Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Hilvarenbeek

Verordening baatbelasting aardgasleiding nr. 27

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieHilvarenbeek
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening baatbelasting aardgasleiding nr. 27
CiteertitelVerordening baatbelasting aardgasleiding nr. 27
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Datum van ondertekening inwerkingtreding is bij benadering bepaald. De historie bij "Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen" is mogelijk niet compleet. Er kunnen wijzigingen ontbreken tussen het ontstaan van de reeling en de eerste opgenomen wijzigingen daarvan.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Gemeentewet, art. 272 onder b
  2. Gemeentewet, art. 273a
  3. Algemene Wet inzake Rijksbelastingen
  4. Invorderingswet
  5. Algemene wet bestuursrecht

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-199431-12-2014art. 5, 7

16-12-1993

Geen

23-11-1993

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening baatbelasting aardgasleiding nr. 27

De raad der gemeente Hilvarenbeek;gezien het voorstel van Burgemeester en Wethouders van 3 januari 1984;gelet op de artikelen 272, letter b en 273 a van de gemeentewet alsmede de bepalingen van de Algemene Wet inzake Rijksbelastingen en de Invorderingswet;b e s l u i t;a.in te trekken zijn besluit van 24 februari 1983 tot het invoeren van een baatbelasting en het vaststellen van een verordening op de heffing van een baatbelasting aardgasleiding nr. 27;b.in te voeren een baatbelasting betrekking hebbend op de uitbreiding van het aardgasnet in de Klein Westerwijksestraat en daartoevast te stellen de navolgende “VERORDENING OP DE HEFFING VAN EEN BAATBELASTING AARDGASLEIDING NR. 27”.

Artikel 1 Aard der belasting

Onder de naam van “Baatbelasting Aardgasleiding nummer 27” wordt ter verkrijging van een billijke bijdrage in de ten laste van de gemeente komende kosten van het tot stand brengen van een aardgasvoorziening, een belasting geheven van de op de bij deze verordening behorende en gewaarmerkte kaart met rode kleur omlijnde gebouwde onroerende goederen, die door de aanleg van die aardgasvoorziening zijn gebaat, en die zijn gelegen aan de Klein Westerwijksestraat.

Artikel 2 Belastingplichtigen

  • 1

    De belasting wordt geheven van degene, die van de onroerende goederen als bedoeld in artikel 1 het genot heeft krachtens zakelijk recht.

  • 2

    Voor de toepassing van het eerste lid wordt als genothebbende krachtens zakelijk recht aangemerkt hij die bij het begin van het belastingjaar als zodanig bij het kadaster bekend staat, tenzij blijkt dat op dat tijdstip een ander de genothebbende krachtens zakelijk recht was.

  • 3

    Indien met betrekking tot het onroerend goed meer dan één genothebbende krachtens zakelijk recht kan worden aangewezen wordt de aanslag gesteld ten name van een van hen met de toevoeging van de afkorting “c.s.”.

Artikel 3 Grondslag

Gebouwde onroerende goederen die gelegen zijn in het in artikel 1 genoemd gebied en die gebaat zijn bij de aangelegde aardgasvoorziening, zijn belastbaar.

Artikel 4 Tarief

De belasting wordt geheven naar een bijdrage van 85% van de jaarlijkse lasten voortvloeiende uit de aanleg van de aardgasvoorziening. Zij bedraagt jaarlijks voor de gebouwde onroerende goederen gelegen in het in artikel 1 omschreven gebied f. 173,66 per gebouwd onroerend goed.

Artikel 5 Afkoop

  • 1

    Op aanvraag van de belastingplichtige wordt de belasting ineens geheven naar een bedrag, dat gelijk is aan de contante waarde van de belastingbedragen welke geheven zouden zijn – beoordeeld naar de omstandigheden bij het begin van het belastingjaar, waarin de aanvraag wordt gedaan – voor elk van de nog aan te vangen belastingjaren.

  • 2

    De contante waarde, bedoeld in het vorige lid, wordt berekend naar een rente van 10% per jaar.

  • 3

    Een aanvraag, als in het eerste lid bedoeld, moet voor 1 mei van het belastingjaar schriftelijk bij Burgemeester en Wethouders worden ingediend.

Artikel 6  

  • 1

    Het belastingjaar loopt van 1 januari tot en met 31 december

  • 2

    De belasting wordt geheven gedurende de belastingjaren 1985 tot en met 2014.

Artikel 7 Wijze van heffing

De belasting wordt geheven bij wege van aanslag.

Artikel 7a  

Het college van burgemeester en wethouders kan bepalen dat voor de toezending of uitreiking van aanslagbiljetten ingevolge artikel 8, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 (Stb. 221) voor de betrokken in artikel 212, tweede lid, van de Gemeentewet bedoelde gemeenteambtenaren, een andere gemeenteambtenaar in plaats treedt.

Artikel 7b Nakoming van verplichtingen

De verplichtingen bedoeld in de artikelen 47, 50 en 51 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (Stb. 1959, 301) en in de artikelen 58 en 61 van de Invorderingswet 1990 geleden mede jegens de door burgemeester en wethouders aangewezen ambtenaren der gemeentelijke belastingen.

Artikel 7c Machtiging tot overdracht van bevoegdheden

  • 1

    Het college van burgemeester en wethouders is bevoegd tot het verlenen van schriftelijke toestemming met betrekking tot het verdagen van de beschikking op bezwaarschrift voor ten hoogste een jaar.

  • 2

    Het college van burgemeester en wethouders kan een of meer gemeenteambtenaren aanwijzen die in zijn plaats treden met betrekking tot de uitvoering van enige wettelijke bepaling betreffende de heffing en de invordering van de belastingen.

Artikel 8 Vrijstelling invorderingsrente bij uitstel van betaling

Ingeval op de voet van artikel 25 van de Invorderingswet 1990 uitstel van betaling is verleend, wordt geen invorderingsrente in rekening gebracht, indien deze voor alle op één aanslagbiljet vermelde aanslagen, gerekend over de volledige looptijd van het genoten uitstel, in totaal een bedrag van f 50,00 niet te boven gaat.

Artikel 9  

Deze verordening treedt in werking op de eerste dag volgende op die waarop de kennisgeving van de Koninklijke goedkeuring is ontvangen met dien verstande dat de belasting wordt geheven met ingang van het op 1 januari 1985 aangevangen belastingjaar.

Aldus vastgesteld in zijn openbare vergadering van 26 januari 1984.De raad voornoemd,de secretaris,                            de voorzitter,