging van jongere gezinsleden tot hun taken behoren.

  • Huisgenoten vanaf 23 jaar kunnen de huishoudelijke taken volledig overnemen.

Huishoudelijke hulp is niet aan de orde in woningen of verblijven waar niet permanent wordt gewoond.

 

Planbare zorg

Indien zorg vooraf planbaar is (bijvoorbeeld wanneer de operatiedatum tijdig bekend is) en de hulp is minder dan 6 weken noodzakelijk, bestaat er in beginsel geen indicatie voor hulp bij het huishouden.

 

Normenkader

Het kunnen voeren van een huishouden maakt langer zelfstandig wonen in de eigen leefomgeving mogelijk. Adequaat een huishouden voeren is een zeer subjectief begrip waarop iedereen eigen normen en waarden hanteert. Om dit te objectiveren en zo beter de noodzaak voor een maatwerkvoorziening te kunnen vaststellen wordt gebruik gemaakt van een normenkader. Van deze normtijden mag worden afgeweken, mits dit voldoende gemotiveerd wordt.

 

 

Algemene uitgangspunten

Er worden standaard normtijden gehanteerd waarbij rekening wordt gehouden met de volgende punten:

  • Een huis is schoon en leefbaar indien het normaal bewoond en gebruikt kan worden en voldoet aan basale hygiëne-eisen. Schoon staat voor: een basishygiëne borgen, waarbij vervuiling van het huis en gezondheidsrisico’s van bewoners worden voorkomen. Leefbaar staat voor: opgeruimd en functioneel, bijvoorbeeld om vallen te voorkomen.

  • de cliënt moet gebruik kunnen maken van een schone woonkamer, slaapvertrekken, de keuken, sanitaire ruimtes en gang/trap.

  • het gaat over de vertrekken in huis die daadwerkelijk frequent (dagelijks of in ieder geval meerdere keren per week) in gebruik zijn.

  • het gaat om de binnenkant van het huis. Onderhoud van tuin, opruimen van een schuur, de stoep vegen, ramen zemen aan de buitenkant vallen hier dus niet onder.

  • het gaat om een gemiddelde cliëntsituatie (een- of tweepersoonshuishouden zonder thuiswonende kinderen). Voor cliënten waarbij de gemiddelde situatie niet van toepassing is, kunnen invloedsfactoren worden meegewogen in vorm van ‘meer inzet’ of ‘minder inzet’. Daarmee wordt voor iedere cliënt maatwerk gerealiseerd.

  • wanneer cliënten als gevolg van hun (medische) beperkingen onvoldoende ondersteund worden door de basisvoorziening schoon huis, kan aanvullend maatwerk ingezet worden. Dit zijn bijvoorbeeld een hoger niveau van hygiëne of schoonhouden realiseren, het klaarzetten van maaltijden en beschikken over schone kleding.

  • de professionele hulp verdeelt zelf de uit te voeren werkzaamheden en de beschikbaar gestelde minuten in de tijd, uiteraard in overleg met de cliënt. Zo worden uiteindelijk alle activiteiten met de overeengekomen frequentie uitgevoerd (dus ook de activiteiten die niet elke week hoeven worden uitgevoerd).

Indirecte tijd

De indirecte tijd maakt standaard integraal onderdeel uit van de normtijden zoals genoemd bij de verschillende onderdelen hulp bij het huishouden. Het gaat dan om de tijd die de huishoudelijke hulp per bezoek nodig heeft voor aankomst en vertrek, het pakken en opruimen van schoonmaakspullen, administratie bij de cliënt en sociale interactie met de cliënt. Hierbij gaat het om de tijd dat de hulp in de woning van de cliënt aanwezig is, en niet om de reistijd.

 

Grote schoonmaakregeling

Voor cliënten die huishoudelijke hulp als zorg in natura ontvangen bestaat de mogelijkheid om gebruik te maken van de “Grote schoonmaakregeling”.

Hiermee kunnen zij tweemaal per jaar voor niet reguliere werkzaamheden voor minimaal 2 en maximaal 4 uur aaneengesloten tegen een gereduceerd tarief van € 5,40 per uur huishoudelijke hulp inhuren.

 

Persoonlijke verzorging

Cliënten kunnen aanspraak maken op persoonlijke verzorging op grond van de Wmo 2015 wanneer de behoefte aan persoonlijke verzorging samenhangt met een behoefte aan begeleiding en wanneer er geen sprake is van geneeskundige zorg of een hoog risico daarop. In dat geval kent het college een maatwerkvoorziening voor begeleiding toe.

Persoonlijke verzorging op grond van de Wmo 2015 kan bestaan uit hulp bij algemene dagelijkse levensverrichtingen (ADL), die gericht is op het opheffen van een tekort aan zelfredzaamheid. Het gaat in deze gevallen niet om het daadwerkelijk douchen en aankleden van de cliënten, maar om begeleiding hierbij.

 

Begeleiding en dagbesteding

Op grond van de Wmo 2015 kent het college maatwerkvoorzieningen toe ten behoeve van de zelfredzaamheid en de participatie en ten behoeve van opvang en beschermd wonen. Een maatwerkvoorziening moet gericht zijn op het verbeteren van de participatie en/of zelfredzaamheid.

 

Vervoer naar dagbesteding

Wanneer een cliënt een indicatie voor dagbesteding heeft wordt gekeken of de cliënt op eigen kracht vervoer kan regelen of gebruik kan maken van het openbaar vervoer. Wanneer dit niet kan, kan het college een vervoersindicatie verstrekken. Er kan een basis vervoersindicatie worden verstrekt of vervoer voor rolstoel gebonden cliënten.

Het onderdeel vervoer heeft uitsluitend betrekking op vervoer van en naar de dagbesteding. Het vervoer wordt per deelname-dag gedeclareerd en vergoed.

 

Kortdurend verblijf (logeren)

Kortdurend verblijf, ook wel logeeropvang genoemd, is tijdelijke verblijfszorg. Bij kortdurend verblijf woont een cliënt thuis maar logeert hij voor korte periodes in een instelling. Dit product kan als respijtvoorziening worden ingezet ter ontlasting van de mantelzorger. Op de locatie waar de cliënt kortdurend verblijft wordt de dagelijkse zorg overgenomen. De zorg omvat de benodigde begeleiding, bescherming, alarmering en servicekosten (inclusief maaltijden).

Het kortdurend verblijf is gelimiteerd en wordt per jaar tot maximaal 11 keer voor maximaal 3 aaneengesloten dagen plus 1 periode van maximaal 21 dagen aaneengesloten afgegeven.

 

Ad 2. Hulpmiddelen

 

Rolstoelvoorziening

Wij onderscheiden de volgende rolstoelvoorzieningen:

  • handmatig voortbewogen rolstoel;

  • elektrisch voortbewogen rolstoel;

  • aanpassingen aan de rolstoel.

Met aanpassingen worden bedoeld: extra onderdelen die niet standaard op een rolstoel zitten, maar wel noodzakelijk zijn voor de cliënt. Accessoires zijn doorgaans niet noodzakelijk, maar wenselijk en worden daarom niet vergoed. Voor rolstoelen geldt dat voor kortdurend gebruik een beroep kan worden gedaan op de uitleenservice van thuiszorgwinkels.

 

Sportvoorziening

Wanneer het voor de cliënt zonder sporthulpmiddel niet mogelijk is om een sport te beoefenen en de kosten hiervoor aanzienlijk hoger zijn -dan de gebruikelijke kosten die een persoon zonder beperkingen heeft voor dezelfde (of een vergelijkbare) sport-, kan een sportvoorziening worden verstrekt. Dat kan een sportrolstoel zijn maar ook een ander hulpmiddel. De aanvrager moet aantonen dat er sprake is van een actieve sportbeoefening.

Verwacht mag worden dat de levensduur van een sportvoorziening minimaal drie jaar is. Bij kinderen in de groei kan hiervan worden afgeweken.

Het college vergoedt maximaal € 3000 op declaratiebasis voor aanschaf en onderhoud van een sportvoorziening. Deze vergoeding wordt maximaal één keer per drie jaar verstrekt.

 

Vervoersvoorzieningen

Hieronder wordt een aantal maatwerkvoorzieningen voor vervoer nader toegelicht. Deze middelen worden geleverd door de leveranciers waarmee de gemeente een contract heeft afgesloten.

Het noodzakelijke onderhoud en de reparaties worden betaald door de gemeente.

 

De cliënt sluit een bruikleenovereenkomst voor het middel af met de leverancier. In de bruikleenovereenkomst staat onder andere dat cliënt de verplichting heeft om als een ‘goed huisvader’ voor het vervoermiddel te zorgen. Als door toedoen van de cliënt reparatie of vervanging nodig is kunnen deze kosten op de cliënt worden verhaald.

 

Aangepaste fietsen

Dit zijn fietsen, zoals de driewielfiets en een duofiets, die speciaal ontworpen en bestemd zijn voor mensen met een beperking en alleen bij gespecialiseerde bedrijven worden verkocht. In beginsel wordt alleen voor deze aangepaste fietsen een voorziening toegekend en niet voor fietsen die ook in de reguliere handel worden verkocht. Deze fietsen worden aangemerkt als algemeen gebruikelijke voorziening. Uitzonderingen worden beoordeeld door het college.

 

Scootmobiel

Een scootmobiel is bedoeld voor vervoer voor de korte en middellange afstanden. Als de cliënt niet zelfstandig gebruik kan maken van andere vervoersmiddelen en minder dan 100 meter kan lopen dan kan de cliënt in beginsel in aanmerking komen voor een scootmobiel. Deze voorziening wordt alleen verstrekt als cliënt verantwoord met het middel overweg kan en over een adequate stalling beschikt.

 

Gesloten buitenwagen/brommobiel

De brommobiel is niet specifiek voor gehandicapten bedoeld en wordt in beginsel als algemeen gebruikelijk beschouwd, mits deze kan worden gedragen met een inkomen op minimumniveau. Een gesloten buitenwagen wordt door de aanvrager vaak als gewenste oplossing voor het vervoersprobleem beschouwd, maar is meestal niet de goedkoopst compenserende oplossing. Alleen als op basis van (medisch) advies is vastgesteld dat geen van de andere (voorliggende) voorzieningen voldoet kan een gesloten buitenwagen worden overwogen.

 

Auto-aanpassingen

Alleen als het collectief vervoer of een andere vervoersvoorziening niet passend is, kan overwogen worden om een autoaanpassing te vergoeden. Bij autoaanpassingen wordt beoordeeld of het specifiek voor mensen met een beperking bedoelde voorzieningen betreft die meer kosten dan gebruikelijke autoaanpassingen. Bij verstrekking van autoaanpassingen wordt van de aanvrager te verlangd dat hij aantoont dat de aan te passen auto de investering nog waard is (naar verwachting nog minimaal 7 jaar mee kan). Bij twijfel moet aanvrager dit door een autokeuring bij een erkend keuringsbedrijf laten vaststellen.

 

De Versis Regiotaxi

Wanneer een cliënt een probleem ervaart op het gebied van zelfredzaamheid en participatie in relatie tot het vervoer kan daarvoor gezocht worden naar een oplossing. Er wordt onderzocht in hoeverre men zelf in de vervoersbehoefte kan voorzien, hulp kan inschakelen van het eigen netwerk of gebruik kan maken van een algemene voorziening.

 

Als aan bovenstaande wordt voldaan en een cliënt zich niet meer dan 800 meter (eventueel met hulpmiddelen) zelfstandig kan verplaatsen en/of niet met het Openbaar Vervoer (OV) kan reizen, dan kan de cliënt een indicatie krijgen voor collectief vervoer in de vorm van een Wmo-vervoerspas voor de Versis Regiotaxi.

 

Bij het toekennen van een Wmo-vervoerspas wordt het maximaal aantal kilometers per jaar gesteld op:

  • a.

    2.640 km bij een normale vervoersbehoefte;

  • b.

    1.320 km als er naast de pas een indicatie is voor een andere maatwerkvoorziening voor vervoer.

De vervoersvoorziening is niet bedoeld om te reizen in het kader van een betaalde baan, dagbesteding of vervoer naar medische behandelingen. Het woon-werkverkeer valt niet onder de Wmo 2015, daarvoor blijven werkgever en werknemer gezamenlijk verantwoordelijk.

 

Alle bovenregionale vervoersdoelen vallen buiten de reikwijdte van de Wmo 2015. Daarvoor wordt door het Ministerie van VWS Valys beschikbaar gesteld. Valys is een vervoerssysteem voor bovenregionaal vervoer en valt buiten de verantwoordelijkheid van de gemeente.

 

Ad 3. Woningaanpassingen

 

Ondersteuning gericht op het wonen

De cliënt die, gezien zijn beperkingen, niet normaal gebruik kan maken van de woning waar hij zijn hoofdverblijf heeft of zal hebben, kan in aanmerking komen voor een maatwerkvoorziening gericht op het wonen. De consulent kan een maatwerkvoorziening verlenen in de vorm van een woningaanpassing of een maatwerkvoorziening ten behoeve van het zich kunnen verplaatsen in en om de woning, zoals een traplift. De maatwerkvoorziening is gericht op het opheffen of verminderen van problemen bij het normale gebruik van de woning. Onder normaal gebruik wordt verstaan dat de elementaire woonfuncties mogelijk moeten zijn: slapen, lichaamsreiniging, toiletgang, het bereiden en consumeren van voedsel en het zich verplaatsen in de woning. Voor kinderen komt daarbij het veilig kunnen spelen in de woning.

 

Primaat van verhuizen

Wanneer verhuizing de goedkoopst adequate voorziening is geldt een verhuisplicht, tenzij sociale, medische, financiële of overige factoren zich hiertegen verzetten. Als na een zorgvuldige afweging van alle belangen blijkt dat het verhuisprimaat kan worden opgelegd, is het verstrekken van een verhuiskostenvergoeding en eventuele aanpassingen in de nieuwe woning voldoende. De verhuiskostenvergoeding is uitgewerkt onder Ad 4. Andere maatregelen.

 

Zoekgebied

Afhankelijk van de sociale omstandigheden kan van de cliënt worden verwacht dat bij het toepassen van het verhuisprimaat ook buiten de gemeentegrenzen naar een geschikte woning wordt gezocht.

 

Losse woonvoorzieningen

Onder losse woonvoorzieningen wordt verstaan: woonvoorzieningen die niet nagelvast aan het huis vastzitten en dus verplaatsbaar zijn. Dit worden ook wel roerende woonvoorzieningen genoemd.

 

Bij losse woonvoorzieningen geldt het volgende:

  • Losse voorzieningen zijn vaak algemeen gebruikelijk en voorliggend op bouwkundige woonvoorzieningen.

  • Alle voorzieningen waarvan de kosten lager zijn dan € 250,00 zijn na verstrekking eigendom van de aanvrager. De aanvrager is zelf verantwoordelijk voor het onderhoud en reparatie van deze voorzieningen.

  • Als de kosten hoger zijn dan € 250,00 is de gemeente verantwoordelijk voor het onderhoud, reparatie en verzekering van de voorzieningen, mits geen sprake is van nalatigheid van de cliënt.

  • Voor alle maatwerkvoorzieningen, geleverd in de vorm van natura of in de vorm van een pgb is een eigen bijdrage verschuldigd. Als de maatwerkvoorziening gerealiseerd wordt in een woongebouw waarvan de woning van cliënt onderdeel uitmaakt en het toe- en/of doorgankelijk maken van het woongebouw betreft, is er geen eigen bijdrage verschuldigd.

Bouwkundige woonvoorzieningen

Onder bouwkundige woonvoorzieningen wordt verstaan: de voorzieningen die nagelvast aan het huis zitten.

 

Voor het aanbrengen van bouwkundige voorzieningen gelden nog de volgende voorwaarden:

  • Een locatie die bestemd is voor doelgroepen (bijvoorbeeld een woonservicelocatie) dient door de verhuurder bouwtechnisch geschikt gemaakt te worden voor de verhuur aan de doelgroep.

  • Bouwkundige nagelvaste woonvoorzieningen in natura worden eigendom van de woningeigenaar ongeacht de hoogte van de aanschafprijs van de voorziening. Het college kan een voorziening verstrekken voor keuring, onderhoud en reparatie van woonvoorzieningen. De kosten hiervoor zijn namelijk inherent aan het verstrekken van een voorziening. Wanneer de voorziening niet gekeurd, onderhouden of gerepareerd wordt, is deze immers niet compenserend.

  • Trapliften worden in bruikleen (natura) verstrekt. Deze zijn her-inzetbaar waardoor kapitaalvernietiging kan worden voorkomen.

  • Het aanbrengen van bouwkundige of woon-technische voorzieningen aan de eigen woning vanaf een bedrag van € 5.000,00 wordt beoordeeld op basis van twee of meer offertes.

  • Voor de offertes wordt uitgegaan van het programma van eisen dat door of namens het college is opgesteld.

  • De offertes worden in beginsel door de woningeigenaar opgevraagd.

  • De kostprijs van de woonvoorziening is het bedrag van de goedkoopste door de gemeente geaccepteerde offerte.

  • Kosten voor verwijderen van woningaanpassingen vallen niet onder de Wmo, tenzij het een voorziening betreft die in bruikleen is verstrekt.

Woningsanering

Wanneer sprake is van aantoonbare medische beperkingen ten gevolge van bijvoorbeeld astma of allergie waardoor vervanging van vloerbedekking of gordijnen noodzakelijk is, kan hiervoor een maatwerkvoorziening worden verstrekt. Voorwaarde is dat de allergie niet voortvloeit uit de aard van de gebruikte materialen in de woning of de bouwtechnische staat van de woning.

 

Aangetoond dient te worden dat de medische beperkingen ontstonden na het leggen van de vloerbedekking en niet al aanwezig waren ten tijde van het leggen van de vloerbedekking. Alleen als de sanering niet verwijtbaar is kan hiervoor een voorziening worden verstrekt. De gemeente zal zo nodig een extern medisch advies vragen met betrekking tot de noodzaak van de woningsanering.

 

In principe worden alleen de slaapkamer en de woonkamer gesaneerd. Woningsanering op grond van de Wmo 2015 heeft betrekking op overgordijnen in de woonkamer, overgordijnen in de slaapkamer, vitrage woon- en slaapkamer, vloerbedekking woonkamer, vloerbedekking slaapkamer.

 

Vloerbedekking vervangen vanwege rolstoel

Als het vanwege het permanente gebruik van een rolstoel nodig is om de vloerbedekking te vervangen gelden dezelfde afschrijvingsregels als bij woningsanering.

 

Ad 4. Andere maatregelen

Verhuiskostenvergoeding

Een aanvraag voor een financiële tegemoetkoming voor een verhuizing, dient beoordeeld te worden aan de hand van de individuele situatie van de cliënt. Daarbij zijn de persoonskenmerken, behoeften en financiële capaciteit van de cliënt van belang.

De verhuiskostenvergoeding bedraagt maximaal € 7.500 en is gebaseerd op de verhuiskosten en de inrichtingskosten. De inrichtingskosten zijn gebaseerd op de Nibud-normen voor stoffering.

 

Als de aanvraag verband houdt met een verhuizing van een adequate naar een inadequate woning komt cliënt niet in aanmerking voor een tegemoetkoming in de kosten van de verhuizing.

 

Verhuiskosten worden toegekend door de gemeente waar de cliënt ten tijde van de aanvraag woont.

Artikel 7. Voorwaarden en weigeringsgronden

Eerste lid

De naar objectieve maatstaven gemeten "goedkoopst compenserende" voorziening geldt als norm voor de verstrekking. Compenserend houdt in dat de voorziening haar doel moet bereiken op het gebied van zelfredzaamheid en/of participatie. Voldoen meerdere voorzieningen aan dit criterium, dan wordt de goedkoopst compenserende voorziening toegekend.

 

Derde lid, sub b.

Als de cliënt zelf een voorziening heeft gerealiseerd of geaccepteerd, heeft de cliënt de situatie op eigen kracht opgelost. Als er daarna pas een melding gedaan wordt bij de gemeente om bijvoorbeeld de kosten te verhalen, dan wijst de gemeente deze aanvraag af. Behalve als er sprake is van schriftelijke toestemming van het college of van een acute noodsituatie, waardoor het voor de cliënt dringend noodzakelijk was om deze voorziening te treffen. In dat geval geeft het college een toekenningsbeschikking af met terugwerkende kracht.

 

Derde lid, sub f.

Als te voorzien is dat zich bij een persoon bepaalde beperkingen gaan voordoen mag van hem verwacht worden dat hij daarop anticipeert en tijdig zelf de nodige maatregelen neemt om te voorkomen dat een voorziening op grond van de Wmo 2015 noodzakelijk wordt.

 

Vierde lid, sub b.

Een voorwaarde om voor een maatwerkvoorziening in aanmerking te komen is dat de cliënt zijn hoofdverblijf in de gemeente Maasdriel heeft.

 

Als de cliënt kan aantonen dat hij op korte termijn in de gemeente Maasdriel komt wonen, kan -als hij nog niet staat ingeschreven in het BRP- de melding in behandeling worden genomen.

 

Vreemdelingen die niet rechtmatig in Nederland verblijven, kunnen geen aanspraak maken op een maatwerkvoorziening. Er bestaat echter een uitzondering voor slachtoffers van huiselijk of eergerelateerd geweld (artikel 2.1 lid 1 Uitvoeringsbesluit Wmo 2015).

 

Zevende lid, sub b.

Een woonvoorziening wordt slechts verleend als de cliënt zijn hoofdverblijf heeft of zal hebben in de woonruimte waar de voorziening wordt getroffen. In uitzonderingssituaties kan er sprake zijn van twee hoofdverblijven bijvoorbeeld bij kinderen van gescheiden ouders, die in co-ouderschap door beide ouders worden opgevoed. Indien niet anders mogelijk kan worden bepaald dat twee woningen aangepast worden.

 

Zevende lid, sub c. en sub d.

In een aantal situaties zal geen sprake zijn van een resultaatsverplichting van de gemeente, omdat in die situaties sprake is van een bijzondere woonsituatie:

  • woningen die niet als zelfstandige woning dienst doen (hotels, pensions);

  • woningen die niet bedoeld zijn voor permanente bewoning (tweede woningen, vakantiewoningen, recreatiewoningen);

  • (een) verhuurde kamer of kamers;

Het treffen van woonvoorzieningen in één van bovenstaande woonvormen is in het kader van de wet niet mogelijk.

 

Zevende lid, sub e.

Er zijn situaties waarbij de cliënt verhuist van een aangepaste en/of geschikte woning naar een woning die minder of helemaal niet is aangepast/geschikt. Dit is een verhuizing van een geschikte naar een niet geschikte woning. Ook als iemand met (dreigende) beperkingen verhuist vanuit een voor hem of haar ongeschikt huis, dan verwacht het college dat hij of zij deze gelegenheid aangrijpt om naar een geschikte woning te verhuizen. Hierbij wordt ook van de cliënt verwacht dat hij of zij rekening houdt met de toekomst.

Het college heeft alleen een verantwoordelijkheid voor het aanpassen van de woning als er voor deze verhuizing een belangrijke reden bestaat en van de cliënt niet verwacht mag worden dat hij of zij zelfredzaam is in het oplossen van het probleem.

 

Zevende lid, sub g.

Er worden geen voorzieningen verleend die algemeen gebruikelijk zijn voor de cliënt in kwestie.

 

Achtste lid

Wanneer noodzakelijk kan één woning waar de cliënt regelmatig op bezoek komt (bijvoorbeeld van een ouder niet zijnde co-ouder) bezoekbaar gemaakt worden. Bezoekbaar houdt in dat de cliënt toegang heeft tot de woning, één verblijfsruimte (bijvoorbeeld de woonkamer) en het toilet. Er worden geen aanpassingen vergoed om logeren mogelijk te maken.

 

Negende lid

Maatschappelijke opvang

Het college zorgt ervoor dat de inwoner van 18 jaar en ouder, ondersteuning op maat kan krijgen in de vorm van tijdelijke (maatschappelijke) opvang. Onder maatschappelijke opvang worden de voorzieningen dag- en nachtopvang, opvang met intensieve zelfstandigheidstraining, jongerenopvang, kleinschalige opvang en woon-werktrajecten verstaan.

 

Toe- en afwijzingsgronden maatschappelijke opvang

Voor de toelating tot de maatschappelijke opvang worden de volgende algemene toelatingscriteria gehanteerd:

  • 1.

    Belanghebbende heeft de Nederlandse nationaliteit, of houdt als vreemdeling rechtmatig verblijf in de zin van artikel 8, onder a tot en met e en l, van de Vreemdelingenwet 2000;

  • 2.

    De regio Meierij en Bommelerwaard, is de regio waarbinnen de opvang van de belanghebbende het meest kansrijk is;

  • 3.

    De belanghebbende is niet in staat, zich op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk, dan wel met gebruikmaking van de algemene voorzieningen zich te handhaven in de samenleving.

Belanghebbende komt niet in aanmerking voor de opvangvoorziening indien:

  • 1.

    Belanghebbende zodanig ondersteuning nodig heeft bij het uitvoeren van alledaagse levensverrichtingen, waaronder persoonlijke verzorging en het verrichten van basale huishoudelijke taken, dat die persoon niet door de instelling begeleid kan worden;

  • 2.

    Belanghebbende een fysieke of zintuigelijke beperking heeft waardoor de opvangvoorziening niet of onvoldoende toegankelijk is;

  • 3.

    Er bij aanmelding duidelijke indicaties bestaan voor dominante verslaving of psychiatrische problematiek die niet door de instelling begeleid kan worden en / of belastend is voor het samenwonen binnen de voorziening;

  • 4.

    Belanghebbende ernstig verstandelijk beperkt is en daardoor binnen de instelling niet adequaat begeleid kan worden;

  • 5.

    Belanghebbende niet akkoord wenst te gaan met de huisregels en de verblijfsvoorwaarden van de opvanginstelling waaronder het meewerken aan een zekerheidsstelling voor de betaling van de eigen bijdrage;

  • 6.

    Belanghebbende zich (na toegang tot de voorziening) ernstig misdraagt jegens andere inwoner in de opvangvoorziening of jegens de medewerkers van de instelling.

  • 7.

    Belanghebbende de noodzaak tot ondersteuning redelijkerwijs had kunnen vermijden of deze voorzienbaar was.

Productomschrijving en specifieke aanvullende toelatingscriteria per voorziening

Er zijn diverse voorzieningen voor maatschappelijke opvang, dit zijn:

 

  • a.

    Dag- en nachtopvang.

    Er zijn geen aanvullende toelatingscriteria voor de dag- en nachtopvang. Dit is een algemene voorziening.

  • b.

    Opvang met intensieve zelfstandigheidstraining

    Uitgangspunt is een verblijf van 9 maanden waarbij verlenging mogelijk is met 3 maanden.

  • c.

    Jongerenopvang

    Uitgangspunt is een verblijf van 9 maanden waarbij verlenging mogelijk is met 3 maanden. Belanghebbende komt in aanmerking voor de jongerenopvang indien hij/zij tussen de 18 en 23 jaar is.

  • d.

    Kleinschalige opvang

    Uitgangspunt is een verblijf van 6 maanden waarbij verlening mogelijk is met 3 maanden.

  • e.

    Woon-werktrajecten

    Uitgangspunt is een verblijf van maximaal één jaar. Belanghebbende komt in aanmerking voor een woonwerktraject indien hij/zij in staat is om te werken en hier intensieve begeleiding bij nodig heeft.

Vaststelling en innen eigen bijdrage en registratie maatschappelijke opvang

De eigen bijdrage wordt vastgesteld en geïnd conform de Verordening maatschappelijke ondersteuning 2022 ‘s-Hertogenbosch.

 

Indien, gedurende het onderzoek, blijkt dat een traject in de maatschappelijke opvang mogelijk of waarschijnlijk in een andere gemeente of regio de grootste kans van slagen heeft, dan draagt de toegang het onderzoek over aan de betreffende gemeente of aan de Centrale Toegang Maatschappelijke Opvang (CTMO) in ‘s-Hertogenbosch.

 

Het onderzoek wordt zo spoedig mogelijk, maar in elk geval binnen 4 weken uitgevoerd, tenzij er redenen zijn, buiten de invloed van het college, die dit onmogelijk maken.

 

Beschermd wonen

Beschermd wonen is een voorziening voor inwoners die door hun beperking niet in staat zijn zelfstandig te leven en mogelijk een gevaar vormen voor zichzelf en anderen.

 

Criteria voor beschermd wonen

  • De inwoner heeft het nodig dat een veilige leefomgeving wordt geboden met daarbij behorend toezicht en begeleiding.

  • Er is een 24-uurs bereikbaarheid en continue dan wel snelle beschikbaarheid van ondersteuning noodzakelijk.

  • Het toezicht is gericht op de veiligheid van de inwoner die het risico loopt op (zelf) verwaarlozing of een gevaar voor zichzelf of anderen vormt.

  • De aanbieder biedt een snelle interventie bij incidenten en calamiteiten. De inwoner kan 24 uur per dag terugvallen op deskundige en bekwame medewerkers.

Binnen Beschermd Wonen bestaan zes pakketten en drie modules dagbesteding. De pakketten kunnen aangevuld worden met één van de modules dagbesteding, indien de inwoner gespecialiseerde dagbesteding nodig heeft. De gemeente besluit welk pakket wordt toegekend.

Alle pakketten en modules van beschermd wonen zijn te vinden in het productenboek van de Regionale Inkooporganisatie RIOZ.

Artikel 8. Toegang en besluit

Geen toelichting.

Artikel 9. Inhoud beschikking

Geen toelichting.

Artikel 10. Regels voor een pgb

Eerste tot en met het derde lid

 

Voorwaarden waaraan voldaan moet worden om een pgb te kunnen krijgen

  • 1.

    De cliënt dient tijdens het onderzoek een pgb-plan te overhandigen.

  • 2.

    Het pgb dient in Nederland besteed te worden. Er bestaat geen recht op pgb voor zover het is bestemd voor besteding in het buitenland, tenzij de gemeente hier vooraf expliciet toestemming voor verleent.

  • 3.

    Als de cliënt de maatwerkvoorziening in de vorm van een pgb geleverd wil hebben moet de cliënt of zijn budgetbeheerder in staat zijn om een pgb-plan te maken en een zorgverleningsovereenkomst af te sluiten met de zorgverlener.

  • 4.

    Een pgb wordt toegekend onder de voorwaarden dat:

    • a.

      de cliënt naar het oordeel van de gemeente op eigen kracht voldoende in staat is te achten tot een redelijke waardering van zijn belangen ter zake dan wel met hulp uit zijn sociale netwerk of van zijn vertegenwoordiger, in staat is te achten de aan een pgb verbonden taken op verantwoorde wijze uit te voeren;

    • b.

      de cliënt zich gemotiveerd op het standpunt stelt dat hij de maatwerkvoorziening als pgb wenst geleverd te krijgen;

    • c.

      naar het oordeel van de gemeente is gewaarborgd dat de diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen die tot de maatwerkvoorziening behoren, veilig, doeltreffend en cliëntgericht worden verstrekt.

    • d.

      de cliënt of iemand uit het netwerk van de cliënt het budgetbeheer kan uitvoeren. Een budgetbeheerder is de persoon die het geld van het pgb beheert en de administratie daarover voert voor de cliënt. Een zorgaanbieder die betaald wordt vanuit het pgb kan niet optreden als budgetbeheerder!

De budgetbeheerder is verantwoordelijk voor:

  • het inkopen van de individuele voorziening, het hulpmiddel of de hulp. In de hoogte van het pgb zitten ook de eventuele kosten van het verplichte onderhoudscontract voor de voorziening. Het bedrag is een vastgesteld maximaal bedrag van de door de gemeente aanvaarde kosten;

  • verantwoording afleggen aan de gemeente en de SVB over het pgb en de kwaliteit van de geleverde maatwerkvoorziening;

  • degene die ingeschakeld wordt voor hulp is verantwoordelijk voor het doorgeven van loongegevens aan de belastingdienst.

Voorwaarden voor het voeren van het budgetbeheer zijn:

  • regie kunnen uitoefenen in de levering van de zorg;

  • zelf kunnen bepalen wie de zorg levert en het moment waarop de zorg geleverd moet worden;

  • ondersteuning kunnen kiezen en inkopen die voor hem passend is. Dat wil zeggen passend bij zijn leefsituatie en leefstijl.

Kwaliteitseisen van dienstverlening

De gemeente stelt als voorwaarde aan de kwaliteit van zorgverlening dat:

  • 1.

    degene die uit het sociaal netwerk begeleiding of zorg verleent, die zorg en begeleiding kan verlenen naar de eisen die in het pgb-plan staan vermeld en dat de kwaliteitseisen overeenkomen met de eisen van de gemeente, waarbij de begeleiding geschikt moet zijn om het gestelde doel te behalen;

  • 2.

    de inzet van deze professionele zorgverleners aantoonbaar effectief en doelmatig is;

  • 3.

    de professionele zorgverleners die door middel van een pgb betaald worden in het bezit dienen te zijn van een gelijkwaardige kwalificatie als professionele zorgverleners die ZIN bieden.

Pgb-vaardigheid

Het college controleert niet alleen of een cliënt aan de voorwaarden van een pgb voldoet. Het controleert ook of men met een pgb kan omgaan.

Een budgethouder is pgb-vaardig als hij de volgende taken zelf kan verrichten:

 

  • 1.

    een zorgovereenkomst met een hulpverlener kunnen en durven af (te) sluiten;

  • 2.

    de hulpverlener kunnen en durven aan te spreken over de kwaliteit van de geleverde zorg;

  • 3.

    de hulpverlener kunnen en durven aan te spreken over de gemaakte afspraken; oftewel wordt er gedaan wat er is afgesproken;

  • 4.

    indien nodig vervanging van de hulpverlening te regelen; bijvoorbeeld bij ziekte van de hulpverlener;

  • 5.

    de bestedingen uit het pgb in de gaten kunnen houden (op de website van de Sociale Verzekeringsbank: verder te noemen SVB);

  • 6.

    kunnen onderbouwen welke hulp is betaald vanuit het pgb;

  • 7.

    beseffen dat er niet meer geld uitgegeven kan worden dan wat er aan pgb uitgekeerd wordt en dat indien de cliënt meer wil uitgeven hij dat uit eigen middelen moet bekostigen.

Weigeringsgronden

Het college kan een pgb kan weigeren indien:

  • a.

    de kosten voor het PGB meer bedragen dan de kosten voor de voorziening in natura;

  • b.

    het college eerder een indicatie van de betreffende cliënt heeft herzien of ingetrokken, vanwege:

    • het verstrekken van onjuiste of onvolledige gegevens waarbij de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beslissing zou hebben geleid;

    • het niet voldoen aan de aan de maatwerkvoorziening of het pgb verbonden voorwaarden;

    • het niet of voor het ander doel gebruiken van het pgb.

Artikel 11. Onderscheid formele en informele hulp

Bij het bepalen van de diverse pgb-tarieven wordt uitgegaan van het goedkoopste ZIN-tarief. Koopt men de zorg in bij een officiële organisatie dan geldt maximaal 100% van het tarief. Voor een zzp-er geldt 90% van het tarief. Daarbij geldt de voorwaarde dat de zzp-er aan dezelfde kwaliteitseisen voldoet als de zorgorganisatie. Voor informele hulp vanuit het sociale netwerk geldt een tarief van 50% van het gecontracteerde tarief. Daarbij moet het tarief wel voldoen aan de minimale eisen uit wet- en regelgeving. Pgb-tarieven voor informele hulp vanuit het sociale netwerk voor huishoudelijke hulp en voor begeleiding moeten minimaal voldoen aan de uurtarieven uit de CAO VVT. In de bijlage is een lijst toegevoegd van de geldende tarieven in 2024.

Artikel 12. Hoogte PGB

Eerste lid tot en met het zesde lid

Een pgb:

  • a.

    wordt vastgesteld aan de hand van een door de cliënt opgesteld pgb-plan over hoe hij het pgb gaat besteden, en

  • b.

    wordt berekend op basis van een prijs of tarief waarmee redelijkerwijs is verzekerd dat het pgbtoereikend is om veilige, doeltreffende en kwalitatief goede diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen die tot de maatwerkvoorziening behoren, van derden te betrekken, en wordt indien nodig aangevuld met een vergoeding voor onderhoud en verzekering, en

  • c.

    bedraagt niet meer dan de kostprijs van de in de betreffende situatie goedkoopst compenserende in de gemeente beschikbare maatwerkvoorziening in natura.

Pgb voor hulpmiddelen en woningaanpassingen

Wanneer de cliënt kiest voor een pgb voor een hulpmiddel of woningaanpassingen krijgt hij bij de beschikking een programma van eisen, waaraan de voorziening moet voldoen.

 

Pgb voor diensten door een professionele zorgverlener (een zorginstelling of een ZZP’er)

Wanneer de cliënt met de inzet van een pgb kiest voor de levering van een dienst door een professionele zorgverlener gelden de voorwaarden zoals gesteld in het programma van eisen uit het aanbestedingsdocument.

Daarnaast zorgt de professionele zorgverlener voor een ondersteuningsplan met daarin beschreven:

  • 1.

    welke kansen/mogelijkheden en ondersteuningsbehoeften de cliënt heeft en welke voorziening er wordt geboden;

  • 2.

    dat de voorziening passend is bij de doelen van de cliënt op basis waarvan de maatwerkvoorziening is afgegeven;

  • 3.

    de beoogde doelen (of subdoelen) inclusief de wijze waarop deze doelen behaald worden en binnen welke termijn;

Steekproefsgewijs controleert de gemeente of de professionele zorgverlener daadwerkelijk aan de gestelde eisen voldoet.

 

Pgb voor diensten door inzet door een informele zorgverlener

Onder een informele zorgverlener verstaat de gemeente een persoon, niet zijnde een zzp’er, freelancer, een persoon in dienst van een zorgaanbieder, die ondersteuning levert aan de cliënt. Er is sprake van een arbeidsverhouding tussen de cliënt en de zorgverlener vastgelegd in een arbeidsovereenkomst. Tot informele zorgverleners rekent de gemeente ook partners en familieleden van de cliënt die op basis van het pgb ondersteuning bieden. Er is hierbij echter geen sprake van een arbeidsverhouding tussen de cliënt en zorgverlener. Bij de vaststelling of er sprake is van een formeel of informeel tarief, geldt dat personen uit het sociaal netwerk van de cliënt worden aangemerkt als informele hulpverlener, ook als zij voldoen aan de criteria van een formele hulpverlener.

Een pgb is niet mogelijk voor ondersteuning vanuit het sociale netwerk (informele hulp) voor begeleiding individueel intensief, dagbesteding intensief en kortdurend verblijf. Voor deze complexe ondersteuningsvormen stelt de gemeente de voorwaarde dat er sprake is van professionele expertise.

 

Vervoerskosten

Wanneer medisch onderbouwd is dat de regiotaxi geen geschikte oplossing biedt, dient beoordeeld te worden of een cliënt in aanmerking komt voor een andere passende vervoersvoorziening. Deze kan bestaan uit een vergoeding voor (rolstoel)taxikosten, kosten voor vervoer met eigen auto, het aanpassen van de eigen auto of het aanleggen en gebruik van een gehandicaptenparkeerplaats. Bij de tegemoetkoming is het uitgangspunt dat deze betrekking heeft op vervoersmogelijkheden van maximaal 2.640 respectievelijk 1.320 kilometer per jaar.

 

Autoaanpassing

Een cliënt komt voor een autoaanpassing in aanmerking als blijkt dat er geen gebruik kan worden gemaakt van het openbaar vervoer en de regiotaxi en de verstrekking van de autoaanpassing de goedkoopste of enige oplossing is om het vervoersprobleem op te lossen. De maximale hoogte van het pgb wordt bepaald aan de hand van de laagst uitgebrachte offerte om de noodzakelijke aanpassingen te realiseren.

 

Parkeerplaats

Als een cliënt niet of onvoldoende gecompenseerd wordt door middel van de regiotaxi en het gebruik van een auto wel voldoende compensatie biedt, kan hij, als een gehandicaptenparkeerplaats voor hem noodzakelijk is, een vergoeding ontvangen voor de kosten en de leges voor het aanleggen van de parkeerplaats.

 

Pgb omzetten in zorg in natura (en andersom)

De cliënt kan één keer per jaar wisselen tussen het pgb en een verstrekking in natura (of andersom). Als de cliënt een voorziening in natura (bijv. scootmobiel) omgezet wil zien in een pgb wordt de voorziening ingenomen en wordt een pgb verstrekt.

 

Besteding pgb in het buitenland

Er bestaat geen recht op pgb voor zover het is bestemd voor besteding in het buitenland, tenzij het college hiervoor vooraf expliciet toestemming verleent. De cliënt dient uiterlijk 6 weken voor het verblijf in het buitenland om toestemming te vragen bij de gemeente. Als de cliënt niet tijdig aan het verblijf in het buitenland toestemming van de gemeente heeft gekregen, wordt de maatwerkvoorziening ingetrokken en eventueel wordt tot terugvordering overgegaan.

 

De gemeente kan extern advies vragen over de wenselijkheid en noodzaak van het verblijf in het buitenland. Bij verleende toestemming dient de hoogte van het pgb heroverwogen te worden. Een maximale termijn van 13 weken wordt aangehouden als termijn dat in het buitenland verbleven kan worden met een pgb. Na 13 weken wordt de beslissing voor de maatwerkvoorziening ingetrokken. De eisen uit de wet, verordening en deze beleidsregels gelden ook voor besteding van het pgb in het buitenland, denk daarbij bijvoorbeeld aan de kwaliteit van dienstverlening en verantwoording van het pgb.

 

Artikel 12, zevende lid (nadere regels)

De hoogte van het pgb in het buitenland wordt afgestemd op het land waar de cliënt tijdelijk verblijft.

De hoogte van het pgb wordt her-berekend aan de hand van de aanvaardbaarheidspercentages zoals genoemd in het Wlz-kompas persoonsgebonden budget van het Zorginstituut Nederland. Dit geldt voor materiële en immateriële voorzieningen.

 

Het recht op pgb vervalt per definitie als de cliënt geen hoofdverblijf meer heeft in de gemeente Maasdriel.

Hoofdstuk 4. Bijdrage in de kosten

Artikel 13. Bijdrage in de kosten maatwerkvoorzieningen of pgb’s en bij verordening aangewezen algemene voorzieningen

Abonnementstarief

Een cliënt is een bijdrage in de kosten verschuldigd voor een maatwerkvoorziening. Hiervoor geldt een abonnementstarief ter hoogte van het landelijk vastgestelde bedrag. Dit bedrag is verschuldigd vanaf de datum waarop de maatwerkvoorziening is toegekend. Het abonnementstarief is van toepassing op alle verstrekkingen, zolang de cliënt ervan gebruik maakt of kan maken.

 

De eigen bijdrage wordt beëindigd als de termijn van de toekenning is afgelopen of de toekenning wordt beëindigd.

 

Eigen bijdrage

Voor Maatschappelijke Opvang en Beschermd Wonen gelden andere regels. Voor Beschermd Wonen wordt de hoogte van de eigen bijdrage vastgesteld door het CAK op basis van de persoonlijke gegevens van de cliënt en het geïndiceerde leveringsbudget dat door de gemeente aan het CAK is doorgegeven.

 

Kostprijs

Het abonnementstarief is van toepassing op alle verstrekkingen, zolang de cliënt ervan gebruik maakt of kan maken. Uitzonderingen hierop zijn hulpmiddelen en woningaanpassingen, daarvoor geldt de kostprijs als maximum eigen bijdrage.

 

De eigen bijdrage wordt beëindigd als de termijn van de toekenning is afgelopen of de toekenning wordt beëindigd.

Hoofdstuk 5 Bestrijding misbruik

Artikel 14. Bestrijding oneigenlijk gebruik, misbruik en niet-gebruik van een maatwerkvoorziening

Het college gaat er van uit dat de voorzieningen op rechtmatige wijze worden ingezet en verantwoord. Zodra er signalen zijn over onrechtmatig gebruik, wordt eerst onderzocht of de cliënt uit onwetendheid heeft gehandeld. Indien nodig wordt de nodige expertise ingezet om nader onderzoek te doen.

Het college is alert op fraudesignalen en informeert cliënten vroegtijdig over hun rechten en plichten.

Artikel 15. Verrekening

Geen toelichting.

Hoofdstuk 6. Kwaliteit en veiligheid

Artikel 16. Kwaliteitseisen maatschappelijke ondersteuning

Eerste lid

Geen toelichting.

 

Tweede lid (nadere regels)

  • 1.

    De gecontracteerde aanbieder voldoet aan de kwaliteitseisen voortvloeiend uit de van toepassing zijnde wet- en regelgeving (waaronder de Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling) en aan het Aanbestedingsdocument en Programma van Eisen Wet maatschappelijke ondersteuning en Jeugdzorg van de gemeenten Maasdriel en Zaltbommel,;

Derde lid

Geen toelichting.

Artikel 17. Verhouding prijs en kwaliteit levering voorziening door derden

Geen toelichting.

Artikel 18. Meldingsregeling calamiteiten en geweld

Geen toelichting.

Hoofdstuk 7. Waardering mantelzorgers

Artikel 19. Jaarlijkse waardering mantelzorgers

Eerste lid

Mantelzorgers kunnen jaarlijks een blijk van waardering ontvangen. Per cliënt is een geldbedrag van € 100,-- per jaar beschikbaar.

Daarnaast kunnen mantelzorgers een voucher aanvragen, waarmee zij 10 uur ondersteuning kunnen inzetten bij de cliënt of bij zichzelf.

 

Tweede lid

De waardering kan door de cliënt bij de gemeente worden aangevraagd met de bedoeling dat deze het geldbedrag betaalt aan de mantelzorger(s). Dit kunnen ook mantelzorgers zijn die niet in de gemeente wonen.

De client die de mantelzorgwaardering aanvraagt, mag zelf geen mantelzorgwaardering ontvangen. Ook kan er per huisadres slechts één mantelzorgcompliment worden aangevraagd.

De mantelzorgvoucher kan door de mantelzorger worden aangevraagd bij de mantelzorgconsulenten van Welzijn Bommelerwaard.

Hoofdstuk 8. Tegemoetkoming kosten Sociaal medische kinderopvang

Artikel 20. Procedurebepalingen

  • 1.

    De aanvraag voor een tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang op grond van een sociaal medische indicatie wordt ingediend bij het college.

  • 2.

    Het college kan bepalen dat de aanvraag zoals genoemd in het voorgaande lid geschiedt met behulp van een door het college vastgesteld formulier.

  • 3.

    De aanvraag dient ondertekend te zijn door de gezaghebbende ouder(s).

  • 4.

    Alvorens te besluiten wordt tijdens een gesprek met de ouder(s) en het Gebiedsteam de leefsituatie in kaart gebracht.

  • 5.

    Zo nodig kan het college ten behoeve van de vaststelling van de noodzakelijkheid van de kinderopvang advies vragen bij een deskundige professional vanuit het medisch veld of de hulpverlening.

  • 6.

    Het college besluit op de aanvraag binnen acht weken na ontvangst van alle benodigde gegevens.

  • 7.

    Het college informeert de ouder(s) door middel van het toezenden van een beschikking.

  • 8.

    Bij toekenning kan het college periodiek een herbeoordeling verrichten.

     

Weigeringsgronden

Het college weigert de tegemoetkoming indien:

  • a)

    de aanvrager aantoonbaar zelf in kinderopvang kan voorzien of als er een andere passende voorziening is waarop een beroep kan worden gedaan;

  • b)

    er opvangmogelijkheden in het eigen sociale netwerk zijn;

  • c)

    er gebruik wordt gemaakt van opvang die niet is opgenomen in het Landelijk Register Kinderopvang;

  • d)

    de aanvrager een vreemdeling is die niet rechtmatig in Nederland verblijft en als gevolg daarvan geen aanspraak heeft op toekenning van verstrekkingen, voorzieningen en uitkeringen op grond van een beschikking van een bestuursorgaan (artikel 10 lid 1 Vreemdelingenwet 2000).

Uitgangspunten en voorwaarden

  • De ouder(s) doet al het mogelijke om de inzet van de noodzakelijke kinder- of peuteropvang zo beperkt mogelijk te houden.

  • De ouder(s) doet aan het college uit eigen beweging of op verzoek direct mededeling van alle feiten en omstandigheden waarvan redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze van invloed kunnen zijn op het recht op een tegemoetkoming.

  • Bij het bepalen van de noodzakelijke omvang van de kinder- of peuteropvang waarvoor de tegemoetkoming kan worden verleend wordt rekening gehouden met de volgende uitgangspunten:

    • o

      voor kinderen van 0 tot 2 jaar geldt een tegemoetkoming in de kosten van de kinderopvang voor maximaal 4 dagdelen per week;

    • o

      voor kinderen van 2 tot 4 jaar geldt een tegemoetkoming in de kosten van peuteropvang voor maximaal twee extra dagdelen peuteropvang naast de twee dagdelen reguliere peuteropvang;

    • o

      voor kinderen van 4 tot 13 jaar geldt een tegemoetkoming voor maximaal 10 uur per week in de kosten van opvang waarin aan de hand van een programma op gestructureerde en samenhangende wijze activiteiten worden aangeboden om de ontwikkeling van kinderen op het gebied van rekenen, taal, motoriek en de sociaal-emotionele ontwikkeling te stimuleren als er sprake is van een situatie waarin vaststaat dat de schooluren, inclusief overblijfmogelijkheden, onvoldoende ruimte bieden om rust te creëren.

  • Voor het bepalen van de hoogte van de tegemoetkoming wordt aangesloten bij het landelijk Besluit Kinderopvangtoeslag.

  • Het voorgaande lid is niet van toepassing als de ouder(s) een minimuminkomen heeft zoals bepaald in artikel 1, sub e van de Verordening maatschappelijke participatie Maasdriel. De tegemoetkoming wordt dan bepaald op de volledige uurprijs met gelijke toepassing van artikel 4 van het Besluit Kinderopvangtoeslag.

Duur van de tegemoetkoming

  • De tegemoetkoming wordt verleend voor maximaal zes maanden, waarbij de periode wordt afgestemd op de acties die worden ondernomen om de opvoed- en opgroeisituatie van het kind structureel te verbeteren. Deze termijn kan éénmalig worden verlengd met maximaal zes maanden, als de structurele oplossing nog niet behaald is.

Inhoud van de beschikking

Het besluit tot toekenning van een tegemoetkoming kinderopvang bevat in ieder geval:

  • a)

    de vaststelling van de gestelde indicatie en de motivering daarvan;

  • b)

    de ingangsdatum van de tegemoetkoming;

  • c)

    de naam en de geboortedatum van het kind, of de kinderen op wie de tegemoetkoming betrekking heeft;

  • d)

    de naam en het adres van het kindercentrum waar de kinderopvang plaatsvindt;

  • e)

    een omschrijving van een afspraak die moet leiden tot verbetering van de gezinsomstandigheden;

  • f)

    een berekening van de tegemoetkoming, uitgesplitst naar de tegemoetkoming SMI en de inkomensafhankelijke bijdrage voor de ouders/verzorgers;

  • g)

    de wijze van uitbetaling.

Hoogte tegemoetkoming en betaling

  • De kosten van kinderopvang boven de door de rijksoverheid vastgestelde maximale uur-prijzen komen niet voor vergoeding in aanmerking.

  • De kosten die door de kinderopvangorganisatie in rekening worden gebracht bij de ouder/verzorger, niet zijnde de kosten van opvang, komen niet voor vergoeding in aanmerking.

  • De tegemoetkoming wordt maandelijks betaald aan de ouder(s).

  • De ouder(s) overlegt binnen 30 dagen na afloop van de betreffende maand de factuur van het kinderopvangorganisatie.

Hoofdstuk 9. Klachten en medezeggenschap

Artikel 21. Klachtregeling

Geen toelichting.

Artikel 22. Medezeggenschap

Geen toelichting.

Artikel 23. Betrekken van ingezetenen bij het beleid

Geen toelichting.

Hoofdstuk 10. Overgangsrecht en slotbepalingen

Artikel 24. Evaluatie

Geen toelichting.

Artikel 25. Geen bepalingen

Geen toelichting.

Artikel 26. Hardheidsclausule

Geen toelichting.

Artikel 27. Intrekking oude verordening en overgangsrecht

Geen toelichting.

Artikel 28. Inwerkingtreding en citeertitel

  • Deze beleidsregels worden aangehaald als: Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning Maasdriel 2024

  • Deze beleidsregels treden in werking de dag na bekendmaking.

  • Met de inwerkingtreding van deze beleidsregels vervallen de Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning Maasdriel 2020.

Aldus vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Maasdriel in zijn vergadering van 13 februari 2024.

Het college van burgemeester en wethouders van Maasdriel,

de secretaris,

de burgemeester,

Bijlage 1: Wmo producttarieven 2024

 

Productcode

Productnaam

Eenheid

Tarief 2024, vanaf Q1

Pgb ZZP(90%)

Pgb sociaal netwerk MSD (50% en max)

01A04

Huishoudelijke hulp

uur

€ 34,80

€ 31,32

€ 19,81

02A03

Begeleiding individueel

uur

€ 55,20

€ 49,68

€ 23,20

02A05

Begeleiding individueel intensief

uur

€ 85,80

€ 77,22

uitgesloten

07A11

Dagbesteding

dagdeel

€ 45,32

€ 40,79

€ 22,66

07A13

Dagbesteding intensief

dagdeel

€ 60,03

€ 54,03

uitgesloten

04A02

Kortdurend verblijf

etmaal

€ 75,26

€ 67,73

€ 37,63

04A10

Kortdurend verblijf intensief

etmaal

€ 127,83

€ 115,05

uitgesloten

08VC1

Wmo - vervoer basis tot 10 km

etmaal

€ 14,70

€ 13,23

€ 7,35

08VC2

Wmo - vervoer basis 10 tot 20 km

etmaal

€ 25,62

€ 23,06

€ 12,81

08VC3

Wmo - vervoer basis 20 tot 40 km

etmaal

€ 35,34

€ 31,81

€ 17,67

08VC4

Wmo - vervoer basis > 40 km

etmaal

€ 49,37

€ 44,43

€ 24,69

08VR1

Wmo - vervoer rolstoel tot 10 km

etmaal

€ 23,53

€ 21,18

€ 11,77

08VR2

Wmo - vervoer rolstoel 10 tot 30 km

etmaal

€ 35,34

€ 31,81

€ 17,67

08VR3

Wmo - vervoer rolstoel 30 tot 40 km

etmaal

€ 49,37

€ 44,43

€ 24,69

08VR4

Wmo - vervoer rolstoel > 40 km

etmaal

€ 68,34

€ 61,51

€ 34,17