Organisatie | Krimpen aan den IJssel |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsregels gratis openbaar vervoer voor minima Krimpen aan den IJssel 2024 |
Citeertitel | Beleidsregels gratis openbaar vervoer voor minima Krimpen aan den IJssel 2024 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp |
Geen
Onbekend
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-03-2024 | nieuwe regeling | 20-02-2024 |
Krimpen aan den IJssel, 20 februari 2024.
Het college van burgemeester en wethouders,
de secretaris,
Mr. A. Boele
de burgemeester,
J.J. Luteijn
Het Gratis Openbaar Vervoer voor minima is een inkomensondersteunende regeling voor inwoners van Krimpen aan den IJssel met een laag inkomen, met als doel om het participeren in de samenleving van inwoners met een laag inkomen te bevorderen.
Openbaar vervoer heeft een prijskaartje. Hoewel de tarieven op zichzelf geen belemmering hoeven te vormen, zal een regelmatig gebruik wel merkbaar zijn in het budget, zeker voor belanghebbenden met een laag inkomen. Voor hen is daarom gratis openbaar vervoer beschikbaar.
In dit artikel is een aantal begrippen gedefinieerd. Wanneer een begrip niet is gedefinieerd, dient te worden teruggevallen op hetgeen hieronder in de Participatiewet en de Algemene wet bestuursrecht wordt verstaan.
Het college besluit met welke middelen (inkomen en vermogen) rekening wordt gehouden. Vermogen wordt in deze beleidsregels niet in ogenschouw genomen (artikel 3 lid 8).
Zo kan het college besluiten bepaalde middelen (bijvoorbeeld kinderbijslag, huurtoeslag, bepaalde
heffingskortingen van de Belastingdienst, etc.) die bij de Participatiewet buiten beschouwing worden gelaten, wel in aanmerking te nemen bij de verstrekking van het gratis openbaar vervoer voor minima.
In dit artikel is geregeld welke inkomensbestanddelen meetellen. Het uitgangspunt is dat wat inkomen is bij de Participatiewet dit ook is voor het gratis openbaar vervoer voor minima. Het tegenovergestelde geldt dus ook. Wat geen inkomen is voor de Participatiewet is dat ook niet voor het gratis openbaar vervoer voor minima.
Het college bepaalt in deze beleidsregels een peilmaand. De kalendermaand voorafgaand aan de maand van de aanvraag gratis openbaar vervoer voor minima is de peilmaand. Over die maand wordt er getoetst aan het inkomen.
Uiteraard kan waar deze regel ongunstig uitpakt, individueel maatwerk worden geleverd. Ook de aanvrager kan een andere peilmaand verzoeken als aangetoond wordt dat de peilmaand niet representatief is voor het inkomen.
Voor de aanvraag gratis openbaar vervoer voor minima is een apart aanvraagformulier gemaakt. Om de aanvraag goed te kunnen beoordelen zal de aanvrager verschillende gegevens moeten overleggen.
Al enige jaren beschikt het college over gratis openbaar vervoer voor 67-plussers. Dit is een regeling met andere vervoerders en wordt per 1 maart 2024 opgezegd. Wel vallen al deze personen onder de inkomenseis van deze beleidsregels. Daarom worden de zogenaamde meedoepassen van deze groep ambtshalve omgezet naar het gratis openbaar vervoer voor minima.
In dit artikel staat een omschrijving van de doelgroep voor het gratis openbaar vervoer voor minima. Deze regeling staat open voor alleenstaanden en gezinnen met een laag inkomen. Dat wil zeggen een inkomen tot 130% van de bijstandsuitkeringen.
Bij de toets op het inkomen wordt gekeken naar het netto inkomen exclusief vakantietoeslag. Dit, omdat de bijstandsnormen ook netto zijn.
Verder is geregeld dat het college, net als bij de reguliere bijzondere bijstand, het inkomen afzet tegen de ‘volle uitkeringsnormen’ in de Participatiewet. Dus niet tegen de kostendelersnorm.
Voor personen die zijn toegelaten tot het minnelijk schuldsaneringstraject (Msnp) of de Wet schuldsanering natuurlijke personen (Wsnp) kan verondersteld worden dat zij een laag inkomen hebben. Het is dan niet nodig verder onderzoek te doen naar de samenstelling en de hoogte van het inkomen.
Bij de toelichting op artikel 1 is hier al aandacht aan besteed.
In dit lid is, net als bij de reguliere bijzondere bijstand, opgenomen dat de norm van de alleenstaande ouder wordt vermeerderd met het bedrag van de alleenstaande ouderkop van het kindgebonden budget (2024: € 290,- per maand). Hiermee wordt het inkomen van de alleenstaande ouder afgezet tegen een hoger normbedrag.
Als sprake is van een belanghebbende jonger dan 21 jaar die uitwonend is (niet bij zijn/haar ouders woont), dan moet het inkomen voor de uitwonende jongere niet alleen tegen de landelijke norm afgezet worden, maar ook tegen de aanvullende bijzondere bijstand levensonderhoud. Daarvoor gelden de Beleidsregels aanvullende bijzondere bijstand levensonderhoud voor jongeren.
In dit lid wordt beschreven in welke situaties een bepaald inkomen niet in ogenschouw wordt genomen. Bijvoorbeeld bij beslag op het inkomen. De belanghebbende heeft dan (soms) wel een hoger inkomen, doch kan niet over dit (hogere) inkomen beschikken.
Daarnaast is in dit lid opgenomen dat voor de bepaling van het inkomen rekening wordt gehouden met buitengewone lasten. Het kenmerk hiervan is dat zij een dwingend karakter hebben en onvermijdelijk zijn. Bijvoorbeeld de alimentatieverplichting. Het is niet de bedoeling om rekening te houden met individuele extra kosten die een huishouden moet maken of het gemis aan toeslagen. Dergelijke kosten dienen beoordeeld te worden via de individuele bijzondere bijstand.
Een groot vermogen zal in de meeste situaties bij belanghebbenden met een laag inkomen niet aan de orde zijn. Daarom wordt in deze beleidsregels opgenomen dat het vermogen buiten beschouwing wordt gelaten. Bovendien zal het inzetten van vermogen, soms gebonden in een woning, niet heel rendabel zijn voor een relatief ‘goedkoop’ product als gratis openbaar vervoer.
Belanghebbenden die al via een andere regeling gratis (openbaar) vervoer hebben, komen niet in aanmerking voor gratis openbaar vervoer voor minima.
Artikel 4 Gebruik vrij reizen product
Dit product is specifiek voor dit project van de gemeente Krimpen aan den IJssel aangemaakt in het OV chipkaartsysteem. En kan alleen worden gebruikt in het vervoersgebied van de vervoerder (RET) en ook wordt verzorgd door de vervoerder.
Het vrij reizen is geldig na 9.00 uur ’s ochtends op weekdagen en in het weekend en op feestdagen de gehele dag op alle lijnen van de RET. Het gratis openbaar vervoer voor minima is niet geldig voor het BOB-busnet en het Randstad-Railtraject Berkel Westpolder tot en met Den Haag Centraal.
De kosten vergoedt het college rechtstreeks aan de vervoerder. De aanvrager krijgt dus geen geld of betaling.
De opdracht voor vrij reizen wordt aan de aanvrager, na toekenning, afgegeven met een zogenaamd ophaalbericht.
Het ophaalbericht dient ter voorkoming van misbruik. De RET neemt het ophaalbericht in, waardoor het niet mogelijk is om nog een tweede OV-chipkaart met de gratis-optie te laden.
De gratis-optie kan om technische redenen alleen worden geladen bij een Servicepunt. Deze bevinden zich op de metrostations Zuidplein, Beurs, Rotterdam Centraal en Spijkenisse Centrum.
Het vrij reizen product is beschikbaar vanaf de datum die in de beschikking van het college is opgenomen. Echter, de aanvrager (deelnemer) dient het vrij reizen product zelf te activeren. Het activeren zal dus altijd later plaatsvinden dan de datum die in de beschikking wordt genoemd. Het is niet mogelijk de reiskosten gelegen tussen de in de beschikking genoemde datum en de datum van activeren te declareren.
De aanvrager / deelnemer dient wijzigingen in zijn gezins- / woonsituatie en inkomen door te geven. Dit kan tussentijds leiden tot een beëindiging van het vrij reizen product.
Voldoet de deelnemer niet meer aan de voorwaarden voor deelname aan het gratis openbaar vervoer voor minima, dan dient het vrij reizen product beëindigd te worden. Dit gebeurt per de eerste van de volgende maand waarin de wijziging plaatsvindt. In deze gevallen zal een bericht naar de RET gaan met het verzoek om het vrij reizen product te deactiveren.
Iedere 12 maanden zal er een toets moeten plaatsvinden of de deelnemer nog aan de voorwaarden voor deelname aan het gratis openbaar vervoer voor minima voldoet. Dit kan door de aanvrager / deelnemer documenten te laten overleggen of door een interne toets, bijvoorbeeld door een controle in de BRP en Suwinet.
De deelnemer zelf of een gezinslid kan het vrij reizen product activeren. De ophaalbrief en OV-chipkaart van het gezinslid moeten dan wel worden meegenomen.
Mocht de deelnemer ten tijde van de aanvraag niet in bezit zijn van een persoonlijke OV chipkaart, dan dient de deelnemer deze zelf aan te vragen bij OV-chipkaart.
De kosten van een persoonlijke OV chipkaart dient de deelnemer zelf te betalen. Een persoonlijke OV-chipkaart kost - eenmalig - € 7,50 en is 5 jaar geldig. De “gratis-optie” openbaar vervoer is slechts te laden op een persoonlijke OV-chipkaart.
Ook bij verlies of diefstal zijn de kosten van een nieuwe persoonlijke OV chipkaart voor rekening van de deelnemer.
Thans wordt er gewerkt aan de opvolger van de OV-chipkaart: ‘OVPay’. Waarschijnlijk kan op OVPay ook een abonnement, zoals gratis openbaar vervoer, geactiveerd worden. Mocht OVPay of een andere vorm de opvolger van de OV-chipkaart worden, ook dan dient de aanschaf en vervanging door de deelnemer zelf betaald te worden.