Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Voerendaal

Beleidsplan Omgevingsrecht Vergunningverlening, Toezicht en Handhaving in de fysieke omgeving

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieVoerendaal
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidsplan Omgevingsrecht Vergunningverlening, Toezicht en Handhaving in de fysieke omgeving
CiteertitelBeleidsplan Omgevingsrecht Vergunningverlening, Toezicht en Handhaving in de fysieke omgeving
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerpBestuur

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

22-02-2024nieuwe regeling

25-07-2023

gmb-2024-81318

Zaaknr. 400970

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsplan Omgevingsrecht Vergunningverlening, Toezicht en Handhaving in de fysieke omgeving

Burgemeester en wethouders van Voerendaal

 

besluiten:

 

het Beleidsplan Omgevingsrecht Vergunningverlening, Toezicht en Handhaving in de fysieke omgeving vast te stellen;

 

het Beleidsplan VTH-taken in de fysieke omgeving 2017-2020 in te trekken.

 

Beleidsplan Omgevingsrecht Vergunningverlening, Toezicht en Handhaving in de fysieke omgeving

 

 

1. Achtergrond van het beleidsplan

1.1 Leeswijzer

In dit hoofdstuk gaan we in op de achtergrond van dit Beleidsplan Omgevingsrecht.

We beschrijven de functie, status en wettelijke vereisten. Tevens is de totstandkoming van dit plan toegelicht. Het beleidsplan is gebaseerd op de situatie vanaf 1 januari 2024 waarbij de Omgevingswet en de Wet kwaliteitsborging voor het bouwen in werking zijn getreden.

 

Hoofdstuk 2 bevat onze visie op vergunningverlening, toezicht en handhaving op basis van het omgevingsrecht. In hoofdstuk 3 staat de inhoud van ons VTH-beleid. Daarin komen de resultaten uit onze omgevingsanalyse, prioriteiten en doelstellingen terug en beschrijven we de doorwerking naar ons jaarlijkse uitvoeringsprogramma en jaarverslag. Hoofdstuk 4 geeft een korte toelichting op onze uitvoeringsstrategie die in bijlage A uitgebreid is beschreven. De wijze waarop we de kwaliteit van onze taakuitvoering borgen staat in hoofdstuk 5.

 

In bijlage A is onze uitvoeringsstrategie beschreven. Die bevat de wijze waarop we preventie inzetten, hoe we vergunningaanvragen en meldingen beoordelen, hoe we toezicht uitvoeren en hoe we omgaan met sanctioneren bij het constateren van overtredingen.

Bijlage B bevat onze omgevingsanalyse. Dit is een onderbouwing voor de prioriteiten en doelen die we in dit beleidsplan vastleggen.

 

1.2 Keuzes in de uitvoering van VTH-taken

Vergunningverlening, toezicht en handhaving (VTH) zijn instrumenten om de gezondheid, veiligheid, cultuurhistorische- en natuurwaarden en leefbaarheid in onze gemeente te beschermen en een duurzame ontwikkeling te borgen. Bij de uitvoering van onze VTH-taken moeten we keuzes maken: waar liggen onze opgaven/prioriteiten en hoe strikt willen we activiteiten in de fysieke leefomgeving regelen en controleren?

 

Bij onze prioriteitstelling spelen drie afwegingen een rol.

  • De omvang van de risico’s die samenhangen met activiteiten en de effectiviteit waarmee we met de inzet van VTH-instrumenten de risico’s kunnen beheersen.

  • De eigen verantwoordelijkheid van burgers en bedrijven in relatie tot de kaderstellende, regelende en controlerende rol van de overheid.

  • De omvang van onze personele capaciteit en middelen.

 

Dit beleidsplan beschrijft een werkbare balans in de genoemde afwegingen voor een zo effectief mogelijke inzet van de VTH-instrumenten.

 

1.3 Reikwijdte van het beleidsplan

Dit beleidsplan Omgevingsrecht schetst onze visie en uitgangspunten voor de komende jaren. Voorliggend beleidsplan richt zich op de VTH-taken die onder andere gebaseerd zijn op de Omgevingswet (Ow), inclusief bepalingen uit de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) over andere wetgeving en verordening die betrekking hebben op de fysieke omgeving.

 

Dit betekent dat het beleidsplan gaat over preventie, vergunningverlening, toezicht en handhaving van ons omgevingsplan, bouw-, sloop-, milieu- en brandveiligheidsregels en regels ten aanzien van cultureel erfgoed en monumenten, reclame, rooien van bomen, terrassen, natuurbescherming, aanleg van werken en weg.

 

Dit beleidsplan heeft geen betrekking op taken die door verbonden partijen worden uitgevoerd. Dit betreft de RUD Zuid-Limburg en de Veiligheidsregio Zuid-Limburg die uitvoeringsbeleid voor de (basis)taken opstellen die aan hen zijn opgedragen.

 

Dit beleidsplan vervangt ons “Beleidsplan VTH-taken in de fysieke omgeving” uit 2016.

 

1.4 Status

Voor vergunningverlening, toezicht en handhaving is de verplichting tot het vaststellen van een beleidsplan vastgelegd in de Omgevingswet (afdeling 18.3) en Omgevingsbesluit (afdeling 13.2).

Het VTH-beleid wordt vastgesteld door het college en ter kennisname aangeboden aan de gemeenteraad. Daarmee is het VTH-beleid een richtinggevend document voor het college van B&W bij de uitvoering van de wettelijke taken in het kader van de Omgevingswet.

 

De VTH-beleidscyclus gaat over het beleidsplan (omgevingsanalyse, prioriteiten, doelen), een uitvoeringsprogramma met de planning van in te zetten VTH-instrumenten en capaciteit, de uitvoering en tenslotte monitoring van de uitvoering ( verslaglegging en evalueren).

 

De landelijke procescriteria zijn leidend voor het VTH-beleid en bevatten eisen die gesteld worden aan de sluitende beleidscyclus.

 

Dit beleidsplan heeft betrekking op de bovenste drie stappen en is richtinggevend voor de operationele beleidscyclus.

 

In de figuur zijn deze beleidsfasen groen weergegeven. Deze strategische beleidscyclus wordt over het algemeen iedere 4 jaar doorlopen, maar kan op basis van omgevingsfactoren, wetten of beleidsambities een andere frequentie hebben.

 

De provincie houdt toezicht in het kader van het Interbestuurlijk Toezicht (IBT) op de implementatie van de VTH-beleidscyclus.

We versturen jaarlijks onze documenten aan de provincie en ontvangen een beoordeling.

 

In de Omgevingswet staat de kwaliteit van de leefomgeving centraal, waarbij initiatieven uit de samenleving invloed hebben op die kwaliteit. Uitvoering betreft activiteiten van inwoners, bedrijven of overheden als initiatiefnemer. De zorg van de overheid is erop gericht de leefomgeving te verbeteren waar deze tekortschiet en kwaliteiten te behouden waar ze goed zijn. Nieuwe instrumenten zoals de omgevingsvisie en het omgevingsplan worden leidend.

 

De vervlechting van de beleidscyclus voor de VTH taken en de instrumenten en werkwijze van de Omgevingswet gaat de komende jaren verder vorm krijgen. Voor dit beleidsplan is al zoveel mogelijk geanticipeerd op de nieuwe werkwijze onder de Omgevingswet.

 

In dit beleidsplan sluiten we aan bij de principes van de Omgevingswet. Dit zal niet van de ene op de andere dag geregeld zijn. In de praktijk moeten deze principes ‘groeien’. Met de komst van de Omgevingswet wijzigt ook een deel van de procedurele kaders. De wijzigingen als gevolg van de inwerkingtreding van Omgevingswet en de Wet kwaliteitsborging voor het bouwen per 1 januari 2024 zijn meegenomen in dit beleid.

 

1.5 Totstandkoming

Dit -beleidsplan is begeleid door een projectgroep met teammanagers. De inhoud is tot stand gekomen door middel van werksessies met VTH-medewerkers en bij de betreffende activiteiten betrokken medewerkers. In de werksessies is gekomen tot de omgevingsanalyse, de uitvoeringsstrategie en is de vertaling gemaakt naar prioriteiten en doelen voor de VTH-taken.

 

 

2. Visie op de uitvoering van onze VTH-taken

 

Dit hoofdstuk beschrijft onze visie op de VTH-taken in het kader van het omgevingsrecht. De visie bestaat uit de volgende bouwstenen:

  • Kwaliteiten als basis

  • Dienstverlenend

  • Integraal samenwerken

  • Ruimte voor initiatief en eigen verantwoordelijkheid

  • Risicogericht

  • Datagestuurd

 

2.1 Kwaliteiten als basis

Voor de VTH-taken ligt de wettelijke basis in onder andere de Omgevingswet en de Algemene Maatregelen van Bestuur die direct werkende regels stellen aan activiteiten in de fysieke leefomgeving. Daarnaast zijn de kenmerkende kwaliteiten van onze gemeente een belangrijke basis voor de prioriteiten die we stellen en de invulling van onze taken. De kwaliteiten zijn beschreven in onder andere onze omgevingsvisie. De kwaliteiten worden geborgd in onze verordeningen, beleidsregels en in ons omgevingsplan. Zowel de wettelijke basis als de lokale basis vormen een belangrijk kader voor onze dagelijkse taakuitvoering.

 

Onze prioriteiten zijn gericht op het behoud van de kwaliteiten van de gebieden. We zetten ons in om risico’s te beperken én een bijdrage te leveren aan de bestuurlijke ambities vanuit de verschillende beleidsterreinen. Onze prioriteiten stellen we vast met bijbehorende doelstellingen. We geven concreet aan wat we willen bereiken en (in ons uitvoeringsprogramma) welke VTH-instrumenten we daartoe inzetten en met welke middelen dit gepaard gaat.

 

2.2 Dienstverlenend

Initiatiefnemers en belanghebbenden krijgen inzicht in regels voor de fysieke leefomgeving via het landelijk Digitale Stelsel Omgevingswet. Door vragenbomen en vergunningchecks bieden we initiatiefnemers de hulpmiddelen om zelf te beoordelen of een voorgenomen activiteit is toegestaan, aan regels is gebonden en of een vergunningaanvraag nodig is.

In aanvulling op de ‘digitale dienstverlening’ hechten we aan persoonlijke dienstverlening.

 

We bieden de mogelijkheid om een conceptaanvraag in te dienen die we bekijken op haalbaarheid en wenselijkheid. Het doel is om in een zo vroeg mogelijk stadium te bepalen of het initiatief wenselijk is. Dat wil zeggen: past het initiatief bij de omgevingsvisie en onze gebiedskwaliteiten en is het kansrijk om verder te ontwikkelen? Daarnaast wordt een advies over participatie gegeven en worden aandachtspunten meegegeven waar een initiatiefnemer op moet letten bij het indienen van een vergunningaanvraag. We maken in bepaalde gevallen gebruik van onze omgevingstafel voor beoordeling van een conceptaanvraag. Daarbij zijn initiatiefnemer en de benodigde expertises van alle overheidsorganisaties vanaf een vroeg stadium betrokken. Waar nodig betrekken we andere bevoegde gezagen (rijksoverheid, provincie, waterschap, wettelijke adviseurs) en ketenpartners (zoals RUD ZL, VRZL GGD).

 

De reguliere periode voor behandeling van een vergunningaanvraag is acht weken onder de Omgevingswet. Voor de buitenplanse omgevingsplanactiviteit en milieuaanvragen is dit een verkorting van de huidige termijn die nu maximaal 26 weken bedraagt. We richten onze dienstverlening in om samen met de initiatiefnemer tot een complete aanvraag te komen die binnen de termijn van 8 weken kan worden behandeld.

 

2.3 Integraal samenwerken

Onder de Omgevingswet neemt het belang van integraal samenwerken verder toe. Dit geldt voor het onderling afstemmen van regels en procedurevereisten en voor samenwerking bij het behandelen van initiatieven. De initiatiefnemer en belanghebbende(n) moet kunnen rekenen op de gedachte van ‘één overheid’.

Bij de uitvoering van onze VTH-taken werken we samen met partners die medeverantwoordelijk zijn voor de fysieke leefomgeving: RUD ZL, provincie, politie, RIEC, Rijkswaterstaat, Veiligheidsregio (brandweer), GGD, waterschap, Inspectie Leefomgeving en Transport, Openbaar Ministerie, etc

 

De samenwerking met deze partners gebeurt thema- of projectgericht. Met sommigen structureel, met anderen op incidentele basis. Samenwerking vindt op drie niveaus plaats:

  • Strategisch niveau: afstemming over beleid en uitvoering, handhavingsprojecten, of een regionaal samenwerkingsprogramma.

  • Tactisch niveau: doelgroep- en ketengericht, analyses, trends, inzet van handhavingsinstrumenten, aanpak probleem, informatie en kennisdeling.

  • Operationeel niveau: casusbesprekingen, acties, projecten, integrale aanpak.

 

2.4 Ruimte voor initiatief en eigen verantwoordelijkheid

We werken volgens de principes van de Omgevingswet om burgers en bedrijven zoveel mogelijk eigen verantwoordelijkheid te geven en hen ruimte te bieden om met oplossingen te komen. Waar de eigen verantwoordelijkheid onvoldoende leidt tot het gewenste effect, faciliteren we onze burgers en burgers. Dit kan door participatie, bijvoorbeeld door bij ruimtelijke initiatieven de interactie met de omgeving te ondersteunen. Onze leidraad omgevingsdialoog beschrijft de mogelijkheden en de werkwijze.

 

Door alert te zijn op mogelijke conflicten bij klachten of meldingen proberen we escalatie te voorkomen. En door bekendheid te geven aan regels en voorschriften proberen we te voorkomen dat burgers en bedrijven onnodige overtredingen gegaan. Met voorlichting bieden we inzicht in de regels die van toepassing zijn.

 

We gaan waar nodig over tot sanctioneren om overtredingen op te heffen als we constateren dat de eigen verantwoordelijkheid niet wordt waargemaakt en sprake is van (bewuste) overtredingen.

 

2.5 Risicogericht

De VTH-taken voeren we uit volgens de risicogerichte benadering waarvan de methode en uitkomsten in dit beleidsplan zijn vastgelegd. We richten ons op activiteiten met grotere risico’s en waar we VTH-instrumenten en onze capaciteit effectief kunnen inzetten. Daar ligt onze prioriteit.

 

De prioriteiten bepalen in welke mate we inzetten op preventie (zoals voorlichting), de diepgang van beoordeling van vergunningaanvragen of meldingen en de vorm en intensiteit van toezicht. Dit kan worden aangevuld met prioriteiten voor de VTH-taken die voorvloeien uit landelijke wetgeving of verplichtingen die worden aangedragen door of afgestemd zijn met onze partners.

 

2.6 Datagestuurd werken

Datasturing en monitoring zijn instrumenten om gebruik te maken van beschikbare data om beleidskeuzes te onderbouwen, om effecten te volgen en om ambities en maatregelen gericht bij te kunnen sturen. Voor de VTH-taken maken we gebruik van deze instrumenten bij het opstellen van het jaarlijkse verslag en uitvoeringsprogramma. De informatie heeft betrekking op de bedrijfsvoering: aantallen vergunningen, meldingen, klachten, controles.

 

We hebben minder ervaring met het vastleggen en benutten van data over onze gebiedskwaliteiten en over het effect van de inzet van onze VTH-instrumenten. Dit zal de komende jaren verder ontwikkeld worden, mede in samenhang met de verplichte monitoring onder de Omgevingswet en gemeentebrede ambities op datagestuurd werken. We kunnen gebruik maken van vernieuwingen zoals “remote sensing” en landelijke databronnen (bijvoorbeeld Landelijke Aanpak Adreskwaliteit (LAA), eLoket Informatieplicht Energiebesparing).

 

3. Prioriteiten en doelen

 

 

3.1 Omgevingsanalyse

Dit beleidsplan bevat onze omgevingsanalyse (bijlage B) die is gebaseerd op een methode die veel gemeenten hanteren en die uitgaat van het effect van activiteiten en de kans dat de effecten zich voordoen. In ons vorige beleidsplan hanteerden we deze methode ook en dit is een goede basis gebleken voor onze taakuitvoering in de afgelopen jaren. De methode is wel verder ontwikkeld en aangepast aan nieuwe inzichten en taakveranderingen.

 

Op basis van de ‘Kans en Effect’ benadering volgt een risicoscore van alle activiteiten die in onze gemeente in de fysieke omgeving (kunnen) voorkomen. De risicoscore is vervolgens beoordeeld op de mate waarin we met onze VTH-instrumenten invloed kunnen uitoefenen op de activiteiten en de capaciteit die ingezet kan worden. Dit leidt tot onze prioriteiten.

 

De methode en werkwijze is als volgt toegepast:

Effecten

Onze omgevingsanalyse bevat acht type effecten. Deze effecten zorgen voor een volledige en evenwichtige bepaling van de risico’s van de activiteiten. De effecten zijn:

 

Effect

Typering

Voorbeeldomschrijving

Veiligheid

persoonlijk en lichamelijk letsel

instortingsgevaar, explosie, brandoverslag, vluchtbeperkingen

Gezondheid

gezondheid en welbevinden

bodem- en luchtverontreiniging, ventilatie, waterkwaliteit, lichttoetreding

Leefbaarheid

kwaliteit van leefomgeving

geluid, trillingen, geur, licht

Duurzaamheid

natuurlijke bronnen en milieukwaliteit op (lange) termijn

energieverbruik, grondstofverbruik, uitstoot

Natuur

flora- en faunasoorten en natuurgebieden

stikstofuitstoot, verstoren leefklimaat, verstening

Cultuurhistorie

archeologische en monumentale waarden

sloop en verbouwing van monumenten, grondwerkzaamheden in archeologisch waardevol gebied

Financieel

financiële gevolgen voor de samenleving

opruim- en herstelkosten, bodemsaneringen, vermijden legeskosten, concurrentievervalsing

Bestuurlijk

risico’s voor het openbaar bestuur

Rechtsongelijkheid, imagoschade, negatieve publiciteit, afnemend vertrouwen in de overheid

 

Scores

Per activiteit is een score toegekend op elk van de effecttypen die loopt van 0 (geen effect) tot 5 (erg groot effect). Dit is ook gedaan voor de kans van 1 (komt niet voor, zeer goed naleefgedrag) tot 5 (komt vaak voor, beperkt naleefgedrag).

Voor elke activiteit is het gemiddelde effect bepaald en vermenigvuldigd met de kans.

 

Dit geeft de risicoscore. De risicoscore is berekend door 2x het gemiddelde effect te vermenigvuldigen met de kans.

 

Bij een gemiddeld effect van 3 en een kans van 4 is de score dan 3*2 *4 = 24.

Vervolgens zijn de scores ingedeeld naar laag, gemiddeld en hoog.

 

De risicoscore is vervolgens gecorrigeerd voor de mate waarin onze VTH-instrumenten effectief zijn om het risico te beheersen en de capaciteit die we kunnen inzetten op die VTH-instrumenten.

Dit leidt uiteindelijk tot een indeling naar prioriteiten.

 

3.2 Prioriteiten

Onze prioriteiten zijn ingedeeld naar drie gebiedstypen: centrum en kernen, buitengebied en bedrijventerrein. De prioriteiten zijn ingedeeld in een hoge, gemiddelde en lagere prioriteit.

De eerste zijn telkens vermeld in deze tekst. De omschrijving en nadere toelichting op de scores zijn uitgebreid beschreven in bijlage B. In de bijlage van dit beleidsplan is een samenvatting opgenomen met de prioriteitsscores. Dit geeft een goed totaaloverzicht.

 

Centrum en kernen

De gemeente Voerendaal telt bijna 12.500 inwoners en bestaat uit 5 dorpen en een 20-tal buurtschappen en gehuchten. Er zijn 4 woonkernen met meer dan 1.000 inwoners: Kunrade, Voerendaal, Klimmen en Ubachsberg. De oppervlakte van de gemeente is relatief klein. De dorpen en buurtschappen zijn gevarieerd. Er zijn enkele centra met winkel- en horecavoorzieningen. De bebouwing ligt in woonwijken, lintbebouwing en in ons landelijk gebied

 

Bedrijventerreinen

De bedrijvigheid in Voerendaal is geconcentreerd op het bedrijventerrein Lindelaufer Gewande.

Dit terrein is ruim 10 hectare groot en goed ontsloten door de A79 en de A76. Er is geen plaats voor zware industrie. In woongebieden bestaat de bedrijvigheid vooral uit detailhandel, horeca en dienstverlening. Er zijn benzinestations zonder LPG.

 

Buitengebied

De agrarische bedrijven zorgen voor een gevarieerd landschap, werkgelegenheid en voedselproductie. Steeds meer bedrijven zijn actief bij het onderhoud van natuur en landschap en verbreden hun diensten (toerisme, recreatie, zorg, streekproducten, huisverkoop).

 

Er zijn drie gebieden (Kunderberg, Geleenbeekdal en het Geuldal) die onderdeel uitmaken van Natura 2000. Bij vergunningaanvragen voor uitbreiding of vestiging wordt de depositie in deze gebieden getoetst. In de gemeente komen planten en diersoorten voor die zijn opgenomen als beschermde soort in de wet Natuurbescherming.

 

3.3 Doelen

Onze doelen benoemen we:

  • voor onze algemene dienstverlening aan burgers en bedrijven

  • aan de hand van de activiteiten met een hogere prioriteit uit onze omgevingsanalyse

Dit leidt tot het volgende overzicht.

 

3.5 Uitvoeringsprogramma

De realisatie van de doelen volgen we aan de hand van indicatoren. Deze indicatoren werken we uit in ons uitvoeringsprogramma en de realisatie volgen we in ons jaarverslag.

Ons uitvoeringsprogramma bevat de geplande inzet van VTH-instrumenten. De inzet is vertaald naar in te zetten capaciteit door de medewerkers binnen onze organisatie.

 

In het uitvoeringsprogramma wordt een onderscheid gemaakt in:

  • Dienstverlenende taken: dit betreft onze klantgestuurde taakuitvoering die is gebaseerd op vergunningaanvragen, meldingen, controles en landelijk voorgeschreven uitvoering.

  • Risicogestuurde taken: dit betreffen prioriteiten op basis van onze omgevingsanalyse zoals uitgewerkt in voorgaande paragraaf.

  • Landelijk aangestuurde taken: dit betreft de inzet van VTH-instrumenten om uitvoering te geven aan vastgestelde landelijke prioriteiten.

 

3.6 Monitoring en jaarverslag

De uitvoering leidt tot resultaten. In hoeverre deze resultaten bijdragen aan het bereiken van de doelstellingen is onderwerp voor monitoring, evaluatie en verantwoording. Door het meten van prestaties en van indicatoren krijgen we inzicht in de mate waarin we onze prioriteiten en doelstellingen realiseren. De resultaten van de monitoring nemen we op in ons jaarverslag. Dit wordt vastgesteld door het college van B&W en ter kennisname aan de raad voorgelegd.

 

 

 

 

 

Aldus vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders van Voerendaal op 25 juli 2023

De secretaris, De burgemeester,

Bijlage Samenvatting scores prioriteiten

Bijlage Uitvoeringsstrategie Fysieke Omgeving Vergunningverlening, Toezicht en Handhaving

 

1 Inleiding

 

Functie

In deze uitvoeringsstrategie voor vergunningverlening, toezicht en handhaving (VTH-taken) leggen we onze werkwijze vast. Onze uitvoeringsstrategie sluit aan op de Landelijke Handhavingsstrategie Omgevingsrecht (LHSO, versie oktober 2022) en is aangevuld met onze gemeentelijke werkwijze.

 

In de artikelen 13.5 en 13.6 van het Omgevingsbesluit is vastgelegd dat het bevoegd gezag een uitvoerings- en handhavingsstrategie vaststelt met:

  • Criteria bij het beoordelen en beslissen op aanvragen voor omgevingsvergunningen en bij het beoordelen van meldingen

  • Afspraken over samenwerking bij handhaving

  • De wijze waarop toezicht wordt gehouden

  • De wijze waarop bestuurlijke sancties en termijnen worden gehanteerd

  • De wijze waarop wordt gehandeld na geconstateerde overtredingen

 

Afbakening

Deze uitvoeringsstrategie gaat over de gemeentelijke VTH-taken die onder de Omgevingswet vallen, inclusief onderdelen van onze lokale verordeningen die deel gaan uitmaken van het omgevingsplan. Concreet gaat het om preventie, vergunningverlening, toezicht en handhaving voor onder meer: omgevingsplan, evenementen, milieu, bouw, sloop, brandveiligheid, monumenten, reclame, rooien van bomen, natuurbescherming, in- en uitritten.

 

Deze strategie heeft twee functies. Ten eerste kan deze als motivering dienen voor besluiten. Ten tweede wordt vastgelegd hoe er met bevoegdheden wordt omgegaan. Met deze strategie legt de gemeente zichzelf verplichtingen op. De gemeente is in beginsel verplicht te handelen volgens haar eigen beleidsregels.

 

Deze uitvoeringsstrategie en ons “Beleidsplan omgevingsrecht Vergunningverlening, toezicht en handhaving” vertalen we in ons jaarlijks uitvoeringsprogramma. Daarin leggen we elk jaar vast welke instrumenten we inzetten, met welke intensiteit en met welke personele en financiële inzet.

 

Opbouw

De onderdelen van deze uitvoeringsstrategie zijn in onderstaand figuur gevisualiseerd.

 

 

In hoofdstuk 2 is onze preventiestrategie uitgewerkt en in hoofdstuk 3 de vergunningstrategie.

De toezichtstrategie, sanctie- en gedoogstrategie staan in de hoofdstukken 4 en 5.

 

2Preventie

 

We bieden inzicht in onze lokale regels aan burgers en bedrijven. Daarmee kunnen we overtredingen voorkomen die goedwillende en onbewuste overtreders kunnen maken. Het doel is om burgers en bedrijven van de juiste informatie en kennis te voorzien, zodat zij bij hun activiteiten op de hoogte zijn van de regels die gelden.

 

2.1 Voorlichting

 

We zetten voorlichting in om te voorkomen dat overtredingen ontstaan uit een gebrek aan informatie en kennis. Burgers en bedrijven worden door ons geïnformeerd over verandering van wet- en regelgeving, indieningsvereisten en mogelijkheden voor aanvragen:

  • Informatieverstrekking over beleid, wetgeving, regels en indieningsvereisten via onze gemeentelijke website, telefonisch, aan de balie en in gemeentelijke publicaties.

  • Benutten en vullen van het landelijk Digitale Stelsel Omgevingswet waar aanvragers een vergunningcheck, vergunningaanvraag of melding kunnen doen en waar de regels voor een locatie of gebied worden getoond.

  • Informatieverstrekking tijdens controles. Sommige controles kondigen we vooraf aan waardoor voorzieningen toegankelijk en benodigde documenten beschikbaar zijn.

 

Voorlichting is een dienstverlening van onze gemeente zonder bijkomende kosten.

 

2.2 Verzoek omgevingsoverleg

 

Een initiatiefnemer kan op basis van een conceptaanvraag een verzoek tot omgevingsoverleg doen via het landelijke Digitaal Stelsel Omgevingswet (DSO). Onze werkwijze met betrekking tot conceptaanvragen en het omgevingsoverleg liggen vast in werkprocessen en onze VTH-applicatie.

 

Onder de Omgevingswet gebeurt de beoordeling van conceptaanvragen door middel van een omgevingsoverleg, waarbij we indien nodig adviezen inwinnen bij de vakspecialisten en de initiatiefnemer informeren over de uitkomsten en het eventuele vervolg. Door de kortere besluitvormingstermijn voor aanvragen onder de Omgevingswet (8 weken) wordt het omgevingsoverleg vóór indiening van de aanvraag gevoerd. Indien nodig worden ketenpartners en andere overheden betrokken bij de complexere en omvangrijke initiatieven (omgevingstafel).

Het eindresultaat van het omgevingsoverleg op basis van een conceptaanvraag betreft een indicatie van de haalbaarheid van een initiatief op maatgevende facetten die bepalend zijn voor onze toestemming voor het initiatief. De aanvrager kan het initiatief zo nodig aanpassen en verder uitwerken ten behoeve van het formele indieningstraject of verzoeken om een opvolgend omgevingsoverleg / omgevingstafel om het initiatief verder te verkennen.

 

2.3 Participatie

 

Onze gemeenteraad heeft vastgesteld voor welke vergunningprocedures participatie verplicht is. Verder stimuleren we initiatiefnemers om een participatieproces te doorlopen. Dit doen we aan de hand van ons gemeentelijke participatiebeleid en onze handreiking omgevingsdialoog gemeente Voerendaal 2022 De initiatiefnemer kan met participatie zorgdragen voor voldoende bekendheid van het initiatief bij belanghebbenden en inbreng verkrijgen van die belanghebbenden. Dit kunnen wij als gemeente meenemen bij onze beoordeling van de vergunningaanvraag voor het initiatief. Wij kiezen als gemeente voor een neutrale rol in het participatieproces; we stimuleren de initiatiefnemer tot een participatieproces en stellen op verzoek feitelijke kennis en informatie beschikbaar aan alle partijen.

 

Voor de grotere evenementen stimuleren we - naast het publiceren van de vergunning/melding - dat de organisator(en) de direct betrokken inwoners informeert.

 

2.4 Actieve openbaarmaking

 

Bij publicatie en actieve openbaarmaking van besluiten volgen we de Omgevingswet (o.a. artikel 16.6), de Algemene wet bestuursrecht (artikelen 3:41, 3:44 en 3:45) en de Wet open overheid:

  • Bekendmaken van het besluit aan de aanvrager / vergunninghouder

  • Mededeling van het besluit aan degenen die zienswijzen hebben ingebracht en aan de adviseur als het besluit afwijkt van het advies

  • Kennisgeving en ter inzagelegging in een door onze gemeente uitgegeven publicatie

 

2.5 Samenwerking bij preventie

 

Bij veranderende wetgeving of ontwikkelingen (zoals de Omgevingswet) werken we samen met partners zoals het waterschap, veiligheidsregio, politie, RUD Zuid Limburg bij het verstrekken van kennis en informatie. Dit doen we met die partners door informatie op te nemen op websites, organiseren van bijeenkomsten of het gericht uitdoen van een mailing.

 

3Vergunningen

 

We verstaan onder vergunningverlening:

  • verlenen, weigeren, revisie, wijzigen of (gedeeltelijk) intrekken van een vergunning of ontheffing;

  • behandelen van een melding (1) ;

  • besluiten over maatwerk en/of gelijkwaardigheid;

  • afgeven van (bindende) adviezen bij buitenplanse afwijkingen;

  • besluit nemen over het al dan niet vereisen van een MER (m.e.r.-beoordeling).

 

(1) Zoals voor milieu, brandveilig gebruik, sloop en het lozen buiten inrichtingen. Bij de inwerkingtreding van de Omgevingswet wordt het Activiteitenbesluit vervangen door het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal).

 

3.1 Basiswerkwijze

 

De Omgevingswet leidt tot veranderingen in het vergunningenproces. Zo is de reguliere procedure met een termijn van 8 weken de standaard. Ook vervalt de vergunning van rechtswege als de termijn is verstreken. De gemeente neemt altijd een besluit op de vergunningaanvraag. Bij het overschrijden van de termijn kan de initiatiefnemer een beroep doen op de Wet dwangsom en beroep bij niet tijdig beslissen.

 

Uitgangspunten bij vergunningverlening en het behandelen van meldingen zijn:

  • Initiatiefnemers zijn zelf verantwoordelijk voor het indienen van goede en volledige aanvragen en meldingen conform landelijke en lokale indieningsvereisten.

  • We houden ons bij de taakuitvoering aan de algemene beginselen van behoorlijk bestuur: zorgvuldigheid, rechtszekerheid, gelijkheid;

  • Vergunningen zijn afgestemd op wet- en regelgeving (landelijk, provinciaal en lokaal) en op lokaal en provinciaal beleid;

  • Vergunningen zijn begrijpelijk geformuleerd, naleefbaar en beoordeeld op handhaafbaarheid;

  • Bevindingen van de bezwaarcommissie worden gedeeld met de vergunningverlener om de kwaliteit van vergunningen verder te verbeteren;

  • Besluiten op vergunningaanvragen worden tijdig genomen, conform de wettelijke termijnen of eigen streeftermijnen;

  • Er is afstemming met andere bestuurs- of adviesorganen indien een instemmings- of adviesplicht van kracht is.

 

We hebben de taak om de belangen vanuit verschillende disciplines te coördineren. Bij aanvragen van een omgevingsvergunning wordt gewerkt met de rol van casemanager. Bij een aanvraag waarvoor meerdere disciplines betrokken zijn wordt de casemanager betrokken. De aanvrager en belanghebbenden hebben een vast aanspreekpunt. De casemanager krijgt vanuit de betrokken disciplines adviezen aangereikt en ziet toe op het integrale karakter van de vergunning.

 

Ons hoofdproces voor het beslissen op een vergunningaanvraag en het beoordelen van een melding volgt onderstaande stappen. Daarbij volgen wij voor vergunningaanvragen de wettelijke reguliere of uitgebreide procedure zoals vastgelegd in de Awb en de Omgevingswet.

 

Hoofdproces:

  • 1.

    Inboeken, registreren en eventueel digitaliseren van de aanvraag;

  • 2.

    Sturen ontvangstbevestiging;

  • 3.

    Vergunningverlener omgevingsvergunning beoordeelt:

    • a.

      Bevoegd gezag;

    • b.

      Uitgebreide of reguliere procedure;

    • c.

      Meervoudige of enkelvoudige aanvraag;

    • d.

      Publiceren aanvragen en (concept)beschikkingen;

    • e.

      Overzicht bewaken over lopende procedures en de voortgang.

  • 4.

    De vergunningverlener is verantwoordelijk voor het afhandelen van de aanvraag:

    • a.

      Toets volledigheid en ontvankelijkheid op basis van indieningsvereisten en samenloop met andere vergunningen/meldingen;

    • b.

      (Vak)inhoudelijke toets aan alle relevante beoordelingskaders;

    • c.

      Uitzetten bij interne- en externe adviseurs;

    • d.

      Bewaken van de termijn;

    • e.

      Aanspreekpunt voor de aanvrager en informeren aanvrager;

    • f.

      Opstellen (concept)beschikking;

    • g.

      Opstellen legesfactuur;

    • h.

      Registratie (behandelstappen en documenten).

  • 5.

    Archiveren beschikkingen. Een afschrift van de beschikking en/of melding wordt verstuurd aan alle adviserende externe adviseurs in verband met toezicht en handhaving op die beschikking.

  • 6.

    Mogelijk zienswijze, bezwaar, beroep en hoger beroep, eventueel gecombineerd met een voorlopige voorziening.

 

Vergunningaanvragen worden digitaal behandeld. We sturen op digitale indiening. Aanvragen die op papier worden ingediend, worden door ons gedigitaliseerd. De werkprocessen en werkafspraken zijn vastgelegd in onze VTH-applicatie, waarbij de processtappen worden doorlopen en wordt aangegeven wie waarvoor verantwoordelijk is. De meest voorkomende correspondentie, beschikkingen, adviezen en vergunningvoorschriften zijn gestandaardiseerd.

 

Bij ontvangst van meldingen, zoals voor brandveilig gebruik en onder de Wet kwaliteitsborging voor het bouwen vindt een beoordeling plaats of de melding compleet is. Er volgt op een melding geen besluit. Indien toezicht nodig is, wordt dat werkproces gestart onder de voorwaarde dat er capaciteit voorhanden is om dat toezicht ook uit te oefenen. Indien een concretere uitwerking van voorschriften nodig is voor het voorkomen van risico’s en/of voor een betere handhaafbaarheid, worden maatwerkvoorschriften opgelegd of een gelijkwaardigheidsbesluit genomen.

 

3.2 Ontvankelijkheid

 

De korte afhandelingstermijn voor (bijna alle) vergunningaanvragen maakt het noodzakelijk om aandacht te geven aan de toets op ontvankelijkheid. Een complete beoordeling van aanvragen is mogelijk als de vereiste stukken aanwezig zijn. De marges voor het toestaan van uitzonderingen zijn gering. Het consequent toetsen van een aanvraag op ontvankelijkheid op basis van de wettelijke vereisten voorkomt dat in het vervolg van het proces de toetsing niet (geheel) kan worden uitgevoerd.

 

We verrichten een ontvankelijkheidstoets bij alle aanvragen voor een omgevingsvergunning.

Het streven is om binnen vier weken na ontvangst van de aanvraag schriftelijk om aanvullende gegevens te verzoeken als de aanvraag niet compleet is. Een aanvrager krijgt een redelijke termijn om ontbrekende gegevens aan te leveren. Als de gevraagde stukken niet, niet op tijd of niet volledig worden aangeleverd, wordt de aanvraag buiten behandeling gelaten. Dit wil zeggen dat de aanvrager een besluit krijgt dat zijn aanvraag om een omgevingsvergunning buiten behandeling blijft, waartegen bezwaar kan worden ingediend.

 

Indien voor het verlenen van een vergunning een toestemming van een andere overheid nodig is om een activiteit uit te voeren en deze niet of onvolledig is ingediend, kan de aanvraag om een omgevingsvergunning niet in behandeling worden genomen. Daarbij wordt gelegenheid gegeven om binnen een bepaalde termijn de aanvraag aan te vullen. In het kader van de Wet samenhangende besluiten bekijken wij of voor het realiseren van de aangevraagde activiteit ook overige vergunningen of meldingen nodig zijn en informeren we de aanvrager.

 

3.3 Bibob-toets

 

We voeren een Bibob-toets uit conform onze gemeentelijke beleidsregels voor toepassing van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (Bibob). Dit gebeurt indien in het voortraject of na ontvangst van de aanvraag het vermoeden is dat met de verlening van een vergunning het gevaar bestaat dat daarmee strafbare feiten gepleegd zullen worden of dat uit strafbare feiten verkregen geld benut zal worden. Ook in overige gevallen kan, conform de gemeentelijke beleidsregels, een toets worden uitgevoerd.

 

Indien een Bibob-advies wordt gevraagd conform de Wet Bibob dan wordt de wettelijke behandeltermijn opgeschort. Het landelijke bureau Bibob brengt binnen 4 weken advies uit (verlenging met 4 weken is mogelijk).

 

3.4 Inwerkingtreding vergunning

 

In de Omgevingswet is vastgelegd dat bij een reguliere procedure de omgevingsvergunning van kracht is na de dag waarop het besluit bekend is gemaakt. De Omgevingswet geeft een mogelijkheid om gevallen aan te wijzen waarbij sprake is van uitgestelde inwerkingtreding.

Binnen onze gemeente hebben we deze gevallen niet vastgelegd.

 

3.5 Intrekken vergunning

 

Verleende vergunningen kunnen worden ingetrokken. Daarmee wordt voorkomen dat activiteiten gerealiseerd worden volgens verouderde normen in wetgeving, dat werken voor langere tijd onnodig blootstaan aan de elementen of dat omwonenden of belanghebbenden na lange tijd geen mogelijkheden meer hebben om tegen een onherroepelijk vergunning de gebruikelijke rechtsmiddelen aan te wenden. De Omgevingswet kent een termijn van minimaal een jaar waarna de gemeente de vergunning kan intrekken.

 

In de volgende gevallen zal aan de vergunninghouder een nadere termijn worden gegund waarbinnen met de werkzaamheden een aanvang moet zijn gemaakt:

  • a.

    de vergunninghouder met documenten de intentie tot bouwen aantoont;

  • b.

    de vergunninghouder persoonlijke omstandigheden opvoert.

 

3.6 Rechtsbescherming

 

De Algemene wet bestuursrecht is van toepassing op besluiten op vergunningen onder de Omgevingswet. Voor belanghebbenden staan de mogelijkheden voor zienswijzen, bezwaar of beroep open. De mogelijkheden voor besluiten zijn als volgt (met enkele specifieke uitzonderingen die zijn vastgelegd in de Awb), waarbij we tevens het handhavingsbesluit weergeven:

Bij een handhavingsbesluit en afwijzing van een vergunningaanvraag wordt een voornemen verzonden waarop zienswijzen kunnen worden ingediend. De zienswijzen worden meegenomen bij de belangenafweging.

 

3.7 Beoordelingskader Omgevingsplanactiviteit

 

Omgevingsplan

Ons omgevingsplan bevat onze lokale regels voor de fysieke omgeving. In combinatie met de landelijke regels blijkt welke activiteiten in de fysieke omgeving mogelijk zijn, voor welke een informatieplicht of melding nodig is, voor welke activiteiten een vergunning nodig is en welke activiteiten niet mogelijk zijn zonder een vergunning die toestemming geeft of zonder dat het omgevingsplan wordt gewijzigd voor die activiteit.

 

Aanvragen worden getoetst aan het omgevingsplan. Als blijkt dat een aanvraag niet past binnen de regels van ons omgevingsplan dan beoordelen we of een buitenplanse omgevingsplanactiviteit (BOPA) of wijziging omgevingsplan voor dat initiatief mogelijk is. Pas nadat een procedure geheel doorlopen is (en ook eventuele ingediende zienswijzen zijn beoordeeld en hierover besluiten zijn genomen) kan de omgevingsvergunning worden verleend.

 

Op de datum van inwerkingtreding van de Omgevingswet beschikken we over een omgevingsplan van rechtswege: ons tijdelijke omgevingsplan. Vervolgens is er een transitieperiode tot 2030 om ons omgevingsplan voor het grondgebied vast te stellen waarin alle regels zijn opgenomen voor de fysieke omgeving. De Omgevingswet kent geen actualisatieplicht. Wel is er de verplichting om de gemeentelijke omgevingsvisie, landelijk en provinciale instructieregels, beleid voor de fysieke omgeving en verleende vergunningen te vertalen naar en op te nemen in het omgevingsplan.

 

Afwijkingen

Initiatieven die afwijken van de regels in het omgevingsplan kunnen gebruik maken van de vergunningprocedure voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit. Voor sommige ontwikkelingen is de procedure tot het wijzigen van het omgevingsplan beter passend of noodzakelijk. Hiervoor neemt de gemeenteraad een besluit met inachtneming van het door de gemeenteraad vastgestelde delegatiebesluit omgevingsplan. Voor de vergunningprocedure is het college bevoegd. De gemeenteraad wijst gevallen aan waarvoor zij adviesrecht heeft en advies geeft aan het college voordat een besluit op de vergunningaanvraag wordt genomen. In die gevallen is het advies van de gemeenteraad bindend voor het college.

 

Een initiatief wordt getoetst aan de regels van het omgevingsplan om na te gaan of er sprake is van strijdigheden. Dit gebeurt op een grondige manier. Voor bouwactiviteiten wordt beoordeeld op de evenwichtige toedeling van functies aan locaties, welstandseisen en technische aspecten waarvoor de gemeente verantwoordelijk is en regels zijn opgenomen in het omgevingsplan.

 

Uitvoeren van een werk

Bij de beoordeling van aanvragen voor het uitvoeren van een werk zoals afgraven of ophogen ligt de prioriteit op archeologie, bodem, natuurwaarden, cultuurhistorie en landschappelijke waarden. Ons omgevingsplan bevat de gebiedswaarden waarop we beoordelen.

 

Parkeerbeleid

Een van de beoordelingskaders voor ruimtelijke ontheffingen / plannen is de toetsing aan parkeernormen voor zover die in ons omgevingsplan zijn vastgelegd.

 

Welstand

Indien een aanvraag voor een omgevingsplanactiviteit aan het omgevingsplan voldoet, of duidelijk is dat de omgevingsvergunning voor strijdig gebruik kan worden verleend, wordt het plan getoetst aan redelijke eisen van welstand. Welstand is een belang dat al wordt meegenomen in de ruimtelijke afweging. Concreet houdt dit in dat het bouwplan moet voldoen aan de criteria die zijn opgenomen in de Welstandsnota en aanvullend in onze beeldkwaliteitsplannen. Er zijn gebieden benoemd met een bijzonder welstandsniveau waar meer aandacht is voor de inpassing van een bouwplan in het gebied en de bijdrage aan de kwaliteit van het straatbeeld. We kennen geen aangewezen welstandsvrije gebieden.

 

3.8 Beoordelingskader bouwtechnische activiteit

 

Voor bouwen is onze toets een ‘aannemelijkheidstoets’: een vergunning voor de activiteit bouwen wordt verleend als voldoende aannemelijk is dat het bouwplan voldoet aan de technische voorschriften. Hiermee stelt de wetgever dat de gemeente bij het toetsen van de bouwaanvraag niet de verantwoordelijkheid overneemt van de vergunninghouder of bouwer.

 

De toetsingsstrategie voor (bouw)aanvragen heeft tot doel te komen tot een uniforme manier van toetsen door een kwaliteitsniveau vast te leggen. Ongeacht de behandelend medewerker vindt een eenduidige toetsing plaats. Tevens wordt aan de hand van de toetsingsstrategie gekomen tot een zo efficiënt en effectief mogelijke inzet van de beschikbare middelen.

 

Aanvragen voor vergunningsplichtige bouwwerken toetsen we aan de volgende onderdelen:

  • Bouwtechnisch (niet vallend onder Wkb) conform Besluit bouwwerken leefomgeving

  • Bibob conform gemeentelijke beleid

 

Bouwtechnische toetsing

De landelijke bouwtechnische regels zijn opgenomen in het Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl, voorheen Bouwbesluit). De bouwtechnische toetsing die de gemeente uitvoert is voor bouwwerken die niet onder gevolgklasse 1 van de Wkb vallen. Het is praktisch onmogelijk om alle voorschriften uitputtend te toetsen. Hiervoor ontbreken de (financiële) middelen en capaciteit. Bovendien vraagt niet elk bouwwerk om deze toetsing. Voor de technische toetsing is het noodzakelijk tot een lokaal kader te komen waarin we aannemelijk maken of aan de regelgeving wordt voldaan.

 

Toetsingsniveaus

De toetsing van een aanvraag met een bouwactiviteit baseren we op de landelijke toetsingsmatrix. Deze werkt met vier niveaus van toetsing. Per type bouwwerk is afhankelijk van het risico bepaald op welk niveau ieder van de aspecten getoetst wordt.

 

De toetsingsniveaus beschrijven de diepgang van de beoordeling. Bij de omschrijving is aangesloten bij de landelijke definities Collectieve Kwaliteitsnorming Bouwvergunningen (CKB). Doel is: vastleggen van een toetsingsniveau waaraan wordt getoetst en waardoor inzicht wordt verschaft in hetgeen is getoetst.

 

Er zijn vier toetsingsniveaus waarbij de diepgang oploopt van 1 naar 4. Er is voor gekozen om de toetsingsniveaus algemeen te beschrijven en niet voor elk individueel voorschrift te definiëren wat onder het toetsingsniveau moet worden verstaan.

Toetsingsmatrix

Het toetsingsprotocol is een matrix. Horizontaal, in de rijen, zijn de thema’s/aspecten aangegeven en verticaal de gebruiksfuncties. De matrix is opgenomen in bijlage 1.

 

Wet kwaliteitsborging voor het bouwen (Wkb)

Bij inwerkingtreding van de Wet kwaliteitsborging voor het bouwen per 1 januari 2024 vervalt de gemeentelijke toetsing en het toezicht op het grootste deel van het Bouwbesluit voor bouwwerken in gevolgklasse 1: minder complexe bouwwerken zoals woningen, eenvoudige bedrijfsgebouwen en risicodragende verbouwingen.

 

Onze toetsings- en toezichtstrategie geldt voor de bouwwerken die niet vallen onder gevolgklasse 1 (GK1) van de Wet kwaliteitsborging voor het bouwen. Bouwwerken die vallen onder GK1 worden door ons niet meer bouwtechnisch getoetst; wel b.lijft bij deze bouwwerken de toetsing aan ons omgevingsplan via de vergunning voor de omgevingsplanactiviteit. Het proces is aangegeven zoals dat onder de Wkb en de Omgevingswet geldt.

Van de GK1 bouwwerken ontvangen we voorafgaand aan de bouw een melding bouwactiviteit met een borgingsplan, risicobeoordeling en gegevens over de kwaliteitsborger. Na afloop van de bouw ontvangen we een melding met een verklaring van de kwaliteitsborger. Deze documenten worden door ons op volledigheid getoetst en steekproefsgewijs vindt verdieping van de toetsing op specifieke aspecten plaats. Daarbij volgen we de aspecten die ook een meer diepgaande beoordeling krijgen in onze beoordeling van bouwwerken waar we zelf de toetsing blijven uitvoeren (gevolgklasse 2 en 3 onder de Wkb).

 

Verder voeren we bij alle meldingen een administratieve check uit op de kwaliteitsborger en de te gebruiken instrumenten door die kwaliteitsborger. Deze check is om te beoordelen of de kwaliteitsborger en de instrumenten in het register zijn opgenomen van de landelijke Toelatingsorganisatie Kwaliteitsborging Bouw.

 

Bij bouwwerken in Gevolgklasse 1 (GK1) ontvangen we een borgingsplan bij de melding. Bij de beoordeling van dit plan bekijken we of de wettelijk en lokaal bepaalde eisen ook zijn opgenomen (volledigheidstoets).

 

Onze beoordeling van de meldingen of het borgingsplan kan ertoe leiden dat we contact opnemen met de kwaliteitsborger om gezamenlijk toezicht uit te oefenen tijdens de realisatie of om aanvullende informatie op te vragen. Daarbij kunnen we als gemeente de aspecten beoordelen die niet onder reikwijdte van de kwaliteitsborger vallen (delen van het Bbl, welstand, omgevingsplan).

 

Er kan een bouwmelding worden ingediend zonder gelijkwaardige oplossing, terwijl tijdens de bouw afwijkend wordt gebouwd met een gelijkwaardige oplossing. Dit kan tot gevolg hebben dat niet langer sprake is van een gevolgklasse 1 bouwwerk en er toch een vergunning is vereist. Wanneer dit gebeurt zal de kwaliteitsborger contact op dienen te nemen met de gemeente. Wij dienen te beoordelen welke vervolgstappen nodig zijn en de uitkomst terugkoppelen aan de kwaliteitsborger. Stillegging van de bouwwerkzaamheden is daarbij één van de mogelijkheden.

 

3.9 Beoordelingskader sloop

 

Voor slopen geldt bij karakteristieke panden (vastgelegd in omgevingsplan), monumenten en panden gelegen in een stads- en dorpsgezicht een vergunningplicht. Voor overige panden geldt een meldingsplicht. De sloopvergunning wordt beoordeeld op ontvankelijkheid en inhoudelijk beoordeeld op basis omgevingsplan en Bbl, met bijzondere aandacht voor monumentale waarden en asbest. De sloopmelding wordt afgehandeld door de gemeente. Het beoordelen van de sloopmelding waar een asbestinventarisatierapport is toegevoegd is net als het toezicht en de handhaving een basistaak die door de RUD Zuid-Limburg wordt uitgevoerd.

 

3.10 Beoordelingskader brandveiligheid

 

Het toetsen van meldingen voor alle typen gebouwen in relatie tot brandveiligheid gebeurt op basis van een toets aan wettelijke regelgeving, zowel ten aanzien van volledigheid als inhoud. In alle gevallen (wanneer er bijvoorbeeld sprake is van een gelijkwaardigheid of als het gaat om bluswatervoorzieningen en bereikbaarheid) ligt dit bij de veiligheidsregio.

 

Voor niet-bouwwerken zoals tenten, podia, kermissen wordt gewerkt volgens het Besluit brandveilig gebruik en basishulpverlening overige plaatsen en het gemeentelijk beleid voor evenementen en wordt advies gevraagd aan de veiligheidsregio.

 

3.11 Beoordelingskader monumenten en archeologie

 

Het omgevingsplan legt de beschermingsgraad vast van erfgoed. Rijksmonumenten zijn aangewezen op grond van de Erfgoedwet en we hoeven deze niet op te nemen in ons omgevingsplan om ze te beschermen.

 

De omgevingsvergunning voor monumenten en archeologie voorkomt onomkeerbare schade aan het erfgoed. Naast de beoordeling van de aanvraag voor monumenten over bouwhistorische onderdelen via de gemeentelijke adviescommissie ruimtelijke kwaliteit wordt bij de toetsing van aanvragen voor een vergunning voor monumenten aangesloten bij het beoordelingskader bouwen. Als ingrijpende wijzigingen, reconstructies, herbestemming en sloop plaatsvindt aan rijksmonumenten dan wordt advies aangevraagd bij Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed (RCE).

 

3.12 Beoordelingskader milieu

 

De taken voor het behandelen van vergunningen of meldingen voor milieubelastende activiteiten zijn opgedragen aan de RUD ZL. De RUD draagt zorg voor behandeling van vergunningaanvragen, meldingen en ook het toezicht. De RUD heeft regionaal uitvoeringsbeleid opgesteld voor de (basis)taken die zijn opgedragen; daar gaan we in deze strategie niet op in.

 

Met de bruidsschat komt de bevoegdheid van honderden rijksregels over naar gemeenten. Deze regels komen in het omgevingsplan en we hebben de keuze om de regels ongewijzigd te laten, aan te passen of te schrappen. Er zitten milieuregels in de bruidsschat. Dat kan betekenen dat milieuregels deel uitmaken van onze beoordeling van initiatieven met een omgevingsplan activiteit.

 

Advies

Bij een omgevingsvergunning komen milieu-aspecten aanbod. Bij een groot gedeelte van de aanvragen wordt een advies vanuit milieu gevraagd. De meest voorkomende aspecten zijn:

  • Meldingsplicht of vergunningsplicht vanuit Wet milieubeheer (Bal): RUD

  • Bodem (bodemonderzoek nodig): RUD

  • Wet geluidhinder (akoestisch onderzoek): RUD

  • Externe veiligheid: RUD en de regionale brandweer

  • Milieuzonering: RUD en de regionale brandweer

  • Wet natuurbescherming bij de provincie

  • Aerius berekening stikstof door de gemeente en bij depositie bij de provincie ter toetsing

 

Na het advies over de milieuaspecten die op de betreffende casus van toepassing zijn volgt het beoordelen van de aangeleverde onderzoeken en rapporten. Mocht blijken dat het niet correct is zal het nogmaals aangepast en herbeoordeeld worden.

 

Bodem, geluid, geur, externe veiligheid

Naast de adviezen komen er vragen binnen van burgers, bedrijven en andere organisaties. Deze vragen hebben betrekking op bodem, geluid, geur, externe veiligheid en andere aspecten die vallen onder het milieubeleid. Dit varieert van vragen over het bestaande beleid, advies vragen hoe ze zaken het beste kunnen aanpakken/oplossen tot informatie vanuit ons archief. De afhandeling ligt bij de gemeente en in voorkomende gevallen met ondersteuning van de RUD.

 

Stookontheffingen

Artikel 10.2 van de Wet milieubeheer bevat een verbod voor het verbranden van afvalstoffen buiten inrichtingen. Artikel 10.63 van de Wet Milieubeheer geeft het college van Burgemeester en Wethouders de mogelijkheid een ontheffing te verlenen van dit verbod. Hierdoor is het binnen de gemeente onder bepaalde voorwaarden mogelijk om een ontheffing van het verbod aan te vragen. Een aanvraag van een stookontheffing moet beoordeeld worden en vervolgens verleend of geweigerd.

 

3.13 Beoordelingskader uitvoeren van een werk, weg, reclame en inrit

 

Onze APV bevat bepalingen en regels voor activiteiten in de fysieke leefomgeving en is de grondslag voor onze toetsing en beoordeling. De bepalingen gaan – op termijn – over naar ons omgevingsplan. Naast publiekrechtelijke toetsing, worden privaatrechtelijke afspraken gemaakt als activiteiten plaatsvinden op publieke gronden (bijvoorbeeld aanleg van inritten).

 

Afstemming vindt plaats met de wegbeheerders. Binnen onze gemeente zijn dit de gemeente, het waterschap of de provincie.

 

Onze Bomenverordening bevat de bepaling dat het college een kaart beschermde houtopstanden vaststelt. Het is verboden een houtopstand te vellen die vermeld is op de kaart. Het college kan een ontheffing verlenen. Onze Bomenverordening bevat bepalingen over herplant. Verder zijn cultuurhistorische waarden en landschapselementen aangegeven in ons omgevingsplan zoals: boomgaarden, graften, houtakkers, bomenrijen. Er wordt een paraplubestemmingsplan opgesteld met de landschapselementen. In de Wet natuurbescherming (opgaand in Omgevingswet) is vastgelegd voor welke grotere percelen of bomenrijen een melding moet worden gedaan.

 

Verzoeken tot het plaatsen van reclame in de openbare ruimte worden getoetst aan de bepalingen in de APV en de bouwregels in het Omgevingsplan. Verzoeken die niet passend zijn, worden afgewezen. Indien sprake is van een bouwwerk of een constructie aan een bouwwerk dan wordt getoetst aan de bouwkundige eisen en welstand.

 

Overige aanvragen worden getoetst aan de bepalingen eventueel vastgesteld beleid omtrent het specifieke onderwerp.

 

3.14 Beoordelingskader evenementen

 

In onze APV is vastgelegd in welke gevallen een vergunning of melding is vereist. Er zijn gebieden in ons omgevingsplan aangewezen waar evenementen zijn toegestaan . Afhankelijk van het risico van het evenement en de verwachte bezoekersaantallen is een evenement vergunningplichtig of meldingsplichtig en bepalen we samen met onze partners (politie, brandweer) het risicoprofiel. We maken gebruik van de evenementenassistent. Dit is een digitale portal met een vergunningcheck en aanvraagformulieren om een vergunning aan te vragen of een melding te doen. Via de assistent zetten we de toetsingen uit binnen onze gemeente en naar onze ketenpartners.

De lokale hulpdiensten geven advies voor evenementen -. De vergunningvelrener coordineert de procedure en het uitzetten en verwerken van adviezen.

 

3.15 Beoordelingskader bodem, bouwstoffen en grond

 

Alle meldingen in het kader van bodem, bouwstoffen en grondstromen worden beoordeeld door de RUD conform het regionale beleid.

 

3.16 Beoordelingskader natuurbescherming en flora & fauna

 

We vragen instemming aan het betreffende bevoegd gezag (ministerie of provincie) indien een vergunningaanvraag de activiteit handelen in een natuurbeschermingsgebied bevat, of de activiteit nadelige gevolgen kan veroorzaken voor de aanwezige flora en fauna. De inhoudelijke toetsing ten aanzien van natuurbescherming en/of flora en fauna vindt plaats door deze overheden.

 

3.17 Alcoholwet en terrassen

 

In onze APV is opgenomen dat er een vergunning is vereist voor het exploiteren van een openbare inrichting. Op basis van de Alcoholwet dient de exploitant een drank- en horecavergunning aan te vragen om een horecabedrijf of slijtersbedrijf uit te oefenen. Dergelijke aanvragen toetsen we aan de bepalingen in onze APV en de Alcoholwet.

 

Daarnaast geldt op basis van onze APV onder andere voor horeca, een kennisgevingsplicht voor het afwijken van de geluidvoorschriften gedurende een beperkt aantal festiviteiten per jaar.

 

Bij de horeca spelen veel aspecten zoals brandveiligheid, milieu/geluid, alcoholverstrekking aan jongeren, strijdigheid met Alcoholwet, sluitingstijden, overlast voor de woonomgeving of verstoring openbare orde (buiten roken, lawaai bezoekers, muziek), vandalisme. De VTH-taken liggen bij de gemeente, de brandweer (brandveiligheid) en de RUD ZL (milieu). Er komen steeds meer aanvragen binnen om ondergeschikte horeca toe te staan zoals bij proeflokalen.

 

In de APV is opgenomen dat een vergunning is vereist voor het exploiteren van een terras bij een openbare inrichting.

 

3.18 Beoordelingskader kansspelen

 

In onze APV is opgenomen dat een vergunning is vereist voor het exploiteren van een speelgelegenheid zoals bedoeld in de Wet op de kansspelen. We toetsen een aanvraag aan de uitsluitingen die in de APV zijn opgenomen voor het verlenen van een vergunning.

Tevens is opgenomen dat kansspelautomaten niet zijn toegestaan in laagdrempelige inrichtingen en dat er maximaal twee zijn toegestaan in hoogdrempelige inrichting waarvoor een vergunning wordt verstrekt

 

3.19 Samenwerking bij vergunningverlening

 

De casemanager beoordeelt of collegiaal overleg nodig is, onder andere om benodigde disciplines te laten beoordelen of een toetsing noodzakelijk is of collega’s met specialistische kennis te betrekken.

 

In het werkproces zijn de contactmomenten met externe en interne adviseurs benoemd. De samenwerking bij vergunningverlening is onder ander met:

  • RUD Zuid-Limburg: Uitvoering van de basistaken voor milieubelastende activiteiten en specialistische taken bodem, geluid, energie en asbest

  • Veiligheidsregio Zuid-Limburg Beoordelen van meldingen op brandveiligheid voor alle activiteiten

  • Provincie of waterschap voor beoordeling/toetsing op onderdelen die nodig zijn voor afhandeling van een aanvraag

  • Gemeentelijke adviescommissie ruimtelijke kwaliteit: beoordeelt aanvragen aan de eisen van welstand en voor monumenten, beschermde dorpsgezichten en karakteristieke panden

  • Wettelijke adviseurs zoals RCE

 

4Toezicht

 

We zetten onze toezichtcapaciteit zo effectief mogelijk in. Zo vindt toezicht plaats op basis van vooraf gemaakte keuzes. De planning is vastgelegd in ons uitvoeringsprogramma. Niet alles is echter vooraf in te plannen. Ongewone voorvallen of klachten kunnen toezicht noodzakelijk maken.

 

Onze toezichtstrategie is gericht op het op eenzelfde wijze uitvoeren van toezicht in overeenkomstige gevallen. De doelen hiervan zijn tweeledig

  • transparantie, professionaliteit, rechtszekerheid en rechtsgelijkheid voor diegenen waarop het toezicht zich richt.

  • voorzien in een hoge mate van effectiviteit, zodat zo hoog mogelijke maatschappelijke effecten tegen zo laag mogelijke inspanningen en kosten worden bereikt.

Zodra een overtreding is geconstateerd, wordt overgegaan op een andere strategie: waarschuwen, sanctioneren of gedogen in uitzonderlijke gevallen.

 

4.1 Vormen van toezicht

 

Toezicht vindt plaats naar aanleiding van:

  • het uitvoeringsprogramma waarin prioriteiten voor het toezicht zijn verwerkt;

  • verleende vergunningen en ontvangen meldingen;

  • specifieke thema’s of projecten;

  • meldingen, handhavingsverzoeken en ongewone voorvallen;

  • waarnemingen in het vrije veld: oog en oor.

 

Het uitvoeren van toezicht is gericht op bescherming van de leefomgeving, veiligheid, gezondheid en leefbaarheid. Daarnaast is het toezicht van belang voor onze bedrijfsvoering doordat we de registratie actualiseren in de Basisregistratie Adressen en Gebouwen (BAG) en waar onder andere de Waardering van onroerende zaken (WOZ) gebruik van maakt.

 

Het houden van toezicht kent verschillende vormen. Vormen van toezicht zijn:

  • administratief toezicht (bijvoorbeeld certificaten bij keuringen);

  • reguliere en oplvercontroles: periodiek toezicht op vergunningen en meldingen;

  • ad-hoc toezicht naar aanleiding van meldingen van burgers en bedrijven;

  • thematische controles: deze worden geformuleerd in het uitvoeringsprogramma;

  • gebiedsgerichte controles, bijvoorbeeld in het landelijk gebied of wijktoezicht;

  • hercontroles: vinden plaats aan de hand van een geconstateerde overtreding op basis van een controlerapport / ingevulde checklist.

 

Voor deze vormen is in onze VTH-applicatie een hoofdproces ingericht waarin de stappen worden doorlopen. Van de controle waarbij één of meerdere overtredingen zijn geconstateerd wordt een rapportage opgemaakt. Daarin staan de feitelijke bevindingen en administratieve gegevens.

 

Bij het uitvoeren van toezicht gaan we zorgvuldig om met de belangen van de rechthebbende(n). In beginsel worden de toezichtbevoegdheden uitgeoefend met medewerking ofwel toestemming van burger of bedrijf. Als toestemming wordt geweigerd wordt gebruik gemaakt van de bevoegdheden van inspecteurs en toezichthouders volgens de Algemene wet bestuursrecht en/of Algemene wet op het binnentreden als dit nodig is. Op basis van een analyse van de situatie vooraf wordt bepaald of de controle aangekondigd of onaangekondigd plaatsvindt.

 

4.2 Omgevingsplan

 

Het toezicht op ruimtelijke aspecten vindt met name plaats naar aanleiding van een verleende vergunning en op basis van meldingen. Daarnaast wordt bekeken of activiteiten plaatsvinden conform de regels van het omgevingsplan. Verder houden we toezicht op specifieke bepalingen in ons omgevingsplan indien die zijn opgenomen in de vergunning voor een omgevingsplanactiviteit.

 

4.3 Bouwactiviteiten

 

Net als bij het toetsen van bouwplannen in de vergunningfase geldt ook dat tijdens de bouw- of realisatiefase keuzes moeten worden gemaakt wat we controleren en hoe dit wordt gecontroleerd. Voor deze fase hebben we het toezichtprotocol uitgewerkt. Het toezicht op bouwen verandert met de inwerkingtreding van de Wet Kwaliteitsborging voor het bouwen.

 

Vergunningsvrije bouwwerken

We controleren niet actief op de bouw van vergunningsvrije bouwwerken, alleen op basis van meldingen van burgers. In samenwerking met collega’s van BAG en Belastingen wordt getracht zoveel mogelijk inzichtelijk te krijgen welke bouwwerken zonder vergunning zijn gebouwd.

 

Bouwwerken onder GK1 (meldingsplichtige bouwwerken)

Op de realisatie van bouwwerken die vallen onder gevolgklasse 1 (GK1) van de Wet kwaliteitsborging voor het bouwen vindt door ons geen bouwtechnisch toezicht meer plaats.

Onze beoordeling van het borgingsplan kan ertoe leiden dat we contact hebben opgenomen met de kwaliteitsborger om gezamenlijk toezicht uit te oefenen tijdens de realisatie. Zo kunnen we aanvullend toezicht uitoefenen op onderdelen waar we bevoegd voor zijn (omgevingsveiligheid, bouwveiligheid, welstand).

 

De kwaliteitsborger treedt niet handhavend op; deze taak blijft bij de gemeente. Dit betekent dat de gemeente een signaal krijgt van de kwaliteitsborger als deze overtredingen constateert die de initiatiefnemer niet oplost. De gemeente vult haar handhavende rol in op signalen van de kwaliteitsborger. De wijze van opvolging is op basis van de ervaringen met het nieuwe stelsel; in beginsel zal de gemeente per geval beoordelen welke opvolging passend is. Uitblijven van de verklaring van de kwaliteitsborger dat het bouwwerk voldoet betekent dat de gemeente in beginsel geen goedkeuring geeft aan de ingebruikname van het bouwwerk. Er is dan sprake van een verbod op ingebruikname en dan is controle vanuit toezicht noodzakelijk.

 

Overige bouwwerken (GK2/3; vergunningplichtige bouwwerken)

Bij bouwwerken die niet onder GK1 van de Wet kwaliteitsborging voor het bouwen vallen, moeten tijdens de bouw- of realisatiefase keuzes gemaakt worden over de intensiteit van ons toezicht. Voor deze fase hebben we het toezichtprotocol uitgewerkt. Het landelijke toezichtprotocol© van de Vereniging BWT Nederland heeft als basis gediend voor het gemeentelijk protocol.

 

Het toezichtprotocol is een matrix waarin per bouwfase en gebruiksfunctie is aangegeven hoe we controleren. Deze is opgenomen in bijlage 2.

 

Daarbij onderscheiden we:

S: Steekproefsgewijze controle

1: Visuele controle

2: Beoordeling van hoofdlijnen en hoofdaspecten

3: Beoordeling van hoofdlijnen en enkele kenmerkende details

4: Integrale controle van alle onderdelen

 

Met het toezichtprotocol leggen we de diepgang en aandachtspunten vast van onze controles.

De verdeling naar de categorieën werkt als voorbeeld als volgt voor de controle van brandblussers:

S: Controle op aanwezigheid brandblussers bij deel van te controleren panden.

1: Visuele controle of er brandblussers zijn.

2: Beoordeling of er voldoende brandblussers zijn.

3: Controle van een brandblusser in detail (druk, datum, etc)

4: Controle van alle aanwezig brandblussers in detail.

 

Uit de matrix blijkt dat het om verschillende fasen in het bouwproces gaat en dat op een groot aantal onderdelen is aangegeven met welke diepgang de controle plaatsvindt. Het verder uitwerken van het exacte controleniveau kan door middel van checklisten. Daarin kan gedetailleerder worden benoemd waarop gecontroleerd dient te worden en per inspectie kan de toezichthouder vastleggen waarop is gecontroleerd en met welke mate van diepgang.

 

Bij het toezicht ondervinden we in toenemende mate dat we aandacht moeten geven aan het inspecteren van bestaande panden op landelijke aandachtspunten. De afgelopen jaren zagen we onder meer landelijke eisen om te inspecteren op energielabel, breedplaatvloeren en brandveiligheid van gevels. Dergelijke landelijke eisen nemen we - indien ze bekend zijn - op in ons jaarlijks uitvoeringsprogramma.

 

4.4 Sloopactiviteiten

 

Het toezicht op de sloopvergunning voor karakteristieke panden, monumenten en panden in stads- of dorpsgezicht is op basis van de voorwaarden in de verleende vergunning met betrekking tot monumentale of beschermde aspecten.

 

Het toezicht op de sloopmelding ligt bij de gemeente en voor sloop met bedrijfsmatige asbestwerkzaamheden bij de RUD Zuid-Limburg. We houden toezicht op een veilige wijze van slopen en het verwerken en afvoeren van sloopafval en de RUD Zuid-Limburg doet dat bij de bedrijfsmatige asbestwerkzaamheden voor de asbestverwijdering en afvoer. Het toezicht op sloop met asbest maakt deel uit van het verplichte basistakenpakket van de RUD Zuid-Limburg. De RUD Zuid-Limburgheeft handhavingsbevoegdheid.

 

4.5 Brandveiligheid

 

Het toezicht op meldingen voor brandveilig gebruik ligt bij de regionale brandweer. Die heeft een aantal uren per week beschikbaar voor toezicht en dit wordt in afstemming met de gemeente ingevuld en gepland. We hebben werkafspraken met de brandweer over hun bijdrage aan controles op brandveiligheidsaspecten in ons toezicht op bouwwerken en bouwtechnische aspecten voor nieuwbouw. De brandweer heeft geen handhavingsbevoegdheid, overtredingen gaan naar de gemeente voor verdere afhandeling.

 

4.6 Monumenten en archeologie

 

Nadat een omgevingsvergunning voor de activiteit bouw/monumenten (rijksmonumentenactiviteit dan wel gemeentelijke omgevingsplan activiteit) is afgegeven of een aanpassing aan een monument vergunningsvrij plaatsvindt, nemen we de monument specifieke en cultuurhistorische aspecten mee in de reguliere bouwinspecties. De eigenaar is zelf verantwoordelijk voor het voldoen aan de onderhoudsverplichtingen voor monumenten of beschermde panden. We reageren op meldingen of ons algemene vrije veld toezicht als dat aan de orde is.

 

Bij bouwwerken in archeologisch waardevol gebied wordt toezicht gehouden op basis van de vergunningvoorschriften.

 

4.7 Milieu

 

Het toezicht op milieubelastende activiteiten ligt bij RUD voor vergunningen en meldingsplichtige activiteiten. Voor deze basistaken heeft de RUD uitvoeringsbeleid vastgesteld. De RUD is 24/7 bereikbaar en beschikbaar bij milieu-incidenten. De meldingen van burgers of bedrijven komen (meestal) eerst bij de gemeente binnen.

 

4.8 Aanleg weg, kap, reclame, inrit

 

Voor de activiteiten vindt toezicht plaats op basis van meldingen en handhavingsverzoeken. In dit kader gaan wij uit van de eigen verantwoordelijkheid van de uitvoerder van de werkzaamheden. Zo ligt het toezicht bij de aanleg van een weg bij de betreffende wegbeheerder. Daar waar bepaalde onderdelen speciale aandacht behoeven nemen we dit op in het uitvoeringsprogramma.

Op de inrit voert de gemeente toezicht uit op de voorwaarden in de vergunning.

Het toezicht op de kap van bomen en het voldoen aan de herplantplicht ligt bij de BOA domein II.

 

4.9 Evenementen

 

Voor de (grotere) evenementen maken we een risico-analyse per evenement en op basis van het risico zetten we een passende vorm van toezicht in. Voor deze evenementen houden we met name toezicht op de constructieve veiligheid en verankering (bijvoorbeeld van podia, tribune, tenten, attracties). De intensiteit en diepgang van de controles en onderlinge rolverdeling wordt in overleg met de gemeente (oa BOA), politie en brandweer voorafgaand aan het evenement bepaald.

 

Bij kleinschalige, reguliere en weinig risicovolle evenementen vindt toezicht in eerste instantie plaats door de BOA en tevens op basis van meldingen.

 

4.10 Bodem, bouwstoffen en grond

 

Dit toezicht is opgedragen aan de RUD en wordt uitgevoerd op basis van het regionale beleid RUD Zuid-Limburg.

 

4.11 Natuurbescherming

 

Het toezicht op de bescherming van natuur, flora en fauna vindt plaats naar aanleiding van meldingen die we doorzetten naar de provincie als bevoegd gezag.

 

4.12 Meldingen en handhavingsverzoeken

 

Meldingen van burgers of bedrijven kunnen per telefoon, schriftelijk, e-mail /app of via de website van de gemeente binnenkomen. Allereerst wordt beoordeeld of er sprake is van een publiekrechtelijk grondslag en of de gemeente bevoegd is. Indien het privaatrechtelijk is dan zal er in principe geen behandeling plaatsvinden.

 

Bij een melding van een burger of bedrijf wordt contact opgenomen. Vervolgens wordt bepaald wat de aanleiding en het doel van de melding is en wat verwacht wordt van de gemeente. Wanneer er aanleiding is wordt in overleg met alle partijen gezocht naar een oplossing. Dit kan betekenen dat een locatiebezoek plaatsvindt om inzicht te krijgen in de oorzaak van de melding. Het streven is om de melder binnen vijf werkdagen op de hoogte te stellen dat de melding is ontvangen en te informeren over het vervolg.

 

Van alle constateringen wordt in principe een rapportage opgesteld.

 

Bij anonieme meldingen wordt de impact ingeschat. Het uitgangspunt is om anonieme meldingen niet actief op te pakken, tenzij het gaat om de omgevingsveiligheid . Bij een anonieme melding is het logischerwijs niet mogelijk om te communiceren met de melder.

 

Een verzoek om handhaving heeft een wettelijke beslistermijn. Op basis van de Algemene wet bestuursrecht wordt een afhandeltermijn van 8 weken als redelijk beschouwd. Onze werkwijze ligt vast in onze VTH-applicatie. In beginsel wordt dezelfde werkwijze als bij een melding gehanteerd. Op een verzoek om handhaving wordt een besluit genomen dat vatbaar is voor bezwaar en beroep.

 

Anonieme verzoeken om handhaving worden niet als zodanig in behandeling genomen. Afhankelijk van het verzoek wordt deze al dan niet (ambtshalve) opgepakt en wordt handhavend opgetreden. Verzoeken om handhaving die zijn ingediend door iemand die geen belanghebbende is worden niet-ontvankelijk verklaard.

 

Milieuklachten en verzoeken om handhaving milieu komen bij de gemeente binnen en worden indien nodig doorgezet naar de RUD voor afhandeling, ook in spoedeisende gevallen.

 

De gemeente heeft een 24-uurs bereikbaarheidsregeling met een piketdienst voor incidenten.

Voor het afhandelen van meldingen van burgers en bedrijven hanteren we in principe de volgende afwegingen:

  • Meldingen met een privaatrechtelijke grondslag nemen we niet in behandeling als we als gemeente geen bevoegdheid hebben

  • Bij anonieme meldingen bepalen we naar de aard van de melding of we opvolging geven

  • Bij de afhandeling van een melding maken we onderscheid in

    • a.

      Urgente meldingen: Het betreft meldingen die betrekking hebben op constructieve veiligheid, openbare orde, brandveiligheid, kap van monumentale of beschermende bomen met directe risico’s. Bij urgente meldingen vindt zo spoedig mogelijk een bezoek ter plekke plaats en wordt door de toezichthouder besloten (op basis van de sanctiestrategie in hoofdstuk 5) welk instrument wordt ingezet.

    • b.

      Overige meldingen: Met de melder wordt besproken wat het belang en doel van het verzoek is en wat verwacht mag worden van de gemeente. De melder wordt verzocht om aan te tonen dat de activiteit (waarover gemeld wordt) in strijd met wet- en regelgeving plaatsvindt. Zodra de melder dit heeft aangetoond, wordt door de toezichthouder besloten (op basis van de sanctiestrategie in hoofdstuk 5) welk instrument wordt ingezet. Een controle ter plekke is daarbij mogelijk.

    • c.

      Meldingen die niet meer te verifieren zijn (zoals geur en geluid), worden in principe niet bezocht.

 

4.13 Gebiedscontroles

 

De gebiedscontrole (of vrije veld toezicht of wijktoezicht) vindt plaats op specifieke thema’s of gebieden door onze toezichthouders en BOA’s. Het zijn observerende controles om een beeld te vormen of wordt voldaan aan de regels en voorwaarden vanuit ruimtelijk gebruik, bouwen, (brand)veiligheid, vergunningen of bijzondere wetten.

 

4.14 Samenwerking bij het toezicht

 

Er is overleg met instanties als politie, brandweer, RUD, Openbaar Ministerie, Inspectie Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Douane, Nederlandse Voedsel en Warenautoriteit, de Algemene Inspectiedienst, provincie en het Waterschap. Er vindt georganiseerd en structureel overleg plaats met politie, RUD (milieu) en de regionale brandweer (brandveiligheid).

 

Toezichtprogramma’s worden afgestemd om te voorkomen dat bedrijven in een beperkte periode voor zowel milieu als brandveiligheid bezocht worden. Periodieke controles (milieu, bouw, brandveiligheid) tijdens de gebruiksfase worden zover als mogelijk integraal uitgevoerd met andere partners.

 

5Sanctioneren en gedogen

 

We volgen de sanctiestrategie die we in dit hoofdstuk beschrijven als een we een overtreding constateren. Daarbij onderschrijven we de landelijke handhavingsstrategie omgevingsrecht (LHSO). Het doel van de sanctiestrategie is om uitvoering te geven aan:

  • beginselplicht tot handhaven

  • passend interveniëren bij iedere bevinding

  • in vergelijkbare situaties vergelijkbare keuzes maken

  • interventies op vergelijkbare wijze kiezen en toepassen.

 

De essentiële onderdelen van de LHSO zijn in onderstaande alinea’s uitgewerkt en aangevuld met eigen overwegingen.

 

We zoeken contact met de overtreder. Dit kan ertoe leiden dat handhaving niet plaatsvindt. In het contact moet vertrouwen ontstaan dat de overtreding wordt opgeheven en er wordt een termijn afgesproken. Er zijn uitzonderingen waarbij een sanctie wordt opgelegd. Bijvoorbeeld wanneer een overtreding om onmiddellijke actie vraagt. Dan is de beginselplicht tot handhaving de basis.

 

5.1 Gelijkwaardige oplossing bij afwijken van voorschriften

 

Er kan sprake zijn van een formele afwijking van voorschriften en dat maatregelen zijn getroffen die het beschermde belang in dezelfde mate of beter waarborgen. Indien op een andere wijze dezelfde veiligheid, bescherming van gezondheid, milieu bruikbaarheid of energiezuinigheid wordt gerealiseerd, kan deze oplossing voldoen en is geen vervolgactie noodzakelijk.

 

5.2 Formele, legaliseerbare overtreding

 

Is sprake van een formele overtreding en is geen sprake van een gelijkwaardige oplossing, dan is een afweging of het een vergunbare situatie betreft. Als dit het geval is, wordt in beginsel een onderzoek naar de vergunningprocedure gestart en wordt toegewerkt naar een concept-aanvraag.

 

Afhankelijk van de ernst van de overtreding (risico, schade) en het profiel van de overtreder zijn er de volgende opties, waarbij we meestal de middelste optie (vergunnen) volgen:

 

  • Vergunnen met sanctionerende tik: Indien de illegale situatie is ontstaan uit calculerend / malafide gedrag en/of sprake is van recidive, wordt in uitzonderlijke gevallen proces-verbaal opgemaakt (door de politie of andere partner).

 

  • Vergunnen: Indien bij een vergunbare situatie geen sprake is van calculerend/malafide gedrag en geen sprake van recidive, wordt afgezien van een sanctionerende tik. In sommige situaties is het denkbaar dat ondersteuning wordt geboden om de situatie te verbeteren. Bijvoorbeeld door het geven van voorlichting als wordt vastgesteld dat bepaalde (onnodige) overtreding systematisch voorkomt.

 

  • Vergunnen met bestuursrechtelijke handhaving: Als een situatie legaliseerbaar is kunnen we bestuursrechtelijk handhavend optreden, zolang de illegale situatie voortduurt of de vergunningaanvraag niet is ingediend. Als een vergunningaanvraag is ingediend, kan handhavend optreden geboden zijn, bijvoorbeeld als belangen van derden dat vergen.

 

5.3 Sanctie instrumenten

 

We kunnen bestuursrechtelijke en strafrechtelijke instrumenten inzetten om op ter treden bij geconstateerde overtredingen.

 

Bestuursrechtelijk herstelsancties zijn

  • last onder dwangsom (LOD);

  • last onder bestuursdwang (LOB/BES);

  • schorsen of intrekken van de vergunning, certificaat of erkenning;

  • een bouwstop (tijdelijk stilleggen activiteiten);

  • verscherpt toezicht;

  • bestuurlijke boete.

 

De bestuurlijke boete is een recenter instrument binnen het bestuursrecht. De gemeente kan dit als sanctiemiddel inzetten en direct een boete opleggen (artikel 5.4 Awb). Hiervoor dient de gemeente de bevoegdheid tot het opleggen van een boete wel aan te wijzen. In onze strategie hebben we opgenomen bij welk soort overtredingen de bestuurlijke boete een mogelijk instrument is om in te zetten. Op dit moment is de bevoegdheid tot het opleggen van de bestuurlijke boete nog niet binnen onze gemeente belegd en kan dit instrument niet worden ingezet.

 

Strafrechtelijke instrumenten zijn:

  • Proces verbaal (PV);

  • Bestuurlijke strafbeschikking (BSB).

 

In onze gemeente zijn geen toezichthouders aangewezen om strafrechtelijk op te treden op het gebied van het omgevingsrecht. Wij signaleren richting onze partners (zoals politie), waarna zij strafrechtelijk kunnen optreden. Bij strafrechtelijke handhaving is naast het bereiken van de gewenste situatie tevens het bestraffende element van belang.

 

Bestuursrechtelijke handhaving is gericht op het bereiken van de gewenste situatie. Bij een last onder dwangsom of last onder bestuursdwang krijgt de overtreder een hersteltermijn waarbinnen de overtreding moet zijn beëindigd. Als de overtreding na deze termijn niet is beëindigd, dan wordt de sanctie geëffectueerd.

 

Op basis van twee variabelen bepalen we met welk instrumentarium gehandhaafd wordt bij een geconstateerde overtreding:

 

  • 1.

    de gevolgen van de bevinding voor het milieu, veiligheid, gezondheid en/of maatschappelijke relevantie:

    • a.

      vrijwel nihil;

    • b.

      beperkt;

    • c.

      van belang - er is sprake van aanmerkelijk risico dat de bevinding maatschappelijke onrust geeft en/of doden of gewonden (mens èn dier) tot gevolg heeft;

    • d.

      aanzienlijk en/of onomkeerbaar - onder andere het geval als de overtreding maatschappelijke onrust en/of doden of gewonden (mens èn dier) tot gevolg heeft.

 

  • 2.

    het gedrag van de overtreder. Daarbij nemen we het gedrag en de toezicht- en handhavinghistorie van de overtreder mee in beschouwing.

    • a.

      goedwillend, pro-actief en geneigd om regels te volgen, de bevinding is het gevolg van onbedoeld handelen;

    • b.

      neemt het niet zo nauw met het algemeen belang, heeft een onverschillige houding, de bevinding en de gevolgen van zijn handelen laten hem koud;

    • c.

      opportunistisch en calculerend, bewust belemmeren van controlerenden, bewust risico nemend, recidive;

    • d.

      crimineel of maakt deel uit van een criminele organisatie, houdt zich bezig met fraude, oplichting of witwassen.

 

Als we niet in staat zijn om het gedrag te typeren, dan is “goedwillend” het uitgangspunt.

 

Beide variabelen bepalen of bestuursrechtelijk (lichte segmenten), strafrechtelijk (donkere segmenten) of in een combinatie van beide (middensegmenten) wordt opgetreden. Zie de interventiematrix die hieronder is weergegeven. Voor de donkere segmenten volgen we een 2-staps strategie. De waarschuwingsbrief wordt altijd voorzien van een voornemen voor het opleggen van een dwangsom, zodat in de volgende stap de dwangsom kan worden opgelegd. Bij de lichte segmenten volgen we een 3-staps strategie waarbij we eerst een redelijk termijn opnemen voor het beëindigen van de overtreding en een termijn voor het indienen van een eventuele zienswijze.

 

Door verzwarende of verzachtende argumenten kan een verschuiving van het instrumentarium plaatsvinden. Bij verzachtende argumenten wordt de in de interventiematrix gepositioneerde bevinding één segment naar links en vervolgens één segment naar onder verplaatst en andersom bij verzwarende argumenten.

 

In lijn met de landelijke handhavingsstrategie kunnen de volgende argumenten verzwarend werken:

  • 1.

    De overtreder heeft door zijn handelen financieel voordeel behaald of het behalen van financieel voordeel was het doel.

  • 2.

    De overtreder is een maatschappelijk aansprekende of bekende (rechts)persoon met een voorbeeldfunctie.

  • 3.

    Een financiele sanctie heeft vermoedelijk geen effect.

  • 4.

    De overtreder heeft ook andere relevante handelingen gepleegd ter verhulling van de feiten, zoals valsheid in geschrifte, corruptie of witwassen.

  • 5.

    De overtreder werd ondersteund door een deskundige derde.

  • 6.

    Het doel van de handhaving ligt bij het onder de aandacht brengen van het belang van een bepaalde norm bij de branche of een breder publiek (normbevestiging).

  • 7.

    Door strafrechtelijk optreden met toepassing van opsporingsbevoegdheden kan meer toereikend zijn om de waarheid boven tafel te brengen.

 

In aanvulling op de landelijke handhavingsstrategie kunnen de volgende argumenten verzachtend zijn:

  • 1.

    De overtreder heeft al een ander (dan gesanctioneerd) financieel nadeel behaald.

  • 2.

    De overtreder heeft maatregelen genomen om dergelijke voorvallen te voorkomen.

  • 3.

    Volledige legalisatie van de handeling is een redelijke mogelijkheid.

 

Na positionering van de overtreding in de interventiematrix kan de bijbehorende interventie worden bepaald. In onderstaande versie van de interventiematrix is per situatie de eerste insteek voor sanctioneren opgenomen. De toezichthouder kiest voor de minst zware van de opgenomen interventies, tenzij de toezichthouder motiveert dat een andere interventie passender is.

 

Dit betekent dus dat de matrtix behulpzaam is om op basis van de gevolgen (de verticale as) en het gedrag van de overtreder (de horizontale as) tot een kwadrant te komen. Binnen dat kwadrant kan gestart worden met het minst zware instrument en bij uitblijven van naleven kan dit worden verzwaard. De matrix werkt dus in principe “van beneden naar boven”. Het doel van de matrix is om weloverwogen tot de juiste stappen en beslissingen te komen en om deze transparant vast te leggen.

De toezichthouder zet de interventie in totdat sprake is van naleving. Als naleving binnen de bepaalde termijn uitblijft dan zetten we een zwaardere interventie in uit hetzelfde segment van de interventiematrix, tenzij de toezichthouder motiveert dat een zwaardere interventie uit een ander segment van de interventiematrix passender is. De interventiematrix is een hulpmiddel om gemotiveerd tot een afweging van instrumenten te komen en om de inzet van deze instrumenten – waar nodig – af te stemmen met andere handhavingspartners.

 

5.4 Passende reactie

 

De toe te passen sanctie moet proportioneel zijn en dient zoveel mogelijk transparantie te bieden. Bij een last onder dwangsom geldt dit voor de lengte van begunstigingstermijnen en de hoogte van dwangsommen. De dwangsom dient prikkelend te werken, zodat de overtreder de overtreding zal beëindigen, beëindigd zal houden en wordt weerhouden om de overtreding (nogmaals) te begaan.

De dwangsom mag niet zodanig hoog zijn dat deze als straf/ boete kan worden gezien:

 

  • Voor besluiten die niet gericht zijn op het voorkomen van herhaling kiezen we qua begunstigingstermijn voor een termijn waarbij de overtreder voldoende hersteltijd heeft én we langdurende overtredingssituaties voorkomen. Voor de onderbouwing van het besluit hanteren we een termijn die praktisch haalbaar moet zijn om aan de last te kunnen voldoen. Verder is de te stellen termijn afhankelijk van de aard van de overtreding (er kan in principe met geen of een korte termijn worden volstaan bij gedragsvoorschriften) en mag de termijn niet zodanig lang zijn, dat sprake is van (impliciet) gedogen van de overtreding.

 

  • De hoogte van een dwangsom moet op grond van de Algemene wet bestuursrecht in redelijke verhouding staan tot de zwaarte van het geschonden belang en de beoogde werking van het opleggen van de dwangsom. Bij het onderbouwen van het besluit voor de hoogte van de dwangsom maken we in beginsel gebruik van de landelijke leidraad handhavingsacties en begunstigingstermijnen. We relateren de hoogte van de dwangsom aan de aard en ernst van de overtreding, de potentiële schade en de kosten die moeten worden gemaakt om de overtreding ongedaan te maken. In ieder geval moet het bedrag belangrijk hoger zijn dan het economisch voordeel dat met de overtreding wordt behaald. Het moet aantrekkelijker zijn de overtreding ongedaan te maken dan de dwangsom te betalen.

 

  • Het verbeuren van dwangsommen gebeurt van rechtswege.

 

  • Bij het opleggen van een last onder dwangsom wordt de overtreding, indien dit is toegestaan, opgenomen in de Basisregistratie Kadaster Publiekrechtelijke beperkingen.

 

  • Het bevoegd gezag kan in sommige gevallen de vergunning ook geheel of gedeeltelijk intrekken of schorsten als niet overeenkomstig de vergunning wordt gehandeld. Dit instrument wordt in onze gemeente in uitzonderlijke gevallen toegepast als andere maatregelen geen effect sorteren.

 

5.5 Overtredingen door de overheid

 

De handhaving van overtredingen begaan door een andere overheid of een onderdeel van de eigen organisatie is voor niet anders dan handhaving van overtreding begaan door burgers of bedrijven. Er wordt geen verschil gemaakt in prioriteitstelling en keuze van het handhavingsinstrument.

 

5.6 Afzien van handhaven

 

In uitzonderlijke situaties kan de burgemeester/college van B&W verklaren dat wordt afgezien van handhaving. Dit is aan een termijn gebonden en niet langer dan strikt genomen noodzakelijk. Daarbij onderschrijven we het landelijk beleidskader gedogen.

 

We zien bij een overtreding af van handhaving als wordt voldaan aan één of - bij voorkeur- meerdere van de volgende voorwaarden:

  • 1.

    De activiteit is verantwoord uit het oogpunt van bescherming van de fysieke leefomgeving;

  • 2.

    Er bestaat concreet uitzicht op legalisatie van de activiteit;

  • 3.

    Een ontvankelijke vergunningaanvraag is ingediend én een voorlopige inschatting is gemaakt waaruit blijkt dat de activiteit vergunbaar is, indien vooruitlopend op besluitvorming omtrent vergunningverlening wordt afgezien van handhaving;

  • 4.

    Er dient sprake te zijn van bijzondere omstandigheden die afzien van handhaving in het concrete geval rechtvaardigen.

 

In de volgende gevallen wordt niet afgezien van handhaven:

  • indien bij de overtreder sprake is van recidiverend dan wel calculerend gedrag;

  • indien blijkt dat de activiteit strijdig is met enige andere bij of krachtens wettelijk voorschrift gestelde regel en het voor de handhaving van die regel bevoegde gezag kenbaar heeft gemaakt dat het met bestuursrechtelijke handhavingsinstrumenten tegen deze overtreding optreedt dan wel zal optreden;

  • bij bouwen zonder of in afwijking van een vergunning, tenzij er sprake kan zijn van een tijdelijk bouwwerk;

  • als belangen van derden zich daartegen verzetten.

 

Indien wordt afgezien van handhaven gelden de volgende procesvoorschriften:

  • afzien van handhaving gebeurt schriftelijk en uitdrukkelijk;

  • afzien van handhaving wordt zoveel mogelijk beperkt in omvang en/of in tijd;

  • er moet sprake zijn van een zorgvuldige kenbare belangenafweging;

  • afzien van handhaving is aan controle onderworpen.

 

5.7 Samenwerken bij het sanctioneren

 

Afhankelijk van de overtreding en de overtreder vindt afstemming plaats met partners die strafrechtelijke sancties kunnen opleggen. Als richtlijn wordt de interventiematrix uit de LHSO gebruikt, zoals in dit hoofdstuk is opgenomen. In situaties waarbij een andere overheid ná of vóór ons college handhavingsbevoegd is, vindt afstemming plaats met de betreffende overheidsorganisatie.

 

Bijlagen Toetsingsmatrix bouwen gevolgklasse 2 en 3

 

Toezichtmatrix bouwen gevolgklasse 2 en 3

 

Bijlage Omgevingsanalyse van onze Fysieke Omgeving Vergunningverlening, Toezicht en Handhaving

 

1 Inleiding

 

Dit document bevat onze omgevingsanalyse en is de onderlegger voor het beleidsplan van de taken vergunningverlening, toezicht en handhaving (VTH) in de fysieke omgeving. Het uitgangspunt is dat bij uitvoering van VTH-taken de prioriteit ligt bij de grootste risico’s en opgaven en dat we passende VTH-instrumenten en capaciteit kunnen inzetten om de risico’s en opgaven aan te pakken. Om zicht te hebben op de risico’s is een omgevingsanalyse gemaakt van het grondgebied en de activiteiten. Daaruit volgt een prioriteitstelling. De mate waarin we VTH-instrumenten en capaciteit inzetten werken we uit in ons jaarlijks uitvoeringsprogramma.

 

Onze omgevingsanalyse is ingedeeld naar drie gebiedstypen:

  • Centrum en Kernen

  • Bedrijventerreinen

  • Buitengebied

 

Omdat diverse activiteiten in meerdere gebieden voorkomen is deze omgevingsanalyse opgebouwd naar de activiteiten en is vervolgens aangegeven wat het risicoprofiel is per gebiedstype.

De risicoanalyse die in de volgende hoofdstukken terugkomt is hieronder toegelicht:

 

2 Gebiedsprofielen gemeente Voerendaal

 

2.1 Centrum en kernen

De gemeente Voerendaal telt bijna 12.500 inwoners en bestaat uit 5 dorpen en een 20-tal buurtschappen en gehuchten. Er zijn 4 woonkernen met meer dan 1.000 inwoners: Kunrade, Voerendaal, Klimmen en Ubachsberg. De oppervlakte van de gemeente is relatief klein. De dorpen en buurtschappen zijn gevarieerd. Er zijn enkele centra met winkel- en horecavoorzieningen. De bebouwing ligt in woonwijken, lintbebouwing en in ons landelijk gebied.

 

2.2 Bedrijventerreinen

De bedrijvigheid in Voerendaal is geconcentreerd op het bedrijventerrein Lindelaufer Gewande.

Dit terrein is ruim 10 hectare groot en goed ontsloten door de A79 en de A76. Er is geen plaats voor zware industrie. In woongebieden bestaat de bedrijvigheid vooral uit detailhandel, horeca en dienstverlening. Er zijn benzinestations zonder LPG.

 

2.3 Buitengebied

De agrarische bedrijven zorgen voor een gevarieerd landschap, werkgelegenheid en voedselproductie. Steeds meer bedrijven zijn actief bij het onderhoud van natuur en landschap en verbreden hun diensten (toerisme, recreatie, zorg, streekproducten, huisverkoop).

 

Er zijn drie gebieden (Kunderberg, Geleenbeekdal en het Geuldal) die onderdeel uitmaken van Natura 2000. Bij vergunningaanvragen voor uitbreiding of vestiging wordt de depositie in deze gebieden getoetst. In de gemeente komen planten en diersoorten voor die zijn opgenomen als beschermde soort in de wet Natuurbescherming.

 

3 Omgevingsanalyse

 

3.1 Illegaal gebruik

 

Strijdig gebruik van een pand

Dit is het gebruik van bouwwerken in strijd met de regels van het omgevingsplan.

Bijvoorbeeld: horeca-activiteiten, detailhandel of opslag goederen waar dat niet is toegestaan of het voortzetten van activiteiten na afloop van een tijdelijke vergunning.

We beoordelen of sprake is van strijdig gebruik op basis van signalen (meldingen inwoners), door reguliere controles van gebouwen en door gebiedstoezicht/surveillance.

 

Strijdig gebruik van grond of perceel

Dit is het opslaan van goederen op een bedrijfs- of woonperceel of op gemeentegrond.

 

(illegale) bewoning door arbeidsmigranten

Dit gaat om verhuur van (delen van) woningen waar dat niet is toegestaan op basis van ons omgevingsplan of landelijke eisen over bouw- en brandveiligheid. Vanuit de aanpak van adressignalen en adresonderzoeken (in het kader van BRP) wordt illegale bewoning gesignaleerd. Er worden nauwelijks vergunningen aangevraagd.

 

Bedrijfs- en beroepsmatige activiteiten die niet zijn toegestaan

In het omgevingsplan is vastgelegd in welke mate het is toegestaan om bedrijfsmatige en ondergeschikte nevenactiviteiten te verrichten vanuit een woning (denk aan: thuiskapper, webshop, bed & breakfast, administratiekantoor, klusbedrijf). De activiteiten vanuit woningen nemen toe. Bij groei is het kostbaar voor de ondernemer om activiteiten ‘over te hevelen’ naar een geschikt (bedrijfs-)pand.

 

Strijdig gebruik gaat om bedrijfsmatige activiteiten die niet als nevenactiviteit in de uitgevoerde omvang zijn toegestaan en om activiteiten die helemaal niet zijn toegestaan (bijvoorbeeld metaalbewerking, onderhoud auto’s, houtbewerking). Op het bedrijventerrein is het uitoefenen van detailhandel strikt gereguleerd.

 

Niet toegestane activiteiten in archeologisch waardevol gebied

Archeologisch waardevolle gebieden kunnen worden aangetast door activiteiten in de bodem zoals graven of het aanbrengen van een fundering. We hebben onze archeologische waarden in kaart gebracht en vastgelegd en het is bekend in welke gevallen een onderzoek is vereist. Onze gemeente kent verschillende archeologische verwachtingswaardes en we kennen enkele uitzonderingen op de verplichting tot archeologisch onderzoek. Er vindt archeologisch onderzoek plaats door initiatiefnemers als dat is vereist.

 

Niet toegestane woningsplitsing of kamerverhuur

Dit gaat om verhuur van (delen van) woningen waar dat niet is toegestaan (woningsplitsing, overbewoning) op basis van het omgevingsplan, brandveiligheid- of landelijke eisen. We hebben een inventarisatie gemaakt van verdachte locaties en voeren controles uit op illegale woningsplitsing en op onrechtmatige bewoning.

 

Niet toegestane woningverhuur of permanente bewoning van een recreatiewoning

Er spelen drie zaken rondom bewoning:

  • permanente bewoning van recreatiewoningen

  • recreatief gebruik (verhuur) van een woning

  • spookwoningen; dit is een woning die officieel leegstaat, maar in de praktijk wordt bewoond zonder dat degene is ingeschreven

Het betreft zaken die niet zijn toegestaan in het omgevingsplan.

Er is een behoorlijk aantal recreatiewoningen binnen onze gemeente en er ligt een voormalig vakantiepark en diverse campings.

 

Ondermijnende activiteiten in panden (exclusief overtredingen Opiumwet)

Dit gaat om productie en/of opslag van hennep of synthetische drugs. Dit kan plaatsvinden in (ruimtes in) woonhuizen of bedrijfspanden, garageboxen, schuurtjes, loodsen. Jaarlijks treffen we enkele productieruimten aan. In de omgevingsanalyse voor de VTH-taken gaat het niet om de overtredingen op de Opiumwet (de feitelijke productie en opslag). De reden is dat dit meer ligt bij de opsporingsdiensten en politie. Vanuit onze VTH-taken gaat het om het strijdig gebruik op ruimtelijke, brandveiligheids- en bouwregels. Ook bezoeken we vanuit onze VTH-taak leegstaande panden die aantrekkelijk kunnen zijn voor drugsproductie. We doen dit door controles en we treffen ondermijnende activiteiten aan in de gecontroleerde panden.

 

Strijdige bewoning van een bedrijfswoning

Het omgevingsplan maakt onderscheid in de reguliere woning en bedrijfswoning. De regels zijn niet identiek in elke kern. Een bedrijfswoning heeft een functionele binding met het bedrijf, mag niet door derden worden bewoond en kan een lager beschermingsniveau hebben dan een gewone woning. Bij verkoop of beëindiging van het bedrijf kan het voorkomen dat de bedrijfswoning niet als zodanig wordt aangemerkt en als woning overgaat naar een nieuwe eigenaar. Dit veroorzaakt strijdigheid. Op het bedrijventerrein Lindelaufer Gewande zijn geen bedrijfswoningen.

 

3.2 Bouwveiligheid en brandveiligheid

 

Brandveilig gebruik van een gebouw

De regels voor het brandveilig gebruik van een gebouw zijn vastgelegd in het landelijke Besluit bouwwerken leefomgeving. Onder de Omgevingswet vervalt de gebruiksvergunning; in bepaalde gevallen is nog wel een gebruiksmelding verplicht. Per gebruiksfunctie van een bouwwerk is vastgesteld vanaf welk aantal van mogelijk aanwezige personen een meldingsplicht geldt voor het bouwwerk. In ons omgevingsplan kunnen we maatwerkregels stellen voor bijzondere gevallen.

 

We maken in de omgevingsanalyse onderscheid in gebouwen met:

  • Zelfredzame personen

  • Niet-zelfredzame personen (kinderdagverblijf, verzorgingstehuis, ziekenhuis)

  • Veel bezoekers

 

Bij brandveilig gebruik gaat erom dat de vereiste voorzieningen en installaties in voldoende mate aanwezig en onderhouden zijn om het risico op (verspreiding van) brand te verminderen.

 

Voor de gemeentelijke gebouwen (gemeentehuis, buurtcentra) is een breed controleproject in uitvoering, waaronder op brandveiligheid. Daar kwamen tot nu toe op brandveiligheid geen constateringen uit. In het buitengebied zien we een verbreding van activiteiten (dagbesteding, zorg, bezoekerscentra) waarbij brandveiligheid aan belang wint.

 

Verwaarlozing van een (leegstaand) pand

Dit gaat om langdurige leegstand of verwaarlozing van een pand zodat er gevaar dreigt voor instorting of dat het pand gebruikt wordt voor feesten / samenkomsten. We ontzeggen door middel van afzetting en bebording de toegang tot een onbewoonbaar gebouw. Bij particulier eigendom trachten we met de eigenaar in contact te komen over de voorgenomen afzetting van de toegang. Er zijn nauwelijks verwaarloosde panden.

 

Omgevingsveiligheid bij bouwen en slopen

Dit gaat om de omgevingsveiligheid rondom bouwplaatsen en werkterreinen zoals ten aanzien van steigers, kranen, aanvoer en opslag. Er zijn jaarlijks een paar grotere bouwprojecten waar omgevingsveiligheid aan de orde is en het speelt vaker bij verbouwingen waar naastgelegen panden er mee te maken hebben.

 

3.3 Bouwen en slopen

 

Realiseren nieuwbouw of verbouw zonder of in afwijking van de vergunning

Bij het realiseren of aanpassen van bouwwerken zijn regels van toepassing vanuit landelijke wetten, ons omgevingsplan en de omgevingsvergunning. Het gaat om het realiseren of verbouwen van bouwwerken in afwijking van de vergunning of zonder vergunning.

Doordat een toenemend deel van de bouwactiviteiten niet meer vergunningsplichtig is of doordat de toetsing en het toezicht bij een externe kwaliteitsborger ligt, hebben we steeds minder beeld van bouwwerken via de vergunningaanvraag.

Op basis van meldingen, handhavingsverzoeken en luchtfoto’s constateren we dat er in het bebouwde en in het buitengebied bouwwerken zijn gerealiseerd waar mogelijk een vergunning voor nodig was.

 

Realiseren vergunningsvrij bouwwerk dat niet voldoet aan de wettelijke eisen

Een bouwwerk dat vergunningsvrij is dient te voldoen aan de landelijke regels Bbl en regels in het omgevingsplan. Het kan zijn dat een bouwwerk terecht zonder vergunning wordt gerealiseerd en dat niet is voldaan aan de wettelijke eisen). We hebben geen zicht op deze bouwwerken via een vergunningaanvraag en benutten andere bronnen (meldingen, handhavingsverzoeken, gebiedstoezicht, luchtfoto’s) om er zicht op te houden.

De kans is laag, vaak gaat het om bijgebouwen waar de eisen beperkt van toepassing zijn.

 

Slopen en verwijderen asbest

Een sloopmelding is verplicht als er meer dan 10m3 sloopafval ontstaat of als asbest wordt verwijderd. Het is noodzakelijk om een asbestinventarisatie te doen indien het gaat om een bedrijfsmatige verwijdering van asbest en het pand voor 1995 is gebouwd.. Asbest kan verwerkt zitten in bouwwerken die gerealiseerd zijn tot begin jaren ’90. Eigenaren zijn verantwoordelijk voor de verwijdering van asbest. Een particulier mag éénmalig tot 35m3 per perceel verwijderen. Als dat meer is dan dient een gecertificeerd bedrijf de verwijdering en afvoer te doen. Het beoordelen van de sloopmelding waar een asbestinventarisatierapport is toegevoegd is net als het toezicht en de handhaving een basistaak die door de RUD ZL wordt uitgevoerd.

 

Verbouw van een monumentaal pand zonder of in afwijking van de vergunning

Ons cultuurhistorisch erfgoed is beschermd met de status van rijksmonument (een 50-tal), karakteristieke dorpsgezicht (Laurentiusplein), en historische buitenplaats . Het verbouwen van erfgoed zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning kan tot onherstelbare schade leiden.

Er zijn naast de twee archeologische rijksmonumenten (romeinse villa’s Stockveld en Ten Hove) een twintigtal terreinen die een (zeer) hoge archeologische waarde hebben of van archeologische betekenis zijn. Er zijn een honderdtal gebouwen met de status van rijksmonument. Daarnaast is eenzelfde aantal gebouwen als karakteristiek aangemerkt in een bestemmingsplan. Deze gebouwen hebben een beperkte bescherming voor de beeldbepalende waarde en cultuurhistorische waarde in het straatbeeld.

 

Overlast geluid en trilling door installaties

Het duurzaam opwekken van energie is een positieve ontwikkeling en draagt bij aan de realisatie van de energietransitie. De aanleg en het gebruik van zonnepanelen, airco’s, warmtepompen, zonneweiden en batterij-opslag kan echter negatieve gevolgen hebben. Denk aan hinder (licht, geluid) en (brand)veiligheid. Er komen beperk, anders dat klachten binnen.

 

Strijdig met eisen van welstand

Onze welstandsnota bevat eisen voor het aanzien van een bouwwerk vanuit de gedachte dat welstand bijdraagt aan een aantrekkelijke bebouwde omgeving. Er zijn gebieden benoemd met een bijzonder welstandsniveau waar meer aandacht is voor de inpassing van een bouwplan in het gebied en de bijdrage aan de kwaliteit van het straatbeeld. We kennen geen aangewezen welstandsvrije gebieden.

 

Aanleg van een werk zonder of in afwijking van de vergunning

Bij aanleg gaat het om werken of werkzaamheden waarvoor een omgevingsvergunning voor het uitvoeren nodig is (bijvoorbeeld een sportveld, ophogen gronden). De aanleg van een werk is zichtbaar en komt niet vaak voor zonder vergunning. In het omgevingsplan staat voor welke activiteiten een aanlegvergunning nodig is. Wat betreft de activiteiten met betrekking tot sloten (aanleg of dempen) heeft zowel de gemeente (aanlegvergunning) als het waterschap hierin een bevoegdheid (Keur).

 

Aanleg van een (uit)weg zonder of in afwijking van de vergunning

Onze APV bevat een verbod om zonder vergunning een weg aan te leggen of te veranderen en een verbod om zonder vergunning een uitweg te maken of veranderingen aan te brengen in een bestaande uitweg.

 

Realisatie van een bouwwerk, geen ‘gebouw’ zijnde

Een gebouw is een bouwwerk dat met meer dan twee wanden is omsloten en een dak heeft. Voor bouwwerken die geen gebouw zijn gelden regels uit het landelijke Bbl en ons omgevingsplan. Denk aan bijvoorbeeld vlagenmasten, zendmasten, speeltoestellen, windmolens of een vrijstaande overkapping met één wand

De provincie heeft vastgelegd dat er geen windmolens geplaats mogen worden (met uitzondering van een heel erg klein gebied in onze gemeente) vanwege de mogelijke komst van een telescoop.

 

3.4 Stook

 

Overlast door stoken van haarden

Het (foutief) stoken van haarden leidt tot overlast van rook en geur en er zijn toenemende inzichten met betrekking tot de negatieve gezondheidseffecten van houtstook. Het stoken van haarden is echter niet verboden. Optreden bij overlast is niet gemakkelijk en handhaving kan op basis van technische eisen voor het afvoerkanaal die zijn opgenomen in het landelijke Besluit bouwwerken leefomgeving of een (dure) meting naar de luchtkwaliteit. We krijgen regelmatig meldingen binnen van overlast.

 

Illegaal verbranden van afvalstoffen zonder ontheffing

Er staat een verbod op het stoken van afval in de APV. In de praktijk komt het stoken van afvalstoffen zoals groenafval voor. Met name in de zomerperiode is er brandgevaar, naast de algemene geur- en rookoverlast.

 

3.5 Openbare ruimte

 

Illegale kap of ontbreken herplant

Onze Bomenverordening bevat de bepaling dat het college een kaart beschermde houtopstanden vaststelt. Het is verboden een houtopstand te vellen die vermeld is op de kaart. Het college kan een ontheffing verlenen. Onze Bomenverordening bevat bepalingen over herplant. Verder zijn cultuurhistorische waarden en landschapselementen aangegeven in ons omgevingsplan zoals: boomgaarden, graften, houtakkers, bomenrijen. Er wordt een paraplubestemmingsplan opgesteld met de landschapselementen en we actualiseren onze bomenverordening.

In de Wet natuurbescherming (opgaand in Omgevingswet) is vastgelegd voor welke grotere percelen of bomenrijen een melding moet worden gedaan.

Het illegaal kappen van een boom of aantasten van groenwaarden is onomkeerbaar en leidt tot verlies van groen, natuur en de omgevingskwaliteit.

Het komt voor dat beschermde bomen gekapt worden zonder aangevraagde vergunning. In het buitengebied komt het ook voor, ook als gevolg van onderhoud aan akkers of een holle weg.

 

Onvoldoende invulling van landschappelijke inpassing

Bij het realiseren of uitbreiden van panden of voorzieningen kan de landschappelijke inpassing als voorwaarde van toepassing zijn uit ons omgevingsplan of vergunning. Er is een breed landschappelijk inpassingsplan voor ons bedrijventerrein Lindelaufer Gewande. Er worden hanvatten geboden voor energietuinen en zonneweides.

 

De realisatie van een inpassingsplan of beplantingsplan versterkt de ruimtelijke uitstraling. We constateren dat de verplichtingen voor aanleg en instandhouding van de landschappelijke inpassing niet altijd goed worden opgevolgd.

 

Illegale reclame

Onze APV bevat regels voor het plaatsen van lichtreclame en bebording. We hebben geen reclamebeleid vastgesteld, er is wel een beeldkwaliteitsplan vastgesteld voor het bedrijventerrein. Er kan lichthinder ontstaan en reclame kan het straatbeeld ontsieren. Ook zijn er bouwtechnische eisen voor het aanbrengen van reclame aan bijvoorbeeld gevels of bouwwerken.

 

Dumpen van afval

We treffen op kleine schaal afvaldumpingen aan, vooral langs doorgaande wegen. Meestal gaat het om bouwmateriaal, elektronica, autobanden, huisraad, witgoed, vuilnis en soms om gevaarlijk afval zoals resten van drugsproductie. Onze buitendienst zorgt voor het opruimen van aangetroffen afval en een gespecialiseerd bedrijf voor het opruimen van gevaarlijk afval waarbij we tevens laten beoordelen of er sprake is van verontreiniging van bodem of water.

 

Stropen van wild

In het buitengebied zijn er verschillende vormen van stroperij. Dit betreft het afvangen van vogels, zetten van vallen voor wild en met terreinwagens en vuurwapens doden van dieren op percelen. Het neemt in sommige gevallen een professionele vorm aan. Het vraagt gerichte acties om stropers te betrappen. Dit is een taak van onze groene BOA en we werken aan een overeenkomst met de Wildbeheereenheid van de provincie om samen te werken.

 

Voorwerpen op of aan een openbare plaats

Voor het plaatsen van voorwerpen op of aan de weg zoals een container, bouwkeet, lichtinstallatie of goederen zijnregels opgenomen in onze APV. Er is geen vergunningplicht. Het kan voorkomen dat de wegafzetting, doorgang of plaatsing niet voldoet. We treffen weinig aan dat voorwerpen niet goed zijn geplaatst en voor onveilige situaties of overlast zorgen.

 

Hinderlijk of gevaarlijk parkeren

In de kernen, winkelgebieden en bij toeristische attracties komt ongewenst, hinderlijk en soms gevaarlijk parkeren voor:

  • Parkeerdruk bij scholen en winkels

  • Parkeeroverlast door bezoekers en toeristen met parkeren in bermen,

  • Caravans of campers (langdurig) stallen op de openbare weg

  • Parkeren buiten de aangegeven vakken

 

Evenementen

In onze gemeente worden diverse evenementen georganiseerd zoals Wijnrestaurant op het land, wielertoertocht, koningsdag, duurzaamheidsfestival oogstdankfeest en zomerfestival.

In onze APV is vastgelegd in welke gevallen een vergunning of melding is vereist. Er zijn gebieden in ons omgevingsplan aangewezen waar evenementen zijn toegestaan.

Afhankelijk van het risico van het evenement en de verwachte bezoekersaantallen is een evenement vergunningplichtig, of meldingsplichtig en bepalen we samen met onze partners (zoals politie, brandweer) het risicoprofiel en de wijze en intensiteit van ons toezicht. Een evenement kan ook verplicht zijn om een omgevingsvergunning aan te vragen indien er ruimtelijke aspecten van toepassing zijn.

Bij evenementen kunnen veel aspecten aan de orde zijn zoals parkeren, geluidproductie, openbare orde, lichthinder, veiligheid van grote groepen, gezondheid (gebruik alcohol, drugs), afval en brandveiligheid. Ook kunnen tijdelijke bouwwerken worden gerealiseerd zoals podia, tribunes of tenten. Bij grotere en terugkerende evenementen zijn professionele organisatoren betrokken die onze voorwaarden kennen en waar we overleg mee voeren.

De meeste evenementen zijn kleinschalig en volstaan met een melding, er zijn enkele evenementen die omvangrijk zijn en die over een evenementenvergunning en/of een omgevingsvergunning moeten beschikken.

 

Terrassen

De terrassen verhogen de levendigheid in ons centrum. Aan de andere kant kan er sprake zijn van geluidoverlast, niet houden aan de sluitingstijden voor terrassen of innemen van meer ruimte dan is toegestaan. De terrassen zijn recent opgemeten en er zijn geen overtredingen geconstateerd. Er komen ook geen meldingen binnen met betrekking tot overlast. De gemeente is terughoudend met het toestaan van terrassen aan de achterzijde van panden in verband met geluidoverlast.

 

Overlast, gevaar of verontreiniging door huisdieren

Dit kan gaan om individuele huisdieren zoals loslopende honden / blaffen / hondenpoep of het hobbymatig houden van veel dieren (honden, katten, duiven of kippen). Het is een ergernis voor inwoners en soms speelt diergezondheid of veiligheid (bijtincidenten) een rol. We krijgen nauwelijks meldingen binnen.

 

Gebruik van illegaal vuurwerk

Voorafgaand en rond de jaarwisseling leidt het afsteken van vuurwerk tot klachten over geluidoverlast en is er schade aan (gemeentelijk) eigendom. Het effect van het illegaal afsteken van vuurwerk is hoog in termen van veiligheid, hinder en schade.

Er is een landelijk verbod op het afsteken van knalvuurwerk en vuurpijlen. De verwachting is dat de overlast vermindert. Hoewel de zwaarte en overlast van illegaal vuurwerk juist toeneemt. Er is geen totaalverbod of een gebiedsverbod (vuurwerkvrije zone) ingesteld in onze gemeente voor het afsteken van vuurwerk.

 

Illegaal crossen door natuurgebied of weiland

Dit gaat over motorcross in de bosgebieden of door weilanden en akkers. De handhaving is niet eenvoudig: het gaat om het op heterdaad betrappen en op het beboeten vanwege veroorzaken van geluidoverlast of verstoring van de openbare orde. Onze toezichthouders zijn niet bevoegd om de crossers staande te houden.

 

Innemen standplaatsen

Voor het innemen van een standplaats is een vergunningstelsel van kracht volgens onze Apv. Het gaat om standplaatsen voor kramen en wagens die verkopen. Weekmarkten zijn gereguleerd in een aparte marktverordening. Bij een braderie wordt een bredere evenementenvergunning afgegeven waarin alle standplaatsen zijn gereguleerd. We kennen geen vaste standplaatsen, buiten de weekmarkt.

 

Vervoer gevaarlijke stoffen door of binnen de gemeente

De landelijke ILT houdt toezicht op het vervoer van gevaarlijke stoffen. Voor een aantal gevaarlijke stoffen geldt een routeplicht die gevolgd moeten worden bij het vervoer van sommige gevaarlijke stoffen. Over de spoorlijn worden geen gevaarlijke stoffen getransporteerd.

 

3.6 Bedrijven

 

Exploitatie van horeca

Er zijn twee stelsels van toepassing op de horeca:

  • Een vergunning voor het exploiteren van een logies-, drink- of eetgelegenheid. Wanneer bij de inrichting ook een terras hoort dan wordt dit terras meegenomen in de exploitatievergunning.

  • Een vergunning Alcoholwet voor het verstrekken van alcoholische drank. Dit is van toepassing op commerciële inrichtingen, para-commerciële instellingen die alcohol schenken (bijvoorbeeld verenigingskantines en gemeenschapshuizen) en op slijterijen. Voor het schenken van alcohol tijdens evenementen is een ontheffing nodig.

 

Daarnaast geldt op basis van onze Apv, onder andere voor horeca, een kennisgevingsplicht voor het afwijken van de geluidvoorschriften gedurende een beperkt aantal festiviteiten per jaar.

 

Bij de horeca spelen veel aspecten zoals brandveiligheid, milieu/geluid, alcoholverstrekking aan jongeren, strijdigheid met Alcoholwet, sluitingstijden, overlast voor de woonomgeving of verstoring openbare orde (buiten roken, lawaai bezoekers, muziek), vandalisme. De VTH-taken liggen bij de gemeente, de brandweer (brandveiligheid) en de RUD ZL (milieu). Er komen steeds meer aanvragen binnen om ondergeschikte horeca toe te staan zoals bij proeflokalen.

 

Bodem- of waterverontreiniging door een bedrijf

Door het lozen of lekken van (vaste) stoffen op het riool of in de bodem die niet zijn toegestaan kan er schade worden toegebracht aan het gemeentelijke rioolstelsel en de kwaliteit van bodem en water. De reguliere milieucontroles door RUD ZL en het waterschap bij de bedrijven zijn bedoeld om de voorzieningen te controleren die verontreiniging moeten voorkomen.

 

Overlast door een bedrijf

Dit gaat om ervaren overlast van bedrijven op bijvoorbeeld geluid, geur, licht, stof. De bedrijven zijn voornamelijk gevestigd op ons bedrijventerrein met kleinschalige bedrijvigheid in en rond de kernen en agrarische bedrijven in het buitengebied. Er komen klachten binnen met betrekking tot overlast; de meeste klachten hebben betrekking op een beperkt aantal bedrijven.

 

Milieuzonering bedrijventerrein

Milieuzonering is het aanbrengen van een ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende en milieugevoelige functies ter bescherming of vergroting van de leefkwaliteit. Een zonering van een bedrijventerrein houdt rekening met cumulatieve effecten. Het is een ruimtelijk instrument dat beoordeling behoefte bij veranderingen van de milieubestande activiteiten.

 

3.7 Overig

 

Wateroverlast door afkoppeling hemelwaterafvoer met waterinfiltratie

Door het afkoppelen van de opvang van regenwater van het riool en het infiltreren van het water in de bodem of waterlopen is er een kans op wateroverlast bij forse regenbuien. Er is een verordening afvoer hemelwater vastgesteld waarin is opgenomen dat het niet is toegestaan om hemelwater in het riool te lozen zonder bergingsvoorzieningen bij een verhard oppervlak van meer dan 200 m².

 

Bijlage: Risicomodel in detail per gebied