Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Amsterdam

Besluit mandaat en machtiging Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied 2024 gemeente Amsterdam

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieAmsterdam
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBesluit mandaat en machtiging Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied 2024 gemeente Amsterdam
CiteertitelBesluit mandaat en machtiging Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied 2024 gemeente Amsterdam
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerpmandaten

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling is tevens vastgesteld door de burgemeester.

Deze regeling vervangt de Aanvullende afspraken Amsterdam-Omgevingsdienst NZKG voor de basisregistraties, college gemeente Amsterdam en directeur Omgevingsdienst, 3-2-2016.

Deze regeling vervangt het Besluit Mandaat van de gemeente Amsterdam aan de directeur van de Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Gemeenschappelijke regeling Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied 2021
  2. afdeling 10.1.1 van de Algemene wet bestuursrecht
  3. Verordening op de stadsdelen en het stadsgebied Amsterdam 2022
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

22-02-202401-01-2024nieuwe regeling

13-02-2024

gmb-2024-78340

Tekst van de regeling

Intitulé

Besluit mandaat en machtiging Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied 2024 gemeente Amsterdam

De burgemeester en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam,

 

gelet op:

  • -

    de artikelen 2, 31 en 32 van de Gemeenschappelijke regeling Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied;

  • -

    afdeling 10.1.1 van de Algemene wet bestuursrecht;

  • -

    de gemaakte afspraken in de Uitvoeringsovereenkomst 2023 – 2026 Gemeente Amsterdam – OD NZKG;

  • -

    afspraken taak- en bevoegdheidsverdeling plustaken OD/VTH Stadsdelen;

  • -

    de bijlagen 2 en 3 van de Verordening op de stadsdelen het stadsgebied Amsterdam 2022 (inclusief kaart C).

Overwegende dat:

  • -

    dit mandaatbesluit wordt gewijzigd met het oog op de inwerkingtreding van de Omgevingswet.

Besluiten vast te stellen de volgende regeling:

 

Besluit mandaat en machtiging Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied 2024 gemeente Amsterdam

Artikel 1 Begripsbepalingen

In dit besluit en daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • a.

    basistaken: de taken zoals die zijn opgenomen in artikel 13.12 van het Omgevingsbesluit;

  • b.

    burgemeester: de burgemeester van gemeente Amsterdam;

  • c.

    college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam;

  • d.

    directeur: de directeur van de Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied, bedoeld in artikel 27, tweede lid, van de regeling;

  • e.

    gemeente: de gemeente Amsterdam;

  • f.

    machtiging: de bevoegdheid om handelingen te verrichten die noch een besluit noch een privaat- rechtelijke rechtshandeling zijn;

  • g.

    mandaat: de bevoegdheid om in naam van de burgemeester en het college van burgemeester en wethouders besluiten te nemen;

  • h.

    OD NZKG: het openbaar lichaam Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied, bedoeld in artikel 3 van de regeling;

  • i.

    regeling: de Gemeenschappelijke regeling Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied;

  • j.

    uitvoeringsovereenkomst (UVO): de dienstverleningsovereenkomst zoals bedoeld in artikel 36 van de regeling getroffen door de opdrachtgever en opdrachtnemer;

  • k.

    werkafspraken: afspraken taak- en bevoegdheidsverdeling plustaken tussen OD NZKG en VTH Stadsdelen.

Artikel 2 Mandaat en machtiging

  • 1.

    Aan de directeur alsmede diens plaatsvervanger wordt voor zover het bevoegdheden van het college of de burgemeester betreft, mandaat en machtiging verleend overeenkomstig het bij dit besluit behorende mandaatregister, dat is opgenomen als bijlage 1 bij dit besluit.

  • 2.

    De bevoegdheden bedoeld in het eerste lid, behelzen niet de bevoegdheid te beslissen op bezwaar- schriften, bedoeld in afdeling 7.2 van de Algemene wet bestuursrecht.

  • 3.

    Aan de directeur alsmede diens plaatsvervanger wordt mandaat en machtiging verleend om namens het college alle feitelijke handelingen te verrichten ter voorbereiding en uitvoering van de taken en bevoegdheden bedoeld in het eerste lid.

Artikel 3 Reikwijdte en kaders uitoefening bevoegdheden

  • 1.

    De bij of krachtens dit besluit verleende mandaten en machtigingen strekken niet verder dan de uitoefening van die bevoegdheden die tot het takenpakket van de OD NZKG horen, te weten de uitvoering van taken en bevoegdheden zoals opgenomen in het bij dit besluit behorende mandaatregister, opgenomen in bijlage 1, op het gebied van het omgevingsrecht in het algemeen en de Omgevingswet in het bijzonder, alsmede de taken op het terrein van vergunningverlening, handhaving en toezicht op grond van de in afdeling 18.1 van de Omgevingswet genoemde wetten en de Wet aanvullende regels veiligheid wegtunnels.

  • 2.

    Indien het college een voor een besluit relevante beleidsregel heeft vastgesteld, verwijst de directeur dan wel diens plaatsvervanger ter motivering van een besluit naar die regel.

  • 3.

    Het college zorgt ervoor dat de directeur dan wel diens plaatsvervanger over alle benodigde informatie noodzakelijk voor de uitvoering van het in het eerste lid bepaalde kan beschikken. Het college treedt bij voorgenomen nieuw beleid of beleidswijzigingen in overleg met de directeur dan wel diens plaatsvervanger over uitvoeringsaspecten, indien dat beleid raakt aan de taken en bevoegdheden die namens het college worden uitgevoerd.

  • 4.

    De directeur dan wel diens plaatsvervanger kan zonder een besluit van het college niet afwijken van de door het college vastgestelde stedelijke kaders, vastgelegd in verordeningen, reglementen, beleidsregels, beleidsnota’s, beleidsvisies, voor zover deze regelgeving van toepassing is op de gemandateerde taakuitvoering. Wanneer daarvan sprake is treedt de directeur in overleg met het college indien de directeur het noodzakelijk acht af te wijken van de in de vorengaande leden bedoelde kaders of het bedoelde beleid.

Artikel 4 Informatieplicht

  • 1.

    De directeur dan wel diens plaatsvervanger verstrekt aan het college desgevraagd alle inlichtingen die betrekking hebben op de uitoefening van het bij het besluit verleende mandaat en machtiging.

  • 2.

    De directeur dan wel diens plaatsvervanger informeert het college of de burgemeester bij het gebruik maken van de bevoegdheden indien sprake is van het nemen van beslissingen van principieel juridische aard, beleidsmatig principiële aard, politiek of bestuurlijk gevoelige aard en tevens bij het nemen van beslissingen met risico’s van financiële aard. De directeur alsmede diens plaatsvervanger neemt hierbij de Algemene instructie uitoefening mandaat en machtiging die als bijlage 2 is opgenomen bij dit besluit in acht.

  • 3.

    De directeur dan wel diens plaatsvervanger en het college overleggen regelmatig over beleids- doelstellingen en prioriteiten ten behoeve van de beheer- en beleidscyclus van de OD NZKG, in het bijzonder over de planning, de aantallen en de kwaliteit van de in mandaat te nemen en reeds genomen besluiten.

  • 4.

    De directeur dan wel diens plaatsvervanger verstrekt conform de uitvoeringsovereenkomst een rapportage van de besluiten die in mandaat zijn genomen.

Artikel 5 Ondermandaat en ondermachtiging

  • 1.

    De directeur dan wel diens plaatsvervanger kan de bevoegdheden, bedoeld in artikel 2, in onder- mandaat en ondermachtiging opdragen aan ondergeschikten, tenzij dit is uitgesloten in het register.

  • 2.

    De artikelen 2, 3 en 4 zijn van overeenkomstige toepassing op de uitoefening van bevoegdheden in ondermandaat en ondermachtiging.

  • 3.

    De directeur dan wel diens plaatsvervanger zorgt ervoor dat de door hem ondergemandateerden en ondergemachtigden tevens kunnen beschikken over de informatie zoals genoemd in artikel 4.

  • 4.

    Een besluit tot verlening van ondermandaat en ondermachtiging wordt bekend gemaakt volgens de wettelijk voorgeschreven wijze en treedt in werking op de dag na publicatie.

Artikel 6 Ondertekening

  • 1.

    Indien een besluit krachtens mandaat wordt genomen als bedoeld in artikel 2 luidt de ondertekening:

  • Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam,

  • namens deze,

  • gevolgd door:

    • -

      de functieaanduiding

    • -

      de handtekening

    • -

      de naam van de gemandateerde of gemachtigde

  • Of:

     

  • De burgemeester van de gemeente Amsterdam,

  • namens deze,

  • gevolgd door:

    • -

      de functieaanduiding

    • -

      de handtekening

    • -

      de naam van de gemandateerde of gemachtigde

  • 2.

    Indien een besluit krachtens ondermandaat wordt genomen als bedoeld in artikel 5 luidt de ondertekening:

  • Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam,

  • namens deze,

  • gevolgd door:

    • -

      de functieaanduiding

    • -

      de handtekening

    • -

      de naam van de ondergemandateerde of ondergemachtigde

  • Of:

     

  • De burgemeester van de gemeente Amsterdam,

  • namens deze,

  • gevolgd door:

    • -

      de functieaanduiding

    • -

      de handtekening

    • -

      de naam van de ondergemandateerde of ondergemachtigde

Artikel 7 Bevoegdheid besluit intrekken of wijzigen

Indien een mandaat, zoals omschreven in het register opgenomen in bijlage 1, de bevoegdheid verstrekt tot het nemen van een besluit, dan behelst dit mandaat ook de bevoegdheid om dat besluit geheel of gedeeltelijk in te trekken, te wijzigen of te verlengen, tenzij in het register anders is vermeld.

Artikel 8 Slot- en overgangsbepaling

  • 1.

    Dit besluit treedt met terugwerkende kracht in werking met ingang van 1 januari 2024.

  • 2.

    Het document ‘Aanvullende afspraken Amsterdam-Omgevingsdienst NZKG voor de basisregistraties, college gemeente Amsterdam en directeur Omgevingsdienst, 3-2-2016’ wordt ingetrokken.

  • 3.

    Het besluit Mandaat van de gemeente Amsterdam aan de directeur van de Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied (Gemeenteblad 2016, 40954) wordt ingetrokken.

  • 4.

    Het onder lid 3 genoemde besluit blijft van toepassing op situaties die onder het overgangsrecht vallen bij of krachtens de Omgevingswet, de Aanvullingswet bodem, de Aanvullingswet natuur en de Aanvullingswet geluid.

  • 5.

    Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit mandaat en machtiging Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied 2024 gemeente Amsterdam.

Aldus besloten door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam op 13 februari 2024.

De burgemeester

Femke Halsema

De secretaris

Peter Teesink

Aldus vastgesteld door de burgemeester op 13 februari 2024

De burgemeester

Femke Halsema

Aldus - gelet op het bepaalde in artikel 10:4, eerste lid van de Algemene wet bestuursrecht - mee ingestemd door de directeur van de Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied.

Bijlage 1 Mandaatregister behorend bij Besluit mandaat en machtiging Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied 2024 gemeente Amsterdam

 

In dit register staan de taken en bevoegdheden waarvoor mandaat wordt verleend door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam aan de directeur van de Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied.

 

Het gaat daarbij allereerst om de taken en bevoegdheden uit het basistakenpakket zoals genoemd in het Omgevingsbesluit voor vergunningverlening, toezicht en handhaving voor milieubelastende activiteiten waarvoor het college van burgemeester en wethouders het bevoegd gezag is (inclusief de taken waarvoor het college van burgemeester en wethouders bevoegd is op grond van artikel 5.8 en artikel 5.12, tweede lid van de Omgevingswet), gelegen in de gemeente Amsterdam.

 

Het mandaat geldt daarnaast voor alle taken en bevoegdheden die door de burgemeester en het college van burgemeester en wethouders aan de OD NZKG zijn opgedragen en omschreven in dit mandaatregister, de Uitvoeringsovereenkomst, de gemaakte werkafspraken (waaronder begrepen bijlagen 2 en 3 van de Verordening op de stadsdelen en stadsgebied Amsterdam 2022 & Afspraken taak- en bevoegdheidsverdeling plustaken OD/VTH Stadsdelen dan wel incidentele opdrachten, tenzij het mandaat en/of machtiging nadrukkelijk is uitgesloten. Het mandaat omvat zowel basistaken als aanvullende taken, tenzij mandaat nadrukkelijk is uitgesloten.

 

Het mandaat is ook van toepassing op VTH-taken ter uitvoering van of betrekking hebbend op het Projectplan Versterking Markermeerdijken en het Projectplan Dijkversterking Katwoude (goedgekeurd door GS op 6 oktober 2022, besluitnummer 11825).

 

 

Algemene bepalingen en beperkingen:

  • 1.

    Voor alle bevoegdheden in dit bevoegdhedenregister geldt de beperking dat hiervan slechts gebruik kan worden gemaakt voor zover dit plaatsvindt binnen de door de (oorspronkelijk) bevoegde bestuursorganen vastgestelde stedelijke kaders, vastgelegd in verordeningen, reglementen, beleidsregels, beleidsnota’s en beleidsvisies.

  • 2.

    Verder kunnen bij mandaat instructies worden gegeven of voorwaarden worden gesteld. Dit kunnen instructies en voorwaarden zijn die in algemene zin bij het verlenen van het mandaat ten aanzien van de bevoegdheid worden meegegeven, maar ook instructies of voorwaarden in concrete situaties. Deze kunnen bovendien zowel schriftelijk als mondeling worden gegeven. Het bestuursorgaan dat de bevoegdheid in mandaat uitoefent dient zich ook aan de gestelde instructies en voorwaarden te houden.

  • 3.

    Als de wet- en regelgeving waarop een verleende bevoegdheid berust wijzigt, wordt de bevoegdheid geacht te zijn verleend op grond van de bepalingen uit de gewijzigde wet- en regelgeving. De wijzigingen worden zo spoedig mogelijk in het register verwerkt.

Afkortingen

APV

Algemeen plaatselijke verordening gemeente Amsterdam

Awb

Algemene wet bestuursrecht

BAG

Wet basisadministratie adressen en gebouwen

Bal

Besluit activiteiten leefomgeving

Bbl

Besluit bouwwerken leefomgeving

Bkl

Besluit kwaliteit leefomgeving

Bouwverordening

Bouwverordening Gemeente Amsterdam

BRK-PB

Basisregistratie Kadaster Publiekrechtelijke beperkingen

Brandbeveiligingsverordening

Brandbeveiligingsverordening Gemeente Amsterdam

IPPC

installatie voor industriële activiteiten als bedoeld in bijlage I van richtlijn nr. 2010/75/EU van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 inzake industriële emissies (PbEU L 334)

Mer

Milieueffectrapportage

Ob

Omgevingsbesluit

OD NZKG

Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied

Ow

Omgevingswet

PRTR

Pollutant Release and Transfer Register

VTH

Vergunningverlening, Toezicht en Handhaving

Warvw

Wet aanvullende regels veiligheid wegtunnels

Wet Bibob

Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur

Wkpb

Wet kenbaarheid publiekrechtelijke beperkingen onroerende zaken

Wm

Wet milieubeheer

Woo

Wet open overheid

 

Algemeen, geldend voor alle gemandateerde bevoegdheden

BEVOEGDHEDEN/BESLUITEN

TOELICHTING/VOORWAARDEN

A01

Op grond van artikel 2 van het mandaatbesluit omvatten de bij of krachtens dit mandaatbesluit verleende mandaten en machtigingen tevens alle feitelijke handelingen ter voorbereiding en uitvoering van de taken en bevoegdheden opgenomen in dit mandaatregister.

Het voeren van correspondentie over Awb-procedures, ontheffingen, vrijstellingen en vergunningen (uitnodigingen, toezending verslagen e.d.) niet zijnde correspondentie in het kader van bezwaarschriftprocedure en het voldoen aan publicatie verplichtingen.

 

Het schriftelijk opvragen van inlichtingen, stukken in het kader van de voorbereiding van besluitvorming ten aanzien van beroepschriften, goedkeuring, etc.

A02

Door- of terugzenden van stukken als bedoeld in artikel 2:3 van de Awb.

Als een ander bestuursorgaan bevoegd is, worden de stukken doorgezonden.

A03

Doorzenden van een onjuist ingediend bezwaar- of beroepschrift aan het bevoegde orgaan en mededelen daarvan aan de indiener.

Het gaat hier om het op grond van artikel 6:15 van de Awb doorzenden van een onjuist ingediend bezwaar- of beroepschrift.

A04

Beslissen inzake het geheel of gedeeltelijk - ambtshalve of op verzoek - intrekken, wijzigen of verlengen van de onder dit mandaatregister vallende besluiten, toestemmingen, ontheffingen of verklaringen.

Omvat het intrekken, wijzigen of verlengen van een besluit, toestemming, ontheffing of verklaring zoals elders in het mandaatregister is opgenomen op grond van de geldende regelgeving.

A05

Proceshandelingen in bestuursrechtelijke procedures zoals:

  • -

    beantwoorden van zienswijzen;

  • -

    het opstellen/indienen van verweerschriften en andere processtukken en verzoeken;

  • -

    procesvertegenwoordiging ter zitting;

  • -

    verzoeken om opheffing of opschorting van een voorlopige voorziening in een bestuursrechtelijke procedure.

Voor vertegenwoordiging ter zitting kan de directeur medewerkers en deskundigen schriftelijk machtigen.

 

Omvat tevens het herstellen van een gebrek in een besluit n.a.v. de bestuurlijke lus en het nemen van een besluit n.a.v. een tussenuitspraak.

 

Omvat tevens de bevoegdheid tot schikken voorafgaande aan, tijdens of na afloop van een zitting voor zover het past binnen de gemandateerde bevoegdheden.

 

Uitgezonderd is het beslissen of rechtstreeks beroep kan worden ingesteld.

A06

Instellen van bezwaar, beroep en/of voorlopige voorziening tegen een besluit van een bestuursorgaan.

Het gaat om bezwaar, beroep en voorlopige voorziening in het kader van de gemandateerde bevoegdheden. Daarnaast dient ingevolge artikel 160, eerste lid, onder e van de Gemeentewet door het college van burgemeester en wethouders een procesbesluit te worden genomen. De bevoegdheid zal te allen tijde in samenspraak met de gemeente uitgevoerd worden.

A07

Instellen van hoger beroep ter zake van een door de rechtbank gedane uitspraak.

Het gaat om hoger beroep in het kader van de gemandateerde bevoegdheden. Daarnaast dient ingevolge artikel 160, eerste lid, onder e van de Gemeentewet door het college van burgemeester en wethouders een procesbesluit te worden genomen.

A08

Besluiten en handelingen op grond van:

  • a.

    art. 4:5 en 4:6 Awb (buiten behandeling stellen aanvraag en afdoen herhaalde aanvraag);

  • b.

    art. 4:7 en 4:8 Awb (horen);

  • c.

    afdeling 4.1.3 Awb en 16.77 Ow (opschorten beslistermijn en besluiten over dwangsommen bij niet tijdig beslissen;

  • d.

    titel 4.4 Awb (bestuursrechtelijke geldschulden));

  • e.

    art. 8:51a, 8:51b, 8:51c, 8:80a en 8:80b Awb (bestuurlijke lus en tussenuitspraak);

  • f.

    art. 16.65 Omgevingswet: afdeling 3.4 Awb (uniforme openbare voorbereidingsprocedure van toepassing verklaren);

  • g.

    art. 16.24 lid 2 Ow (afdeling 3.4 Awb buiten toepassing verklaren bij kennelijke verschrijving).

Ondermandaat is t.a.v het gemandateerde onder d slechts mogelijk tot het niveau van adjunct-directeur Toezicht en Handhaving alsmede diens plaatsvervanger t.a.v.:

  • -

    Verlenen van een beschikking tot uitstel van betaling (over de geldschuld) als bedoeld in artikel 4:94 van de Awb

  • -

    Besluit tot aanmaning als bedoeld in artikel 4:112 van de Awb

  • -

    Besluit tot het uitvaardigen van een dwangbevel als bedoeld in artikel 4:114 Awb.

A09

Het beantwoorden van vragen van burgers, bedrijven en anderen overheden (schriftelijk).

Met uitzondering van schriftelijke vragen van Raadsleden.

A10

De behandeling van en beslissing over klachten op grond van titel 9.1 van de Awb.

Het college wordt over de behandeling en beslissing van klachten ambtelijk geïnformeerd. De klacht wordt alleen door de OD NZKG behandeld voor zover het bevoegdheden betreft die binnen de reikwijdte van onderhavig mandaat vallen.

A11

Het zorgdragen voor inschrijving van beperkingenbesluiten op grond van de Wkpb, voor zover het besluiten betreft waarvoor mandaat is verleend en de Wkpb tot inschrijving verplicht.

De verplichting tot inschrijving van beperkingenbesluiten volgt uit artikel 15 Wkpb.

A12

Opvragen van Bibob-gegevens en bescheiden.

Het gaat om het opvragen van de gegevens als bedoeld in artikel 30 van de Wet Bibob die nodig zijn voor het verrichten van een Bibob-onderzoek.

A13

Verrichten van een eerste onderzoek op grond van artikel 28, derde lid, onder f, van de Handelsregisterwet 2007, artikel 15, eerste lid, onder b, van het Besluit justitiële en strafvorderlijke gegevens, artikel 11a van de Wet Bibob en artikel 6, onder g, van het Besluit controle rechtspersonen.

Het gaat om het opvragen van de eerste gegevens voordat een verzoek wordt verzonden naar het Bureau Bibob. Het gaat hierbij om het ‘zoeken op natuurlijk persoon’ in het Handelsregister van de Kamer van Koophandel, het bevragen van Justitiële Informatie Dienst (Justid), het navragen bij het Bureau Bibob of eerder adviezen zijn verstrekt en het opvragen van een netwerkoverzicht (bij de afdeling TRACK van Justis).

A14

Inwinnen van een advies op grond van artikel 9 van de Wet Bibob bij het Bureau bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur.

Het gaat om het vragen om advies inzake de Bibob bij het landelijk Bureau bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur.

A15

Toezenden van de door de betrokkene verstrekte gegevens aan het Bureau bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur overeenkomstig artikel 30, vierde lid, van de Wet Bibob.

Het gaat hierbij om het toezenden van de door de betrokkene verstrekte gegevens en bescheiden om het Bureau in staat te stellen onderzoek te verrichten als bedoeld in de wet Bibob.

A16

Informeren van een betrokkene dat advies is gevraagd bij het Bureau bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur overeenkomstig artikel 32 van de Wet Bibob.

De betrokkenen worden geïnformeerd dat een advies is aangevraagd.

A17

Nemen van besluiten tot buiten behandeling laten van een aanvraag wegens het niet of onvoldoende aanleveren van in het kader van een Bibob-onderzoek gevraagde gegevens ingevolge artikel 4:5, eerste lid, onder a en c, van de Awb.

Een aanvraag wordt buiten behandeling gelaten omdat er geen/onvoldoende gegevens zijn aangeleverd voor een Bibob-onderzoek.

A18

Betrokkene in de gelegenheid stellen een zienswijze naar voren te brengen als bedoeld in artikel 33, eerste lid, van de Wet Bibob naar aanleiding van het voornemen om voorschriften aan een beschikking te verbinden of een voor de betrokkene negatieve beslissing te nemen.

Het gaat hierbij om het bieden van de mogelijkheid tot zienswijze voordat een bestuursorgaan aan een beschikking voorschriften verbindt als bedoeld in artikel 3, zevende lid, van de Wet Bibob en voordat een bestuursorgaan een voor de betrokkene negatieve beslissing neemt op grond van ernstig gevaar als bedoeld in artikel 3, eerste lid, dan wel op grond van feiten of omstandigheden als bedoeld in artikel 3, zesde lid, van de Wet Bibob.

A19

Verbinden van voorschriften aan een omgevingsvergunning als er sprake is van mindere mate van gevaar op grond van artikel 3, zevende lid, van de Wet Bibob.

Als geen sprake is van ernstig gevaar als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de Wet Bibob, kunnen er bij mindere mate van gevaar voorschriften aan de omgevingsvergunning worden verbonden. Deze zijn erop gericht om het bedoelde gevaar weg te nemen of te beperken.

A20

Weigeren van een omgevingsvergunning op grond van artikel 5.31 van de Ow in het geval en onder de voorwaarden, bedoeld in artikel 3 van de Wet Bibob.

Het gaat hierbij om het weigeren van een omgevingsvergunning als er sprake is van ernstig gevaar als bedoeld in artikel 3 van de Wet Bibob.

A21

Intrekken van een omgevingsvergunning op grond van artikel 5.40, eerste lid, sub b van de Ow in het geval en onder de voorwaarden, bedoeld in artikel 3 van de Wet Bibob.

Het gaat hierbij om het intrekken van (een deel van) een omgevingsvergunning als er sprake is van ernstig gevaar als bedoeld in artikel 3 van de Wet Bibob.

A22

Het nemen van besluiten op grond van de Wet open overheid en de Wet hergebruik van overheidsinformatie alsmede besluiten tot actief openbaar maken van informatie op grond van artikel 19.1 Wet milieubeheer.

Betreft besluiten op verzoek en besluiten tot actief openbaar maken van informatie die de OD NZKG onder zich heeft in het kader van de uitoefening van een gemandateerde taak/bevoegdheid. Indien nodig vindt afstemming met het college plaats. Dit houdt in dat afstemming plaatsvindt via de Woo-coördinatiedesk van de gemeente (ambtelijk).

A23

Beslissen inzake verzoeken tot het opvragen of hergebruiken van gemeentelijke databanken als bedoeld in artikel 2 van de Databankenverordening Amsterdam.

A24

Afstemmen en samenwerken met andere overheden in het kader van artikel 2.2 Ow, alsmede het adviseren van het college in het kader van o.a. het opstellen van regels, vaststellen van programma's, etc.

Hieronder valt: overleggen en maken van afspraken waaronder het afsluiten van samenwerkingsarrangementen met andere omgevingsdiensten dan wel andere overheidsdiensten en/of organisaties die belang hebben bij het omgevingsrecht in algemene zin.

 

Hierbij kan gedacht worden aan bijvoorbeeld havendiensten, luchthavens, GGD's, Veiligheidsregio’s etc.

A25

Indienen van zienswijzen tegen een

ontwerp van een omgevingsvergunning.

In sommige gevallen kan het noodzakelijk zijn om zienswijzen in te dienen tegen een ontwerp omgevingsvergunning van een ander bestuursorgaan. De bevoegdheid zal te allen tijde in samenspraak met de gemeente uitgevoerd worden.

A26

Het aanvragen van een bindend advies van de gemeenteraad bij de aanvraag van een buitenplanse omgevingsplanactiviteit.

Deze bevoegdheid geldt alleen in de door de gemeenteraad aangewezen gevallen. Bij een aanvraag om een buitenplanse omgevingsplanactiviteit waarbij een bindend advies van de raad benodigd is, wordt advies gevraagd aan het dagelijks bestuur van het stadsdeel of het stadsgebied en de stadsdeelcommissie/bestuurscommissie.

 

 

ACTIVITEITEN DIE DE FYSIEKE LEEFOMGEVING BETREFFEN

Geldt voor het grondgebied van de gemeente Amsterdam

 

Vergunningverlening

BEVOEGDHEDEN/BESLUITEN

TOELICHTING/VOORWAARDEN

V01

Het beslissen op aanvragen om omgevingsvergunningen bij of krachtens artikel 5.1 en 5.4 van de Ow en het nemen van besluiten op grond van paragraaf 5.1.5 van de Ow.

Bij het toepassen van paragraaf 5.1.5 van de Ow gaat het over het:

  • 1)

    wijzigen van voorschriften van omgevingsvergunningen (artikel 5.38, 5.39, 5.40 en 5.41 van de Ow);

  • 2)

    intrekken van omgevingsvergunningen (artikel 5.39, 5.40 en 5.41 van de Ow);

  • 3)

    verlenen van revisievergunningen (artikel 5.43 van de Ow).

V02

Het afhandelen van meldingen als bedoeld in artikel 4.4, eerste lid, van de Ow.

V03

Besluiten inzake het treffen van gelijkwaardige maatregelen en het afhandelen van meldingen als bedoeld in artikel 4.7 van de Ow.

Op grond van artikel 4.7 lid 1 van de Omgevingswet kan toestemming worden verleend om een maatregel te treffen die gelijkwaardig is aan een voorgeschreven maatregel. Soms is voorafgaande toestemming niet nodig, maar moet het treffen van de gelijkwaardige maatregel vooraf gemeld worden.

V04

Besluiten inzake het stellen van maatwerkvoorschriften en het verbinden van voorschriften aan omgevingsvergunningen als bedoeld in paragraaf 5.1.4 van de Ow, artikel 4.5 lid 1 van de Ow en de artikelen 13.5 en 13.6 van de Ow.

Omvat ook het opleggen van voorzieningen bij maatwerk o.g.v. artikel 3.7 Bbl bij bouwwerken die niet voldoen aan niveau bestaande bouw uit het Bbl.

 

Omvat het opleggen van voorschriften die de vergunninghouder verplichten tot financiële zekerheidstelling. Afdeling 8.3 van het Omgevingsbesluit bevat de regels voor het bevoegd gezag over het stellen van voorschriften over financiële zekerheid in omgevingsvergunningen.

V05

Beslissen op verzoeken om goedkeuring/instemming die benodigd zijn op grond van een vergunningvoorschrift.

In een vergunningvoorschrift kan een bepaald onderzoek, plan, melding of een rapportage (energieverbruik; VOS uitstoot; bodemonderzoek, vervoersplan, afvalpreventieplan, etc.) zijn voorgeschreven. Vervolgens moet worden beslist of het ingediende stuk aan de gestelde normen in de vergunning voldoet.

V06

Uitvoeren van taken en bevoegdheden inzake milieubelastende activiteiten op grond van hoofdstukken 1 tot en met 5 van het Bal en het omgevingsplan en ontgrondingsactiviteiten en wateronttrekkingsactiviteiten op grond van hoofdstuk 16 van het Bal.

Onder meer het verzoeken om informatie (art. 2.20 Bal) en nemen van andere besluiten dan maatwerkbesluiten. Maatwerkbesluiten staan al onder V04.

V07

Uitvoeren van taken en bevoegdheden op grond van het omgevingsplan inzake nazorg na saneren van de bodem en in stand houden van tijdelijke maatregelen bij een toevalsvondst van verontreiniging op of in de bodem en inzake activiteiten op een locatie met historische bodemverontreiniging zonder onaanvaardbaar risico.

Deze onderwerpen in het omgevingsplan over bodembeheer zijn geen milieubelastende activiteiten (al hangt nazorg na saneren van de bodem er wel mee samen), dus vallen ze niet onder V06. Daarom is deze extra mandatering nodig.

Bij een locatie met historische bodemverontreiniging zonder onaanvaardbaar risico, gaat het om een locatie waarop een beschikking ernst, geen spoed rust, die onder de Wet bodembescherming is genomen.

V08

Beslissen op later ingediende gegevens en bescheiden met betrekking tot bouwactiviteiten.

Ingevolge artikel 8.3c Bkl juncto artikel 7.16 van de omgevingsregeling kan in een vergunning voor een bouwactiviteit worden bepaald dat bepaalde gegevens en bescheiden later kunnen worden ingediend, indien de aanvrager hierom heeft verzocht. Indien dit het geval is wordt vervolgens beslist over de later ingediende gegevens.

V09

Het ontvangen van gegevens en bescheiden in het kader van een informatieplicht.

Betreft onder andere het verwerken van gegevens als de omgevingsvergunning gaat gelden voor een ander dan de aanvrager of de vergunninghouder als bedoeld in artikel 5.37, tweede lid van de Omgevingswet.

V10

Taken en bevoegdheden inzake een toevalsvondst bodem als bedoeld in paragraaf 19.2a van de Omgevingswet.

Dit betreft onder andere:

  • -

    Een eigenaar of erfpachter zo nodig verplichten aanvullende informatie te verstrekken.

  • -

    Een eigenaar of erfpachter zo nodig verplichten om tijdelijke beschermingsmaatregelen te nemen.

  • -

    Aanwijzingen geven over het verrichten van het treffen van maatregelen (beschikking).

  • -

    Een beslissing tot het treffen van tijdelijke beschermingsmaatregelen door de gemeente (beschikking).

V11

Uitoefenen van bevoegdheden en het uitvoeren van taken op grond van bij of krachtens paragraaf 16.4.2 van de Omgevingswet gestelde regels.  

Het gaat hier om besluiten inzake milieueffectrapportages voor mer-beoordelingsplichtige projecten en voorbereiden van besluiten inzake milieueffectrapportages voor mer-plichtige projecten als bedoeld in paragraaf 16.4.2 van de Omgevingswet, voor zover betrekking hebbend op omgevingsvergunningen voor milieubelastende activiteiten.

V12

Uitvoeren van werkzaamheden in het kader van de Pollutant Release and Transfer Register (PRTR) -verordening als bedoeld in paragraaf 10.8.6 van het Omgevingsbesluit.

V13

Uitvoeren van werkzaamheden en nemen van besluiten op grond van de hoofdstukken 1, 8, 10, 13 en 17, 19 en 20 en 21 van de Wet milieubeheer.

Omdat niet alle delen van deze hoofdstukken van de Wet milieubeheer en de daarop gebaseerde algemene maatregelen van bestuur

worden geïntegreerd in de Omgevingswet en het Besluit activiteiten leefomgeving, blijft dit artikel bestaan. Het gaat bijvoorbeeld om activiteiten met afvalstoffen (Hfst 10), waaronder bestuurlijk rechtsoordeel status bijproduct/einde-afvalstof (art.1.1 zesde en achtste lid), bevoegdheden in verband met de openbaarheid van gegevens (Hfst 19), maatregelen bij grote gevallen van milieuschade (Hfst 17).

V14

Verstrekken van gegevens over externe veiligheid ten behoeve van het openbare register als bedoeld in artikel 20.11, sub b van de Ow.

Het gaat hierbij om gegevens van activiteiten zoals aangegeven in het Besluit kwaliteit leefomgeving (paragraaf 11.1.1) en het Omgevingsbesluit (paragraaf 10.8.1). De bevoegde gezagen voor deze activiteiten dienen gegevens over o.a. de soort stoffen, hoeveelheden en specifieke locatie te inventariseren en in te voeren in het risicoregister. Op basis van deze gegevens worden door de provincies de digitale provinciale risicokaarten gemaakt.

 

Het register wordt beheerd door de minister van Infrastructuur en Waterstaat (11.8 Bkl).

V15

Uitvoeren van werkzaamheden op de e-MJV applicatie en IPPC applicatie inzake PRTR-verslagen, EEP-rapportages en IPPC-gegevens.

V16

Het in verband met gemandateerde/gemachtigde taken aan andere bestuursorganen

  • -

    verzoeken om advies (en instemming), en

  • -

    verstrekken van advies (en instemming).

Als bedoeld in artikel 16.15, 16.15a en 16.16 Ow juncto 4.25 Omgevingsbesluit.

Betreft tevens advisering aan bevoegd gezag wateractiviteit in situaties als bedoeld in art. 16.11 Ow.

De regels over advies en instemming gelden ook voor:

  • -

    Een aanvraag tot wijziging van de voorschriften (artikel 4.18 Ob).

  • -

    Een aanvraag tot intrekking (artikel 4.18 Ob).

  • -

    Het ambtshalve (zonder aanvraag) wijzigen of intrekken van een besluit (artikel 16.19 Ow).

V17

Besluiten op grond van hetgeen is bepaald bij of krachtens het Vuurwerkbesluit.

V18

Uitoefenen van bevoegdheden en taken op grond van het Bbl en het ter plaatse geldende omgevingsplan.

Het gaat onder meer om het verlenen van de volgende ontheffingen

geluid 7.17 Bbl

gebruiksmelding 6.7 Bbl

sloopmelding 7.10 Bbl

melding mobiel puinbreken 7.33 Bbl

melding beëindiging bouwwerkzaamheden 7.7 Bbl en de artikelen 2.17 tot en met 2.21 Bbl.

V19

Beslissen tot het toepassen van de coördinatieregeling.

Dit omvat mede beslissingen en handelingen die samenvallen/samenlopen met beslissingen in het kader van de voorbereiding.

V20

Aanbieden van op grond van artikel 10, eerste lid Wet Bag aangewezen brondocumenten ter inschrijving op in het adressenregister dan wel gebouwenregister en voor zover het besluiten betreft waarvoor aan de OD NZKG mandaat is verleend.

Verleende omgevingsvergunningen bouw, startmeldingen en gereedmeldingen van bouwwerken worden gemeld aan de gemeente, die zorg draagt voor de inschrijving. Voor bouwplannen met als bevoegd gezag provincie geldt dat het wordt aangeboden aan de gemeente waar het bouwwerk is gelegen.

V21

Aanvragen van een ontheffing als bedoeld in artikel 2.32, tweede lid Ow juncto artikel 8.9 van de Wet Luchtvaart.

Het gaat om aanvragen van een ontheffing bij het ILT als sprake is van strijdigheid met het Luchthavenbesluit/Luchthavenindelingsbesluit Schiphol. Dergelijke aanvragen worden gedaan in het kader van een lopende vergunningprocedure voor een omgevingsvergunning bouw en/of gebruik.

V22

Uitoefenen van bevoegdheden en het uitvoeren van taken toegekend bij of krachtens de Warvw.

Taken en bevoegdheden die betrekking hebben op de realisatie van ondergrondse infrastructuur voor wegverkeer, trein, tram en metro met een langste omsloten lengte van meer dan 250 meter waaronder in ieder geval begrepen de taken en bevoegdheden krachtens de Warvw.

V23

Besluiten omtrent het verlenen, wijzigen of weigeren van een beschikking waarin een geldsom wordt vastgesteld (kostenverhaalsbeschikking) als bedoeld in art. 13.18 Omgevingswet.

Betreft mede daarmee samenhangende besluiten/bevoegdheden, met uitzondering van het opstellen van een eindafrekening voor een kostenverhaalsgebied.

 

OMGEVINGSVERORDENING Noord-Holland

Geldt voor het grondgebied van de gemeente Amsterdam

 

BEVOEGDHEDEN/BESLUITEN

TOELICHTING/VOORWAARDEN

V24

Het voldoen aan de informatieplicht van het college van burgemeester en wethouders in artikel 4.115 van de Omgevingsverordening Noord-Holland 2022.

Burgemeester en wethouders informeren terstond Gedeputeerde Staten bij het signaleren van een nog onbekende grondwaterverontreiniging met een volume van meer dan 6000 m3.

 

TOEZICHT EN HANDHAVING

Geldt voor het grondgebied van de gemeente Amsterdam

BEVOEGDHEDEN/BESLUITEN

TOELICHTING/VOORWAARDEN

T01

Het ambtshalve of naar aanleiding van een verzoek uitvoeren van toezicht op de naleving van de regels en voorschriften gesteld bij of krachtens de in V01 tot en met V23 genoemde (onderdelen van) wet- en regelgeving waarvoor bevoegdheden zijn gemandateerd.

Het uitvoeren van toezicht betreft onder meer het uitvoeren van een opleveringscontrole, een controle n.a.v. klachten/incidenten, ambtshalve controle, themacontrole.

T02

Het ambtshalve of naar aanleiding van een verzoek houden van toezicht op de naleving van:

1° de verboden, bedoeld in de artikelen 5.5 en 5.6 van de Ow.

Het gaat om het verbod te handelen in strijd met een voorschrift van een omgevingsvergunning en het verbod een zonder vergunning gebouwd bouwwerk in stand te laten.

T03

Het ambtshalve of naar aanleiding van een verzoek houden van toezicht op de naleving van de regels gesteld bij of krachtens de Omgevingswet en de Wet milieubeheer, over activiteiten die zijn aangewezen in bijlage VI, categorie 1 tot en met 6 van het Ob en andere milieubelastende activiteiten.

Het gaat onder andere om de algemene regels gesteld in het Besluit activiteiten leefomgeving en het omgevingsplan.

Het kan gaan om milieubelastende activiteiten als bedoeld in het Bal of het omgevingsplan.

T04

Ketentoezicht op de regels over activiteiten die zijn aangewezen in bijlage VI, categorie 7 Ob.

T05

Besluiten over het nemen van maatregelen op grond van hetgeen is bepaald bij of krachtens afdeling 19.1 Ow.

Betreft het uitoefenen van bevoegdheden en uitvoeren van taken n.a.v. een ongewoon voorval.

T06

Het houden van toezicht op de zorgplichtbepalingen op grond van afdeling 1.3 Ow voor zover het gaat om een situatie die verband houdt met de taken die aan de OD NZKG zijn opgedragen en de specifieke zorgplicht uit het Bbl.

T07

Het stilleggen van de bouw als de kosten bij een exploitatieplan (exploitatiebijdrage) niet tijdig wordt betaald.

13.11 en 13.12 Ow.

T08

Het aanwijzen van personen belast met het houden van toezicht (art. 18.6 Ow, art. 6.2 van de APV), voor zover de OD NZKG belast is met uitvoering van een wettelijke regeling op grond waarvan toezichthouders kunnen worden aangewezen.

Geen ondermandaat mogelijk. Het aanwijzen van toezichthouders betekent dat deze medewerkers gebruik mogen maken van de bevoegdheden voor toezichthouders als bedoeld in titel 5.2 van de Awb.

H01

Het nemen van besluiten op grond van art. 5:20 lid 3 Awb en Titel 5.3 Awb (herstelsancties) wegens overtreding van een verbod of plicht gesteld bij of krachtens de in V01 tot en met V23 genoemde (onderdelen van) wet- en regelgeving waarvoor bevoegdheden zijn gemandateerd. Deze bevoegdheid geldt eveneens voor de volgende wetten en verordeningen:

  • -

    Wet aanvullende regels veiligheid Wegtunnels;

  • -

    Huisvestingswet, voor zover dat verbod of die plicht betrekking heeft op onttrekking, samenvoeging of omzetting van woonruimte of woningsplitsing;

  • -

    artikelen 5.2 en 5.6 van de Algemene Plaatselijke Verordening Amsterdam 2008

  • -

    Bomenverordening Amsterdam 2014;

  • -

    artikelen 8 en 9 van de Verordening basisinformatie 2018, voor zover dat verbod of die plicht betrekking heeft op naam- of (huis)nummerborden;

  • -

    Huisvestingsverordening Amsterdam 2024 voor zover dat verbod of die plicht betrekking heeft op onttrekking, samenvoeging of omzetting van woonruimte of woningsplitsing.

Het mandaat omvat ook de mondelinge mededeling van het besluit indien onverwijlde tenuitvoerlegging noodzakelijk is.

 

Het opleggen van een last onder bestuursdwang en dwangsom vanwege niet naleving van onder meer de volgende wetten: Omgevingswet, Wet milieubeheer, en de daarop gebaseerde regelgeving voor zover de OD NZKG belast is met de uitvoering hiervan. Het mandaat omvat daarnaast onder meer waarschuwingsbrieven, brieven waarin wordt bevestigd dat de overtredingen ongedaan zijn gemaakt en concept-handhavingsbesluiten.

 

Betreft mede het besluit tot het opleggen van een spoedeisende last onder bestuursdwang, dan wel het toepassen van spoedeisende bestuursdwang, conform art. 5:31 Awb dan wel de schriftelijke bekrachtiging van de mondelinge aanzegging daartoe.

H02

Het nemen van besluiten op grond van art. 5:20 lid 3 Awb en Titel 5.3 Awb (herstelsancties) wegens overtreding van een verbod of plicht gesteld bij of krachtens de in T02 tot en met T04 genoemde (onderdelen van) wet- en regelgeving waarvoor bevoegdheden zijn gemandateerd.

H03

Verzamelen en registreren van gegevens en het behandelen van klachten op grond van afdeling 18.1 Ow (bestuursrechtelijke handhaving).

H04

Nemen van een invorderingsbeschikking zoals geregeld in de artikelen 5:37 en 5:38 van de Awb.

Het gehele bestuursrechtelijke traject van handhaving inclusief de invorderingsbeschikking wordt door de OD NZKG uitgevoerd. Het daadwerkelijke financiële traject (aanmaning, invordering bij dwangbevel) wordt door opdrachtgever uitgevoerd.

H05

Nemen van een toepassingsbeschikking als bedoeld in artikel 5:31a van de Awb.

Het gaat hier om een beslissing van het bestuursorgaan om al dan niet tot toepassing van de reeds aangezegde bestuursdwang over te gaan. Een dergelijke beschikking kan slechts op verzoek worden gegeven.

H06

Nemen van een kostenverhaalbeschikking als bedoeld in artikel 5:25, zesde lid, van de Awb.

Het gaat om het nemen van een besluit waarin de hoogte van de kosten van het uitvoeren van bestuursdwang is vastgesteld. Het daadwerkelijke financiële traject (aanmaning, invordering bij dwangbevel) wordt door de gemeente Amsterdam zelf uitgevoerd.

H07

Opleggen van een bestuurlijke boete ingevolge paragraaf 18.1.4. Omgevingswet.

H08

Beslissingen omtrent gedogen, en onder welke voorwaarden.

Kan niet in ondermandaat worden gegeven.

H09

Het nemen van besluiten tot (al dan niet spoedeisende) op grond van art. 5:20 lid 3 Awb en Titel 5.3 Awb (herstelsancties) wegens bestuursrechtelijke handhaving verband houdende met schending van zorgplichtbepalingen op grond van afdeling 1.3 Ow voor zover het gaat om een situatie die verband houdt met de taken die aan de OD NZKG zijn opgedragen en de specifieke zorgplicht uit het Bbl.

Het mandaat omvat ook de mondelinge mededeling van het besluit indien onverwijlde tenuitvoerlegging noodzakelijk is.

 

Het gaat om toezicht op en handhaving van de algemene zorgplicht en de specifieke zorgplicht Bbl.

 

(o.a. artikelen 2.6 3.5, 6.4, 7.4 en 7.31 Bbl).

 

Algemene zorgplichten uit de Omgevingswet kunnen aan de orde zijn, wanneer de bescherming van de leefomgeving dit vergt en er geen specifieke zorgplicht of andere specifieke regels op de situatie van toepassing zijn. Bijvoorbeeld een bodemverontreiniging die heeft plaatsgevonden in een grondwaterbeschermingsgebied zonder dat daarbij sprake is van een activiteit/specifieke zorgplicht op grond van het Bal, de omgevingsverordening, het omgevingsplan of de waterschapsverordening.

H10

Samenwerken en het delen en opvragen van informatie met de landelijk opererende handhavingsorganisaties, zoals de rijksinspecties, en de hiervoor als het aanspreekpunt voor die organisaties aan te wijzen OD.

H11

Het maken van afspraken met de politie c.q. de korpschef en het functioneel parket over het gebruik van opsporingsbevoegdheid door en de kwaliteit van de bij de omgevingsdienst werkzame BOA’s.

H12

Overleggen en maken van afspraken met OM, politie en landelijke inspectie- en opsporingsdiensten, waaronder het periodiek afsluiten van handhavingsarrangementen met het OM en de politie.

H13

Opleggen van een verplichting als bedoeld in de artikelen 13 tot en met 17 van de Woningwet.

H14

Beslissen omtrent het uitbrengen, de toezending daaronder begrepen, van de last als bedoeld in art 8, 9 en 11 van de Verordening basisinformatie 2018.

 

OVERIGE WET- EN REGELGEVING

Geldt voor Stedelijk gebied, project of belang van de gemeente Amsterdam

Verordening en Reglement basisinformatie 2018

O01

Stand- en ligplaatsen vaststellen en afbakenen op grond van art. 6 lid 2 en 3 BAG en art. 7 lid 1, aanhef en onder c, Verordening basisinformatie 2018.

O02

Als bronleverancier brondocumenten aanbieden aan de bronhouder van de BAG en van de BRK-PB, die nodig zijn voor de BAG en BRK-PB op grond van art. 7 en 22 Reglement basisinformatie 2018.

O03

Als bronleverancier terugmeldingen afhandelden op grond van art. 10 Reglement basisinformatie 2018.

O04

Aanwijzingen geven voor het aanbrengen van naamborden in de grootstedelijke gebieden op grond van art. 8 Verordening basisinformatie 2018.

O05

Aanwijzingen geven voor het aanbrengen van (huis)nummerborden op objecten door rechthebbenden in grootstedelijke gebieden op grond van art. 9 Verordening basisinformatie 2018.

O06

Aanbrengen, onderhouden, wijzigen of verwijderen van peilmerken en het daarmee uitvoeren van metingen voor de Registratie meetbouten op grond van art. 11 Verordening basisinformatie 2018 en art. 23 Reglement basisinformatie 2018.

O07

Een gegeven gebruiken dat nodig is bij het vervullen van een gemeentelijke taak, als dat gegeven als authentiek gegeven in een basis- of kernregistratie beschikbaar is op grond van art. 9 Reglement basisinformatie 2018.

O08

Bij gerede twijfel over de juistheid of ontbreken van een authentiek gegeven in een basis- of kernregistratie, dit terugmelden aan de stelselbeheerder onder opgaaf van redenen op grond van art. 10 Reglement basisinformatie 2018.

De OD NZKG kan terugmelden via terugmelding.basisinformatie@amsterdam.nl, al dan niet via data.amsterdam.nl.

Algemene Plaatselijke Verordening

O09

Beslissen op een aanvraag om ontheffing voor geluidhinder op grond van artikel 5.5 van de APV.

Het gaat hier om geluidhinder bij bijvoorbeeld de uitvoering van andere werkzaamheden dan bedrijfsmatige bouw- of sloopwerkzaamheden.

O10

Beslissen op een aanvraag om een vuurwerkverkoopvergunning als bedoeld in artikel 5.2 van de APV.

Het gaat hier om vergunningen voor het verkopen van vuurwerk door bedrijven in de hele gemeente.

O11

Verlenen van geluid- en lichtontheffingen op grond van artikel 5.6 van de APV.

Het gaat hier om geluid- en lichtontheffingen voor recreatie- en sportinrichtingen/type B inrichtingen ingevolge het activiteitenbesluit op grond van de APV. Het Activiteitenbesluit biedt de mogelijkheid om dit plaatselijk bij verordening te regelen.

Overgangsrecht

O12

Het stellen van nadere eisen, zoals bedoeld in artikel 12, tweede lid en 15 van het Bouwstoffenbesluit bodem- en oppervlaktewater-bescherming.

Dit geldt voor situaties die onder overgangsrecht vallen.

O13

Het opleggen van gedoogverplichtingen, zoals bedoeld in artikel 16 van het Bouwstoffenbesluit bodem- en oppervlaktewaterbescherming.

Dit geldt voor situaties die onder overgangsrecht vallen.

Bijlage 2 Algemene instructie uitoefening Besluit mandaat en machtiging Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied 2024 gemeente Amsterdam

 

Artikel 1 Informeren van het bevoegd gezag

In voorkomende gevallen informeert de directeur de portefeuillehouder/wethouder/college/burgemeester tijdig over het nemen van beslissingen van:

  • principieel juridische aard;

  • beleidsmatig principiële aard;

  • politiek of bestuurlijk gevoelige aard.

Tevens stelt hij het bevoegd gezag in de gelegenheid hem aanwijzingen te geven. Zo nodig treedt de directeur met de portefeuillehouder/wethouder/college/burgemeester in overleg. Hieraan voorafgaand stemt de directeur ambtelijk af. Het bevoegd gezag kan in deze gevallen besluiten in lijn met artikelen 10:6 en 10:7 van de Awb de aanvraag zelf afhandelen, of een bijzonder mandaat aan de directeur verlenen voor verdere behandeling van de zaak onder voorwaarde van naleving van de voor de afhandeling door de het bevoegd gezag gegeven instructies. Afhandeling van deze gevallen geschiedt bij voorkeur door de directeur, niet door het bevoegd gezag zelf.

 

Artikel 2 Verstrekken van inlichtingen

Gemandateerden1 en gemachtigden verstrekken desgevraagd alle inlichtingen die betrekking hebben op de uitoefening van het bij het mandaatbesluit verleende mandaat en machtiging.

 

Artikel 3 Bekendmaking van besluiten

Het in een document vastleggen van een besluit of handeling, genomen respectievelijk verricht op grond van het mandaatbesluit geschiedt op briefpapier van de Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied.

 

Artikel 4 Beleidsregels

  • a.

    Indien de mandaatgever een voor een besluit relevante beleidsregel heeft vastgesteld, verwijst de directeur ter motivering van een besluit naar die regel.

  • b.

    Wanneer de directeur vermoedt dat er zodanig tegenstellingen (dreigen) te ontstaan in het beleid van een of meer van de deelnemers, dat het functioneren van de dienst als gemeenschappelijke dienst daardoor zou kunnen worden bemoeilijkt, meldt hij dit aan het dagelijks bestuur van de gemeenschappelijke regeling en aan het bestuur van de betreffende deelnemers.

  • c.

    De directeur kan bij tegenstellingen in het beleid tussen de verschillende mandaatgevers voorstellen voor uitvoeringsbeleid in het verzorgingsgebied doen ter opheffing van deze tegenstellingen.

 

Toelichting Algemene instructie Besluit mandaat en machtiging Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied 2024 gemeente Amsterdam

Algemeen

Uitgangspunt is een verantwoord gebruik van het mandaat binnen de grenzen van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied (OD NZKG) maakt voortdurend afwegingen over een verantwoord gebruik van de gemandateerde bevoegdheden. De directeur OD NZKG dient immers de uitoefening van het mandaat te weigeren, indien hij van de mandaatgever instructies ontvangt die de grenzen van het mandaat te buiten gaan. Anderzijds is de directeur zich ervan bewust dat hij op grond van de Awb de uitvoering van het mandaat niet kan weigeren, indien hij met de opdrachtgever binnen de sfeer van het mandaat van mening verschilt over de toepassing van wettelijke voorschriften bij het gebruik van een bevoegdheid waarvoor mandaat is verleend. De zeggenschap over de in mandaat uitgeoefende bevoegdheden ligt immers bij het bevoegd gezag. Kern van de instructie is het benoemen van de situaties waarin de directeur het initiatief neemt om bij individuele besluiten het oorspronkelijk bevoegd gezag in de gelegenheid te stellen hem aanwijzingen te geven.

 

Artikel 1

Dit artikel geeft duidelijkheid over de gevallen waarbij informeren van het oorspronkelijk bevoegd gezag over individuele besluiten in beginsel aan de orde is. De OD NZKG is onder meer ingesteld om een level playing field voor bedrijven te realiseren. Dit vraagt een uniformering van optreden en zo weinig mogelijk inmenging van het bevoegd gezag met individuele besluiten. Dat is ook in het belang van een doortastend optreden bij overtredingen. De bemoeienis van het bevoegd gezag met individuele besluiten blijft daarom in beginsel beperkt tot kwesties van principieel juridische aard, beleidsmatig principiële aard, of politiek of bestuurlijk gevoelige aard. Een tweede element is het op tijd informeren van de mandaatgever. De professionaliteit, deskundigheid, integriteit en gezaghebbendheid van de OD NZKG kunnen alleen goed naar voren komen, als de directeur in voorkomende gevallen de mandaatgever tijdig informeert. Zo vroeg mogelijk in het proces, dus niet pas op het moment dat het besluit op een aanvraag aanstaande is.

 

Artikel 2

Volgens artikel 10:6 onder b van de Awb verschaft de gemandateerde de mandaatgever op diens verzoek inlichtingen over de uitoefening van de bevoegdheid. In deze instructie wordt duidelijk dat dit ook betrekking heeft op houders van een ondermandaat. Daarnaast wordt hiermee tot uitdrukking gebracht dat het bevoegd gezag in overeenstemming met de Awb ook de volledige zeggenschap houdt over zaken die op grond van artikel 1 niet door de directeur bij het bevoegd gezag zijn aangemeld.

 

Artikel 3

Dit is een bevestiging van de bestaande praktijk. Hiermee wordt ook in de communicatie met de burgers en bedrijven eenheid van optreden in het verzorgingsgebied bevorderd.

 

Artikel 4

Dit artikel is gericht op het uitvoeringsbeleid. Harmonisering van uitvoeringsbeleid en uniformering van optreden in het verzorgingsgebied is gewenst. Het is een voorwaarde voor een level playing field en een doortastende handhaving. Ook moet worden voorkomen dat grote verschillen in uitvoeringsbeleid van de deelnemers het functioneren van de dienst bemoeilijken.

  • -

    Onderdeel a volgt het uitgangspunt van de Awb, dat het bevoegd gezag bij mandaat ook de zeggenschap over het uitvoeringsbeleid behoudt.

  • -

    Onderdeel b is overgenomen uit de bestaande instructieregeling voor de directeur van het algemeen bestuur van de OD NZKG. Het is gemotiveerd vanuit de zorg voor het doelmatig functioneren van de dienst.

  • -

    Onderdeel c volgt uit de wens tot harmonisering. Daarnaast is de deskundigheid rond de vergunningverlening, toezicht en handhaving (VTH) in de OD NZKG geconcentreerd, zodat het voor de hand ligt dat deze dienst ook voorstellen doet tot (voor het verzorgingsgebied geharmoniseerde) beleidsregels.

Toelichting behorend bij Besluit mandaat en machtiging Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied 2024 gemeente Amsterdam

1.1 Algemeen

Voor de Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied (hierna: OD NZKG) is een gemeenschappelijke regeling getroffen, genaamd Gemeenschappelijke regeling Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied 2021 (hierna: regeling).

 

1.1.1 Mandaat

Onder mandaat wordt in de Algemene wet bestuursrecht verstaan: de bevoegdheid om in naam van een bestuursorgaan besluiten te nemen. Met andere woorden de functionaris, dit is de gemandateerde, krijgt de bevoegdheid om een besluit te nemen dat geldt als een besluit van het bestuursorgaan dat het mandaat heeft verleend (mandaatgever). Het door de gemandateerde genomen besluit geldt derhalve als een besluit van het bestuursorgaan en heeft dezelfde juridische consequenties als een door het bestuursorgaan zelf genomen besluit. Er worden evenwel geen publiekrechtelijke bevoegdheden van het bestuursorgaan overgedragen aan de directeur van de OD NZKG. Het betreft hier een vorm van publiekrechtelijke vertegenwoordiging. Bij de omschrijving van het begrip mandaat wordt uitgegaan van de bevoegdheid tot het nemen van een besluit. Met andere woorden de uitoefening van gemandateerde bevoegdheden wordt zichtbaar in het nemen van besluiten (zie ondertekening). Mandaat wordt in dit besluit niet verleend aan een persoon, maar aan een functionaris, dus aan degene die een functie bekleedt. De mandaatgever kan de gemandateerde per geval of in het algemeen instructies geven ter zake van de uitoefening van de gemandateerde bevoegdheid. Daarnaast blijft de mandaatgever ook altijd zelf bevoegd om de gemandateerde bevoegdheid uit te oefenen.

 

Dit mandaat heeft betrekking op taken en bevoegdheden in het omgevingsrecht; het mandaat heeft in ieder geval betrekking op taken en bevoegdheden in Westpoort en in gebieden die in bijlage C van de Verordening op de stadsdelen en het stadsgebied Amsterdam 2022 zijn aangewezen als gebieden waar de VTH taken en bevoegdheden bij de OD liggen, behoudens de in de verordening bij bijlage 3, hoofdstuk 24, lid 5 genoemde uitzonderingen. Naast de in dit besluit opgenomen algemene bepalingen en beperkingen zijn ook de in de UVO en de gemaakte werkafspraken, waaronder begrepen Afspraken taak- en bevoegdheidsverdeling plustaken OD/VTH Stadsdelen en bijlagen 2&3 van de Verordening op de Stadsdelen en het stadsgebied Amsterdam van toepassing.

 

1.1.2 Machtiging

Aan de directeur alsmede diens plaatsvervanger wordt ook machtiging verleend om handelingen te verrichten die noch een besluit noch een privaatrechtelijke rechtshandeling zijn in het kader van de gemandateerde bevoegdheden. Voorbeelden hiervan zijn procesvertegenwoordiging, het vaststellen van brieven zonder rechtsgevolg en het feitelijk toepassen van bestuursdwang. De bepalingen in voorliggend besluit inzake ondermandaat moeten analoog worden toegepast op ondermachtiging van ondergeschikten. Dit is in lijn met de systematiek van de Algemene wet bestuursrecht.

 

1.1.3 Relatie Gemeenschappelijke regeling

Het Besluit mandaat en machtiging behelst de taken die in het kader van de regeling worden ingebracht en die zich richten op het in artikel 2 van de regeling genoemde belang. In artikel 31 van de regeling is aangegeven dat geen bevoegdheden worden overgedragen. In artikel 32 van de regeling is aangegeven dat de taken in mandaat worden uitgevoerd en dat de opdrachtgevers zich ertoe verplichten dat namens hun bestuur ten minste de bevoegdheden noodzakelijk voor de uitvoering van het basistakenpakket en de VTH-taken voor de Seveso-inrichtingen in mandaat worden verleend.

 

1.1.4 Volledig mandaat

De effectiviteit en slagvaardigheid worden vergroot wanneer het bestuursorgaan aan de directeur van de OD NZKG alsmede diens plaatsvervanger de bevoegdheid toekent om namens hen de benodigde besluiten te nemen en handelingen te verrichten. Door vaststelling van het onderhavige Besluit mandaat en machtiging wordt aan de directeur alsmede diens plaatsvervanger deze bevoegdheid toegekend. Het volledige mandaat geldt ook voor de plustaken. Hierbij wordt aangesloten op het landelijk beleid waarin beoogd is omgevingsdiensten in het leven te roepen als professionele uitvoeringsorganisaties die met een hoge mate van zelfstandigheid moeten kunnen werken.

 

1.1.5 Model Besluit mandaat en machtiging

Om de opdrachtgevers te faciliteren, is een modelbesluit opgesteld. Uitgangspunt is volledig mandaat voor alle ingebrachte taken voor alle opdrachtgevers. Dit om zoveel mogelijk uniformiteit te bereiken.

Voor de OD NZKG is het immers praktisch en efficiënt als de verlening van mandaat en machtiging zo uniform mogelijk geschiedt. Een model sluit aan bij de aanbevelingen van staatssecretaris Mansveld in het ‘Rapport evaluatie van het vernieuwde VTH-stelsel waaronder het stelsel van omgevingsdiensten’ van juli 2015.

 

1.1.6 Inhoud Besluit mandaat en machtiging

In het Besluit mandaat en machtiging is bepaald dat de directeur van de OD NZKG alsmede diens plaatsvervanger bij de aan hem in mandaat en machtiging opgedragen bevoegdheden de algemene instructies en de instructies per geval van de gemeente Amsterdam in acht neemt.

 

1.1.7 Instructie omgaan met mandaat en machtiging

Omdat er behoefte was om duidelijkheid te geven over de wijze waarop de OD NZKG de mandaatgevers in staat stelt hun verantwoordelijkheid voor de uitoefening van de gemandateerde bevoegdheden waar te maken, is er een notitie opgesteld met uitgangspunten over het omgaan met het mandaat in relatie tot bestuurlijke besluitvorming. Deze algemene instructie is als bijlage 2 bij dit besluit toegevoegd.

De directeur van de OD NZKG alsmede diens plaatsvervanger maakt geen gebruik van het mandaat indien hij een persoonlijk belang heeft bij het uitoefenen van de bevoegdheid.

 

1.2 Artikelsgewijze toelichting

 

1.2.1 Artikel 1 Begripsbepalingen

Artikel 1 van het Besluit mandaat en machtiging bevat een omschrijving van de belangrijkste begrippen die in het besluit worden gebruikt. Mandaatgevende organen zijn het college van burgemeester en wethouders en de burgemeester van de gemeente Amsterdam. Niet alleen het college van burgemeester en wethouders, maar ook de burgemeester is in het mandaatbesluit opgenomen als mandaatgevend bestuursorgaan. Het gaat om speciale bevoegdheden van de burgemeester in het kader van de gemandateerde regelgeving, te weten het beslissen op een aanvraag om een vuurwerkvergunning als bedoeld in artikel 5.2 van de APV, het verlenen van geluid- en lichtontheffingen op grond van artikel 5.6 van de APV.

 

1.2.2 Artikel 2 Mandaat en machtiging

Artikel 2, eerste lid, verwijst naar het register behorende bij het Besluit mandaat en machtiging. Hierin staan de concrete bevoegdheden opgenomen. In het tweede lid is bepaald dat van het mandaat is uitgesloten, de bevoegdheid om op bezwaar te besluiten. Deze bevoegdheid blijft bij de opdrachtgever.

Het laatste lid gaat over feitelijke handelingen ter voorbereiding en uitvoering van de taken en bevoegd- heden zoals genoemd in het eerste lid.

 

1.2.3 Artikel 3 Kaders uitoefening bevoegdheden

In artikel 3 zijn de kaders van de uitoefening van de bevoegdheden aangegeven. De OD NZKG zal zijn besluiten, voor zover relevant, motiveren met bestaand beleid. Gemeente Amsterdam zal relevant beleid moeten bekendmaken aan de OD NZKG. De OD NZKG treedt in overleg met de gemeente Amsterdam als afgeweken wordt van het beleid en indien nodig wordt er aandacht aan geschonken in de rapportages.

 

1.2.4 Artikel 4 Informatieplicht

De OD NZKG informeert, gevraagd en ongevraagd, de gemeente Amsterdam over de door hem uitgevoerde taken. Voor de politieke of bestuurlijke gevoelige gevallen wordt gebruik gemaakt van de zogenaamde risico- en aandachts (R&A) dossiers. Regelmatig worden deze dossiers besproken met het bestuur. Daarnaast wordt de gemeente geïnformeerd in de rapportages.

 

1.2.5 Artikel 5 Ondermandaat en ondermachtiging

Dit artikel geeft aan dat de directeur van de OD NZKG bevoegdheden in ondermandaat en ondermachtiging kan opdragen aan ondergeschikten. Het is aan de directeur om dit te bepalen, en zo ja aan welke functionarissen. Tevens zijn de artikelen 2, 3 en 4 van toepassing voor ondermandaat en ondermachtiging en zal de directeur zorg dragen dat de door hem ondergemandateerden, dan wel ondergemachtigden over de benodigde informatie zoals genoemd in artikel 3 beschikken. Een besluit tot verlening van ondermandaat en ondermachtiging wordt bekend gemaakt op de wettelijk voorgeschreven wijze en treedt in werking op de dag na publicatie.

 

1.2.6 Artikel 6 Ondertekening

In dit artikel is aangegeven hoe de ondertekening luidt bij (onder)mandaat en (onder)machtiging.

 

1.2.7 Artikel 7 Bevoegdheid besluit intrekken of wijzigen

In dit artikel is bepaald dat indien het mandaat de bevoegdheid verstrekt tot het nemen van een besluit dit mandaat tevens de bevoegdheid behelst om dit besluit geheel of gedeeltelijk in te trekken of te wijzigen.

 

1.2.8 Artikel 8 Slot- en overgangsbepaling

In dit artikel is aangegeven dat het Besluit mandaat en machtiging in werking treedt op 1 januari 2024.

Tevens wordt aangegeven dat het Besluit Mandaat en machtiging van de gemeente Amsterdam aan de directeur van de Omgevingsdienst met publicatiedatum 30 maart 2016 wordt ingetrokken.

 

Daarnaast wordt in dit artikel het overgangsrecht beschreven. In dit mandaat worden de besluiten en handelingen op grond van de Omgevingswet beschreven en gaat gelden vanaf het moment dat de Omgevingswet in werking treedt. Het overgangsrecht van de Omgevingswet en Aanvullingswetten regelen dat lopende aanvragen en handhavingsprocedures volgens het oude recht worden afgehandeld en het mandaat voor de oude besluiten en bevoegdheden blijft gelden.


1

Dit geldt dus ook voor houders van een ondermandaat.