Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Eindhoven

Geluidbeleid – Geluid in geluidaandachtsgebieden

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieEindhoven
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingGeluidbeleid – Geluid in geluidaandachtsgebieden
CiteertitelGeluidbeleid – Geluid in geluidaandachtsgebieden
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpopenbare orde en veiligheid
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling bevat de vroegst mogelijke datum van inwerkingtreding.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Onbekend

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

22-02-2024nieuwe regeling

14-11-2023

gmb-2024-76221

Tekst van de regeling

Intitulé

Geluidbeleid – Geluid in geluidaandachtsgebieden

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Eindhoven maakt bekend, dat het in de vergadering van 14 november 2023 heeft besloten tot het vaststellen van de bijgevoegde beleidsregel ‘Geluidbeleid – Geluid in geluidaandachtsgebieden’ en deze van kracht te verklaren vanaf het moment dat de Omgevingswet in werking treedt.

 

1 Inleiding

Onder de Wet geluidhinder dienen bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen, die in de zone van verkeers- en/of spoorwegen en industrieterreinen komen te liggen, de geluidniveaus bij nieuwe geluidgevoelige gebouwen getoetst te worden aan wettelijke voorkeursgrenswaarden. Bij aanleg van of wijzigingen aan verkeers- en/of spoorwegen en industrieterreinen moeten de geluidniveaus ook getoetst worden aan de wettelijke voorkeursgrenswaarden bij nabijgelegen bestaande geluidgevoelige gebouwen.

 

Indien de voorkeursgrenswaarden niet worden overschreden, kan de ontwikkeling doorgang vinden. Als de voorkeursgrenswaarden worden overschreden en de maximale ontheffingswaarden niet worden overschreden, kan de ontwikkeling onder voorwaarden toch doorgang vinden. In dat geval heeft het college van burgemeester en wethouders op basis van de Wet geluidhinder de bevoegdheid om hogere waarden vast te stellen.

 

De voorwaarden worden (voor een deel) door de Wet geluidhinder opgelegd en een aanvullend deel is door de gemeente Eindhoven zelf geregeld middels het vastgestelde hogere waarde beleid. Het hogere waarde beleid heeft naast de aanvullende voorwaarden ook de bedoeling om transparant te zijn en duidelijke kaders te stellen, ook voor het deel dat door de Wet geluidhinder wordt opgelegd.

 

Met de inwerkingtreding van de Omgevingswet komt de Wet geluidhinder te vervallen. Ook het hogere waarde beleid komt op dat moment te vervallen.

Het hogere waardenbeleid wordt op dit moment gebruikt bij de afweging die gemaakt moet worden in het geval een aanvraag niet past binnen het bestemmingsplan. Op basis van het hogere waardenbeleid wordt getoetst of op het gebied van geluid sprake is van een ‘goede ruimtelijke ordening’. Wanneer de Omgevingswet in werking is getreden en er een aanvraag ingediend wordt die niet past binnen het Omgevingsplan zal een vergelijkbare afweging gemaakt moeten worden om tot een besluit te kunnen komen of er door middel van een Omgevingsvergunning medewerking verleend kan worden aan dit initiatief. Voor het maken van die afweging is dit beleid opgesteld, wat in feite dus een beleidsneutrale actualisatie is van het ‘Hogere waardenbeleid’. De wijzigingen die hebben plaatsgevonden in dit beleid hebben betrekking op wettelijke voorschriften die onder de Omgevingswet zijn gewijzigd.

 

Een aantal geluidonderdelen wordt onder de Omgevingswet van rechtswege opgenomen in het (tijdelijke deel van het) omgevingsplan van de gemeente. Het hogere waarde beleid is niet in dit tijdelijke deel opgenomen.

 

Wel is het zo dat reeds genomen hogere waarde besluiten op basis van artikel 4.6 van de Invoeringswet Omgevingswet van rechtswege deel uitmaken van het (tijdelijke) omgevingsplan. Bij de vaststelling van de gevelwering moet de toegestane geluidbelasting op de gevel van geluidgevoelige gebouwen in deze besluiten als uitgangspunt worden genomen. Wel is hierbij aangegeven dat de gehanteerde aftrek op basis van artikel 110g van de Wet geluidhinder hierbij opgeteld moet worden. Het cumulatieve of gezamenlijk geluid wordt hierbij niet als uitgangspunt genomen. Het verschil tussen beide wordt in paragraaf 2.1.4 uitgelegd.

 

De gemeente kan onder de Omgevingswet geen hogere waarden met bijbehorende voorschriften meer vaststellen. Wel geldt onder de Omgevingswet een vergelijkbare beoordelingssystematiek met standaardwaarden (voorkeurswaarden) en grenswaarden (maximale ontheffingswaarde). De gemeente dient hierbij op een zorgvuldige wijze (nieuwe) plannen te beoordelen. Is de geluidbelasting lager dan de standaardwaarden dan is het plan zondermeer inpasbaar. Is de geluidbelasting hoger dan de standaardwaarden of in bijzondere gevallen, hoger dan de grenswaarden dan moet een zorgvuldige afweging worden gemaakt. Afgewogen dient te worden of sprake is van een aanvaardbare geluidbelasting in combinatie met een evenwichtige toedeling van functies op die locatie. Om deze afweging te verduidelijken en te uniformeren is deze beleidsregel opgesteld.

 

Leeswijzer

In hoofdstuk 2 is het wettelijk kader uitgewerkt. In hoofdstuk 3 zijn de artikelen uit het geluidbeleid uitgewerkt. In de bijlagen 1 t/m 4 is een toelichting gegeven op dit wettelijk kader en is uitleg gegeven over het geluidbeleid onder de Omgevingswet.

2 Wettelijk kader

De voorschriften voor geluid door verkeers- en/of spoorwegen en industrieterreinen zijn onder de Omgevingswet opgenomen in het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl). Dit betreffen onder andere instructieregels. Decentrale overheden moeten de instructieregels van het Rijk volgen. Per instrument is er een hoofdstuk met instructieregels, zoals voor het instrument omgevingsplan. De instructieregels gaan onder meer over normen en regels voor externe veiligheid, geluid, erfgoed en geur van activiteiten.

 

Voor de aanleg of het veranderen van nieuwe rijks- en provinciale verkeerswegen, (hoofd)spoorwegen en industrieterreinen met geluidproductieplafonds gelden de instructieregels zoals opgenomen in het Bkl. De instructieregels van het Bkl gelden eveneens voor de realisatie van nieuwe geluidgevoelige gebouwen in geluidaandachtsgebieden of nieuwe verkeers- en/of spoorwegen zonder geluidproductieplafonds of indirecte akoestische effecten van het veranderen van wegen of het verkeer of veranderingen in de overdracht. Deze instructieregels kunnen op onderdelen nader worden ingevuld om de rechtsgelijkheid te bevorderen, maar ook om een evenwichtige toedeling van functies mogelijk te maken.

 

2.1. Geluid door verkeers- en/of spoorwegen zonder geluidproductieplafonds

In artikel 5.78i van het Bkl is gesteld dat de paragraaf van toepassing is op verkeerswegen met een intensiteit van meer dan 1.000 motorvoertuigen (mvt) per etmaal en lokale spoorwegen die niet bij omgevingsverordening zijn aangewezen. Deze paragraaf is niet van toepassing op het geluid op een niet-geluidgevoelige gevel.

 

In artikel 5.78j en 5.78k wordt vermeld wat onder een wijziging van een verkeers- of spoorweg wordt verstaan. Bij dit voorschrift dient men er op bedacht te zijn dat de (voormalige) bestemmingsplanregels (en toekomstige Omgevingsplan regels) al kunnen voorzien in een mogelijke verbreding, verhoging van de verkeersintensiteit of het treffen van maatregelen. Indien dit aan de orde is, hoeft geen aanvullend onderzoek plaats te vinden.

Bij de wijziging van verkeers- en spoorwegen zonder geluidproductieplafonds dient de aanvaardbaarheid van het geluid op een geluidgevoelig gebouw beoordeeld te worden. Hiervoor wordt de gecumuleerde geluidbelasting gebruikt (artikel 5.78l).

2.1.1. Standaardwaarden

Een omgevingsplan dat een nieuwe verkeers- of spoorweg toelaat, voorziet erin dat het geluid op een geluidgevoelig gebouw in het geluidaandachtsgebied niet hoger is dan de standaardwaarden, die zijn opgenomen in tabel 3.34 van het Bkl. Bij een wijziging van de weg mag het geluid op een geluidgevoelig gebouw in het geluidaandachtsgebied niet hoger zijn dan de standaardwaarde of niet hoger dan het geluidniveau op het geluidgevoelig gebouw op het tijdstip van wijziging van het omgevingsplan. De standaardwaarde wordt evenals de grenswaarde voor de hier te beschouwen wegen en spoorwegen uitgedrukt in dB Lden. Dit betreft een jaar gemiddelde geluidbelasting.

 

Voor gemeente- en waterschapswegen is de standaardwaarde 53 dB Lden, voor lokale spoorwegen en hoofdspoorwegen 55 dB Lden.

2.1.2. Grenswaarden

Overschrijding van de standaardwaarden is mogelijk. Dit kan indien aangetoond wordt dat:

  • geen geluidbeperkende maatregelen kunnen worden getroffen om aan de waarden van artikel 5.78m te voldoen;

  • de overschrijding van de standaardwaarden door het treffen van geluidbeperkende maatregelen zoveel mogelijk wordt beperkt en het geluid op geluidgevoelige gebouwen niet hoger is dan de grenswaarden, bedoeld in tabel 3.35 van het Bkl.

  • geluidbeperkende maatregelen die financieel doelmatig zijn en waartegen geen bezwaren van stedenbouwkundige, verkeerskundige, vervoerskundige, landschappelijke of technische aard bestaan, in aanmerking worden genomen.

Voor gemeente- en waterschapswegen is de grenswaarde 70 dB Lden, voor lokale spoorwegen en hoofdspoorwegen geldt eveneens 70 dB Lden.

2.1.3. Uitzonderingen en afwijkingen

Een overschrijding van de grenswaarde is ook mogelijk indien zwaarwegende economische belangen of andere zwaarwegende maatschappelijke belangen dit rechtvaardigen en geen maatregelen in aanmerking komen om het geluid te laten voldoen aan de grenswaarde (artikel 5.78o).

2.1.4. Cumulatie en gezamenlijk geluid

Om de aanvaardbaarheid van het geluid van een nieuwe of aan te passen verkeers- of lokale spoorweg op een geluidgevoelig gebouw te beoordelen dient te worden uitgegaan van de gecumuleerde geluidbelasting en de gezamenlijke geluidbelasting (artikel 5.78p en 5.78q). Gecumuleerd geluid wordt gebruikt in geval van overschrijding van een standaardwaarde voor de afweging van de aanvaardbaarheid. Gezamenlijk geluid wordt gebruikt bij de beoordeling van het binnenniveau, dan wel het bepalen van de eisen aan de geluidwering van een geluidgevoelig gebouw.

 

2.2. Geluidgevoelige gebouwen in geluidaandachtsgebieden

Artikel 5.78s stelt dat in een omgevingsplan rekening wordt gehouden met het geluid door verkeers-, spoorwegen en industrieterreinen op geluidgevoelige gebouwen in een geluidaandachtsgebied en dat een omgevingsplan erin voorziet dat het geluid door een verkeers-, spoorweg of industrieterrein op geluidgevoelige gebouwen in een geluidaandachtsgebied aanvaardbaar is. Het gezamenlijke en cumulatieve geluid dient op de gevels van geluidgevoelige gevels van geluidgevoelige gebouwen bepaald te worden.

2.2.1. Standaardwaarden

Een omgevingsplan of omgevingsvergunning dat een nieuw geluidgevoelig gebouw toelaat, voorziet erin dat het geluid op dat gebouw niet hoger is dan de standaardwaarde, bedoeld in tabel 5.78t van het Bkl.

 

Voor rijkswegen en provinciale wegen betreft de standaardwaarde 50 dB Lden, voor gemeente- en waterschapswegen 53 dB Lden, voor lokale spoorwegen en hoofdspoorwegen 55 dB Lden en voor industrieterreinen met geluidproductieplafonds 50 dB Lden en 40 dB Lnight.

2.2.2. Grenswaarden

Overschrijding van de standaardwaarden is mogelijk tot aan de grenswaarden en in uitzonderlijke gevallen en afwijkende situaties tot boven de grenswaarde.

 

Voor rijkswegen en provinciale wegen betreft de grenswaarde 65 dB Lden, voor gemeente- en waterschapswegen 70 dB Lden, voor lokale spoorwegen en hoofdspoorwegen 70 dB Lden en voor industrieterreinen met geluidproductieplafonds 60 dB Lden en 50dB Lnight.

 

Overschrijding van de standaardwaarden is mogelijk indien aangetoond wordt dat:

  • geen geluidbeperkende maatregelen kunnen worden getroffen om aan de standaardwaarden te voldoen;

  • de overschrijding van de standaardwaarden door het treffen van geluidbeperkende maatregelen zoveel mogelijk wordt beperkt en

  • het geluid op geluidgevoelige gebouwen niet hoger is dan de grenswaarden, bedoeld in tabel 5.78u van het Bkl.

  • geluidbeperkende maatregelen worden in aanmerking genomen als deze financieel doelmatig zijn en daartegen geen overwegende bezwaren van stedenbouwkundige, verkeerskundige, vervoerskundige, landschappelijke of technische aard bestaan.

2.2.3. Uitzonderingen en afwijkingen

Indien het gaat om vervangende nieuwbouw dan mag de grenswaarde worden opgehoogd met 5 dB (artikel 5.78v).

 

Een verhoging van de grenswaarde met 5 dB is ook mogelijk indien de gebruiksfunctie wijzigt (artikel 5.178w).

 

Een overschrijding van de grenswaarde is eveneens mogelijk indien de uitwendige scheidingsconstructie van het geluidgevoelig gebouw, waar de overschrijding van de grenswaarde plaatsvindt, geen te openen delen bevat anders dan als onderdeel van een gemeenschappelijke doorgang. Geborgd moet worden dat het geluid op de te openen delen in de uitwendige scheidingsconstructie, die direct grenzen aan een verblijfsgebied, niet hoger is dan de grenswaarde. In dit geval dient in het omgevingsplan bepaald te worden dat de gevel een niet-geluidgevoelige gevel met bouwkundige maatregelen is (artikel 5.78y). Dit betreft een aanpassing van het begrip dove gevel zoals dit onder de Wet geluidhinder werd toegepast.

 

Hierbij wordt op basis van de toelichting op het aanvullingsspoor geluid een geluidgedempt ventilatierooster (suskast) niet beschouwd als een te openen deel. Ook deuren die onderdeel zijn van een gemeenschappelijke doorgang worden niet beschouwd als een te openen deel.

 

Op basis van artikel 5.78z dient aangetoond te worden dat:

  • geen geluidbeperkende maatregelen kunnen worden getroffen om aan de grenswaarde te voldoen;

  • de overschrijding van de grenswaarde door het treffen van geluidbeperkende maatregelen zoveel mogelijk wordt beperkt;

  • geluidbeperkende maatregelen als bedoeld in het eerste lid worden in aanmerking genomen als die financieel doelmatig zijn en daartegen geen overwegende bezwaren van stedenbouwkundige, verkeerskundige, vervoerskundige, landschappelijke of technische aard bestaan.

Een overschrijding van de grenswaarde is ook mogelijk indien zwaarwegende economische belangen of andere zwaarwegende maatschappelijke belangen dit rechtvaardigen en geen maatregelen in aanmerking komen om het geluid te laten voldoen aan de grenswaarde. Dit is opgenomen in artikel 5.78aa.

2.2.4. Geluidluwe gevel

Indien één of meer van de standaardwaarden worden overschreden en de grenswaarde niet wordt overschreden dan wordt het belang van het beschermen van de gezondheid door een geluidluwe gevel bij de afweging betrokken. Een geluidluwe gevel is een gevel die ten opzichte van de andere gevels van een geluidgevoelig gebouw relatief weinig wordt belast door geluid.

 

Indien de grenswaarde wordt overschreden dan wordt rekening gehouden met het belang van het beschermen van de gezondheid door een geluidluwe gevel. Dit is opgenomen in artikel 5.78ab.

2.2.5. Cumulatie en gezamenlijk geluid

Om de aanvaardbaarheid van het geluid op een geluidgevoelig gebouw te beoordelen dient te worden uitgegaan van de gecumuleerde geluidbelasting en de gezamenlijke geluidbelasting. De gezamenlijke geluidbelasting wordt toegepast voor het bepalen van de vereiste gevelwering. Dit op basis van artikel 5.78 ac en 5.78 ad. Het verschil is dat bij het gezamenlijke geluid geen rekening wordt gehouden met de hinderlijkheid van het geluid. Het gezamenlijke geluid is veelal lager dan het gecumuleerde geluid onder de Omgevingswet, doordat de hinderlijkheid niet wordt meegenomen in de optelling. Gecumuleerd geluid wordt gebruikt in geval van overschrijding van een standaardwaarde voor de afweging van de aanvaardbaarheid. Gezamenlijk geluid wordt gebruikt bij de beoordeling van het binnenniveau, dan wel het bepalen van de eisen aan de geluidwering.

 

2.3. Indirecte akoestische effecten van veranderend verkeer

In artikel 5.78ae is gesteld dat deze paragraaf van toepassing is op verkeerswegen met een intensiteit van meer dan 1.000 motorvoertuigen (mvt) per etmaal en lokale spoorwegen die niet bij omgevingsverordening zijn aangewezen.

 

Deze paragraaf is niet van toepassing op, een verkeers- of spoorweg waarop paragraaf 5.1.4.2.3 van toepassing is en een wijziging van een verkeers- of spoorweg of het gebruik van een spoorweg waarop paragraaf 5.1.4.2.3 niet van toepassing is op grond van artikel 5.78j en 5.78k en het geluid op een niet-geluidgevoelige gevel.

 

In artikel 5.78af wordt vermeld wat onder een wijziging van een verkeers- of spoorweg wordt verstaan. Bij dit voorschrift dient men er op bedacht te zijn dan de huidige regels al voorzien in een mogelijke verbreding, verhoging of maatregelen.

 

Een omgevingsplan dat een verandering van een verkeers- of spoorweg toelaat, voorziet erin dat het geluid op een geluidgevoelig gebouw in het geluidaandachtsgebied niet toeneemt met meer dan 1,5 dB.

 

De toename van het geluid wordt bepaald door de situatie in een voor die verkeers- of spoorweg maatgevend jaar na de wijziging te vergelijken met de situatie in datzelfde jaar zonder die wijziging.

2.3.1. Grenswaarden

Een toename van meer dan 1,5 dB is mogelijk. Dit kan, indien aangetoond wordt dat:

  • geen geluidbeperkende maatregelen kunnen worden getroffen om de toename boven de 1,5 dB te voorkomen;

  • de overschrijding van de standaardwaarden door het treffen van geluidbeperkende maatregelen zoveel mogelijk wordt beperkt en het geluid op geluidgevoelige gebouwen niet hoger is dan de grenswaarden, bedoeld in tabel 3.35 van het Bkl.

  • geluidbeperkende maatregelen, die financieel doelmatig zijn en hiertegen geen bezwaren van stedenbouwkundige, verkeerskundige, vervoerskundige, landschappelijke of technische aard bestaan, in aanmerking worden genomen.

Voor gemeente- en waterschapswegen is de grenswaarde 70 dB Lden, voor lokale spoorwegen en hoofdspoorwegen 70 dB Lden.

2.3.2. Cumulatie van geluid

Om de aanvaardbaarheid van het geluid van het veranderende verkeer op een verkeers- of lokale spoorweg op een geluidgevoelig gebouw te beoordelen dient te worden uitgegaan van de gecumuleerde geluidbelasting (artikel 5.78af).

2.3.3. Uitzonderingen en afwijkingen

Een overschrijding van de grenswaarde is mogelijk indien zwaarwegende economische belangen of zwaarwegende andere maatschappelijke belangen dit rechtvaardigen en geen andere dan de maatregelen in aanmerking komen om het geluid te laten voldoen aan de grenswaarde (artikel 5.78ag).

 

2.4. Indirecte akoestische effecten van wijziging in de geluidoverdracht

In artikel 5.78ah is gesteld dat deze paragraaf van toepassing is op wijzigingen in het geluidaandachtsgebied van een verkeers- en/of spoorweg en industrieterrein die gevolgen hebben voor de geluidoverdracht. Dit is niet van toepassing op het geluid op een niet-geluidgevoelige gevel.

 

In een omgevingsplan dat een wijziging in de geluidoverdracht in een geluidaandachtsgebied toelaat, wordt voor geluidgevoelige gebouwen, die als gevolg van die wijziging een significante toename van geluid ondervinden, bepaald of geluidbeperkende maatregelen worden getroffen om de toename van het geluid te voorkomen of zoveel mogelijk te beperken, of geluidwerende maatregelen worden getroffen om te voldoen aan de grenswaarde voor het binnenniveau als bedoeld in tabel 3.53.

3 Artikelen Geluidbeleid

In dit hoofdstuk zijn de artikelen opgenomen die gelden als invulling of aanvulling op de regels van het Besluit kwaliteit leefomgeving.

 

Begripsbepalingen

  • 1.

    Begripsbepalingen die zijn opgenomen in de bijlage bij de Omgevingswet en in bijlage I bij het Besluit activiteiten leefomgeving, bijlage I bij het Besluit bouwwerken leefomgeving, bijlage I bij het Omgevingsbesluit en bijlage I bij de Omgevingsregeling, zijn van overeenkomstige toepassing op dit hoofdstuk.

  • 2.

    In aanvulling daarop de begrippen

    • 1.

      Uitleggebieden

      Uitleggebieden zijn gebieden (meestal) aan de rand van een stad, die bedoeld zijn voor toekomstige woningbouw of voor toekomstige bedrijventerreinen. Het zijn dus gebieden voor stadsuitbreiding. Het betreft over het algemeen landelijke gebieden die nog niet eerder bebouwd waren.

    • 2.

      Gedeeltelijk geluidluwe gevel

      Een gedeeltelijk geluidluwe gevel wordt gedefinieerd als een deel van een gevel (geveldeel) dat niet rechtstreeks wordt belast met een geluidniveau boven de standaardwaarde.

    • 3.

      De eenheid van de standaardwaarde, grenswaarde, gebiedsgerichte waarde en binnenwaarde is dB.

Toepassingsbereik

 

Artikel 1

Het is verboden zonder omgevingsvergunning een nieuw geluidgevoelig gebouw op te richten of het gebruik van een gebouw te wijzigen naar een geluidgevoelige functie in een geluidaandachtsgebied of een nieuwe gemeenteweg, waterschapsweg of lokale spoorweg aan te leggen of te wijzigen.

 

Artikel 2

Aan een omgevingsvergunning, zoals bedoeld in artikel 1, worden voorschriften verbonden die nodig zijn met het oog op het voorkomen van onaanvaardbare mate van geluid op het geluidgevoelig gebouw.

 

Artikel 3

Bij de aanvraag om een omgevingsvergunning, zoals bedoeld in artikel 1, wordt een rapport verstrekt:

  • 1.

    waaruit de mate van geluid op de gevel van het geluidgevoelige gebouw blijkt; en

  • 2.

    waarin, indien nodig in verband met een overschrijding van de standaard en/of grenswaarde, inzicht wordt gegeven in mogelijk te treffen:

    • 1.

      bronmaatregelen;

    • 2.

      overdrachtsmaatregelen;

    • 3.

      maatregelen bij de ontvanger.

Artikel 4

Op het bepalen van het geluid op een gevel zijn de meet- en rekenvoorschriften, gesteld bij en krachtens de Omgevingswet, van toepassing.

 

Artikel 5

De waarden voor het geluid gelden:

  • 1.

    Als het gaat om een geluidgevoelig gebouw: op de gevel, niet zijnde niet-geluidgevoelige gevels met bouwkundige maatregelen;

  • 2.

    als het gaat om een nieuw te bouwen geluidgevoelig gebouw: op de locatie waar een gevel mag komen (bouwvlak/bestemmingsvlak);

  • 3.

    in afwijking van onder a en b, als het gaat om een woonschip of woonwagen: op de begrenzing van de locatie voor het plaatsen van dat woonschip of die woonwagen; en

  • 4.

    als het gaat om een geluidgevoelige ruimte: in de geluidgevoelige ruimte.

Nieuw geluidgevoelig gebouw

 

Artikel 6

Een nieuw geluidgevoelig gebouw is toelaatbaar in een geluidaandachtsgebied, indien uit onderzoek blijkt dat de geluidbelasting op een geluidgevoelige gevel van een geluidgevoelig gebouw niet hoger is dan de standaardwaarde, als bedoeld in onderstaande tabel.

 

 

Artikel 7

In het kader van een gebiedsgerichte benadering geldt voor uitleggebieden dat voor stroomwegen, gebiedsontsluitingswegen en wijk-/buurtontsluitingswegen de grenswaarde beperkt wordt tot 5 dB boven de standaardwaarde.

 

Artikel 8

  • 1.

    Voor een geluidgevoelig gebouw als bedoeld in artikel 3.21, eerste lid, onder b of d, van het Besluit kwaliteit leefomgeving, waarvan het gebruik in de nachtperiode in het omgevingsplan is uitgesloten gelden de waarden in de tabel in artikel 6 in Lnight niet.

  • 2.

    Voor een geluidgevoelig gebouw als bedoeld in artikel 3.21, eerste lid, onder b of d, van het Besluit kwaliteit leefomgeving, waarvan het gebruik in de avondperiode en de nachtperiode in het omgevingsplan is uitgesloten gelden de waarden in de tabel in artikel 6 Lnight niet.

Artikel 9

Een nieuw geluidgevoelig gebouw in een geluidaandachtsgebied met een geluidbelasting die hoger is dan de standaardwaarde, als bedoeld in de tabel in artikel 6 is toegestaan als:

  • 1.

    het initiatief de realisatie van 10 of minder geluidgevoelige gebouwen (woningen/appartementen) toelaat;

  • 2.

    het initiatief de realisatie van 11 of meer geluidgevoelige gebouwen (woningen/appartementen) betreft en de overschrijding van de standaardwaarde door het treffen van geluidbeperkende maatregelen zoveel mogelijk wordt beperkt waarbij de regels met betrekking tot financiële doelmatigheid volgens het Besluit kwaliteit Leefomgeving worden gevolgd dan wel er met redenen omkleed geen geluidbeperkende maatregelen kunnen worden getroffen om aan de standaardwaarde te voldoen;

  • 3.

    minimaal één geluidluwe gevel aanwezig is per woning of studio;

  • 4.

    er compenserende maatregelen worden getroffen;

  • 5.

    het geluid op geluidgevoelige gebouwen niet hoger is dan de grenswaarde, bedoeld in de tabel in artikel 6, dan wel de gebiedsgerichte waarde genoemd in artikel 7;

  • 6.

    het gezamenlijke geluid, geluidluwe gevel en/of (compenserende) maatregelen opgenomen worden in het omgevingsplan of de voorschriften van de omgevingsvergunning.

Artikel 10

Een nieuw geluidgevoelig gebouw met een geluidbelasting die hoger is dan de grenswaarde als bedoeld in de tabel in artikel 6, dan wel de gebiedsgerichte waarde genoemd in artikel 7, is vanwege zwaarwegende maatschappelijke belangen toegestaan, als:

  • 1.

    middels onderzoek aangetoond wordt dat:

    • 1.

      het doel in redelijke verhouding staat tot de afwijking van de grenswaarde of geldende gebiedsgerichte waarde;

    • 2.

      het afwijken van de grenswaarde of geldende gebiedsgerichte waarde geschikt is om het doel te behalen;

    • 3.

      het initiatief niet anders uitgevoerd kan worden en maatregelen en compensatie niet mogelijk zijn en monitoring mogelijk noodzakelijk is;

    • 4.

      maatschappelijk draagvlak voor het afwijken van de grenswaarde of geldende gebiedsgerichte waarde aanwezig is;

  • 2.

    minimaal één geluidluwe gevel aanwezig is; of

  • 3.

    minimaal één gedeeltelijke geluidluwe gevel aanwezig is en compenserende maatregelen worden getroffen;

  • 4.

    het gezamenlijke geluid, geluidluwe gevel en/of (compenserende) maatregelen worden opgenomen in het omgevingsplan of de voorschriften van een omgevingsvergunning.

Artikel 11

Nieuwe geluidgevoelige gebouwen ter vervanging van op het tijdstip van de vaststelling van het (tijdelijke) omgevingsplan al bestaande geluidgevoelige gebouwen met een geluidbelasting die hoger is dan de grenswaarde, als bedoeld in de tabel in artikel 6, dan wel de gebiedsgerichte waarde genoemd in artikel 7, zijn aanvaardbaar als:

  • 1.

    de grenswaarde of geldende gebiedsgerichte waarde niet wordt overschreden met meer dan 5 dB; en

  • 2.

    er niet meer gehinderden komen dan in de bestaande situatie; en

  • 3.

    minimaal één geluidluwe gevel aanwezig is; of

  • 4.

    er compenserende maatregelen worden getroffen;

  • 5.

    het gezamenlijke geluid, geluidluwe gevel en of (compenserende) maatregelen worden opgenomen in het omgevingsplan of de voorschriften van de omgevingsvergunning.

Artikel 12

Een geluidgevoelig gebouw met een geluidbelasting die hoger is dan de grenswaarde, als bedoeld in de tabel in artikel 6, dan wel de gebiedsgerichte waarde genoemd in artikel 7, is door wijziging van een gebruiksfunctie van een bestaand bouwwerk dat geen geluidgevoelig gebouw is, toegestaan als:

  • 1.

    de grenswaarde of geldende gebiedsgerichte waarde niet wordt overschreden met meer dan 5 dB; en

  • 2.

    minimaal één geluidluwe gevel aanwezig is, of

  • 3.

    er compenserende maatregelen worden getroffen;

  • 4.

    het gezamenlijke geluid, geluidluwe gevel en of (compenserende) maatregelen worden opgenomen in het omgevingsplan of de voorschriften van de omgevingsvergunning.

Artikel 13

Een geluidgevoelig gebouw met een geluidbelasting die hoger is dan de grenswaarde, als bedoeld in de tabel in artikel 6, is slechts toegestaan, als:

  • 1.

    De uitwendige scheidingsconstructie van de gevel waarop de grenswaarde wordt overschreden geen te openen delen bevat anders dan als onderdeel van een vluchtroute die door een gemeenschappelijke verkeersruimte voert (vastgelegd in het bestemmingsplan/het omgevingsplan als een niet geluidgevoelige gevel); of

  • 2.

    Aan het gebouw zodanige bouwkundige maatregelen worden getroffen dat het geluid op de te openen delen in de uitwendige scheidingsconstructie niet hoger is dan de grenswaarde.

Artikel 14

  • 1.

    De artikelen 10, 11 en 12 kunnen alleen worden toegepast als geen geluidbeperkende maatregelen kunnen worden getroffen om aan de grenswaarde, als bedoeld in de tabel in artikel 6, dan wel de gebiedsgerichte waarde genoemd in artikel 7, te voldoen en de overschrijding van de grenswaarde door het treffen van geluidbeperkende maatregelen zoveel mogelijk wordt beperkt.

  • 2.

    Artikel 13 kan alleen worden toegepast als geen geluidbeperkende maatregelen kunnen worden getroffen om aan de grenswaarde, als bedoeld in de tabel in artikel 6, te voldoen en de overschrijding van de grenswaarde door het treffen van geluidbeperkende maatregelen zoveel mogelijk wordt beperkt.

Artikel 15

  • 1.

    Een nieuw geluidgevoelig gebouw, niet zijnde een gebouw dat een functiewijziging ondergaat, dat is gelegen in de geluidaandachtsgebieden van meerdere verkeers- en/of spoorwegen wordt aanvaardbaar geacht, indien onderzoek uitwijst dat het gecumuleerde geluid op het geluidgevoelig gebouw aanvaardbaar is. Het gecumuleerde geluid wordt niet aanvaardbaar geacht indien dit de grenswaarde van 70 dB overschrijdt.

  • 2.

    Een nieuw geluidgevoelig gebouw ten gevolge van een functiewijziging, vervangende nieuwbouw of waar een zwaarwegend belang voor geldt, dat is gelegen in de geluidaandachtsgebieden van meerdere verkeers- en/of spoorwegen wordt aanvaardbaar geacht, indien onderzoek uitwijst dat het gecumuleerde geluid op het geluidgevoelig gebouw aanvaardbaar is. Het gecumuleerde geluid wordt niet aanvaardbaar geacht indien dit de grenswaarde van 75 dB overschrijdt.

Artikel 16

Een nieuw geluidgevoelig gebouw, dat is gelegen in de geluidaandachtsgebieden van meerdere verkeers- en/of spoorwegen wordt aanvaardbaar geacht, indien onderzoek naar de geluidwering van de gevels, uitwijst dat op basis van het gezamenlijk geluid aan de binnenwaarde zoals genoemd in artikel 4.103 van het Besluit Bouwwerken Leefomgeving wordt voldaan.

 

Aanleg nieuwe verkeersweg, lokale spoorweg zonder geluidproductieplafonds of wijziging daarvan

 

Artikel 17

De aanleg van een nieuwe verkeersweg of lokale spoorweg zonder geluidproductieplafonds wordt aanvaardbaar geacht als de verwachte verkeersintensiteit op de nieuwe verkeersweg niet meer dan 1.000 motorvoertuigen per etmaal bedraagt, uit onderzoek blijkt dat het geluid op de geluidgevoelige gevels van geluidgevoelige gebouwen binnen het geluid aandachtsgebied van de nieuwe weg, niet hoger is dan de standaardwaarde, als bedoeld in de tabel in artikel 6.

 

Artikel 18

De wijziging van een verkeersweg of lokale spoorweg zonder geluidproductieplafonds wordt aanvaardbaar geacht als uit onderzoek blijkt dat het geluid op de geluidgevoelige gevels van geluidgevoelige gebouwen binnen het geluid aandachtsgebied van die weg, niet hoger is dan:

  • 1.

    de standaardwaarde, als bedoeld in artikel 6 of

  • 2.

    het geluid op die geluidgevoelige gebouwen op het tijdstip van de wijziging van het omgevingsplan.

Artikel 19

De aanleg of wijziging van een verkeersweg of lokale spoorweg zonder geluidproductieplafonds, met een geluidbelasting die hoger is dan de in artikel 18, lid 1 en lid 2 genoemde waarden, is aanvaardbaar als:

  • 1.

    Geen geluidbeperkende maatregelen kunnen worden getroffen om aan de hoogste van de twee waarden te voldoen en of de overschrijding van de hoogste van de twee waarden door het treffen van geluidbeperkende maatregelen zoveel mogelijk wordt beperkt; en het geluid op geluidgevoelige gebouwen niet hoger is dan de grenswaarde, als bedoeld in de tabel in artikel 6.

  • 2.

    Geluidbeperkende maatregelen als bedoeld in het eerste lid worden in aanmerking genomen als die financieel doelmatig zijn en daartegen geen overwegende bezwaren van stedenbouwkundige, verkeerskundige, vervoerskundige, landschappelijke of technische aard bestaan.

Artikel 20

De aanleg of wijziging van een verkeersweg of lokale spoorweg zonder geluidproductieplafonds met een geluidbelasting die hoger is dan de in artikel 18, lid 1 en lid 2 genoemde waarden en de geluidbelasting volgens artikel 19 aanvaardbaar is, is vanwege zwaarwegende maatschappelijke belangen toegestaan.

 

Artikel 21

Als de geluidgevoelige gebouwen, zijn gelegen in geluidaandachtsgebieden van meerdere verkeers- en/of spoorwegen, dan wordt bij de aanleg of het veranderen van een verkeers- of spoorweg zonder geluidproductieplafonds, het geluid aanvaardbaar geacht, indien onderzoek uit wijst dat het gecumuleerde geluid op het geluidgevoelig gebouw aanvaardbaar is. Bij de beoordeling van de aanvaardbaarheid wordt in elk geval betrokken de aanwezigheid van:

  • 1.

    minimaal één geluidluwe gevel aanwezig is, of

  • 2.

    er compenserende maatregelen worden getroffen.

Artikel 22

Als de geluidgevoelige gebouwen zijn gelegen in de geluidaandachtsgebieden van meerdere verkeers- en of spoorwegen, dan wordt bij de aanleg of het veranderen van een verkeers- of spoorweg zonder geluidproductieplafonds, het geluid aanvaardbaar geacht, indien onderzoek naar de geluidwering van de gevels, uitwijst dat op basis van het gezamenlijk geluid aan de binnenwaarde zoals genoemd in artikel 16 kan worden voldaan.

 

Indirecte akoestische effecten van veranderend verkeer

 

Artikel 23

Een omgevingsplan dat een toename van de verkeersintensiteit veroorzaakt op een verkeers- of spoorweg voorziet erin dat het geluid door die verkeers- of spoorweg op geluidgevoelige gebouwen niet meer dan 1,5 dB toeneemt als gevolg van die toename van de verkeersintensiteit.

 

Artikel 24

Een omgevingsplan kan erin voorzien dat het geluid met meer dan 1,5 dB toeneemt als:

  • 1.

    geen geluidbeperkende maatregelen kunnen worden getroffen om die toename te voorkomen;

  • 2.

    de toename van het geluid door het treffen van geluidbeperkende maatregelen zoveel mogelijk wordt beperkt; en

  • 3.

    het geluid op geluidgevoelige gebouwen niet hoger is dan de grenswaarde, bedoeld in de tabel in artikel 6.

  • 4.

    Geluidbeperkende maatregelen als bedoeld in lid 1 en 2 worden in aanmerking genomen als die financieel doelmatig zijn en daartegen geen overwegende bezwaren van stedenbouwkundige, verkeerskundige, vervoerskundige, landschappelijke of technische aard bestaan.

Artikel 25

Als de geluidgevoelige gebouwen, zijn gelegen in geluidaandachtsgebieden van meerdere verkeers- en/of spoorwegen, dan wordt bij het veranderen van het verkeer op een verkeers- of spoorweg zonder geluidproductieplafonds, het geluid aanvaardbaar geacht, indien onderzoek uitwijst dat het gecumuleerde geluid op het geluidgevoelig gebouw aanvaardbaar is. Bij de beoordeling van de aanvaardbaarheid wordt in elk geval betrokken de aanwezigheid van:

  • 1.

    minimaal één geluidluwe gevel aanwezig is, of

  • 2.

    er compenserende maatregelen worden getroffen.

Artikel 26

Als de geluidgevoelige gebouwen, zijn gelegen in de geluidaandachtsgebieden van meerdere verkeers- en/of spoorwegen, dan wordt bij het veranderen van het verkeer op een verkeers- of spoorweg zonder geluidproductieplafonds, het geluid aanvaardbaar geacht, indien onderzoek naar de geluidwering van de gevels, uitwijst dat op basis van het gezamenlijk geluid aan de binnenwaarde zoals genoemd in artikel 16 kan worden voldaan.

 

Artikel 27

Bij de toepassing van artikel 5.78af kan een omgevingsplan meer geluid dan de grenswaarden, bedoeld in artikel 16, toelaten als zwaarwegende economische belangen of zwaarwegende andere maatschappelijke belangen dit rechtvaardigen.

 

Indirecte akoestische effecten van wijziging in overdracht van geluid

 

Artikel 28

Een wijziging in de overdracht van geluid in een geluidaandachtsgebied, waardoor geluidgevoelige gebouwen die als gevolg van deze wijziging op basis van onderzoek, een naar het oordeel van het bevoegd gezag een significante toename van geluid ondervinden, wordt toegestaan, als:

  • 1.

    de standaardwaarde zoals opgenomen in de tabel in artikel 6 niet wordt overschreden;

  • 2.

    overschrijding van de standaardwaarde zoals opgenomen in de tabel in artikel 6 wordt aanvaardbaar geacht indien maatregelen worden getroffen om toename van het geluid te voorkomen of zoveel mogelijk te beperken of

  • 3.

    geluidwerende maatregelen worden getroffen om te voldoen aan een binnenwaarde overeenkomstig artikel 16.

Eindhoven, .

Het college van burgemeester en wethouders van Eindhoven,

,burgemeester

, secretaris

Mij bekend,

De gemeentesecretaris van Eindhoven

Bijlagen

 

1Geluid door verkeers- en spoorwegen zonder geluidproductieplafonds

 

Deze bijlage is van toepassing bij de voorbereiding van het toelaten van een verkeers- en/of spoorweg zonder geluidproductieplafonds.

 

1.1.Uitzondering

 

Deze bijlage is niet van toepassing op het geluid:

  • van een verkeers- of spoorweg voor een periode van 10 jaar of minder;

  • van een verkeersweg met een verkeersintensiteit van minder dan 1.000 motorvoertuigen per etmaal als kalenderjaargemiddelde;

  • van een verkeers- of spoorweg op niet-geluidgevoelige gevels.

Indien sprake is van één of meerdere van deze uitzonderingen dan dienen deze uitzonderingen in het omgevingsplan vastgelegd te worden. Hierdoor is dit ook in de toekomst duidelijk en geborgd.

 

1.2.Start van het initiatief

 

De gemeente vindt het belangrijk dat een omgevingsplan voorziet in een evenwichtige toedeling van functies.

In gebieden waar de geluidsituatie onder druk staat, acht de gemeente het wenselijk dat de initiatiefnemer vanaf het begin van het planproces een geluiddeskundige betrekt en deze een actieve rol geeft om te komen tot een haalbaar plan met een optimale planopzet.

 

1.3.Onderzoeksplicht

 

Onderzoek naar de geluidbelasting van een nieuwe verkeers- of spoorweg zonder geluidproductieplafond is nodig om een evenwichtige toedeling van functies te onderbouwen.

 

Een nieuwe verkeers- of spoorweg zonder geluidproductieplafond kan toegelaten worden, nadat onderzoek is verricht naar de geluidbelasting op geluidgevoelige gevels van geluidgevoelige gebouwen conform het van toepassing zijnde meet- en rekenvoorschrift.

 

Het geluid op de geluidgevoelige gevels van een geluidgevoelige gebouwen wordt in elk geval aanvaardbaar geacht indien voldaan wordt aan de standaardwaarden zoals opgenomen in paragraaf 2.2.1. en indien het geluid niet hoger is dan het geluid op het tijdstip van de wijziging van het omgevingsplan.

 

Indien geen verkeersintensiteit en/of verdeling van het verkeer bekend is dan dient een gemotiveerde prognose te worden gemaakt door een verkeerskundige.

 

1.4.Geluidbeperkende maatregelen

 

Bij een overschrijding van de standaardwaarden dient onderzoek te worden verricht naar geluidreducerende of geluidbeperkende maatregelen (artikel 5.78u).

 

Geluidbeperkende maatregelen als hiervoor bedoeld, worden in aanmerking genomen als die financieel doelmatig zijn en daartegen geen overwegende bezwaren van stedenbouwkundige, verkeerskundige, vervoerskundige, landschappelijke of technische aard bestaan.

 

1.5.Cumulatie

 

In het geval één geluidgevoelig gebouw door meerdere geluidbronsoorten wordt belast dan wordt elke bronsoort getoetst aan de afzonderlijke standaardwaarde en grenswaarde. Om te beoordelen of de geluidbelasting op een geluidgevoelig gebouw in een geluidaandachtsgebied aanvaardbaar is dienen de afzonderlijke geluidbelastingen indien, deze boven de standaardwaarde liggen, gecumuleerd te worden. Hierbij wordt rekening gehouden met een correctie voor de verschillen in hinderlijkheid.

 

Voor de beoordeling van het gecumuleerde geluid gelden geen standaard- of grenswaarden, dus geen normen. Wel moet de gemeente de aanvaardbaarheid van het gecumuleerde geluidniveau beoordelen in relatie tot de ontwikkeling die met het voorgenomen besluit mogelijk wordt gemaakt en de omstandigheden en belangen die daarmee gemoeid zijn.

 

Het komt zelden voor dat de gecumuleerde geluidbelasting overal binnen het plangebied hetzelfde is. Door in de planfase reeds naar de optimale indeling te kijken, geluidluwe zijde(s) te creëren of andere geluidreducerende of compenserende maatregelen toe te passen behoeft de gecumuleerde geluidbelasting in veel gevallen geen belemmering te zijn. Temeer ook omdat met bouwkundige maatregelen in de woningen een geluidbelasting van 33 dB of minder kan worden gerealiseerd.

 

In het uitzonderlijke geval dat de gecumuleerde geluidbelasting binnen het plangebied hoog is en door bijvoorbeeld (spui)ventilatie en of temperatuurbeheersing in geluidgevoelige ruimten niet goed mogelijk is om te voldoen aan de binnenwaarden dan dienen verdergaande (compenserende) maatregelen te worden getroffen.

 

Op het bepalen van het gecumuleerd geluid zijn de regels uit paragraaf 3.5.1 Omgevingsregeling van toepassing (artikel 3.38, lid 4 Bkl).

 

1.6.Gezamenlijk geluid

 

Het gezamenlijk geluid op de gevel is nodig voor het borgen van de binnenwaarde van het geluidgevoelig gebouw. Het gezamenlijk geluid op de gevel is de geluidbelasting van de verschillende geluidbronnen tezamen op die gevel. Het geluid van de betrokken geluidbronnen wordt ongewogen bij elkaar opgeteld, zonder correcties voor verschillen in hinderlijkheid.

 

Het gezamenlijk geluid op de gevel geeft geen inzicht in de geluidkwaliteit bij die gevel. Het houdt immers geen rekening met de verschillen in hinderlijkheid van het geluid van de verschillende geluidbronnen. De hinderlijkheid van het geluid is in de vorige paragraaf omschreven.

 

Op het bepalen van het gezamenlijke geluid op de gevel zijn de regels uit paragraaf 3.5.1 Omgevingsregeling van toepassing (artikel 3.39, lid 4 Bkl).

 

Bij het toelaten van een geluidgevoelig gebouw legt het bevoegd gezag de waarde van het gezamenlijk geluid op de gevel in het omgevingsplan of in de omgevingsvergunning voor de buitenplanse omgevingsplanactiviteit vast. Dit staat in artikel 5.78ad Bkl respectievelijk artikel 8.0b jo. In combinatie met de binnenwaarde kunnen initiatiefnemer en bevoegd gezag dan bij de bouwactiviteit de benodigde geluidwering van die gevel bepalen (artikel 4.103 Bbl).

 

Het Bbl biedt een mogelijkheid om het gezamenlijk geluid op de gevel op een later moment opnieuw te bepalen (artikel 4.103a en 5.23a Bbl). Dat kan nodig zijn als een initiatiefnemer een aanvraag voor een bouwactiviteit indient geruime tijd na vaststelling van het gezamenlijke geluid en het geluid op de gevel van het nieuw te bouwen gebouw in de tussenliggende periode is veranderd. Bijvoorbeeld omdat de overheid geluidbeperkende maatregelen heeft getroffen aan een belangrijke geluidbron.

 

1.7.Zwaarwegend belang

 

In het algemeen is sprake van een zwaarwegend economisch belang als een gewenste aanleg van een weg aanmerkelijke economische voordelen heeft die het toestaan van een grotere geluidbelasting rechtvaardigen. Bijvoorbeeld ontwikkelingen die sterk bijdragen aan de werkgelegenheid of aan de economische ontwikkeling of structuur van een gebied.

 

Zwaarwegende maatschappelijke belangen zijn bijvoorbeeld ontwikkelingen:

  • die het niveau van de maatschappelijke voorzieningen in een gebied verhogen;

  • die het realiseren van sociaal beleid ondersteunen;

  • die het behoud of de ontwikkeling van kwetsbare functies of delen van de fysieke leefomgeving ondersteunen.

De grotere geluidbelasting mag dan maar voor een beperkt aantal gebouwen of mensen gelden.

 

De volgende onderdelen dienen in dit geval in het onderzoek aan de orde te komen.

  • Is het doel gerechtvaardigd? Hierbij spelen de doelen van de Omgevingswet en de evenwichtige toedeling van functies aan locaties een belangrijke rol.

  • Is het afwijken geschikt om het doel mee te bereiken?

  • Staat de afwijking in redelijke verhouding tot het doel?

  • Is de afwijking van de grenswaarden noodzakelijk? Met andere woorden kan het anders en is compensatie of monitoring nodig?

  • Is er genoeg maatschappelijk draagvlak voor de afwijking van de grenswaarden?

2Geluidgevoelige gebouwen in geluidaandachtsgebieden

 

Deze bijlage is van toepassing bij de voorbereiding van het toelaten van geluidgevoelige gebouwen die geheel of gedeeltelijk in een geluidaandachtsgebied zijn gelegen.

 

2.1.Uitzonderingen

 

Deze bijlage is niet van toepassing op het geluid:

  • van een verkeers- of spoorweg op een geluidgevoelig gebouw dat wordt toegelaten voor een periode van 10 jaar of minder.

  • van een verkeersweg met een verkeersintensiteit van minder dan 1.000 motorvoertuigen per etmaal als kalenderjaargemiddelde op het toelaten van een geluidgevoelig gebouw.

  • van een verkeers- of spoorweg op niet-geluidgevoelige gevels.

Indien sprake is van één of meerdere van deze uitzonderingen dan dienen deze in het omgevingsplan vastgelegd te worden. Hierdoor is dit ook in de toekomst duidelijk en geborgd.

 

2.2.Start van het initiatief

 

De gemeente vindt het belangrijk dat een omgevingsplan voorziet in een evenwichtige toedeling van functies. In aandachtsgebieden van verkeers- en/of spoorwegen en industrieterreinen, waar de geluidsituatie onder druk staat, acht de gemeente het wenselijk dat de initiatiefnemer vanaf het begin van het planproces een geluiddeskundige betrekt en deze een actieve rol geeft om te komen tot een haalbaar plan met een optimale planopzet.

 

2.3.Onderzoeksplicht

 

Indien een geluidgevoelig gebouw wordt opgericht in een geluidaandachtsgebied, dan dient onderzoek te worden verricht naar de geluidbelasting van verkeers- en/of spoorwegen en industrieterreinen met geluidproductieplafonds bij volledige benutting van de geluidproductieplafonds en bij verkeers- en spoorwegen zonder geluidproductieplafonds met omgevingswaarden, het geluid in een voor het verkeer op die verkeers- of spoorweg maatgevend jaar, op geluidgevoelige gevels van deze geluidgevoelige gebouwen. Dit onderzoek dient conform het van toepassing zijnde meet- en rekenvoorschrift uitgevoerd te worden.

 

Indien het initiatief voorziet in niet geluidgevoelige gevels of niet geluidgevoelige ruimten dan dienen deze niet geluidgevoelige gevels of niet geluidgevoelige ruimten in het omgevingsplan vastgelegd te worden. Hierdoor is dit ook in de toekomst duidelijk en geborgd.

 

Het geluid op de geluidgevoelige gevels van een geluidgevoelig gebouw wordt in elk geval aanvaardbaar geacht indien voldaan wordt aan de standaardwaarden.

 

2.4.Geluidbeperkende maatregelen

 

Bij een overschrijding van de standaardwaarden dient onderzoek te worden verricht naar geluidbeperkende maatregelen (artikel 5.78u).

 

Om de planvorming en het wegbeheer niet onnodig te belasten wil de gemeente niet-realistische of onhaalbare maatregelen uitsluiten.

 

Bij een overschrijding van de grenswaarden dienen alle bron- en of overdrachtsmaatregelen beschreven en berekend te worden. In het geval van overschrijdingen van de grenswaarden dient te worden aangegeven welke maatregelen worden getroffen om de geluidbelasting te verlagen tot onder de grenswaarde. Deze maatregel(en) dienen in het omgevingsplan te worden opgenomen. Dit om te borgen dat deze ook daadwerkelijk worden getroffen en duurzaam in stand worden gehouden.

 

In het geval de geluidbelasting de standaardwaarde overschrijdt bij 21 of meer geluidgevoelige gebouwen dan dienen bronmaatregelen, overdrachtsmaatregelen en maatregelen aan het geluidgevoelig gebouw beschreven en of berekend te worden. De reductie van elke maatregel dient kwalitatief of kwantitatief in beeld te worden gebracht. Ook de kosten van de maatregelen aan de bron en in de overdracht dienen onderbouwd in beeld te worden gebracht.

 

De kosten van de maatregelen aan de gevel met en zonder bron- en overdrachtsmaatregelen dienen in beeld te worden gebracht. Op deze manier kan financieel worden onderbouwd welke (combinatie) van maatregelen financieel haalbaar zijn.

 

De maatregel(en) die worden getroffen dienen in het omgevingsplan te worden opgenomen. Dit om te borgen dat deze ook daadwerkelijk worden getroffen en duurzaam in stand worden gehouden.

 

2.5.Geluidluwe gevel

 

De gemeente acht het in het belang van een goede gezondheid noodzakelijk dat bij een overschrijding van de standaardwaarden en/of de grenswaarden een geluidluwe gevel aanwezig is. De gemeente staat echter op dit moment ook voor een woningbouwopgave waarbij verdichting binnen de bebouwde kom nodig is. Dit is vaker dan voorheen op geluidbelaste locaties. De gemeente verlangt van initiatiefnemers dat zij in de planfase rekening houden met de indeling van het woongebouw en het toepassen van geluidluwe zijde(s).

 

In sommige situatie is het eisen van een geluidluwe gevel lastig of niet realiseerbaar en zijn hoge kosten gemoeid met het realiseren van een geluidluwe gevel. Bij vervangende nieuwbouw, aanpassingen van bestaande bouw en wijzigingen van de gebruiksfunctie zal het niet altijd mogelijk zijn om een geluidluwe gevel te realiseren. Ook bij geheel nieuwe situaties is dit in uitzonderlijke gevallen niet altijd mogelijk. Indien de locatie aan meerdere zijden belast is, dan zal een geheel of gedeeltelijke geluidluwe gevel wellicht niet mogelijk zijn.

 

Opgemerkt wordt dat in het geval van een aanpassing van bestaande bouw door een optopping en/of aanbouw in de planfase rekening dient te worden gehouden met de eis van een geluidluwe gevel.

 

Indien geen sprake is van een geluidluwe gevel of indien sprake is van een gedeeltelijke geluidluwe gevel dan dienen in het belang van de gezondheid compenserende maatregelen te worden getroffen. Bij compenserende maatregelen kan worden gedacht aan:

  • Het opnemen van een of meer gemeenschappelijke woonkamers die aan de geluidluwe zijde is/zijn gelegen. Deze gemeenschappelijke woonkamer(s) dienen duurzaam in stand te worden gehouden en door de bewoners van de geluidgevoelige gebouwen zonder of met een gedeeltelijke geluidluwe gevel kosteloos gebruikt te mogen worden.

  • Het opnemen van een of meer gemeenschappelijke buitenruimte(s) of dakterras(sen) die aan de geluidluwe zijde is/zijn gelegen. Deze gemeenschappelijke buitenruimte(s) of dakterras(sen) dienen duurzaam in stand te worden gehouden en door de bewoners van de geluidgevoelige gebouwen zonder of met een gedeeltelijke geluidluwe gevel kosteloos gebruikt te mogen worden.

    De totale oppervlakte van de gemeenschappelijke woonkamer(s) of buitenruimte(s) dient minimaal 20 m2 te bedragen. Bij meer dan 10 geluidgevoelige gebouwen (woningen/appartementen) zonder of met een gedeeltelijke geluidluwe gevel, dient de totale oppervlakte van de gemeenschappelijke woonkamer(s) of buitenruimte(s) met 3 m2 per extra geluidgevoelig gebouw (woning/appartement) zonder of met een gedeeltelijke geluidluwe gevel opgehoogd te worden. Bij meer dan 20 geluidgevoelige gebouwen (woningen/appartementen) zonder of met een gedeeltelijke geluidluwe gevel dient de totale oppervlakte van de gemeenschappelijke woonkamer(s) of buitenruimte(s) met 4 m2 per extra geluidgevoelig gebouw (woning/appartement) zonder of met een gedeeltelijke geluidluwe gevel opgehoogd te worden.

Deze compenserende maatregelen dienen in het omgevingsplan te worden opgenomen. Dit om te borgen dat deze ook daadwerkelijk worden getroffen en duurzaam in stand worden gehouden.

 

2.6.Cumulatie

 

In het geval dat een geluidgevoelig gebouw door meerdere geluidbronsoorten wordt belast, wordt elke bronsoort getoetst aan de afzonderlijke standaardwaarde en grenswaarde. Om te beoordelen of de geluidbelasting op een geluidgevoelig gebouw in een geluidaandachtsgebied aanvaardbaar is, dienen de afzonderlijke geluidbelastingen, indien deze boven de standaardwaarde liggen, gecumuleerd te worden. Hierbij wordt rekening gehouden met een correctie voor de verschillen in hinderlijkheid.

 

Voor de beoordeling van het gecumuleerde geluid gelden geen standaard- of grenswaarden, dus geen normen. Wel moet de gemeente de aanvaardbaarheid van het gecumuleerde geluidniveau beoordelen in relatie tot de ontwikkeling die met het voorgenomen besluit mogelijk wordt gemaakt en de omstandigheden en belangen die daarmee gemoeid zijn.

 

Het komt zelden voor dat de gecumuleerde geluidbelasting overal binnen het plangebied hetzelfde is. Door in de planfase reeds naar de optimale indeling te kijken, geluidluwe zijde(s) te creëren of andere geluidreducerende of compenserende maatregelen toe te passen behoeft de gecumuleerde geluidbelasting in veel gevallen geen belemmering te zijn. Temeer ook omdat met bouwkundige maatregelen in de woningen een geluidbelasting van 33 dB of minder kan worden gerealiseerd.

 

In het uitzonderlijke geval dat de gecumuleerde geluidbelasting binnen het plangebied hoog is en door bijvoorbeeld (spui)ventilatie en of temperatuurbeheersing in geluidgevoelige ruimten niet goed mogelijk is om te voldoen aan de binnenwaarden dan dienen verdergaande (compenserende) maatregelen te worden getroffen.

 

Op het bepalen van het gecumuleerd geluid zijn de regels uit paragraaf 3.5.1 Omgevingsregeling van toepassing (artikel 3.38, lid 4 Bkl).

 

2.7.Gezamenlijk geluid

 

Het gezamenlijk geluid op de gevel is nodig voor borgen van de binnenwaarde van het geluidgevoelig gebouw. Het gezamenlijk geluid op de gevel is de geluidbelasting van de verschillende geluidbronnen tezamen op die gevel. Het geluid van de betrokken geluidbronnen wordt ongewogen bij elkaar opgeteld, zonder correcties voor verschillen in hinderlijkheid.

 

Het gezamenlijk geluid op de gevel geeft geen inzicht in de geluidkwaliteit bij die gevel. Het houdt immers geen rekening met de verschillen in hinderlijkheid van het geluid van de verschillende geluidbronnen. De hinderlijkheid van het geluid is in de vorige paragraaf omschreven.

 

Op het bepalen van het gezamenlijke geluid op de gevel zijn de regels uit paragraaf 3.5.1 Omgevingsregeling van toepassing (artikel 3.39, lid 4 Bkl)

 

Bij het toelaten van een geluidgevoelig gebouw legt het bevoegd gezag de waarde van het gezamenlijk geluid op de gevel in het omgevingsplan of in de omgevingsvergunning voor de buitenplanse omgevingsplanactiviteit vast. Dit staat in artikel 5.78ad Bkl respectievelijk artikel 8.0b jo. artikel 5.78ad Bkl. In combinatie met de binnenwaarde kunnen initiatiefnemer en bevoegd gezag dan bij de bouwactiviteit de benodigde geluidwering van die gevel bepalen (artikel 4.103 Bbl).

 

Het Bbl biedt een mogelijkheid om het gezamenlijk geluid op de gevel op een later moment opnieuw te bepalen (artikel 4.103a en 5.23a Bbl). Dat kan nodig zijn als een initiatiefnemer een aanvraag voor een bouwactiviteit indient geruime tijd na vaststelling van het gezamenlijke geluid en het geluid op de gevel van het nieuw te bouwen gebouw in de tussenliggende periode is veranderd. Bijvoorbeeld omdat de overheid geluidbeperkende maatregelen heeft getroffen aan een belangrijke geluidbron.

 

2.8.Zwaarwegend belang

 

In het algemeen is sprake van een zwaarwegend economisch belang als een gewenste toelating van geluidgevoelige gebouwen aanmerkelijke economische voordelen heeft voor de maatschappij die het toestaan van grotere geluidbelasting rechtvaardigen. Bijvoorbeeld ontwikkelingen die sterk bijdragen aan de werkgelegenheid of woningbouwopgave. Of aan de economische ontwikkeling of structuur van een gebied.

 

Zwaarwegende maatschappelijke belangen zijn bijvoorbeeld ontwikkelingen die het niveau van de maatschappelijke voorzieningen in een gebied verhogen. Of ontwikkelingen die het realiseren van sociaal beleid ondersteunen. Of die het behoud of de ontwikkeling van kwetsbare functies of delen van de fysieke leefomgeving ondersteunen. De grotere geluidbelasting mag dan maar voor een beperkt aantal gebouwen of mensen gelden.

 

De volgende onderdelen dienen in het onderzoek aan de orde te komen.

  • Is het doel gerechtvaardigd? Hierbij spelen de doelen van de Omgevingswet en de evenwichtige toedeling van functies aan locaties een belangrijke rol.

  • Is het afwijken geschikt om het doel mee te bereiken?

  • Staat de afwijking in redelijke verhouding tot het doel?

  • Is de afwijking van de grenswaarden noodzakelijk? Met andere woorden kan het anders en is compensatie of monitoring nodig?

  • Is er genoeg maatschappelijk draagvlak voor de afwijking van de grenswaarden?

Wel dient in dit geval minimaal één geluidluwe gevel aanwezig te zijn of minimaal één gedeeltelijke geluidluwe gevel in combinatie met compenserende maatregelen, zoals het realiseren van één of meer gemeenschappelijke woonkamers of één of meer gemeenschappelijke buitenruimte(s) of dakterras(sen), aan de geluidluwe zijde of het toepassen van coulissen kasten, (mini)loggia’s, voorzetramen (Harbour Fensters, Silent Air, en dergelijke) vliesgevels of lamellen schermen om de geluidbelasting op de achterliggende te openen delen te reduceren tot de standaardwaarde.

 

3Indirecte akoestische effecten van veranderend verkeer

 

Deze bijlage is van toepassing op een omgevingsplan dat voorziet in een toename van de verkeersintensiteit op een gemeentelijke verkeersweg, waterschapsweg of een lokale spoorweg.

 

Een ruimtelijke ontwikkeling (bijvoorbeeld de aanleg van een weg of ontwikkeling van een woonwijk) kan leiden tot een verkeerstoename op andere wegen waarvoor het bevoegd gezag geen besluit neemt. Het omgevingsplan voorziet erin dat het geluid door wegen buiten het plangebied niet meer toeneemt dan 1,5 dB op geluidgevoelige gebouwen (artikel 5.78af Bkl) ten opzichte van de situatie in het maatgevende jaar zonder de wijziging.

 

De toename van de verkeersintensiteit wordt in elk geval aanvaardbaar geacht indien de toename van de geluidbelasting op de geluidgevoelige gevels van een geluidgevoelig gebouw 1,5 dB of minder bedraagt en de grenswaarden zoals opgenomen in tabel 3.35 niet worden overschreden.

 

Indien de cumulatieve geluidbelasting op de geluidgevoelige gevels van een geluidgevoelig gebouw als gevolg van de toename van de verkeersintensiteit 1,5 dB of meer bedraagt en de standaardwaarde(n) worden overschreden, dan worden:

  • geluidbeperkende maatregelen getroffen om de toename van het geluid te voorkomen of zoveel mogelijk te beperken; of

  • geluidwerende maatregelen getroffen om te voldoen aan de grenswaarde(n), bedoeld in tabel 3.35 van het Bkl.

Als de geluidgevoelige gebouwen, zijn gelegen in geluidaandachtsgebieden van meerdere verkeers- en/of spoorwegen of industrieterreinen, dan wordt bij het veranderen van het verkeer op een verkeers- of spoorweg zonder geluidproductieplafonds, het geluid aanvaardbaar geacht, indien onderzoek uitwijst dat het gecumuleerde geluid op het geluidgevoelig gebouw aanvaardbaar is. Hierbij worden de aanwezigheid van een (geheel) of gedeeltelijke geluidluwe gevel betrokken en/of compenserende maatregelen betrokken.

 

Een overschrijding van de grenswaarde is eveneens mogelijk indien zwaarwegende economische belangen of zwaarwegende andere maatschappelijke belangen dit rechtvaardigen en geen andere dan de maatregelen in aanmerking komen om het geluid te laten voldoen aan de grenswaarde. Dit is opgenomen in artikel 5.78ag.

 

De overschrijding van de grenswaarden op basis van zwaarwegende economische belangen of zwaarwegende andere maatschappelijke belangen acht de gemeente alleen mogelijk indien zoveel als mogelijk geluidwerende maatregelen worden getroffen om te voldoen aan een binnenniveau van 33 dB en/of in combinatie met het treffen van compenserende maatregelen.

 

De gemeente heeft oog voor de taken en bevoegdheden van andere bestuursorganen. De gemeente moet bijvoorbeeld afstemmen met de provincie en/of omliggende gemeenten, als blijkt dat een nieuwe woonwijk of bedrijventerrein veel verkeer op een provinciale weg of een weg in een andere gemeente veroorzaakt. Dit verkeer kan namelijk een relevante invloed hebben op het geluid op de referentiepunten en woningen langs die weg.

 

4Indirecte akoestische effecten van wijziging in de geluidoverdracht

 

Deze bijlage is van toepassing op een omgevingsplan dat een wijziging in de geluidoverdracht in een geluidaandachtsgebied van een verkeers- en/of spoorweg of industrieterrein toelaat.

 

Het bevoegd kan een wijziging in het geluidaandachtsgebied toelaten in het omgevingsplan die leidt tot een significante toename van het geluid op een geluidgevoelig gebouw. Een voorbeeld van een wijziging is het weghalen van een gebouw of aarden wal die geluid afschermen.

 

De wijziging in de geluidoverdracht in een geluidaandachtsgebied van een verkeers- en/of spoorweg of industrieterrein op de geluidgevoelige gevels van een geluidgevoelig gebouw wordt in elk geval aanvaardbaar geacht, indien voldaan wordt aan de standaardwaarde(n).

 

Indien de standaardwaarde wordt overschreden en de wijziging in de geluidoverdracht in een geluidaandachtsgebied van een verkeers- en/of spoorweg of industrieterrein, ter hoogte van de geluidgevoelige gevels van geluidgevoelige gebouwen een significante toename van geluid tot gevolg heeft dan wordt bepaald of:

  • geluidbeperkende maatregelen getroffen moeten worden om de toename van het geluid te voorkomen of zoveel mogelijk te beperken; of

  • geluidwerende maatregelen worden getroffen om te voldoen aan de grenswaarde (binnenwaarden), bedoeld in tabel 3.35 van het Bkl.