Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Schouwen-Duiveland

Verordening rechtspositie raads- en commissieleden gemeente Schouwen-Duiveland 2024

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieSchouwen-Duiveland
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening rechtspositie raads- en commissieleden gemeente Schouwen-Duiveland 2024
Citeertitel
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. hoofdstuk VI van de Gemeentewet
  2. hoofdstuk 3 van het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

14-02-202401-01-202414-02-2024wijziging regeling

21-12-2023

gmb-2024-83199

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening rechtspositie raads- en commissieleden gemeente Schouwen-Duiveland 2024

De raad van de gemeente Schouwen-Duiveland;

 

 

gezien het gelijknamige griffievoorstel d.d. 13 december 2023;

 

overwegende dat de verordening rechtspositie raads- en commissieleden Schouwen-Duiveland 2019 als gevolg van het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers en de Rechtspositieregelingen decentrale politieke ambtsdragers geactualiseerd dient te worden;

 

gelet op de artikelen 95, eerste en tweede lid, 96, eerste en tweede lid, en 97, 98, 99 van de Gemeentewet en de artikelen 3.1.1, vijfde lid, 3.1.3, eerste lid, 3.1.4, eerste lid, 3.1.8, eerste lid, 3.1.9, eerste lid, 3.3.2, 3.3.3, tweede lid, 3.4.1, eerste lid, en 3.4.2 en 3.3.8 van het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers;

 

besluit vast te stellen:

 

Verordening rechtspositie raads- en commissieleden gemeente Schouwen-Duiveland 2024.

 

 

Artikel 1 Definitiebepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

a. commissielid: lid van een commissie als bedoeld in de artikelen 82, 83 en 84 van de Gemeentewet, dat niet tevens raadslid is of ambtenaar die als zodanig tot lid van een commissie is benoemd.

b. griffier: de griffier, bedoeld in artikel 107 van de Gemeentewet.

c. raadslid: lid van de gemeenteraad.

 

Artikel 2 Toelage raadslid onderzoekscommissie en bijzondere commissie

1. Een raadslid dat lid is van een onderzoekscommissie als bedoeld in artikel 155a, derde lid, van de Gemeentewet wordt voor de duur van de activiteiten van die commissie ten laste van de gemeente per maand een toelage toegekend van 25% van de vergoeding voor de werkzaamheden die is vastgelegd in artikel 3.1.1 van het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers.

2. Een raadslid dat lid is van een bijzondere commissie als bedoeld in artikel 3.1.4, eerste lid, van het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers wordt voor de duur van de activiteiten van de commissie per maand een toelage toegekend ter hoogte van de vergoeding voor een raadslid dat lid is van de vertrouwenscommissie, zoals vastgelegd in artikel 3.1.2. van het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers.

 

Artikel 3 Vergoeding werkzaamheden leden referendumcommissie

De leden van de referendumcommissie ontvangen, indien zij als gevolg van een referenduminitiatief, buiten het bijwonen van vergaderingen ten behoeve van dat initiatief werkzaamheden verrichten, daarvoor een vergoeding per uur. Deze vergoeding bedraagt 80% van de vergoeding voor commissieleden die is vastgelegd in artikel 3.4.1 van het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers.

 

Artikel 4 Reis- en verblijfkosten raads- en commissieleden voor reizen binnen en buiten de gemeente

Voor reis- en verblijfskosten voor reizen binnen en buiten de gemeente worden het Rechtspositiebesluit decentrale politiek ambtsdragers en de Regeling rechtspositie decentrale politieke ambtsdragers gevolgd.

 

Artikel 5 Verzekering raadsleden voor arbeidsongeschiktheid, ouderdom en overlijden

1. Onder toepassing van artikel 3.1.9. en artikel 3.1.1., eerste lid van het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers, wordt een raadslid eenmaal per jaar een bedrag toegekend ter hoogte van het bedrag van de vergoeding voor de werkzaamheden voor één maand. Daarmee kan het raadslid voorzieningen treffen ter zake van arbeidsongeschiktheid, ouderdom en overlijden.

2. Het eerste lid is niet van toepassing op een raadslid dat is benoemd in een plaats die is opengevallen als gevolg van tijdelijk ontslag van een raadslid wegens zwangerschap en bevalling of ziekte, op grond van artikel X12 van de Kieswet.

 

Artikel 6 Nadere regels niet-partijpolitiek georiënteerde scholing raads- en commissieleden

1. Een raads- of commissielid dat wil deelnemen aan niet-partijpolitiek georiënteerde scholing in verband met de vervulling van zijn functie als bedoeld in artikel 3.3.3 Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers, dient daartoe vooraf een gemotiveerde aanvraag in bij de griffier.

2. Deze aanvraag gaat vergezeld van stukken met inhoudelijke informatie en een kostenspecificatie.

3. De maximale vergoeding van de scholing bedraagt € 200 per jaar per raads- of commissielid.

4. De griffier beslist op de aanvraag op basis van de overlegde stukken.

 

Artikel 7 Verhoging vergoeding commissieleden (niet-raadsleden) voor het bijwonen van commissievergaderingen i.v.m. bijzondere deskundigheid of zwaarte taak

Een commissielid wordt een procentueel hogere vergoeding toegekend dan de vergoeding waarop hij overeenkomstig artikel 3.4.1, eerste lid, van het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers aanspraak op maakt als:

a. het commissielid op grond van zijn bijzondere beroepsmatige deskundigheid op het taakgebied van de commissie is aangetrokken en/of

b. het commissielid een vergoeding ontvangt die niet geacht kan worden in een redelijke verhouding te staan tot de zwaarte van zijn taak en/of de omvang van de door hem te verrichten arbeid.

Hiervan is sprake in de volgende situaties:

* leden van de commissie voor de bezwaarschriften en de klachtencommissie: 200%

* de voorzitter van de commissie voor de bezwaarschriften en de klachtencommissie: 260%

 

Artikel 8 Informatie- en communicatievoorzieningen raads- en commissieleden

1. Een raads- of commissielid tekent een bruikleenovereenkomst wanneer hem ten laste van de gemeente voor de duur van de uitoefening van zijn functie informatie- en communicatievoorzieningen ter beschikking worden gesteld bedoeld in artikel 3.3.2. en artikel 3.4.4. Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers. Het college stelt het model van de bruikleenovereenkomst vast.

2. Een raads- of commissielid levert na beëindiging van zijn functie de ter beschikking gestelde informatie- en communicatievoorzieningen in bij de gemeente.

 

Artikel 9 Aanwijzing als eindheffingsbestanddeel

1. Als eindheffingsbestanddeel als bedoeld in artikel 31, eerste lid, onderdeel f, van de Wet op de loonbelasting 1964 worden aangewezen de vergoedingen, tegemoetkomingen en verstrekkingen, genoemd in artikel 3.3.8 van het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers.

2. Als eindheffingsbestanddeel als bedoeld in artikel 31, eerste lid, onderdeel f, van de Wet op de loonbelasting 1964 worden verder aangewezen de vergoedingen, tegemoetkomingen en verstrekkingen, genoemd in deze verordening, voor zover deze worden gerekend tot een vergoeding, tegemoetkoming of verstrekking als bedoeld in artikel 31a, tweede lid, onderdelen a tot en met h, van de Wet op de Loonbelasting 1964.

 

Artikel 10 Betaling en declaratie van onkosten

1. Tenzij het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers of de Rechtspositieregeling decentrale politieke ambtsdragers anders bepalen, vindt de betaling van kosten die op grond van deze verordening voor vergoeding of tegemoetkoming in aanmerking komen plaats door:

a. betaling uit gemeentelijke middelen, op basis van een rechtstreeks aan de gemeente toegezonden factuur,

b. betaling vooruit uit eigen middelen of

c. betaling ten laste van de gemeentelijke creditcard.

2. Een aanvraag om een vergoeding van de onkosten als bedoeld in dit artikel gaat vergezeld van een declaratieformulier en bewijsstukken.

3. Het declaratieformulier en de bewijsstukken worden binnen 3 maanden na factuurdatum of betaling door raads- of commissieleden ingediend bij de griffier.

4. Voor zover van toepassing draagt de gemeente er zorg voor dat de betaling aan raads- of commissieleden binnen 1 maand na het indienen van de aanvraag wordt overgemaakt.

 

Artikel 11 Intrekking oude verordening

De Verordening rechtspositie raads- en commissieleden gemeente Schouwen-Duiveland 2019 wordt ingetrokken.

 

Artikel 12 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met ingang van de dag na de datum van publicatie van het Gemeenteblad waarin deze verordening wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 2024.

 

Artikel 13 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening rechtspositie raads- en commissieleden gemeente Schouwen-Duiveland 2024.

 

Aldus besloten in de openbare vergadering van de raad, gehouden op 21 december 2023

E.J. Blook J.Chr. van der Hoek MBA

Locogriffier Voorzitter

Bijlage Toelichting Verordening rechtspositie raads- en commissieleden gemeente Schouwen-Duiveland 2024  

ALGEMEEN DEEL

 

Wettelijke regelingen

In de wet en nadere regelgeving zijn alle van belang zijnde onderwerpen geregeld betreffende de rechtspositie van gemeentelijke politieke ambtsdragers. In de Gemeentewet is aangegeven dat de nadere invulling van de rechtspositie van raads- en commissieleden alsmede de financiële voorzieningen moet worden geregeld bij of krachtens de wet (AMvB en ministeriële regeling). Deze nadere regeling is vastgelegd in het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers. In de Rechtspositieregeling decentrale politieke ambtsdragers zijn de (onkosten)vergoedingen nader uitgewerkt.

 

Hoofdlijnen gemeentelijke verordening

In deze verordening zijn alleen bepalingen opgenomen inzake de rechtspositie van raadsleden en leden van gemeentelijke commissies zover die niet dwingend geregeld zijn in hogere wet- en regelgeving. De grondslag hiervoor is te vinden in de Gemeentewet en het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers en de Rechtspositieregeling decentrale politieke ambtsdragers. Bij de laatste moderniserings- en harmoniseringsoperatie (Staatsblad 15 oktober 2018), betreffende de rechtspositiebesluiten voor decentrale politieke ambtsdragers zijn er wederom een aantal bepalingen imperatief in hogere wet- en regelgeving vastgelegd. De overweging hierbij is dat het bestuurlijk wenselijk is om de voorzieningen zoals vergoedingen, tegemoetkomingen en andere rechtspositionele aanspraken voor decentrale politieke ambtsdragers dwingendrechtelijk in hogere wet- en regelgeving vast te leggen om politieke discussies te voorkomen. Dit betekent dat er voor gemeenten minder ruimte is om lokaal bij verordening van wettelijke regelingen af te wijken.

Indien een gemeente besluit om bij verordening voorzieningen voor politieke ambtsdragers te regelen, zijn een aantal regels van belang.

In artikel 99 Gemeentewet is bepaald dat ’buiten hetgeen hun bij of krachtens de wet is toegekend’, ontvangen de leden van de raad en/of door de raad ingestelde commissie (in de zin van artikel 82, 83 of 84 Gemeentewet) als zodanig geen andere vergoedingen en tegemoetkomingen ten laste van de gemeente. Deze verordening vormt een (nadere) uitwerking van de bij of krachtens de wet toegekende vergoedingen en tegemoetkomingen.

De arbeidsverhoudingen en fiscale positie

Raadsleden en commissieleden hebben geen dienstbetrekking bij de gemeente. De gemeente is dus niet de werkgever. Dat betekent bijvoorbeeld dat zij voor zover het betreft het raadslidmaatschap niet vallen onder de werknemersverzekeringen zoals de Werkloosheidswet (WW), Ziektewet (ZW) en de Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen (WIA). Omdat er geen sprake is van een dienstbetrekking vallen raads- en commissieleden niet onder de Wet op de loonbelasting 1964 maar worden hun inkomsten belast in de Wet inkomstenbelasting 2001. Wel kunnen raads- en commissieleden opteren voor de loonbelasting als voorheffing door samen met de gemeente te kiezen voor het fictief werknemerschap, het zogenaamde opting-in. Het fictief werknemerschap kan worden aangevraagd met behulp van een opting-in verklaring bij de Belastingdienst.

Als de raads- en commissieleden en gemeente niet kiezen voor het fictief werknemerschap, dan geldt dat de onkostenvergoedingen en raadsvergoeding als inkomsten moeten worden verantwoord en mogen de (beroeps)kosten die worden gemaakt worden afgetrokken. Het resultaat zal het raads- of commissielid moeten verantwoorden in de aangifte inkomstenbelasting, onder de post inkomsten uit overige werkzaamheden. De gemeente dient jaarlijks alle betalingen en verstrekkingen voor de raads- en commissieleden die niet als fictief werknemerschap te kwalificeren zijn op grond van deze verordening aan de Belastingdienst door te geven. Omdat raads- en commissieleden op persoonlijke titel worden gekozen, zijn zij niet aan te merken als (fiscaal) ondernemer. Er hoeft dan ook geen VAR-verklaring / Modelovereenkomst ZZP overgelegd te worden aan de gemeente.

De Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers (Appa) is niet van toepassing op raads- en commissieleden.

 

ARTIKELSGEWIJS

 

Artikel 2. Toelage lid onderzoekscommissie en bijzondere commissie van raadsleden

Deze artikelen betreffen de toelagen voor de raadsleden die lid zijn van zogenaamde ‘zware commissies’. Hiermee wordt gedoeld op de vertrouwenscommissie en de onderzoekscommissie, zoals deze in de Gemeentewet specifiek zijn omschreven. De vaststelling dat er sprake is van een dergelijke bijzondere commissie, met deze financiële gevolgen, moet bij verordening plaatsvinden. Daarbij moet gemotiveerd worden dat het lidmaatschap van deze commissies duidelijk meerwerk is naast het reguliere lidmaatschap van de gemeenteraad. Voor de hoogte van de toelage voor het werk in de eerdergenoemde drie zware commissies wordt onderscheid gemaakt tussen enerzijds de vertrouwenscommissie en anderzijds de onderzoekscommissie.

Wat betreft de hoogte van de toelage voor het lidmaatschap van de vertrouwenscommissie geldt een vast (belast) bedrag per maand volgens het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers (artikel 3.1.2.). Het bedrag wordt naar rato van de duur van de activiteiten toegepast. Zolang een commissie «slapend» is, althans niet actief, ontvangen de leden geen toelage: niet de duur van het lidmaatschap is van belang, maar de duur van de activiteiten.

Voor de hoogte van de toelage van in te stellen ‘onderzoekscommissies’ heeft onze gemeenteraad, gelet op de verwachte tijdsinvestering gekozen voor bijna tweemaal de hoogte van toelage voor de vertrouwenscommissie en er tegelijkertijd rekening mee gehouden dat de maximumvergoeding per jaar niet wordt overschreden.

Voor de hoogte van de toelage voor eventueel in te stellen ‘bijzondere commissies’ is aansluiting gezocht bij de toelage voor de vertrouwenscommissie en de rekenkamerfunctie.

 

Artikel 3 Vergoeding werkzaamheden leden referendumcommissie

Voor de hoogte van de vergoeding is aangesloten bij de hoogte van de vergoeding die de leden van de Rekenkamer ontvangen indien zij zelf onderzoekwerkzaamheden verrichten.

 

Artikel 4. Reis- en verblijfkosten raads- en commissieleden voor reizen binnen en buiten de gemeente

In de Regeling rechtspositie decentrale politieke ambtsdragers staat in artikel 3.1, vijfde lid dat de noodzakelijke en redelijkerwijs gemaakte werkelijke verblijfkosten die een raads- of commissielid maakt in verband met reizen, gemaakt voor de uitoefening van de functie, ten laste van de gemeente worden vergoed. Voor de toepassing van dit lid worden de bepalingen over verblijfskosten uit de Cao Rijk gevolgd die zijn vastgelegd in artikel 10.2 Dienstreizen binnenland. https://www.caorijk.nl/cao-rijk/hoofdstuk-10/dienstreizen-binnenland

Het presidium kan voor de toepassing van dit artikel nadere interne regels opstellen.

 

Artikel 5. Verzekering raadsleden voor arbeidsongeschiktheid, ouderdom en overlijden

Raadsleden zijn vaak een significant deel van de werkweek voor de gemeenteraad bezig en kunnen daardoor vaak in hun hoofdfunctie minder pensioen opbouwen. Raadsleden hebben bovendien niet allemaal een hoofdfunctie in loondienst. In artikel 3.1.9 is daarom de grondslag gecreëerd om bij verordening te bepalen dat de raadsleden een bedrag per jaar ontvangen ter hoogte van één maandbedrag van hun vergoeding voor de werkzaamheden, waarmee zij voorzieningen kunnen treffen ter zake van arbeidsongeschiktheid, ouderdom en overlijden.

 

Artikel 6. Nadere regels niet-partijpolitiek georiënteerde scholing raads- en commissieleden

Voor raads- en commissieleden is expliciet bepaald dat de kosten voor niet-partijpolitiek georiënteerde functionele scholing, zoals deelname aan congressen en opleidingen, ten laste kunnen worden gebracht van de gemeente. Partijpolitieke scholing komt niet voor vergoeding door de gemeente in aanmerking. De inhoud van de scholing is bepalend of deze al dan niet partijpolitiek georiënteerd is. Wanneer scholing verzorgd wordt door een politieke partij betekent dat niet automatisch dat die scholing partijpolitiek georiënteerd is.

Om in aanmerking te komen voor vergoeding van de scholingskosten, moet gemotiveerd worden dat het gaat om functiegerichte scholing. Scholing is functiegericht als zij beoogt de voor de functie benodigde vakkennis en vaardigheden te verwerven dan wel actueel te houden. Scholing is partijpolitiek georiënteerd als zij geheel of gedeeltelijk tot doel heeft betrokkene op te leiden in het gedachtegoed van de desbetreffende partij.

Overigens kan de gemeente ook zelf dit soort scholing (laten) verzorgen. Ook die lasten komen ten laste van de gemeente.

Er is ruimte voor lokale accenten. Op grond van het tweede lid kan de raad nadere regels stellen voor de scholing van zijn leden. Deze nadere regels kunnen bijvoorbeeld in een scholingsplan komen te staan. In dit plan kunnen procedureregels voor individuele scholingsverzoeken worden opgenomen als ook regels over de hoogte van de tegemoetkoming. Dit plan kan vervolgens als handvat dienen bij toetsing van individuele scholingsaanvragen. Het beoordelen van en/of fiatteren van scholingsaanvragen kan worden gemandateerd aan de griffier.

 

Artikelen 7. Verhoging vergoeding commissieleden (niet-raadsleden) voor het bijwonen van commissievergaderingen i.v.m. bijzondere deskundigheid of zwaarte taak

De hoogte van de vergoeding voor leden van gemeentelijke commissies, die zijn ingesteld op basis van artikel 82, 83 en 84 van de Gemeentewet zijn imperatief bepaald op een vast bedrag per inwonersklasse voor elke bijgewoonde vergadering van de commissie.

In bepaalde gevallen, zoals bij bijzondere deskundigheid en/of zwaarte van de taak in de commissie, is het mogelijk om een hoger bedrag aan vergoeding per vergadering toe te kennen dan bepaald in het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers. Het kan bijvoorbeeld gaan om een raadscommissie met een bijzondere opdracht die een hogere belasting kent voor één of meerdere commissieleden. Door het verordeningsvereiste kan op lokaal niveau een algemene en politieke afweging worden gemaakt. Voor Schouwen-Duiveland is dit al eerder gedaan voor de functies binnen de commissie voor de bezwaarschriften, wat van overeenkomstige toepassing is op de klachtencommissie.

 

Artikelen 8. Informatie- en communicatievoorzieningen raads- en commissieleden

Het college van burgemeester en wethouders stelt ten laste van de gemeente aan een raadslid, wethouder of de burgemeester voor de duur van de uitoefening van zijn functie de noodzakelijke informatie- en communica¬tievoorzieningen ter beschikking. Ook commissieleden kunnen aanspraak maken op ICT-middelen op grond van art. 3.4.4 Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers. Onder informatie- en communicatievoor¬zieningen wordt ook verstaan een smartphone een computer en de daarbij behorende (internet)abonnemen¬ten. Er mag slechts één computer verstrekt worden. Geadviseerd wordt te verstrekken op basis van een bruikleenovereenkomst. Een computer is een desktop, laptop, tablet- of minicomputer. Een smartphone is niet te kwalificeren als computer.

Het fiscale noodzakelijkheidscriterium vereist dat dit digitale gereedschap bij aftreden of ontslag weer door de ambtsdrager wordt ingeleverd bij het overheidsorgaan. Dit geeft het overheidsorgaan ook de mogelijkheid om dit ICT-middel te schonen op de door de BIO (Baseline Informatiebeveiliging Overheid) voorgeschreven wijze. Daarna is het aan het overheidsorgaan of het dit desbetreffende ICT-middel wil hergebruiken of afstoten. Het overnemen van het ICT-middel is dus geen recht van de ambtsdrager maar het gevolg van een keuze van het overheidsorgaan. Binnen onze gemeente geldt dat overname van een computer niet tot de mogelijkheden behoort.

 

Artikelen 9. Aanwijzing als eindheffingsbestanddeel

In het kader van de werkkostenregeling op grond van artikel 31 Wet op de Loonbelasting 1964 zijn een aantal vergoedingen in het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers en de verordening aangewezen als eindheffingsbestanddeel. De gemeente draagt in dat geval de loonbelasting, waardoor de vergoeding belastingvrij (netto) aan de politieke ambtsdrager kan worden overgemaakt. Anders worden deze door de Belastingdienst als loon gezien en moet hierover bij de politieke ambtsdragers loonbelasting worden ingehouden. In het kader van de werkkostenregeling kan in de financiële administratie worden aangegeven of een verstrekking of vergoeding onder de gerichte vrijstellingen, intermediaire kosten of onder de nihil-waarderingen valt.

Gemeenten mogen daarnaast een verstrekking of vergoeding in de vrije ruimte - tot een bij wetgeving bepaald percentage van de fiscale loonsom - onderbrengen zonder fiscale consequenties. Indien de grens van dat percentage wordt overschreden, zal de gemeente een bij wetgeving bepaald percentage eindheffing moeten betalen.

 

Artikel 10. Betaling en declaratie van onkosten

Het Rechtspositiebesluit en de Rechtspositieregeling decentrale politieke ambtsdragers regelen wanneer de vergoedingen en onkosten betaald moeten worden aan raads- en commissieleden. Daar waar geen expliciete termijn is genoemd, kunnen deze artikelen uitkomst bieden. De betaling van onkosten kan worden voorgeschoten uit eigen middelen, later gedeclareerd worden of de factuur wordt rechtstreeks naar de gemeente verstuurd. Hierbij gaat de voorkeur uit naar rechtstreeks facturering bij de gemeente. Het verdient aanbeveling dat het college een formulier vaststelt waarmee raads- en commissieleden gemaakte onkosten kunnen verantwoorden. Raads- en commissieleden declareren in beginsel hun kosten bij de griffier.