Organisatie | Veiligheidsregio Zeeland |
---|---|
Organisatietype | Regionaal samenwerkingsorgaan |
Officiële naam regeling | Financiële verordening Veiligheidsregio Zeeland 2023 (artikel 212 gemeentewet) |
Citeertitel | Financiële Verordening VRZ 2023 |
Vastgesteld door | algemeen bestuur |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp |
Deze regeling vervangt de Financiële verordening art. 212 VRZ 2018.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
28-02-2024 | 01-01-2023 | nieuwe regeling | 15-12-2023 |
Artikel 2 Planning & Control cyclus
De Planning & Control cyclus van VRZ bestaat uit de volgende onderdelen:
Artikel 3. Doorkijk naar volgend begrotingsjaar
Het Dagelijks Bestuur biedt, indien noodzakelijk, voor 31 december van jaar T aan het Algemeen Bestuur een nota aan met een voorstel voor het (nieuw) beleid inclusief financiële gevolgen voor het begrotingsjaar T + 2.
Artikel 5. Autorisatie begroting en investeringskredieten
Voor een investering waarvan het investeringskrediet niet met het vaststellen van de begroting is geautoriseerd, legt het Dagelijks Bestuur voorafgaand aan het aangaan van verplichtingen een investeringsvoorstel met een voorstel voor het vaststellen van een investeringskrediet aan het Algemeen Bestuur voor. Bij investeringen groter dan € 100.000 informeert het Dagelijks Bestuur het Algemeen Bestuur in het voorstel over het effect van de investering op de schuldpositie van VRZ.
Artikel 6. Tussentijdse rapportages
Als het Rijk VRZ bericht dat alle decentrale overheden samen het collectieve aandeel van decentrale overheden in het EMU-tekort, bedoeld in artikel 3, zesde lid, van de Wet houdbare overheidsfinanciën, hebben overschreden, informeert het Dagelijks Bestuur het Algemeen Bestuur of een aanpassing van de begroting nodig is. Als het Dagelijks Bestuur een aanpassing nodig acht, doet het Dagelijks Bestuur een voorstel voor het wijzigen van de begroting.
Artikel 9. Verantwoordings- en rapportagegrens rechtmatigheidsverantwoording
In de rechtmatigheidsverantwoording bij de jaarrekening rapporteert het Dagelijks Bestuur aan het Algemeen Bestuur over afwijkingen met een verantwoordingsgrens van 3% van de totale lasten van VRZ, inclusief de dotaties aan de reserves als het gaat om reguliere afwijkingen. De grens van 3% betreft zowel fouten als onduidelijkheden. Fouten en onduidelijkheden worden niet bij elkaar opgeteld.
Artikel 10. Voorwaardencriterium
Het voorwaardencriterium is het criterium van rechtmatigheid, dat betrekking heeft op de eisen die worden gesteld bij de uitvoering van de financiële beheershandelingen. De eisen/voorwaarden zijn afkomstig uit diverse wet- en regelgeving en hebben betrekking op aspecten als doelgroep, termijn, grondslag, administratieve bepalingen, normbedragen, bevoegdheden, bewijsstukken, recht, hoogte en duur.
Het Dagelijks Bestuur biedt het Algemeen Bestuur jaarlijks tijdens de eerste vergadering van het betreffende jaar ter vaststelling een normenkader rechtmatigheid over het betreffende boekjaar aan. Dit kader bestaat uit alle relevante (interne) wet- en regelgeving waaruit financiële beheershandelingen kunnen voortvloeien.
Artikel 11. Begrotingscriterium
Het begrotingscriterium is een criterium van rechtmatigheid dat betrekking heeft op de grenzen van de baten en lasten in de door het Algemeen Bestuur geautoriseerde begroting van exploitatie en investeringskredieten en de hiermee samenhangende programma’s, waarbinnen de financiële beheershandelingen tot stand moeten zijn gekomen;
Bij investeringsprojecten wordt de begrotingsrechtmatigheid beoordeeld op het niveau van het totaal beschikbaar gestelde (meerjarig) kredietbedrag per investering. Een overschrijding van het jaarbudget, passend binnen het totaal bedrag van het meerjarig investeringskrediet , wordt daarmee als rechtmatig beschouwd.
Begrotingsonrechtmatigheden die passen binnen het bestaande beleid van het Algemeen Bestuur, worden opgenomen in de rechtmatigheidsverantwoording (voor zover de verantwoordingsgrens voor afzonderlijke fouten of onduidelijkheden is overschreden), maar worden niet nader toegelicht in de paragraaf bedrijfsvoering.
Artikel 14. Investeren, waardering en afschrijving vaste activa
Indien de investering vertraging oploopt of versnelt wordt uitgevoerd, blijft het investeringsbudget intact en beschikbaar over de jaargrens heen, zolang het beschikbare budget niet wordt overschreden. Het Algemeen Bestuur wordt hiervan in kennis gesteld middels de bestuursrapportage/ begrotingswijziging en/of jaarverslag.
Artikel 16. Kostprijsberekening
Voor de toerekening van de overheadkosten worden de overheadkosten die kunnen worden toegerekend aan activiteiten welke geheel of deels worden bekostigd met een specifieke uitkering of subsidie, binnen het taakveld overhead apart geadministreerd en in de desbetreffende verantwoordingen over de besteding toegerekend aan die activiteiten (integrale toerekening van kosten)
Artikel 19. Weerstandsvermogen en risicobeheersing
Het Dagelijks Bestuur neemt in de paragraaf weerstandsvermogen en risicobeheersing van de begroting en de jaarstukken inzicht in de risico’s van materieel belang en maakt een inschatting van de kans dat deze risico’s zich voordoen. Hierbij wordt tevens de weerstandscapaciteit inzichtelijk gemaakt en wordt aangegeven in hoeverre schade en verliezen als gevolg van de risico's van materieel belang opgevangen kunnen worden.
Het Dagelijks Bestuur neemt in de paragraaf financiering van de begroting en de jaarstukken de verplichte onderdelen op grond van artikel 13 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten op.
Het Dagelijks Bestuur nemen in de paragraaf bedrijfsvoering van de begroting en de jaarstukken naast de verplichte onderdelen op grond van artikel 14 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten in ieder geval op:
Artikel 23. Verbonden partijen
Het Dagelijks Bestuur neemt in de paragraaf verbonden partijen van de begroting en de jaarstukken de verplichte onderdelen op grond van artikel 15 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten op. Tevens een overzicht van de samenwerkingsverbanden onder fiscale Kosten Gemene Rekening. Hierbij worden ook de relevante en actuele ontwikkelingen vermeld.
De inrichting en de werking van de (financiële) administratie voldoet aan het BBV en andere relevante wetgeving, zodat kan worden voldaan aan het verstrekken van informatie aan het Rijk, de Provincie en de Europese Unie, alsmede aan andere instellingen die specifieke verantwoordingsverplichtingen hebben opgelegd aan de VRZ.
Artikel 25. Financiële organisatie
Het Dagelijks Bestuur draagt in ieder geval zorg voor:
Het Dagelijks Bestuur draagt zorg voor de jaarlijkse interne toetsing van de getrouwheid van de informatieverstrekking en de rechtmatigheid van de (financiële) beheershandelingen. Bij afwijkingen rapporteert het Dagelijks Bestuur daarover in de rechtmatigheidsverantwoording. Daarnaast informeert het Dagelijks Bestuur het Algemeen Bestuur over genomen maatregelen tot herstel en verbetering van de tekortkomingen.
Voor de interne toetsing, zoals genoemd in lid 1, wordt vierjaarlijks onder verantwoordelijkheid van de concerncontroller een strategisch intern controleplan opgesteld met jaarlijks daarvan afgeleid een jaarlijks uitvoeringsplan. In het controleplan is vermeld welke processen worden gecontroleerd en met welke periodiciteit, en op welke wijze wordt gerapporteerd over de bevindingen.
Aldus vastgesteld in de openbare bestuursvergadering van 15 december 2023.
Voorzitter van het Algemeen Bestuur,
H.J.A. van Merrienboer
Secretaris van het Algemeen Bestuur,
J. Gaemers
De Financiële Verordening is gewijzigd als gevolg van de volgende ontwikkelingen:
De wijziging van de Wet Gemeenschappelijke regeling waardoor ook de gemeenschappelijke regeling VRZ hierop wordt aangepast. Naar verwachting zal dit zijn beslag krijgen in 2024. Indien mogelijk en niet in strijd met de huidige vigerende gemeenschappelijke regling VRZ zijn de nieuwe ontwikkelingen in deze verordening verwerkt
De Financiële Verordening (artikel 212 gemeentewet) heeft haar basis in artikel 212, eerste lid, van de gemeentewet, waarin is opgenomen dat het Algemeen Bestuur bij verordening de uitgangspunten voor het financiële beleid vaststelt, en daarnaast de uitgangspunten voor het financiële beheer en voor de inrichting van de financiële organisatie. Deze verordening waarborgt dat aan de eisen van rechtmatigheid, verantwoording en controle wordt voldaan. Deze verordening geeft daarnaast de vrije ruimte nader aan, die VRZ heeft bij de inrichting van het eigen financieel beleid, beheer en organisatie en de rechtmatigheid.
Ad A. Nieuwe ontwikkeling: rechtmatigheidsverantwoording door het Dagelijks Bestuur
Vanaf boekjaar 2023 neemt het Dagelijks Bestuur een rechtmatigheidsverantwoording op in de jaarrekening. Deze verantwoording is een standaardmodel dat bij wet is vastgelegd en het geeft inzicht in hoeverre VRZ rechtmatig heeft gehandeld. Waar de accountant voorheen een oordeel vormde over de getrouwheid én rechtmatigheid van de jaarverslaggeving, beperkt de accountant zich nu tot een oordeel over het getrouwe beeld van de jaarrekening (inclusief de rechtmatigheidsverantwoording). De accountant geeft vanaf dit moment dus geen afzonderlijk oordeel meer over de rechtmatigheid.
Met de invoering van de rechtmatigheidsverantwoording toetst de accountant uitsluitend of de jaarrekening getrouw is, maar toetst daarbij ook of de rechtmatigheidsverantwoording dat is. Dit betekent onder meer dat afwijkingen van rechtmatigheid (voor zover deze niet tevens van invloed zijn op het getrouwe beeld), geen invloed hebben op de strekking van de controleverklaring. Hierdoor kan het bijvoorbeeld voorkomen dat er omvangrijke afwijkingen van rechtmatigheid opgenomen zijn in de rechtmatigheidsverantwoording van het Dagelijks Bestuur, terwijl de strekking van de controleverklaring toch goedkeurend is, omdat de omvangrijke rechtmatigheidsfouten getrouw opgenomen zijn in de rechtmatigheidsverantwoording.
De invoering van de rechtmatigheidsverantwoording is mede bedoeld om het gesprek te ondersteunen tussen het Algemeen Bestuur en het Dagelijks Bestuur, over de (financiële) rechtmatigheid. Het doel hiervan is om de kaderstellende en controlerende rol van het Algemeen Bestuur op dit vlak te versterken. Het is daarnaast de verwachting dat dit een kwaliteitsimpuls zal geven aan de interne processen en beheersing, zodat het Dagelijks Bestuur kan steunen op een adequaat functionerend systeem. Ook is de verwachting dat er meer vooruitgekeken gaat worden naar het oplossen van onrechtmatigheden, omdat het Dagelijks Bestuur ook beheersmaatregelen moeten formuleren Zie ook de toelichting bij artikel 6a.
Enkel die bepalingen die verdere toelichting behoeven, worden hieronder nader toegelicht.
Artikel 3 Doorkijk naar volgend begrotingsjaar
Het Algemeen Bestuur stelt vooraf aan het opstellen van de begroting een nota vast, waarin de hoofdlijnen voor het (nieuwe) beleid met de financiële gevolgen daaruit zijn opgenomen. De kaders geven richting aan het Dagelijks Bestuur voor het opstellen van de begroting en de meerjarenraming.
Artikel 4. Kaders begroting en meerjarenraming
Artikel 4 biedt de kaders voor het opstellen van de begroting en de meerjarenraming. Hierin staat een aantal uitgangspunten die het Dagelijks Bestuur bij het opstellen van deze stukken in acht moeten nemen. Dit is in aanvulling op de bepalingen van de artikelen 189 en 193 van de gemeentewet en het BBV.
In dit lid is bepaald dat in de begroting een post onvoorzien van minimaal € 50.000 wordt opgenomen. Zie artikel 8, eerste lid, onder e, van het BBV.
Artikel 5. Autorisatie begroting en investeringskredieten
Op grond van artikel 189 van de gemeentewet berust het budgetrecht bij het Algemeen Bestuur. Het Algemeen Bestuur neemt uiteindelijk de beslissing welke bedragen hij voor taken en activiteiten op de begroting beschikbaar stelt. Gedurende het begrotingsjaar kan het Algemeen Bestuur op grond van artikel 192 van de gemeentewet besluiten nemen voor het wijzigen van de begroting. De VRZ kan slechts uitgaven doen voor de bedragen die hiervoor op de begroting zijn gebracht (artikel 189, derde lid, van de gemeentewet). Het Algemeen Bestuur kan kiezen op welk niveau hij budgetten beschikbaar stelt. Autorisatie door het Algemeen Bestuur van de baten en de lasten vindt plaats op het niveau van de programma's.
Meestal komen gedurende het begrotingsjaar nieuwe investeringsvoornemens op tafel, die bij het opstellen van de begroting niet waren voorzien. Het zesde lid regelt de autorisatie van de investeringskredieten anders dan bij vaststelling van de begroting. Het gaat hier dus ook om investeringen die pas in de loop van het begrotingsjaar worden voorzien. Daarbij draagt dit lid aan het Dagelijks Bestuur op bij grote investeringen aan te geven wat het effect is op de schuldpositie van de VRZ.
In het derde lid worden afspraken tussen het Dagelijks Bestuur en het Algemeen Bestuur over verschuivingen van uitgaven tussen jaarschijven in een investeringsbudget vastgelegd (Kadernota rechtmatigheid 2023, augustus 2021), conform het advies van de commissie BBV.].
De kadernota rechtmatigheid 2023 van de commissie BBV vermeldt een aantal opties met betrekking tot budgetoverheveling tussen begrotingsjaren en rechtmatigheid.
Het Dagelijks Bestuur geeft uitvoering aan de door het Algemeen Bestuur vastgestelde begroting en de, in aanvulling daarop, gedurende het jaar vastgestelde beleids- en begrotingsaanpassingen. In de praktijk wijkt de werkelijke besteding af van de in de begroting opgenomen bedragen. Het komt regelmatig voor dat deze afwijkingen worden veroorzaakt doordat activiteiten, waarvoor het Algemeen Bestuur geld beschikbaar heeft gesteld, nog niet (geheel) zijn uitgevoerd. Dit leidt dan tot een voordelig saldo ten opzichte van de begroting. De activiteiten worden in het volgende begrotingsjaar (verder) uitgevoerd.
Om geschetste problematiek rechtmatig op te lossen zijn vier opties mogelijk:
Indien de budgethouder/het Dagelijks Bestuur op basis van interne managementrapportages een goede inschatting kan maken van het bedrag dat moet worden overgeheveld, dan kan hij/zij het Algemeen Bestuur verzoeken het overgebleven bedrag via een begrotingswijziging toe te voegen aan een bestemmingsreserve (bijvoorbeeld ‘nog uit te voeren werkzaamheden’). Over de vorming van de bestemmingsreserve moet in overeenstemming met de Gemeentewet door het Algemeen Bestuur zijn besloten uiterlijk 31 december van het betreffende begrotingsjaar. Voor een rechtmatige aanwending in het nieuwe jaar van de overgehevelde middelen moet de begroting van het nieuwe jaar op de ‘overheveling’ worden aangepast (begrotingswijziging nieuw jaar door Algemeen Bestuur vastgesteld)
Uit bovenstaande blijkt dat het besluit tot instelling van de bestemmingsreserve voor 31 december van het betreffende begrotingsjaar moet zijn besloten. Het gaat hier omhet totaal overschot in één bestemmingsreserve bv nog uit te voeren werkzaamheden
Het Algemeen Bestuur neemt het besluit dat bij het niet volledig besteden van specifieke budgetten een bestemmingsreserve mag worden gevormd waaruit in een volgend jaar deze specifieke lasten kunnen worden gedekt. Het is een min of meer generiek besluit waarbij de specifieke budgetten worden benoemd. Het is aan het Algemeen Bestuur om een dergelijk besluit voor één of meerdere jaren te nemen. Ook bij deze optie geldt dat voor een rechtmatige aanwending in het nieuwe jaar van de overgehevelde middelen, de begroting van het nieuwe jaar op de ‘overheveling’ moet zijn aangepast (begrotingswijziging nieuw jaar door Algemeen Bestuur vastgesteld)
Uit bovenstaande blijkt dat dit besluit tot instelling van een bestemmingsreserve moet zijn genomen voor 31 december van het betreffende begrotingsjaar. Besluit is dan voor welke overschotten/ budgetten een bestemmingsreserve worden benoemd.
Indien het Algemeen Bestuur niet vóór 31 december heeft besloten de bedragen over te hevelen, leiden de niet bestede middelen als gevolg van achterstand in de uitvoering tot een voordelig effect op het jaarresultaat van de jaarrekening. Het Algemeen Bestuur kan in het begin van het nieuwe begrotingsjaar het besluit nemen de niet uitgevoerde werkzaamheden van het vorige begrotingsjaar alsnog uit te voeren in het huidige begrotingsjaar en de lasten (al dan niet in eerste instantie) te dekken uit de algemene reserve of te dekken uit het budget van het nieuwe begrotingsjaar. Bij deze optie informeert het Dagelijks Bestuur het Algemeen Bestuur dus vóóraf en dus zo snel mogelijk over de noodzakelijk geachte ‘overheveling’ van activiteiten, en wordt voor een formeel rechtmatige uitvoering van die activiteiten in het nieuwe jaar het Algemeen Bestuur gevraagd dat via besluitvorming in de vorm van een begrotingswijziging te bekrachtigen.
Dat laatste alleen indien dekking uit algemene reserve plaatsvindt. Niet als wordt gedekt uit het budget voor het nieuwe begrotingsjaar.
Een laatste mogelijkheid is om de uitvoering van de ‘overgehevelde’ activiteiten en bijhorende lasten gewoon ten laste van de exploitatie in het nieuwe jaar te verantwoorden. Bij de vaststelling van de jaarrekening van het oude jaar en de daarbij behorende resultaatbestemming stemt het Algemeen Bestuur op grond van een geactualiseerde uitvoeringsplanning vervolgens in met het overhevelen van de niet aangewende middelen als gevolg van nog niet uitgevoerde activiteiten naar het nieuwe begrotingsjaar. (PS> In Zeeland heeft de VZG bepaald dat voorstellen tot resultaatbestemming voor zienswijzen langs de raden moeten worden gebracht met minimaal 12 weken zienswijzenperiode indien geen toevoeging van het overschot aan algemene reserve maar aan bestemmingsreserve plaatsvindt) In formele zin worden er dan in het begin van het nieuwe begrotingsjaar activiteiten uitgevoerd en budgetten van het afgesloten jaar naar het nieuwe begrotingsjaar overgeheveld zonder dat daar vooraf voor dat jaar toestemming is gegeven door het Algemeen Bestuur. Anderzijds zijn het wel activiteiten die passen binnen het beleid van het Algemeen Bestuur.
Het is raadzaam afspraken voortkomend uit een van de hierboven genoemde opties vast te leggen in bijvoorbeeld de financiële verordening ex artikel 212 Gemeentewet. Gekozen is in de financiële verordening (artikel 5 lid 4) om de optie bij de tussentijdse bestuursrapportage/ begrotingswijzigingen aan het bestuur voor te leggen.
Artikel 6. Tussentijdse rapportages
De tussentijdse rapportages zijn een belangrijk onderdeel van de planning- en controlcyclus voor het Algemeen Bestuur. Op basis van tussentijdse rapportages wordt het Algemeen Bestuur geïnformeerd over de uitputting van budgetten en investeringskredieten en de voortgang van de uitvoering van het beleid. De Vereniging van Zeeuwse Gemeenten heeft namens haar leden aangegeven maximaal twee tussentijdse rapportages (met bijbehorende begrotingswijzigingen), t/m maart en/ of t/m mei te willen ontvangen voor de gemeenteraden. Indien geen (relevante) afwijkingen voorkomen ten opzichte van de beleidsbegroting, is geen bestuurlijke rapportage voor de gemeenteraden vereist. Deze periode is kort (vrij kort aan het begin van het nieuwe jaar) qua informatievoorziening/ prognosemogelijkheden voor de rest van het jaar. Dat betekent dat de informatiewaarde minder nauwkeurig is dan een tussentijdse rapportage later in het jaar.
De Vereniging van Zeeuwse Gemeenten heeft besloten tot de volgende aangepaste Zeeuwse afspraak voor bestemming van het jaarresultaat, die aansluit bij het proces van de begroting:
Het uitgangspunt is dat een positief jaarrekeningresultaat wordt toegevoegd aan de algemene reserve van de gemeenschappelijke regeling.
Indien de algemene reserve blijft voldoen aan VZG-richtlijn reservevorming (<5%), dan wordt geen zienswijze gevraagd.
Indien de algemene reserve hiermee boven de VZG-richtlijn reservevorming uitkomt, dan wordt wel een zienswijze gevraagd.
Artikel 9 Uitgangspunten rechtmatigheidsverantwoording
Bij de verantwoording over rechtmatigheid wordt gekeken naar negen criteria. Het Dagelijks Bestuur legt verantwoording af over alle negen criteria in de jaarrekening. Zie Kadernota rechtmatigheid 2023, augustus 2021, blz. 9 e.v. voor de criteria en bijbehorende toelichting. De eerste zes criteria zijn niet opgenomen in de rechtmatigheidsverantwoording. Deze betreffen verantwoording met betrekking tot getrouwheid en rechtmatigheid. Ze komen tot uitdrukking in de balans en het overzicht van baten en lasten. Dit zijn het calculatiecriterium, valuteringcriterium, adresseringscriterium, volledigheidscriterium, aanvaardbaarheidscriterium en leveringscriterium.
Daarnaast is er een aantal criteria waarbij de verantwoording specifiek gaat over rechtmatigheid. Deze komen wel tot uitdrukking in de rechtmatigheidsverantwoording:
In relatie tot de invoering van de rechtmatigheidsverantwoording is in het eerste lid opgenomen dat het Algemeen Bestuur bij aanvang van iedere beleidsperiode vaststelt op welke wijze hij door middel van de paragraaf bedrijfsvoering van de begroting en de jaarstukken geïnformeerd wil worden over rechtmatigheid (Kadernota rechtmatigheid 2023, augustus 2021).
In het tweede lid stelt het Algemeen Bestuur de verantwoordingsgrens vast, waarboven het Dagelijks Bestuur moeten rapporteren aan het Algemeen Bestuur (Kadernota rechtmatigheid 2023, augustus 2021). Deze grens moet tussen 0 en 3% liggen van de totale lasten van de VRZ, inclusief de dotaties aan de reserves. Het Algemeen Bestuur heeft in oktober 2020 voor de eerste maal deze grens vastgesteld, lopend t/m boekjaar 2025.
In artikel 14 van het BBV staat welke informatie de paragraaf bedrijfsvoering van de begroting en de jaarstukken in elk geval moet bevatten. In dit artikel is de aanvullende informatievraag van het Algemeen Bestuur voor deze paragraaf gedefinieerd.
In verband met de invoering van de rechtmatigheidsverantwoording heeft de paragraaf bedrijfsvoering van de begroting en jaarstukken ook een grotere rol gekregen. De commissie BBV doet hierover een aantal stellige uitspraken:
Overigens adviseert de commissie BBV ook om afspraken te maken tussen het Algemeen Bestuur en het Dagelijks Bestuur over de wijze waarop met niet financiële onrechtmatigheden wordt omgegaan. Daarnaast adviseert de commissie BBV om geconstateerde fraude door eigen medewerkers toe te lichten in de paragraaf bedrijfsvoering Voor dit laatste wordt niet gekozen gezien het feit dat dit slechts marginaal voorkomt en mede gezien de omvang van de organisatie waardoor eventuele fraudes snel tot personen herleidbaar zijn
De accountant toetst jaarlijks of de jaarrekening een getrouw beeld geeft van de jaarlijkse financiën. Het eerste lid draagt het Dagelijks Bestuur op maatregelen te treffen, zodat gedurende het jaar of vooraf aan de accountantscontrole de VRZ zelf nagaat of de cijfers in de administraties een getrouw beeld geven en of de financiële beheers handelingen die aan de baten, de lasten en de balansmutaties ten grondslag liggen, rechtmatig (zijn) verlopen.
Het tweede lid bepaalt, dat het Dagelijks Bestuur maatregelen treft, zodat wordt gecontroleerd of de administratie van materiële bezittingen zoals gebouwen, voertuigen, computers, voorraden en de administratie van het financieel vermogen zoals aandelen en overeenkomsten van leningen, geldmiddelen, debiteurenvorderingen e.d. overeenkomen met hetgeen de VRZ daadwerkelijk bezit.