Organisatie | Hilvarenbeek |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening baatbelasting aardgasleiding nr. 30 |
Citeertitel | Verordening baatbelasting aardgasleiding nr. 30 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp |
Datum van ondertekening inwerkingtreding is bij benadering bepaald. De historie bij "Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen" is mogelijk niet compleet. Er kunnen wijzigingen ontbreken tussen het ontstaan van de regeling en de eerste opgenomen wijzigingen daarvan.
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-1994 | 31-12-2017 | Nieuwe regeling | 16-12-1993 Geen | 17-11-1987 |
Onder de naam van ‘Baatbelasting aardgasleiding nummer 30’ wordt ter verkrijging van een billijke bijdrage in de ten laste van de gemeente blijvende kosten van het tot stand brengen van een aardgasvoorziening, een belasting geheven van de op de bij deze verordening behorende, gewaarmerkte kaart, geheel of gedeeltelijk binnen de rode omlijning gelegen gebouwde onroerende goederen, die door de aanleg van de aardgasvoorziening zijn gebaat en die zijn gelegen aan de Tilburgseweg, de Kleine Voort, de Grote Voort en de Goirlesedijk.
De grondslag, waarnaar de belasting wordt geheven, is het aantal gebouwde onroerende goederen of gedeelten daarvan, welke op de in artikel 1 bedoelde aardgasvoorziening zijn of kunnen worden aangesloten.
De belasting voor de in artikel 1 bedoelde gebouwde onroerende goederen bedraagt f..127,22 per gebouwd onroerend goed per belastingjaar.
De belasting wordt niet geheven ter zake van gebouwde onroerende goederen of gedeelten daarvan, behorende bij en in gebruik zijnde met een ander gebouwd onroerend goed dat reeds in de belasting is betrokken, voorzover de eerstgenoemde gebouwde onroerende goederen, naar de omstandigheden beoordeeld, dienstbaar zijn aan dat andere gebouwd onroerend goed of een gedeelte daarvan.
Op aanvraag van de belastingplichtige wordt de belasting ineens geheven naar een bedrag, dat gelijk is aan de contante waarde van de belastingbedragen die geheven zouden zijn – beoordeeld naar de omstandigheden bij het begin van het belastingjaar, waarin de aanvraag wordt gedaan – voor elk van de nog aan te vangen belastingjaren.
Het college van burgemeester en wethouders kan bepalen dat voor de toezending of uitreiking van aanslagbiljetten ingevolge artikel 8, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 (Stb. 221) voor de betrokken in artikel 212, tweede lid, van de Gemeentewet bedoelde gemeenteambtenaren, een andere gemeenteambtenaar in de plaats treedt.
Artikel 8b Nakoming van verplichtingen
De verplichtingen bedoeld in de artikelen 47, 50 en 51 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (Stb. 1959, 301) en in de artikelen 58 en 61 van de Invorderingswet 1990 gelden mede jegens de door burgemeester en wethouders aangewezen ambtenaren der gemeentelijke belastingen.
Artikel 9 Vrijstelling invorderingsrente bij uitstel van betaling
Ingeval op de voet van artikel 25 van de Invorderingswet 1990 uitstel van betaling is verleend, wordt geen invorderingsrente in rekening gebracht, indien deze voor alle op één aanslagbiljet vermelde aanslagen, gerekend over de volledige looptijd van het genoten uitstel, in totaal een bedrag van f. 50,00 niet te boven gaat.