Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Wassenaar

Beleidsregels Re-integratie en Participatie Participatiewet gemeente Wassenaar 2024

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieWassenaar
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidsregels Re-integratie en Participatie Participatiewet gemeente Wassenaar 2024
CiteertitelBeleidsregels re-integratie en participatie Participatiewet gemeente Wassenaar 2024
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling vervangt de Beleidsregels re-integratie Participatiewet gemeente Wassenaar 2017.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Participatiewet
  2. Re-integratie en participatieverordening Participatiewet Wassenaar 2023
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

23-02-202401-07-2023nieuwe regeling

06-02-2024

gmb-2024-83644

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsregels Re-integratie en Participatie Participatiewet gemeente Wassenaar 2024

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Wassenaar;

 

Gelet op de Participatiewet, het Besluit bijstandsverlening zelfstandigen en de Re-integratie- en Participatieverordening Participatiewet gemeente Wassenaar 2023;

 

Besluit vast te stellen de volgende Beleidsregels Re-integratie en Participatie Participatiewet gemeente Wassenaar 2024.

 

Paragraaf 1 – Algemene bepalingen

 

Artikel 1 – Begrippen

  • verordening: Re-integratie- en Participatieverordening Participatiewet gemeente Wassenaar 2023;

  • wet: Participatiewet;

  • begrippen die in deze beleidsregels worden gebruikt en niet nader zijn omschreven, hebben dezelfde betekenis als in de wet en de verordening.

Paragraaf 2 - Voorzieningen

 

Artikel 2 - Leerwerkplek

Voorwaarden en duur van de voorziening:

  • a.

    de leerwerkplek heeft een maximale duur van 3 maanden en kan eenmalig worden verlengd met maximaal 3 maanden, als dat naar alle waarschijnlijkheid een duurzame en betaalde aanstelling tot gevolg heeft;

  • b.

    de werkzaamheden zijn primair gericht op ontwikkeling en in mindere mate of geheel niet op productieve arbeid;

  • c.

    de nadruk ligt op lerend werken in een bovenformatieve functie;

  • d.

    de werkgever is in staat en bereid aan uitkeringsgerechtigde de noodzakelijke begeleiding te bieden;

  • e.

    er hoeft bij de werkgever geen intentie te bestaan om de uitkeringsgerechtigde in dienst te nemen maar wel om hem het vak te leren en/of werknemersvaardigheden te laten ontwikkelen; en

  • f.

    de werkgever heeft ten behoeve van de uitkeringsgerechtigde een aansprakelijkheids- en ongevallenverzekering afgesloten.

Artikel 3 - Scholing

  • 1.

    Bij het overwegen van het verstrekken van een scholingstraject als bedoeld in artikel 7 van de verordening, neemt het college het volgende in overweging:

    • a.

      De opleiding of cursus voldoet aan de eisen genoemd in artikel 7 lid 2 van de verordening.

    • b.

      De opleiding of cursus mag op geen enkele wijze eventuele reeds opgelegde re-integratie verplichtingen doorkruisen of belemmeren.

    • c.

      Bij de beoordeling van de noodzaak van de scholing wordt rekening gehouden met de voor belanghebbende geldende kortste weg naar (duurzame) arbeid, zijn/haar arbeids- en opleidingsverleden en de duur van de werkloosheid.

    • d.

      Bij de beoordeling van de opleiding of cursus wordt in aanmerking genomen of deze gericht is op een kansrijke sector in de arbeidsmarkt.

    • e.

      Voor de scholing die wordt aangeboden geldt dat de goedkoopst passende scholingsmogelijkheid moet worden benut.

  • 2.

    Als de belanghebbende door ernstig verwijtbare handelingen de opleiding of cursus moet staken of niet succesvol afrondt, kan het totale bedrag aan betaalde en nog openstaande kosten worden teruggevorderd.

Artikel 4 - Vrijlating inkomen

  • 1.

    Het college kan belanghebbenden een inkomensvrijlating toekennen toe op grond van artikel 31 lid 2, onder n van de Participatiewet.

  • 2.

    Deze vrijlating wordt niet toegekend indien:

    • a.

      De inkomsten worden verkregen uit arbeid in verband met een verloningstraject; of

    • b.

      Het niet legale inkomsten betreft; of

    • c.

      De belanghebbende binnen de afgelopen twee jaar al zes maanden een inkomstenvrijlating heeft ontvangen.

  • 3.

    Aan personen uit de doelgroep loonkostensubsidie kan nadat de inkomensvrijlating zoals genoemd in artikel 31 lid 2, onder n van de Participatiewet is toegekend, vervolgens een vrijlating zoals genoemd in artikel 31 lid 2, onder z en aa van de Participatiewet worden toegekend.

  • 4.

    Aan alleenstaande ouders kan nadat de inkomensvrijlating zoals genoemd in artikel 31 lid 2, onder n van de Participatiewet is toegekend, vervolgens een vrijlating zoals genoemd in artikel 31 lid 2, onder r van de Participatiewet worden toegekend.

Artikel 5 - Persoonsgebonden re-integratiebudget

  • 1.

    Het persoonsgebonden re-integratiebudget wordt alleen toegekend indien het college van oordeel is dat de toekenning van het persoonsgebonden budget bijdraagt aan een vergroting van de kans op arbeidsinschakeling die de kosten van de betreffende activiteiten voldoende rechtvaardigen.

  • 2.

    Het persoonsgebonden re-integratiebudget bedraagt maximaal € 5.000. Dit bedrag is inclusief btw, en inclusief alle bijkomende kosten, waaronder reiskosten.

  • 3.

    Het persoonsgebonden re-integratiebudget wordt in principe in natura uitgekeerd aan de inwoner; de betaling gaat dus via de aanbieder.

Artikel 6 - Onkostenvergoeding reiskosten

  • 1.

    Reiskosten worden vergoed voor reizen die worden afgelegd naar re-integratietrajecten als de reisafstand minimaal 10 kilometer is (enkele reis). Het bedrijf waarbij het re-integratietraject wordt gevolgd, draagt in principe zorg voor de reiskosten vergoeding.

  • 2.

    Reiskosten worden niet vergoed voor periodieke of incidentele afspraken met de consulent van de gemeente.

  • 3.

    De reiskostenvergoeding wordt toegekend op basis van openbaar vervoer. Hierbij wordt de goedkoopste, meest adequate vervoerswijze vergoed, zo mogelijk op basis van abonnementskosten.

  • 4.

    Wanneer het redelijkerwijs niet te verwachten is dat belanghebbende met het openbaar vervoer naar zijn re-integratie activiteit reist, vergoedt het college € 0,22 per kilometer enkele reis, ongeacht de wijze van vervoer.

Artikel 7 - Vergoeding kinderopvang en overige onkosten

  • 1.

    Een tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang kan worden toegekend voor zover deze kosten noodzakelijk worden geacht voor de re-integratie en niet (volledig) kunnen worden vergoed uit een voorliggende voorziening. Indien belanghebbende geen of niet volledig aanvraag doet op een voorliggende voorziening, wordt er geen tegemoetkoming verstrekt door het college, tenzij dit naar oordeel van het college tot een onwenselijke situatie leidt. In dit geval wordt een maatwerkoplossing gezocht.

  • 2.

    Belanghebbende dient desgevraagd bewijsstukken te overleggen van de kosten kinderopvang en van de aanspraak op voorliggende voorzieningen.

  • 3.

    Overige kosten worden slechts vergoed indien en voor zover de kosten noodzakelijk zijn voor de re-integratie. Het college bepaalt op welke wijze de belanghebbende de kosten dient aan te tonen.

  • 4.

    Een tegemoetkoming kinderopvang en vergoedingen van overige onkosten worden waar mogelijk direct aan de aanbieder overgemaakt.

Artikel 8 - Uitstroompremie

De premie zoals bedoeld in artikel 14 van de verordening bedraagt € 750,00. De betaling van de uitstroompremie geschiedt eenmalig na overleg van de loonstrook over de 6e maand van het dienstverband, binnen de door het college gestelde termijn.

 

Paragraaf 3 - Overig

 

Artikel 9 - Ontheffing van arbeidsplicht en participatieplicht

  • 1.

    De beslissing van de gemeente om op grond van dringende redenen over te gaan tot ontheffing van de arbeidsplicht zoals bedoeld in artikel 9, eerste lid, onder a, van de wet of de verplichting tot het verrichten van maatschappelijke participatie naar vermogen zoals bedoeld in artikel 9, eerste lid, onderdeel c, van de wet is maatwerk. Het college maakt een afweging op basis van belastbaarheid en belasting.

  • 2.

    Gebruikelijke hulp zoals bedoeld in artikel 1.1.1, eerste lid van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 kan niet leiden tot ontheffing zoals bedoeld in het eerste lid.

  • 3.

    De ontheffing zoals bedoeld in het eerste lid duurt maximaal drie jaar, waarna een herbeoordeling plaatsvindt.

Artikel 10 – Perspectiefaanbod en maatschappelijke participatie

  • 1.

    Maatschappelijke participatie die belanghebbenden zelf vormgeven, zoals bedoeld in artikel 16 lid 1 van de verordening, kan bestaan uit:

    • a.

      door het college redelijkerwijs noodzakelijk geachte mantelzorg;

    • b.

      vrijwilligerswerk; of

    • c.

      andere naar het oordeel van het college maatschappelijk relevant geachte activiteiten.

  • 2.

    Bij het aanbieden van een perspectiefaanbod zoals bedoeld in artikel 16 van de verordening, houdt het college rekening met de volgende factoren:

    • a.

      Het perspectiefaanbod moet passen binnen de mogelijkheden en kwaliteiten van de belanghebbende;

    • b.

      Persoonlijke wensen en voorkeuren van de belanghebbende moeten in overweging worden genomen.

  • 3.

    Het perspectiefaanbod omvat activiteiten die:

    • a.

      naar zijn aard niet zijn gericht op toeleiding tot de arbeidsmarkt;

    • b.

      worden verricht naast of in aanvulling op reguliere arbeid in de organisatie waarin ze worden verricht; en

    • c.

      niet leiden tot verdringing.

Artikel 11 - Participatieplicht

  • 1.

    In artikel 16 lid 5 van de verordening is geregeld dat als de individuele omstandigheden er naar oordeel van het college om vragen, het college de belanghebbende via de participatieplicht maatschappelijke participatie kan opleggen. Hiervoor geldt het volgende:

    • a.

      De participatieplicht wordt pas opgelegd als de belanghebbende ondanks herhaald aanbieden van het perspectiefaanbod zoals bedoeld in artikel 15 van de verordening, weigert een vorm van maatschappelijke participatie uit te voeren.

    • b.

      Voor de via de participatieplicht opgelegde activiteiten gelden dezelfde voorwaarden als genoemd in artikel 10 lid 3 van deze beleidsregel.

    • c.

      De participatieplicht wordt opgelegd met als doel om belanghebbende op de lange termijn zelf te motiveren maatschappelijke activiteiten uit te voeren.

  • 2.

    Duur en omvang van de participatieplicht zijn individueel maatwerk.

Artikel 12 - Begeleid werken in het kader van de Wet sociale werkvoorzieningen (Wsw)

  • 1.

    Mensen die al op 31 december 2014 op basis van de Wsw Begeleid Werken werken, houden garantie op een baan wanneer het contract Begeleid Werken buiten hun toedoen wordt beëindigd. Ze worden dan met voorrang opnieuw aangemeld bij de sociale werkvoorziening. Bij voorkeur wordt de medewerker bemiddeld naar een dienstverband op basis van Begeleid Werken en als dat niet lukt in dienst genomen middels een reguliere arbeidsovereenkomst Wsw.

  • 2.

    Mensen met een Wsw-dienstbetrekking worden ook na ingang van de Participatiewet per 1 januari 2015 gestimuleerd om een Begeleid Werken dienstbetrekking te accepteren. Om dit te bevorderen wordt gegarandeerd dat deze personen weer in dienst genomen worden op basis van een Wsw-dienstbetrekking, wanneer de Begeleid Werken dienstbetrekking vanwege onvrijwillige werkloosheid eindigt.

  • 3.

    Overeenkomstig de regeling van voor de inwerkingtreding van de Participatiewet, zullen de bij de nieuwe functie horende arbeidsvoorwaarden (incl. salaris op basis van het minimumloon) van toepassing zijn. Men heeft in dit geval geen recht of garantie op salaris en arbeidsvoorwaarden, zoals die bij de vorige functie van toepassing waren.

Artikel 13 - Verhuizing

  • 1.

    Bij verhuizing naar een andere gemeente binnen de arbeidsmarktregio Zuid-Holland Centraal (Zoetermeer, Pijnacker-Nootdorp, Lansingerland, Leidschendam-Voorburg, Voorschoten, Wassenaar) of de arbeidsmarktregio Haaglanden (Den Haag, Delft, Rijswijk, Midden-Delfland, Westland) blijft de belanghebbende zoveel mogelijk het afgesproken traject volgen. De trajectkosten zijn voor rekening van de vertrekgemeente. Dat geldt ook voor eventuele kosten voor kinderopvang die vergoed worden voor de duur van het traject, voor zover de kinderopvang ongewijzigd wordt voortgezet en de andere nieuwe gemeente deze kosten niet vergoedt.

  • 2.

    De regie over de re-integratie- of participatietrajecten van de belanghebbende wordt in de situatie in het eerste lid overgedragen aan de nieuwe woongemeente.

 

Paragraaf 4 - Slotbepalingen

 

Artikel 14 - Ten onrechte verkregen vergoedingen

Wanneer blijkt dat een re-integratievergoeding, in welke vorm dan ook geheel of gedeeltelijk ten onrechte is verstrekt, kan het college bepalen deze kosten als onverschuldigde betaling zoals genoemd in art 6.203 BW terug te vorderen.

Artikel 15 - Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van een belanghebbende afwijken van de bepalingen in deze beleidsregels, indien strikte toepassing ervan tot onbillijkheden van zwaarwegende aard zou leiden.

Artikel 16 - Inwerkintreding

Deze beleidsregels treden in werking op de dag na die van bekendmaking en werken terug tot 1 juli 2023.

Artikel 17 – Intrekken oude beleidsregels

De Beleidsregels re-integratie Participatiewet gemeente Wassenaar 2017 worden ingetrokken per de datum van de bekendmaking van deze beleidsregels.

Artikel 18 - Citeertitel

Deze beleidsregels worden aangehaald als: Beleidsregels re-integratie en participatie Participatiewet gemeente Wassenaar 2024.

 

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 2 - Leerwerkplek

Een leerwerkplek geeft belanghebbende de mogelijkheid werkervaring op te doen. Het verschil met de proefplaatsing zoals in de verordening genoemd, is dat bij een proefplaats de werkgever de intentie heeft de werknemer na afloop van de plaatsing in dienst te nemen. Bij een leerwerkplek hoeft die intentie niet aanwezig te zijn.

 

Dit artikel regelt de belangrijkste voorwaarden waaronder een leerwerkplek kan worden ingezet.

 

Artikel 3 - Scholing

Een scholingstraject is bij uitstek maatwerk. Daarom zijn de in lid 1 genoemde aanvullende voorwaarden aan scholing algemeen gelaten. Sub b regelt dat een eventueel toegekende scholing de bestaande re-integratie verplichtingen niet mag doorkruisen of belemmeren. Sub c geeft enkele handvaten voor het beoordelen van de noodzaak van scholing: het moet passen bij het verleden en de mogelijkheden van de inwoner. Sub d voegt hieraan toe dat ook de mogelijkheden die de scholing op de arbeidsmarkt bieden in aanmerking moeten worden genomen. Dit betekent dat het college eerder een scholingstraject zal vergoeden voor een rol waarop een tekort op de arbeidsmarkt is. Dit is echter altijd een afweging met de kwaliteiten, motivatie en arbeidsverleden van de inwoner. Sub e, tenslotte, regelt dat de goedkoopst passende scholingsmogelijkheid wordt gebruikt. Dit is niet altijd de goedkoopste, maar de goedkoopst passende. Het gaat hier dus om een kosten-baten afweging van de kwaliteit en kosten van de opleiding, waarbij wederom ook de mogelijkheden en wensen van de inwoner in aanmerking worden genomen.

 

Artikel 4 - Vrijlating inkomen

Het college past een inkomensvrijlating toe als dit bijdraagt aan de arbeidsinschakeling van belanghebbende. De termijn en de hoogte van de vrijlating is geregeld in landelijke wetgeving.

 

Lid 2 sub c regelt dat de vrijlating niet wordt toegekend als de belanghebbende al 6 maanden in de afgelopen 2 jaar gebruik heeft gemaakt van de vrijlating. Hierbij is het niet van belang of dit dezelfde of een andere uitkeringsperiode betreft.

 

Lid 3 en lid 4 geven aan dat de belanghebbende na afloop van de algemene vrijlating, eventueel recht kan hebben op andere vrijlating als het inkomsten vanuit loonkostensubsidie betreft (lid 3), of als belanghebbende een alleenstaande ouder is (lid 4).

 

Artikel 5 - Persoonsgebonden re-integratiebudget

Het college kan een persoonsgebonden re-integratiebudget toekennen als dit bijdraagt aan het vergroten van de kans op arbeidsinschakeling. In lid 3 is opgenomen dat het persoonsgebonden re-integratiebudget maximaal € 5.000, - bedraagt en inclusief alle bijkomende kosten is. Lid 3 bepaalt dat de met het persoonsgebonden re-integratiebudget ingekochte trajecten in principe in natura worden aangeboden aan de inwoner. Dit wil zeggen dat de inwoner niet het budget zelf ontvangt, maar direct gebruik kan maken van de ingekochte activiteiten. Rekeningen worden door uitvoeringsorganisaties ingediend bij de gemeente en vanuit het persoonsgebonden re-integratiebudget betaald.

 

Artikel 6 - Onkostenvergoeding reiskosten

Reiskosten worden vergoed voor reizen die belanghebbende moet afleggen om deel te nemen aan een re-integratietraject dat plaatsvindt op meer dan 10 kilometer reisafstand enkele reis. Reiskosten die worden gemaakt voor een afspraak met de consulent Werk van de gemeente komen niet in aanmerking voor een vergoeding. Re-integratietrajecten worden inclusief reiskostenvergoeding door de gemeente ingekocht. Dit betekent dat de reiskostenvergoeding wordt uitgevoerd door het bedrijf waar belanghebbende het re-integratietraject volgt. De vergoeding is gelijk aan de kosten voor het openbaar vervoer. Hiervan kan worden afgeweken indien belanghebbende niet in staat is met het openbaar vervoer te reizen. In dat geval bedraagt de vergoeding € 0,22 per kilometer enkele reis.

 

Artikel 7 – Vergoeding kinderopvang en overige onkosten

Het college kan kosten voor kinderopvang vergoeden. Lid 1 bepaalt dat deze door het college alleen worden vergoed als kinderopvang noodzakelijk is voor de re-integratie en de kosten niet uit andere voorliggende voorzieningen kan worden vergoed. Belanghebbende dient bewijstukken van de kosten van de kinderopvang en van de aanspraak op voorliggende voorzieningen te overleggen.

 

Lid 3 bepaalt dat er naast kosten voor de kinderopvang ook andere kosten vergoed kunnen worden. Dit is alleen het geval indien deze kosten noodzakelijk zijn voor de re-integratie. Het college bepaalt op welke manier de gemaakte kosten moeten worden aangetoond.

 

Artikel 8 - Uitstroompremie

Een uitstroompremie kan door het college worden toegekend aan een persoon die langdurig werkloos is geweest, duurzaam uitstroomt naar regulier werk en daardoor geen recht meer heeft op bijstand. In de re-integratieverordening Participatiewet is de doelgroep bepaald. De uitstroompremie wordt in 1 termijn uitbetaald en de hoogte bedraagt voor iedereen die behoort tot de doelgroep € 750,-.

 

Artikel 9 - Ontheffing van arbeidsplicht en participatieplicht

Ontheffing van de arbeidsverplichting of de verplichting tot het leveren van een tegenprestatie kan worden toegekend indien er sprake is van dringende redenen. Dit is maatwerk. Lid 1 bepaalt dat het college hiervoor een afweging maakt op basis van belastbaarheid en belasting. De ontheffing duurt maximaal drie jaar.

 

Artikel 10 - Perspectiefaanbod en maatschappelijke participatie

Het perspectiefaanbod en de mogelijkheden rondom maatschappelijke participatie worden in dit artikel omschreven. Deze mogelijkheden, in combinatie met de participatieplicht die in artikel 11 is geregeld, moeten als getrapt worden gezien:

  • 1.

    De belanghebbende krijgt zelf de mogelijkheid zijn of haar maatschappelijke participatie vorm te geven. Mogelijkheden hiertoe staan in artikel 10 lid 1 genoemd.

  • 2.

    Als belanghebbende hier ondersteuning bij nodig heeft, doet college een perspectiefaanbod aan de belanghebbende. Lid 2 en 3 van artikel 10 regelen waar het college rekening mee houdt bij het doen van dit perspectiefaanbod.

  • 3.

    De in artikel 11 omschreven participatieplicht wordt alleen opgelegd als belanghebbende, ondanks dat deze duidelijk wel capaciteiten heeft om de participeren en herhaalde pogingen van college om de belanghebbende te motiveren, geen gebruik maakt van het perspectiefaanbod.

Artikel 11 – Participatieplicht

Dit artikel regelt de voorwaarden van het opleggen van de participatieplicht. Van belang hierbij is dat deze enkel wordt opgelegd wanneer de in artikel 10 omschreven mogelijkheden tot perspectiefaanbod zonder succes zijn aangeboden. Het doel van de participatieplicht is om belanghebbende op de lange termijn zelf te motiveren maatschappelijke activiteiten uit te voeren. Duur en omvang van de plicht zijn individueel maatwerk.

 

Artikel 12 - Begeleid werken in het kader van de Wet sociale werkvoorziening (Wsw)

Om mensen met een Wsw-dienstbetrekking te stimuleren een Begeleid Werken dienstbetrekking te accepteren, geeft de Participatiewet gemeenten de mogelijkheid om een terugkeergarantie aan te bieden. Het bieden van de terugkeergarantie heeft geen financiële nadelen heeft voor de gemeenten.

 

Artikel 13 - Verhuizing

Bij verhuizing naar een andere gemeente binnen de arbeidsmarktregio Zuid-Holland Centraal (Zoetermeer, Pijnacker-Nootdorp, Lansingerland, Leidschendam-Voorburg, Voorschoten, Wassenaar) of Haaglanden (Den Haag, Delft, Rijswijk, Midden-Delfland, Westland) blijft de belanghebbende zoveel mogelijk het afgesproken traject volgen. De trajectkosten zijn voor rekening van de vertrekgemeente. De regie over het traject wordt overgenomen door de nieuwe woongemeente.