Organisatie | Purmerend |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning Purmerend 2024 |
Citeertitel | Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning Purmerend 2024 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Deze regeling vervangt de Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning Purmerend 2015.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
20-02-2024 | nieuwe regeling | 22-01-2024 | 1592798 |
HOOFDSTUK 2 MELDING, ONDERZOEK EN AANVRAAG
Het college onderzoekt bij iedere aanvraag of er vanuit eigen kracht een passende oplossing is om de zelfredzaamheid en participatie te verbeteren. Van een inwoner wordt verwacht dat hij op adequate wijze anticipeert op (komende) veranderingen in diens leefsituatie, waarbij de inwoner:
Als het college van oordeel is dat een cliënt de hulpvraag redelijkerwijs van tevoren had kunnen voorzien en kunnen voorkomen, kan het college besluiten dat de cliënt niet in aanmerking komt voor een maatwerkvoorziening met betrekking tot zelfredzaamheid of participatie. Onderzoek naar en beoordeling van de individuele situatie is hierbij leidend.
Artikel 4. Langdurig noodzakelijk
De voorzieningen of diensten moeten langdurig noodzakelijk zijn ter compensatie van beperkingen. Onder ‘langdurig’ als in artikel 9 lid 3 onder d van de verordening wordt over het algemeen verstaan langer dan 6 maanden of een blijvende situatie. In alle gevallen blijft het leveren van maatwerk leidend.
Werk (of vrijwilligerswerk) en opleiding van huisgenoten zijn geen reden om een maatwerkvoorziening toe te kennen. Indien er hulp nodig is die naar algemeen aanvaarde opvattingen meer is dan in redelijkheid van iemand kan worden gevraagd, is er sprake van niet gebruikelijke hulp. Dat wil niet zeggen dat een huisgenoot niet in staat is om die hulp te bieden.
Voor het vaststellen van de mogelijkheid van het bieden van gebruikelijke hulp worden de volgende factoren afgewogen in het onderzoek:
Het principe van gebruikelijke hulp heeft een verplichtend karakter en hierbij wordt geen onderscheid gemaakt op basis van sekse, religie, cultuur, gezinssamenstelling, de wijze van inkomensverwerving, drukke werkzaamheden, lange werkweken of persoonlijke opvattingen over het bieden van noodzakelijke hulp.
Indien op grond van de specifieke omstandigheden van de cliënt (waaronder persoonskenmerken en gezinssituatie) uit één of meerdere onderzoeksfactoren blijkt dat de gebruikelijke hulp niet kan worden geleverd, is er sprake van een noodzaak voor hulp van buiten het huishouden zoals mantelzorg (vrijwilligers), zorg door personen in het sociale netwerk of professionele hulp. De hulp kan dan niet binnen de leefeenheid worden opgelost.
Gezondheidsproblemen of (dreigende) overbelasting
Wanneer de dreigende overbelasting wordt veroorzaakt door een combinatie van werk, het voeren van een huishouden en andere activiteiten dan werk en huishouden, gaan werk en het voeren van een huishouden voor. Het beoefenen van vrijetijdsbesteding kan op zich geen reden zijn om een voorziening voor hulp bij het huishouden te krijgen.
Indien de huisgenoot van de cliënt vanwege werk fysiek niet aanwezig is, wordt hiermee bij het aanvragen uitsluitend rekening gehouden, wanneer het om aaneengesloten perioden van tenminste zeven etmalen gaat. De afwezigheid van de huisgenoot van cliënt moet een verplichtend karakter hebben en inherent zijn aan diens werk; denk hierbij aan offshore werk, internationaal vrachtverkeer en werk in het buitenland.
Bij daadwerkelijke afwezigheid van de huisgenoot gedurende een aantal dagen en nachten, maar minder dan zeven etmalen per week, kunnen de niet-uitstelbare taken overgenomen worden. Alleen als schoonmaken niet kan blijven liggen (regelmatig geknoeide vloeistoffen en eten) zal dat direct moeten gebeuren. Hier zal dan ondanks de gedeeltelijk gebruikelijke hulp, een beschikking voor hulp bij het huishouden gegeven worden.
Artikel 6. Uitzonderingen gebruikelijke hulp en langdurig noodzakelijk
In bepaalde situaties kan als volgt worden omgegaan met ‘gebruikelijke hulp’ en ‘langdurig noodzakelijk’:
In geval de leden van een leefeenheid overbelast dreigen te raken door de combinatie van werk en verzorging van de zieke partner/huisgenoot, kan een voorziening worden verstrekt op de onderdelen die normaliter tot de gebruikelijke hulp worden gerekend. Die voorziening is van korte duur (maximaal 3 maanden) om de leefeenheid de gelegenheid te geven de onderlinge taakverdeling aan de ontstane situatie aan te passen.
Bij het plotseling overlijden van een van de ouders met als gevolg dat de achterblijvende ouder wordt belast met de opvoeding en verzorging van de kinderen in combinatie met werk. Ook in deze situatie kan tijdelijk (maximaal 3 maanden) hulp bij het huishouden worden ingezet om de ouder de kans te geven op zoek te gaan naar andere oplossingen;
Ter voorkoming van crisis en ontwrichting bij verzorging en opvang van gezonde kinderen: indien opvang van gezonde kinderen noodzakelijk is, heeft de inzet van een voorliggende voorziening een verplichtend karakter. Indien de voorliggende voorziening niet beschikbaar is kan tijdelijke inzet van hulp bij het huishouden noodzakelijk zijn;
Het hebben van een huisdier (met uitzondering van een hulphond) is een keuze. Voor het uitlaten van huisdieren bestaan voorliggende voorzieningen. Extra schoonmaak in verband met dieren kan alleen in een acute situatie voor maximaal 6 weken worden afgegeven waarna zelf naar een oplossing gezocht moet worden.
Wanneer verwacht wordt dat na ziekenhuisopname en ontslag hulp nodig is, dan kan tijdelijk (voor maximaal 3 maanden) hulp bij het huishouden toegekend worden. Met de mogelijk eenmalige verlenging van de tijdelijke toekenning met nogmaals maximaal 3 maanden. Dit is afhankelijk van de situatie en verwachte hersteltermijn. Tijdige melding over de ziekenhuisopname is nodig om onderzoek te kunnen doen naar de mogelijkheden van inzet van het eigen netwerk van cliënt. De voorziening wordt niet eerdere verstrekt dan vlak voor de ontslagdatum.
Artikel 7. Algemeen gebruikelijke voorzieningen
Een algemeen gebruikelijke voorziening is een voorziening die normaal in de winkel te koop is, ook door mensen zonder beperkingen wordt gekocht en gebruikt. Voorbeelden zijn: elektrische fiets vanaf 12 jaar, klussenservice, ramenwasservice, losse douchestoel. Een van de kenmerken van een algemeen gebruikelijke voorziening is dat de voorziening gedragen kan worden met een inkomen op minimumniveau. Het financieel criterium dat het college hanteert in het onderzoek is: een voorziening is financieel te dragen als de kosten binnen een termijn van 36 maanden terugbetaald kunnen worden bij een aflossing van 5% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm
HOOFDSTUK 3 MAATWERKVOORZIENINGEN
Met hulp bij het huishouden wordt een schoon en leefbaar huis beoogd. Schoon staat voor: een basishygiëne borgen, waarbij vervuiling van het huis en gezondheidsrisico’s van bewoners worden voorkomen. Leefbaar staat voor: opgeruimd en functioneel, bijvoorbeeld om vallen te voorkomen. Het gaat over de primaire leefruimten in het huis die de inwoner daadwerkelijk frequent (dagelijks of in ieder geval meerdere keren per week) in gebruik heeft. Het huis is zodanig ingericht dat dit in redelijkheid schoongehouden kan worden.
Artikel 8. Activiteiten hulp bij het huishouden
In hulp bij het huishouden wordt onderscheid gemaakt in drie soorten voorzieningen: Hbh1, Hbh2 en Hbh3. Binnen elk van deze voorzieningen bestaan er verschillende activiteiten en is sprake van niet-uitstelbare taken en wel-uitstelbare taken.
Hbh 2: organisatie van het huishouden
Hbh 3: nadruk op hulp bij ontregeling van het huishouden
Ontregeling kan meerdere oorzaken hebben, waaronder psychische problemen, licht psychiatrische problemen, licht psychogeriatrische problemen, een verstandelijke beperking, opvoedproblemen of een combinatie van problemen.
Verzorging en opvang van kinderen
Revalidatie en aanwezige zorgverlening
Voor de inzet van huishoudelijke hulp voor het schoonhouden van de woning en de regievoering op het gezin, wordt bij de beslissing op de aanvraag rekening gehouden met de al aanwezige zorg- en hulpverlening. Al naar gelang de problematiek kan hier Hbh 2 of Hbh3 ingezet worden met een bijpassend aantal uren.
Aandoeningen die de oorzaak vormen voor de beperking om huishoudelijke activiteiten te verrichten en naar de mening van de arts nog behandelmogelijkheden biedt, leiden niet tot een toekenning van hulp bij het huishouden. Het gaat met name om ‘moeilijk objectiveerbare aandoeningen’ (MOA) en psychische aandoeningen. Hulp bij het huishouden kan in een dergelijke situatie anti-revaliderend werken. Wel kan hulp bij het huishouden naast een te volgen behandeling of revalidatie worden verstrekt. Hierover is afstemming met de behandelaar nodig. Een dergelijke voorziening heeft dan een geldigheidsduur afgeleid van de duur van het behandel- of revalidatietraject.
Artikel 9. Kamerverhuur en woongroepen
Als mensen zelfstandig samenwonen op een adres en gemeenschappelijke ruimten delen, wordt verondersteld dat het aandeel in het schoonmaken van die ruimten bij uitval van een van de leden wordt overgenomen door de andere leden van een leefeenheid. De beschikking voor hulp bij het huishouden betreft dan alleen de eigen woonruimte (kamers) van de cliënt en een evenredig deel van het schoonmaken van de gemeenschappelijke ruimten. Denk aan woongroepen of meerdere generaties in een huis.
Artikel 10. Bijdrage van kinderen aan het huishouden
In geval de leefeenheid van de cliënt mede bestaat uit kinderen dan leveren de kinderen, afhankelijk van hun leeftijd en psychosociaal functioneren, een bijdrage aan de huishoudelijke taken.
Vanaf 23 jaar wordt verwacht dat deze de huishoudelijke taken overneemt wanneer de eerstverantwoordelijke in de leefeenheid uitvalt. Hiertoe behoort ook de opvang, verzorging en begeleiding van eventueel jongere gezinsleden in de leefeenheid. Redenen als 'niet gewend zijn om' of 'geen huishoudelijke werk willen doen’ of ‘niet weten wat te doen’ leiden niet tot het toekennen van huishoudelijke hulp. In die situaties kan een tijdelijk besluit worden afgegeven worden voor het aanleren hiervan.
Artikel 11. Particuliere huishoudelijke hulp
Bij elke aanvraag voor hulp bij het huishouden wordt onderzocht óf en in welke mate iemand gebruik maakt van een particuliere hulp. Hulp bij het huishouden kan aanvullend toegekend worden wanneer sprake is van een verslechterde gezondheidssituatie waardoor cliënt bij het voeren van het huishouden problemen ondervindt. Hierbij geldt:
Artikel 12. Technische hulpmiddelen
Er wordt geen voorziening voor hulp bij het huishouden verstrekt als de problemen van de cliënt afdoende kunnen worden opgelost met technische hulpmiddelen of woonvoorzieningen. Hulpmiddelen kunnen bestaan uit algemeen gebruikelijke huishoudelijke apparatuur, zoals een wasmachine of stofzuiger.
Artikel 13. Overlijden partner (cliënt)
Wanneer een beschikking betrekking heeft op meerdere personen in een leefeenheid en iemand van de leefeenheid (al dan niet cliënt zijnde) komt te overlijden dan mag de hulp maximaal 4 weken worden gecontinueerd op basis van de beschikking. Zo heeft de achtergebleven persoon uit de leefeenheid 4 weken de tijd om een aanvraag te doen om de beschikking op zijn/haar naam te kunnen laten zetten.
Er geldt een meldingsplicht van verandering van de situatie van de cliënt, inclusief overlijden. De zorgaanbieder heeft hier tevens een signalerende rol richting de gemeente.
Artikel 14. Normtijden Hulp bij het huishouden
Er gelden normtijden voor het bepalen van de omvang van de toe te kennen hulp bij het huishouden, middels een optelling van het aantal minuten per over te nemen activiteit, uitgedrukt in minuten per week.
Tabel 1 Normtijdenoverzicht hulp bij het huishouden
Een nadere specificatie per activiteit in bijlage
Aanvullende informatie per categorie
Boodschappen: In situaties waar sprake is van een regieprobleem (minimaal Hbh 2) of daar waar de cliënt dusdanig beperkt is dat diegene niet in staat is om een boodschappenlijst samen te stellen kan activiteit A1. verstrekt worden. Het inkopen van boodschappen wordt niet geïndiceerd. De boodschappen(bezorg)service is algemeen gebruikelijk en voorhanden.
Woonvoorzieningen zijn woningaanpassingen of hulpmiddelen (al dan niet nagelvast) gericht op het normale gebruik van de woning, waardoor cliënt langer zelfstandig kan blijven wonen. Algemeen gebruikelijke woonvoorzieningen komen niet voor vergoeding in aanmerking.
Artikel 15. Woningaanpassing of verhuizing
Een huishouden voeren impliceert een geschikte woning waarin de inwoner zijn alledaagse levenshandelingen kan verrichten. Om langer zelfstandig te kunnen blijven wonen in de eigen leefomgeving zijn er voorzieningen die dit mogelijk maken.
Het college beoordeelt of het wonen in een geschikt huis ook te bereiken is via een verhuizing naar een reeds aangepaste of beter aan te passen woning. De volgende factoren worden afgewogen in het onderzoek:
Woonlasten en financiële draagkracht: vergelijking van woonlasten oude en nieuwe woning, waarbij in geval van koopwoningen ook onderzoek gedaan wordt naar de verkoopbaarheid en eventuele opbrengst of restschuld van de woning. Opbrengst kan ingezet worden voor toekomstige woonlasten, restschuld moet niet tot financiële problemen leiden;
Bij een aanvraag voor een aanpassing van een woonwagen of woonschip, onderzoekt het college altijd hoelang de standplaats of ligplaats nog ter beschikking blijft voor de cliënt. Hiermee wordt een afweging gemaakt of een aanpassing van een woonwagen of woonschip een langdurig passende oplossing biedt.
Wie door een lichamelijke of psychische beperking geen gebruik kan maken van eigen vervoer, van vervoer door anderen of van het reguliere openbaar vervoer, kan onder voorwaarden in aanmerking komen voor een vervoersvoorziening. Vervoersvoorzieningen zijn niet leeftijdgebonden.
De cliënt komt in aanmerking voor een vervoersvoorziening indien hij het openbaar vervoer niet kan bereiken of gebruiken. Kan de cliënt 800 meter zelfstandig, al dan niet met hulpmiddelen, en in een redelijk tempo lopen, dan wordt de cliënt in staat geacht het openbaar vervoer te kunnen bereiken. Kan de cliënt het openbaar vervoer bereiken, maar is het onmogelijk het openbaar vervoer te gebruiken, bijvoorbeeld omdat de cliënt niet in het openbaar vervoer kan komen, dan kan er aanleiding zijn een vervoersvoorziening te verstrekken.
Uitgangspunt van het aanvullend openbaar vervoer (AOV) is dat 2000 kilometer op jaarbasis binnen de eigen leef- en woonomgeving moet kunnen worden gereisd. Een rit is maximaal 25 kilometer. Voor ritten verder dan 25 kilometer kan gebruik gemaakt worden van de vervoersvoorziening Valys.
Voorbeelden van auto-aanpassingen zijn een handbediening voor gas en rem, een kofferbaklift voor de rolstoel of inrijplaten. Alleen auto-aanpassingen die specifiek voor mensen met een beperking bedoeld zijn, worden verstrekt.
De volgende autoaanpassingen gelden als algemeen gebruikelijk (niet limitatief):
§ 3.4 Rolstoelvoorziening en sportvoorziening
Wanneer het langdurig een probleem is voor een persoon om zich in of om de woning te kunnen verplaatsen, kan een rolstoelvoorziening nodig zijn. Voor het kunnen blijven beoefenen van een sport (geen topsport) is het ook mogelijk om een financiële tegemoetkoming voor een sportvoorziening, zoals een sportrolstoel, te verstrekken.
Artikel 18. Incidenteel gebruik
Rolstoelen voor het zogenaamde ‘incidenteel’ gebruik vallen niet onder alledaagse verplaatsingen. In deze situaties verwijst het college naar bijvoorbeeld de thuiszorgwinkels. Gebruikt de cliënt de rolstoel langdurig en regelmatig, dan is een verstrekking vanuit de Wmo mogelijk. Het college stelt op grond van de aanvraag een programma van eisen op.
Het college houdt rekening met de mantelzorger. Is deze bijvoorbeeld niet in staat de rolstoel in alle omstandigheden te duwen, dan kan een ondersteunende motorvoorziening verschaft worden.
Artikel 19. Rolstoelvoorziening
Het gaat om verplaatsingen die cliënt maakt in of direct vanuit de woning waarbij hij voor deze alledaagse verplaatsingen aangewezen is op een rolstoel. De volgende rolstoelvoorzieningen kunnen worden verstrekt:
Wanneer het voor de cliënt zonder sporthulpmiddel niet mogelijk is om een sport te beoefenen en de kosten hiervoor aanzienlijk hoger zijn dan de gebruikelijke kosten die een persoon zonder beperkingen heeft voor dezelfde (of een vergelijkbare) sport, kan een financiële tegemoetkoming voor een sportvoorziening worden verstrekt. Dat kan een sportrolstoel zijn maar ook een ander hulpmiddel. De cliënt moet aantonen dat er sprake is van een actieve sportbeoefening.
Purmerend,
Burgemeester en wethouders van Purmerend,
De secretaris,
A. Heiner
de Burgemeester,
E. van Selm
Bijlage normtijden specificatie
Normtijden zijn in minuten aangegeven.