Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Groningen

Verordening afvoer hemel- en grondwater Groningen 2023

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieGroningen
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening afvoer hemel- en grondwater Groningen 2023
CiteertitelVerordening afvoer hemel- en grondwater Groningen 2023
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmilieu
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling vervangt de Verordening rioolaansluiting aangewezen gebieden 2018.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Onbekend

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

27-02-2024nieuwe regeling

20-12-2023

gmb-2024-80879

352794-2023

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening afvoer hemel- en grondwater Groningen 2023

DE RAAD VAN DE GEMEENTE GRONINGEN;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente

Groningen van 07-11-2023 (griffie zaaknummer 352794-2023)

 

HEEFT BESLOTEN:

  • I.

    de verordening afvoer hemelwater en grondwater vast te stellen;

  • II.

    dit besluit bekend te maken via lokaleregelgeving.overheid.nl onder gelijktijdige intrekking van de Verordening rioolaansluiting aangewezen gebieden 2018;

  • III.

    de verordening in werking te laten treden op de dag na bekendmaking.

De raad van de gemeente Groningen;

 

gezien het voorstel van burgemeester en wethouders van Groningen

 

gelet op artikel 10.32a Wet milieubeheer;

 

overwegende dat de Wet milieubeheer de bevoegdheid biedt bij verordening regels te stellen over het brengen van afvloeiend hemelwater of grondwater op of in de bodem of in een voorziening voor de inzameling en het transport van afvalwater en over het beëindigen van het lozen van afvloeiend hemelwater en grondwater in een voorziening voor de inzameling en het transport van stedelijk afvalwater; overwegende dat het gewenst is met oog op het beperken van wateroverlast, het beperken van verdroging en het doelmatig beheer van afvalwater regels te stellen over het beëindigen van lozingen van grondwater en hemelwater op de vuilwaterriolering en een verplichte waterbergingscapaciteit bij zowel bestaande bouw als nieuwbouw

 

besluit vast te stellen de:

 

Verordening afvoer hemel- en grondwater Groningen 2023

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Groningen;

  • gebouw: bouwwerk dat een voor mensen toegankelijke overdekte geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

  • bouwwerk: constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die op de plaats van bestemming hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond, bedoeld om ter plaatse te functioneren, met inbegrip van de daarvan deel uitmakende bouwwerk gebonden installaties anders dan een schip dat wordt gebruikt voor verblijf van personen en dat is bestemd en wordt gebruikt voor de vaart;

  • verhard oppervlak: oppervlak waarop bouwwerken of verhardingen aanwezig zijn;

  • nieuw gebouw: gebouw waarvoor omgevingsvergunning is aangevraagd na inwerkingtreding van deze verordening;

  • nieuw verhard oppervlak: verhard oppervlak dat wordt aangevraagd en aangelegd na inwerkingtreding van deze verordening waarbij een minimale toename geldt van 50 m²;

  • hemelwaterberging: een voorziening om hemelwater tijdelijk op te vangen en te bergen;

  • hemel- en grondwaterscheidingsgebied: gebied waar het verboden is hemelwater of grondwater te lozen in het vuilwaterriool;

  • hemelwaterbergingsgebied: gebied waarvan de geometrische begrenzing wordt aangewezen door het college;

  • infiltratiegebied: gebied waarvan de geometrische begrenzing wordt aangewezen door het college.

Artikel 2 Lozingsverbod hemel- en grondwater

  • 1.

    Met oog op het doelmatig beheer van afvalwater is het in het hemel- en grondwaterscheidingsgebied verboden hemelwater of grondwater te lozen in het openbaar vuilwaterriool.

  • 2.

    De lozing van hemelwater of grondwater op het openbaar vuilwaterriool wordt beëindigd binnen 1 jaar nadat het verbod op een perceel van toepassing is geworden.

  • 3.

    Het college kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijken van het verbod, bedoeld in het eerste lid, voor zover van de eigenaar van het perceel geen andere wijze van afvoer van het hemelwater of grondwater kan worden gevergd.

Artikel 3 Verplichting tot waterberging bij nieuwbouw en toename bebouwd oppervlak

  • 1.

    Met oog op het beperken van wateroverlast is het verboden hemelwater te lozen vanaf nieuwe gebouwen en nieuwe verharde oppervlakken in een openbaar riool, tenzij een hemelwaterberging is aangebracht en in stand gehouden.

  • 2.

    Voor de hemelwaterberging gelden de volgende eisen:

    • a.

      op een enkel perceel tussen de 250 en 1000 m² wordt 20 l per m² verhard oppervlak opgevangen;

    • b.

      op een perceel groter dan 1000 m² wordt 40 l per m² verhard oppervlak opgevangen;

    • c.

      op een gebied groter dan 2000 m² wordt 70 l per m² verhard oppervlak opgevangen;

  • 3.

    De hemelwaterberging wordt zo ontworpen en in stand gehouden dat deze weer voor 90% beschikbaar is:

    • a.

      tussen 10 en 20 dagen als het opgevangen hemelwater bestemd is voor benutting of hergebruik; of

    • b.

      tussen 1 en 2 dagen als het opgevangen hemelwater niet bestemd is voor benutting of hergebruik.

  • 4.

    De hoeveelheid hemelwater die niet kan worden geborgen, kan worden geloosd in het openbare riool of in de openbare ruimte.

  • 5.

    Het college kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van de verplichting om een hemelwaterberging aan te brengen, voor zover het aanbrengen van de hemelwaterberging redelijkerwijs niet mogelijk is.

  • 6.

    Het college kan aan de omgevingsvergunning een financiële voorwaarde verbinden.

Artikel 4 Verplichting tot waterberging bij bestaande bouw

  • 1.

    Met oog op het beperken van wateroverlast is het in een aan te wijzen hemelwaterbergingsgebied verboden hemelwater vanaf gebouwen en verharde oppervlakken in een openbaar riool te lozen, tenzij een hemelwaterberging is aangebracht en in stand gehouden.

  • 2.

    De hemelwaterberging wordt gerealiseerd binnen 1 jaar nadat het eerste lid op een perceel van toepassing is geworden.

  • 3.

    De eisen voor de hemelwaterberging worden in een maatwerkvoorschrift gesteld bij aanwijzing van een hemelwaterbergingsgebied zoals bedoeld in lid 1.

  • 4.

    De hemelwaterberging wordt zo ontworpen en in stand gehouden dat deze weer voor 90% beschikbaar is:

    • a.

      tussen 20 en 30 dagen als het opgevangen hemelwater bestemd is voor benutting of hergebruik; of

    • b.

      tussen 1 en 2 dagen als het opgevangen hemelwater niet bestemd is voor benutting of hergebruik.

  • 5.

    De hoeveelheid hemelwater die niet kan worden geborgen, kan worden geloosd in het openbare riool of in de openbare ruimte.

  • 6.

    Het college kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van de verplichting om een hemelwaterberging aan te brengen, voor zover het aanbrengen van de hemelwaterberging redelijkerwijs niet mogelijk is.

Artikel 5 Maatwerkvoorschrift

  • Het college kan maatwerkvoorschriften stellen over de inrichting en het beheer van de hemelwaterberging.

Artikel 6 Kwaliteit afstromend hemelwater

Bij het lozen van afstromend hemelwater in de bodem of in een voorziening voor de verwerking van hemelwater binnen het infiltratiegebied zijn de emissiegrenswaarden:

  • a.

    voor koper: 15 microgram per liter; en

  • b.

    voor zink: 65 microgram per liter.

Artikel 7 Werkingsgebieden

  • 1.

    Het college kan een hemel- en grondwaterscheidingsgebied, een hemelwaterbergingsgebied, en een infiltratiegebied aan wijzen.

  • 2.

    Het college houdt bij het wijzigen van de gebieden rekening met het gemeentelijk rioleringsplan of rioleringsprogramma.

Artikel 8 Toezichthouders

  • Met het toezicht op de naleving van de bepalingen bij of krachtens deze verordening gesteld, zijn belast de bij besluit van het college aan te wijzen personen of groep van personen.

Artikel 9 Overgangsrecht

  • 1.

    Een ontheffing als bedoeld in artikel 2, zesde lid, van de Verordening rioolaansluiting aangewezen gebieden 2018 die betrekking heeft op de afvoer van hemelwater of grondwater geldt als een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2, derde lid.

  • 2.

    Artikel 3 is niet van toepassing op nieuwe gebouwen:

    • a.

      waarvoor een omgevingsvergunning voor bouwen is ingediend voorafgaand aan de inwerkingtreding van deze verordening; of

    • b.

      waarover voorafgaand aan de inwerkingtreding van deze verordeningen financiële afspraken zijn gemaakt tussen de gemeente en de initiatiefnemer.

Artikel 10 Intrekking verordening

  • De Verordening rioolaansluiting aangewezen gebieden 2018 wordt ingetrokken.

Artikel 11 Inwerkingtreding

  • Deze verordening treedt in werking op de dag na bekendmaking.

Artikel 12 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening afvoer hemel- en grondwater Groningen 2023.

Gedaan te Groningen in de openbare raadsvergadering van 20 december 2023.

voorzitter

Koen Schuiling

griffier

Josine Spier

Toelichting op de verordening afvoer hemel- en grondwater Groningen 2023

Algemeen

Groningen kan onder druk komen te staan door veranderingen in het klimaat. De gemeente Groningen wil dit tegengaan met maatregelen voor klimaatadaptatie. In de ‘Uitvoeringagenda Klimaatbestendig Groningen’ heeft de gemeente Groningen de ambitie geformuleerd in 2050 klimaatbestendig te zijn. De toename van hitte, droogte en zwaardere neerslag zorgen voor overlast en schade. Deze klimaatontwikkelingen vragen een klimaatadaptieve aanpak ter voorkoming van nadelige gevolgen zoals wateroverlast, overstromingen, hitte en langdurige periodes van droogte. Dit geldt voor zowel bestaande bouw als nieuwbouw.

 

Deze veranderende situatie vraagt ook om een andere omgang met water. Daaraan wordt uitvoering gegeven in deze verordening. Het scheiden van vuil water en schoon hemel- en grondwater is nodig om de belasting van het vuilwaterriool en de rioolwaterzuivering te beperken. Berging van hemelwater is onder meer van belang om wateroverlast te voorkomen en droogte tegen te gaan. De gemeenteraad heeft de zorgplichten voor stedelijk afvalwater, hemelwater en grondwater in het Groninger Water en Rioleringsplan (GWRP 2020-2024) geformuleerd, waar ook de basis voor de inzet van deze verordening is gelegd.

 

De grondslag voor deze verordening is Artikel 10.32a van de Wet milieubeheer. Met de inwerkingtreding van de Omgevingswet zal de Wet milieubeheer worden aangepast. In het nieuwe stelsel voor het omgevingsrecht worden, anders dan in het huidige recht, veel milieuregels overgelaten aan de gemeente. In de Omgevingswet is daarom geen specifieke grondslag meer opgenomen voor regels over het lozen van hemelwater en grondwater. De bevoegdheid om regels te stellen over activiteiten in de fysieke leefomgeving – waaronder het lozen van hemelwater, grondwater en ander afvalwater in de bodem of riolering – zal in het nieuwe stelsel worden ontleend aan artikel 2.4 en 4.1 van de Omgevingswet.

 

In de Invoeringswet Omgevingswet is bepaald dat verordeningen op grond van artikel 10.32a van de Wet milieubeheer bij inwerkingtreding van de wet van rechtswege onderdeel uitmaken van het omgevingsplan van de gemeente. Deze verordening zal dus bij inwerkingtreding van de Omgevingswet onderdeel zijn van het omgevingsplan van de gemeente Groningen. Om die reden is bij de instrumentkeuze in deze verordening alvast voorgesorteerd op het instrumentarium van de Omgevingswet. Dat uit zich in het gebruik van de omgevingsvergunning en maatwerkvoorschriften.

 

Artikelsgewijs

 

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Voor de definitie van bouwwerk is aangesloten bij de definitie die in de Omgevingswet is opgenomen. De definitie van gebouw is ontleend aan de Woningwet. Een nieuw gebouw is ieder gebouw dat na inwerkingtreding van deze verordening wordt opgericht. Onder nieuwbouw worden zowel uitbreidingen verstaan als inbreidingslocaties en vernieuwbouw. Van vernieuwbouw is sprake bij het slopen en opnieuw bouwen van een pand. Onder nieuw verhard oppervlak valt ook verhard oppervlak dat wordt aangelegd na verwijdering van bestaand verhard oppervlak.

 

Artikel 2 Lozingsverbod hemel- en grondwater

 

Lid 1

Het eerste lid bevat een verbod om in het hemel- en grondwaterscheidingsgebied hemel- en grondwater te lozen in het openbaar vuilwaterriool. Het hemel- en grondwaterscheidingsgebied omvat de locaties in de gemeente waar hemel- en grondwater redelijkerwijs op andere wijze kan worden geloosd dan in het openbaar vuilwaterriool. Het verbod geldt voor zowel bestaande als nieuwe lozingen. Hiermee wordt de nadruk gelegd op de verantwoordelijkheid van de perceeleigenaar om het afvloeiende hemelwater of overtollige grondwater zoveel mogelijk zelf te verwerken. Het lozingsverbod dwingt perceeleigenaren om dat water op te vangen en zelf te gebruiken of te infiltreren, dan wel in het oppervlaktewater of in een hemelwaterstelsel te lozen. Door aan te geven dat de maatregelen ‘groen, tenzij..’ moeten zijn, wordt ook gewerkt aan klimaatadaptatie en biodiversiteit, door het toevoegen van meer groen binnen onze gemeente.

 

Lid 2

Artikel 10.32a van de Wet milieubeheer (Wm) geeft aan dat de termijn waarbinnen de lozing van het hemel- en grondwater moet zijn beëindigd in de verordening wordt genoemd. Hieraan is in het tweede lid voldaan. De termijn biedt voldoende ruimte voor de perceeleigenaar om de benodigde werkzaamheden te kunnen (laten) verrichten.

 

Lid 3

Het derde lid bepaalt dat het college een omgevingsvergunning voor afwijken van het lozingsverbod kan verlenen. Dat kan in uitzonderingssituaties waarin het lozingsverbod niet billijk is. Dit is het geval wanneer het lozingsverbod tot onevenredig grote nadelen voor de perceeleigenaar leidt. Het college kan de omgevingsvergunning onder beperkingen verlenen. Zo kan de vergunning bijvoorbeeld alleen betrekking hebben op een bepaalde overgangsperiode. Verder kan de gemeente voorschriften aan de omgevingsvergunning verbinden. Het is gewenst dat het college een beleidsregel vaststelt voor het verlenen van de omgevingsvergunning, zodat voor perceeleigenaren bij voorbaat duidelijk is of het aanvragen van die vergunning wel of niet kans van slagen heeft.

 

Artikel 3 Verplichting tot waterberging bij nieuwbouw

 

Lid 1

In dit artikel is geregeld dat lozen van hemelwater vanaf nieuwe gebouwen en nieuwe verharde oppervlakken in de hele gemeente alleen is toegestaan als er een waterberging wordt aangebracht.

 

Door klimaatverandering neemt de kans op onder andere wateroverlast en overstromingen toe, maar ook de kans op langdurige periodes van droogte. Daarom is het nodig dat ook particulieren een bijdrage leveren aan het vasthouden van dit regenwater op het eigen terrein. Daarom kiest de gemeente ervoor om bij nieuwbouw in alle gevallen een waterberging verplicht te stellen. Deze verplichting geldt dus ook bij sloop/herbouw. Dit is een logisch moment om van particuliere eigenaren een bijdrage aan de beperking van wateroverlast te vragen. Tijdens de bouw zijn waterbergingsvoorzieningen immers makkelijk in te passen.

 

Een hemelwaterberging kan in verschillende vormen worden aangelegd. Voor de bergingsvoorziening schrijven we voor ‘groen, tenzij’. Voorbeelden zijn de aanleg van meer groene ruimte, een bergingsvoorziening met een hemelwatergebruiksysteem, het ingraven van infiltratiekratten of een grindbed, het aanleggen van een verdiept gedeelte in de tuin of het aanleggen van een groen dak. Een combinatie van waterbergende voorzieningen is ook mogelijk. Het schone hemelwater wordt vanuit de waterberging bij voorkeur hergebruikt of geloosd in de bodem (geïnfiltreerd) of in oppervlaktewater.

 

Lid 2

Via de regel om te voorzien in een minimale waterbergingscapaciteit per m² verhard oppervlak, wordt hemelwater langer vastgehouden op eigen terrein. Op die manier wordt de belasting op de openbare riolering door de (extra) verharding gecompenseerd. Het tweede lid kent twee verschillende waterbergingseisen, afhankelijk van het totale verharde oppervlak. Bij grotere percelen, met meer verhard oppervlak, is ook meer ruimte beschikbaar om waterberging aan te brengen.

 

Een capaciteit van <x> l per m² betekent dat voor een perceel met een totaal bebouwd oppervlak van <y> m² moet worden voorzien in een vorm van waterberging met een totale capaciteit van <x maal y> liter.

 

Lid 3

Voor het beperken van wateroverlast is het essentieel dat de hemelwaterberging binnen afzienbare tijd na een bui weer beschikbaar is voor het opvangen van de volgende bui. Daarom is in het derde lid geregeld dat de waterberging zo moet worden ontworpen dat deze binnen een termijn tussen 1 en 2 dagen weer voor 90% beschikbaar is. De reden om ook een ondergrens aan de ledigingstijd te stellen, is dat het water voldoende lang moet worden vastgehouden om het rioolstelsel te ontlasten. Er geldt een langere ledigingstijd als het opgevangen water bestemd is voor hergebruik, dan moet de waterberging zo worden ontworpen dat deze binnen 10 en 20 dagen weer voor 90% beschikbaar is. Door hergebruik van het opgevangen water worden de gevolgen van droogte tegengegaan. Dat rechtvaardigt een langere toelaatbare ledigingstijd (die dus wel enigszins ten koste gaat aan de beschikbare bergingscapaciteit bij een opvolgende bui).

 

Lid 4

Bij extreme neerslag, die de verplichte waterbergingscapaciteit te boven gaat, kan gebruik worden gemaakt van de gemeentelijke voorzieningen voor het beheer van afvalwater. Het vierde lid maakt duidelijk dat de waterberging niet bedoeld is om alle mogelijke regenbuien op te vangen. De gemeente zorgt voor openbare voorzieningen als noodoverloop. Dit artikellid geeft invulling aan de wettelijke zorgplicht die de gemeente heeft voor het verwerken van hemelwater, als dat redelijkerwijs niet van de perceeleigenaar kan worden gevergd.

 

Nb: in situaties waar het mogelijk is om (deels) op oppervlaktewater te lozen, moet de waterbeheerder (in de regel het waterschap, die daarover regels heeft opgenomen in de keur of waterschapsverordening) worden geraadpleegd.

 

Lid 5

Het is niet zo dat deze verordening situaties die niet voldoen aan de waterbergingseis uit het eerste lid zonder meer verbiedt. Er zijn situaties denkbaar waarin het realiseren van de voorgeschreven hoeveelheid waterberging erg lastig is, of zelfs onmogelijk. Bijvoorbeeld als de grondwaterstand erg hoog is op de (enige) plaats waar een initiatiefnemer waterberging kan realiseren. Een initiatiefnemer kan, in dit soort gevallen, een omgevingsvergunning aanvragen om geen waterberging te hoeven aanleggen. Dit is in lijn met de opdracht in art. 10.32a lid 2 Wm om geen lozingsverbod in te stellen als van de perceeleigenaar redelijkerwijs geen andere wijze van afvoer kan worden gevergd.

 

Lid 6

Een initiatiefnemer kan de bergingseis in bijzondere gevallen afkopen. De afkoopregeling is bedoeld voor situaties waarin de waterberging echt niet op eigen terrein kan worden gerealiseerd. De afkoopregeling is dus geen regulier alternatief voor berging op eigen terrein.

 

Als het afkopen van de waterberging wordt toegestaan, zorgt de gemeente er tegen een kostendekkende vergoeding voor dat de vereiste hoeveelheid waterberging buiten het plangebied wordt gerealiseerd en onderhouden. De hemelwaterberging die de gemeente realiseert, moet wel bijdragen aan het terugdringen van de wateroverlast op de locatie van het bouwplan. De gemeente hanteert hiervoor als beleid dat de hemelwaterberging binnen hetzelfde bemalingsgebied / peilgebied wordt gerealiseerd, of in het bovenstrooms of benedenstrooms gelegen bemalingsgebied / peilgebied. De bovenstroomse en benedenstroomse bemalingsgebieden / peilgebieden kunnen als communicerende vaten worden gezien met het bemalingsgebied / peilgebied waarin het bouwplan wordt gerealiseerd, zodat een hemelwaterberging binnen die gebieden ook een positief effect heeft op de locatie van het bouwplan.

 

De afkoopsom krijgt de vorm van een financiële voorwaarde bij de omgevingsvergunning voor afwijken van de Verordening afvoer hemel- en grondwater Groningen 2021. De regels over de inrichting van het waterbergingsfonds en de hoogte van de afkoopsom worden vastgesteld bij verordening. De mogelijkheid van het verbinden van financiële voorwaarden aan een omgevingsvergunning is in verschillende uitspraken van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State bevestigd (zie bijvoorbeeld ECLI:NL:RVS:2006:AY8923). Deze jurisprudentie gaat over het afwijken van regels in een bestemmingsplan, maar kan ook worden toegepast op vergunningen voor het afwijken van regels van deze verordening.

 

Er gelden wel enkele voorwaarden bij het verbinden van een financiële voorwaarde aan een vergunning. Zo moet met de financiële voorwaarde een rechtstreekse bijdrage worden geleverd aan de doelstelling van de wettelijke bepaling waarop de vergunning berust en moet de verlening van de vergunning in het algemeen belang tot het heffen van een geldbedrag noodzaken. Ook moet voldoende aannemelijk zijn dat de financiële bijdrage daadwerkelijk zal worden aangewend om te voorzien in de waterbergingsbehoefte van het bouwplan. Tot slot moet er ook geen andere mogelijkheid aanwezig zijn om een tegemoetkoming of compensatie te verlangen. Dit laatste betekent dat burgemeester en wethouders geen financiële voorwaarde in de omgevingsvergunning zullen stellen als de vereiste waterberging via bijvoorbeeld een exploitatieovereenkomst is geregeld.

 

Artikel 4 Verplichting tot waterberging bij bestaande bouw

 

Lid 1

In dit artikel is geregeld dat lozen van hemelwater vanaf gebouwen en verharde oppervlakken in het hemelwaterbergingsgebied alleen is toegestaan als er een waterberging wordt aangebracht. Het hemelwaterbergingsgebied wordt te zijner tijd aangewezen en omvat de plekken in Groningen waar nu al wateroverlastproblemen bestaan, die de gemeente zelf niet volledig kan verhelpen (althans niet tegen redelijke kosten).

 

Door klimaatverandering neemt de kans op onder andere wateroverlast en overstromingen toe, maar ook de kans op langdurige periodes van droogte. Daarom is het nodig dat ook particulieren een bijdrage leveren aan het vasthouden van dit regenwater op het eigen terrein. Een hemelwaterberging kan in verschillende vormen worden aangelegd, we schrijven hierbij wel voor ‘groen, tenzij’. Voorbeelden zijn de aanleg van meer groene ruimte, een bergingsvoorziening met een hemelwaterbenuttingssysteem, het ingraven van infiltratiekratten of een grindbed, het aanleggen van een verdiept gedeelte in de tuin of het aanleggen van een groen dak. Een combinatie van waterbergende voorzieningen is ook mogelijk. Het schone hemelwater wordt vanuit de waterberging bij voorkeur hergebruikt of geloosd in de bodem (geïnfiltreerd) of in oppervlaktewater.

 

Lid 2

Het eerste lid gaat gelden zodra een bepaald gebied als hemelwaterbergingsgebied is aangewezen. Binnen 1 jaar nadat die aanwijzing heeft plaatsgevonden, moet de hemelwaterberging zijn gerealiseerd. Deze termijn biedt voldoende ruimte voor de perceeleigenaar om de benodigde werkzaamheden te kunnen (laten) verrichten.

 

Lid 3

Via de regel om te voorzien in een minimale waterbergingscapaciteit per m2 verhard oppervlak, wordt hemelwater langer vastgehouden op eigen terrein. Op die manier wordt de belasting op de openbare riolering door de (extra) verharding gecompenseerd. Het derde lid kent twee verschillende waterbergingseisen, afhankelijk van het totale verharde oppervlak. Bij grotere percelen, met meer verhard oppervlak, is ook meer ruimte beschikbaar om waterberging aan te brengen.

 

Een capaciteit van <x> l per m² betekent dat voor een perceel met een totaal bebouwd oppervlak van <y> m² moet worden voorzien in een vorm van waterberging met een totale capaciteit van <x maal y> liter.

 

Lid 4

Voor het beperken van wateroverlast is het essentieel dat de hemelwaterberging binnen afzienbare tijd na een bui weer beschikbaar is voor het opvangen van de volgende bui. Daarom is in het vierde lid geregeld dat de waterberging zo moet worden ontworpen dat deze binnen een termijn tussen 1 en 2 dagen weer voor 90% beschikbaar is. De reden om ook een ondergrens aan de ledigingstijd te stellen, is dat het water voldoende lang moet worden vastgehouden om het rioolstelsel te ontlasten. Er geldt een langere ledigingstijd als het opgevangen water bestemd is voor hergebruik, dan moet de waterberging zo worden ontworpen dat deze binnen 10 en 20 dagen weer voor 90% beschikbaar is. Door hergebruik van het opgevangen water worden de gevolgen van droogte tegengegaan. Dat rechtvaardigt een langere toelaatbare ledigingstijd (die dus wel enigszins ten koste gaat aan de beschikbare bergingscapaciteit bij een opvolgende bui).

 

Lid 5

Bij extreme neerslag, die de verplichte waterbergingscapaciteit te boven gaat, kan gebruik worden gemaakt van de gemeentelijke voorzieningen voor het beheer van afvalwater. Het vijfde lid maakt duidelijk dat de waterberging niet bedoeld is om alle mogelijke regenbuien op te vangen. De gemeente zorgt voor openbare voorzieningen als noodoverloop. Dit artikellid geeft invulling aan de wettelijke zorgplicht die de gemeente heeft voor het verwerken van hemelwater, als dat redelijkerwijs niet van de perceeleigenaar kan worden gevergd.

 

Nb: in situaties waar het mogelijk is om (deels) op oppervlaktewater te lozen, moet de waterbeheerder (in de regel het waterschap, die daarover regels heeft opgenomen in de keur of waterschapsverordening) worden geraadpleegd.

 

Lid 6

Het is niet zo dat deze verordening situaties die niet voldoen aan de waterbergingseis uit het eerste lid zonder meer verbiedt. Er zijn situaties denkbaar waarin het realiseren van de voorgeschreven hoeveelheid waterberging erg lastig is, of zelfs onmogelijk. Bijvoorbeeld als de grondwaterstand erg hoog is op de (enige) plaats waar een initiatiefnemer waterberging kan realiseren. Een initiatiefnemer kan, in dit soort gevallen, een omgevingsvergunning aanvragen om geen waterberging te hoeven aanleggen. Dit is in lijn met de opdracht in art. 10.32a lid 2 Wm om geen lozingsverbod in te stellen als van de perceeleigenaar redelijkerwijs geen andere wijze van afvoer kan worden gevergd.

 

Artikel 5 Maatwerkvoorschrift

In dit artikel is geregeld dat het college een maatwerkvoorschrift kan stellen over de inrichting en het beheer van de hemelwaterberging, die vereist is op grond van artikel 3 en 4. Met een maatwerkvoorschrift kan de gemeente in een specifiek geval specifieke voorschriften geven over de inrichting en het beheer van de hemelwaterberging in concrete situaties. Het maatwerkvoorschrift is een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), waartegen bezwaar en beroep open staat.

 

Artikel 7 Werkingsgebieden

 

Lid 1

Op grond van artikel 147 van de Gemeentewet heeft de gemeenteraad de verordenende bevoegdheid. De gemeenteraad kan deze bevoegdheid delegeren aan het college op grond van artikel 156 van de Gemeentewet. Voor het wijzigen van het hemel- en grondwaterscheidingsgebied en het hemelwaterbergingsgebied maakt de gemeenteraad hier gebruik van. De delegatie van de wijziging van gebieden aan het college sluit aan bij de systematiek van de Omgevingswet. Artikel 2.8 van die wet bepaalt dat de gemeenteraad de vaststelling van delen van het omgevingsplan kan delegeren aan het college. Aangezien de Verordening afvoer hemel- en grondwater Groningen 2021 bij inwerkingtreding van de Omgevingswet van rechtswege onderdeel gaat uitmaken van het omgevingsplan, wordt nu al op deze systematiek geanticipeerd.

 

Lid 2

Bij het wijzigen van het hemel- en grondwaterscheidingsgebied houdt het college rekening met het Groninger Water en Rioleringsplan (GWRP). Dit plan bezit een wettelijke basis en is in elke gemeente aanwezig, omdat de Wet milieubeheer dit in artikel 4.22 verplicht stelt. In het nieuwe stelsel voor het omgevingsrecht wordt dit plan een facultatief programma (zie art. 3.14 Ow).

 

Artikel 8 Toezichthouders

Artikel 5:11 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) geeft aan dat onder toezichthouder wordt verstaan: ‘een natuurlijk persoon, die bij of krachtens een wettelijk voorschrift is belast met het houden van toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens enig wettelijk voorschrift’. In beginsel beschikt een aangewezen toezichthouder over alle in afdeling 5.2 van de Awb opgenomen bevoegdheden.

 

Artikel 9 Overgangsrecht

Tot de inwerkingtreding van deze verordening, geldt de Verordening rioolaansluiting aangewezen gebieden 2018. Op grond van die verordening kunnen ontheffingen zijn verleend voor de verplichting tot afkoppelen van hemelwater of grondwater, die in artikel 2 van die verordening is opgenomen. Met dit overgangsrecht wordt geregeld dat de in het verleden verleende ontheffingen blijven voortbestaan als omgevingsvergunning op grond van artikel 2 van de Verordening afvoer hemel- en grondwater Groningen 2023.