Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Oostzaan

Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning gemeente Oostzaan 2023

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieOostzaan
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidsregels maatschappelijke ondersteuning gemeente Oostzaan 2023
CiteertitelBeleidsregels maatschappelijke ondersteuning Oostzaan 2023
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpalgemeen
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling vervangt de Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning Oostzaan 2020.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Onbekend

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

21-02-2024nieuwe regeling

21-11-2023

gmb-2024-74600

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning gemeente Oostzaan 2023

 

Hoofdstuk 1. Ondersteuning bij sociaal en persoonlijk functioneren

Door inzet van ondersteuning bij sociaal en persoonlijke functioneren wordt de zelfredzaamheid van de inwoner zoveel mogelijk behouden of vergroot, waarbij de inwoner één-op-één wordt ondersteund door een begeleider. Het sociaal en persoonlijk functioneren omvat onderdelen als:

  • het hebben en onderhouden van een gezond netwerk, het kunnen aangaan van relaties en daarin een passende rol innemen, waarmee (onder meer) eenzaamheid wordt voorkomen of verminderd

  • het hebben van een positief zelfbeeld en zelfvertrouwen

  • het vermijden van contacten met personen die schadelijk voor de inwoner zijn

  • het niet in aanraking komen met politie en justitie

  • het onder controle hebben van verslaving en het houden aan gemaakte afspraken die daaromtrent zijn gemaakt

  • het kennen van eigen (psychische) beperkingen, daarmee om kunnen gaan en het vragen van hulp wanneer het niet goed gaat

  • het zichzelf goed kunnen verzorgen (wassen, aankleden, tandenpoetsen, haren kammen, e.d.)

Wanneer een inwoner leerbaar is, vindt tijdelijke inzet van ondersteuning bij sociaal en persoonlijke functioneren plaats. Daarna kan zo nodig nog lichte begeleiding door een vrijwilliger plaatsvinden.

Artikel 1. Persoonlijke verzorging

Persoonlijke verzorging wordt vergoed vanuit de Zorgverzekeringswet (Zvw). Denk aan douchen, wassen en kleden. Dit is vooral van toepassing in de sector Verpleeg-, Verzorgingshuizen en Thuiszorg (VVT). Hieronder staan enkele voorbeelden hiervan.

  • -

    Wanneer de inwoner dagelijkse taken lichamelijk zelfstandig kan uitvoeren maar vanwege een psychische, een zintuigelijke, een verstandelijke of een cognitieve beperking hierbij aansturing nodig heeft, kan een indicatie vanuit ondersteuning bij sociaal en persoonlijk functioneren worden ingezet.

  • -

    Zorg met (risico op) medische handelingen zal voornamelijk van toepassing zijn bij de sectoren GZ en GGZ.

  • -

    Indien de persoonlijke verzorging overwegend geneeskundige zorg of een hoog risico daarop betreft, dan valt de persoonlijke verzorging onder de Zvw.

Indien de persoonlijke verzorging echter in het verlengde ligt van begeleiding, dan valt de persoonlijke verzorging onder de Wmo 2015. Bijvoorbeeld wanneer de inwoner reeds begeleiding ontvangt bij het bereiden van een maaltijd. Bij twijfel in de praktijk is afstemming met de wijkverpleging hierover noodzakelijk.

Artikel 2. Afweging inzet Ondersteuning bij sociaal en persoonlijk functioneren

  • 1.

    Gebruikelijke hulp

  • In de afweging voor het verstrekken van ondersteuning bij sociaal en persoonlijk functioneren wordt de gebruikelijke hulp meegenomen die partners en inwonende ouders of kinderen kunnen bieden. Het gaat om de volgende onderdelen:

    • het geven van begeleiding op het terrein van de maatschappelijke participatie;

    • het geven van begeleiding binnen de persoonlijke levenssfeer, zoals familiebezoek, huisarts et cetera;

    • het bieden van hulp bij/overnemen van taken die bij een gezamenlijk huishouden horen, zoals het doen van de administratie;

    • het leren omgaan van derden (familie/vrienden) met de inwoner.

  • 2.

    Voorliggende voorzieningen

  • Voorbeelden van voorliggende voorzieningen:

    • lichte begeleiding door een GGZ-ervaringsdeskundige;

    • maatjesprojecten;

    • bezoeken van (GGZ)-inlopen;

    • sociale alarmering;

    • behandeling;

    • trainingen;

    • GGZ in de Wijk;

    • ondersteuning door een Werk & Inkomen of het Sociaal Team.

  • Bij het aanleren van praktische vaardigheden/handelingen kan worden gedacht aan:

    • het uitvoeren van vaardigheden die geleerd zijn tijdens eventuele behandeling, zoals sociale vaardigheden;

    • het zelfstandig uitvoeren van zelfzorg, zoals wassen, aankleden, eten en drinken;

    • het zelfstandig beheren van geld, de administratie bijhouden, het gebruik van openbaar vervoer, post openen en regelen, praktisch inrichten van de woning (bijvoorbeeld bij een visuele beperking of mensen met een lichamelijke beperking ) of digitale vaardigheden;

    • het kunnen plannen en onderhouden van contacten in de sociale omgeving.

  • Bij het aanbrengen van structuur en routine moet gedacht worden aan:

    • het nemen van besluiten en inzicht hebben in de gevolgen;

    • het regelen van randvoorwaarden op het gebied van het leven van alledag (bv wonen, onderwijs, werk, inkomen);

    • het kunnen aankopen/betalen, het kunnen aangaan van een gesprek met instanties

    • het kunnen plannen van activiteiten;

    • het op/bijstellen van dag/weekplanning, inslijten van de dagelijkse routine;

    • zich aan regels/afspraken houden.

  • Aansturing en coaching bij uitvoering van taken is vooral nodig bij mensen met cognitieve en/of psychische problemen.

     

  • Als er met name ondersteuning rondom de financiën nodig is, wordt ondersteuning bij administratie en financiën ingezet (zie hoofdstuk 3). Vanuit deze ondersteuning kan worden toegewerkt naar meer gespecialiseerde financiële begeleiding zoals inzet van budgetbeheer, beschermingsbewind of het aanvragen van schulddienstverlening. Als het beheren van geld en het bijhouden van de administratie slechts één van de taken is die moet worden aangeleerd, is inzet van ondersteuning bij sociaal en persoonlijk functioneren passender.

Artikel 3. Profielen Ondersteuning bij sociaal en persoonlijk functioneren

Profiel 1 Laag: aanleren en aanbrengen structuur

In profiel 1 ligt de focus op het begeleiden bij regie en structuur en/of het aanleren van praktische vaardigheden. Denk hierbij aan een inwoner die niet in staat is zijn sociaal netwerk te onderhouden en waarbij ondersteuning nodig is om noodzakelijke instanties aan te spreken. De ondersteuning is een kort moment in de week om de benodigde praktische vaardigheden aan te leren en te toetsen zodat de dagelijkse en/of wekelijkse routine een onderdeel van de reguliere activiteiten wordt.

Profiel 2 Laag/Midden: aanleren, toetsen en aanbrengen structuur

Profiel 2 betreft een groep die net meer ondersteuning dan profiel 1 nodig heeft om de zelfstandigheid te vergroten en/of te behouden. Deze groep verschilt niet veel met de lichtere (lage) ondersteuning maar heeft meer intensievere en regelmatiger ondersteuning per week nodig. De ondersteuning is een moment in de week om de benodigde praktische vaardigheden aan te leren en te toetsen zodat de dagelijkse en/of wekelijkse routine een onderdeel van de reguliere activiteiten wordt.

Profiel 3 Midden: aanleren, toetsen, aanbrengen structuur en aansturen

Profiel 3 betreft de groep die meer sturing en begeleiding nodig heeft (nog meer dan profiel 2) om hun leven zelfstandig te kunnen leiden. Vooral bij inwoners met cognitieve problemen zijn controlemomenten nodig om het leven op de rit te krijgen en behouden. De ondersteuning is een klein dagdeel in de week om de benodigde praktische vaardigheden aan te leren en te toetsen zodat de dagelijkse en/of wekelijkse routine een onderdeel van de reguliere activiteiten wordt.

Profiel 4 Midden/hoog: Ook overname van taken

Deze groep heeft begeleiding nodig om de ç vaardigheden onder de knie te krijgen en zich daarin te ontwikkelen. De ondersteuner kan hierbij taken overnemen en zal coachend en begeleidend optreden naar de inwoner om te voorkomen dat er een terugkerend patroon ontstaat in het overnemen. Mensen met cognitieve problematiek hebben vaak te maken met toenemende en afnemende zorgmomenten waardoor wisselende inzet noodzakelijk is. Om hier goed op in te springen kan dit profiel ingezet worden. De ondersteuning is wisselend van één moment in de week naar een klein dagdeel per week.

Profiel 5 Hoog: Ook veel overname van taken

De ondersteuning in profiel 5 wordt ingezet als de inwoner zowel op structuur en regievoering als op de praktische vaardigheden hulp nodig heeft. De ondersteuning is aan de orde bij mensen die het risico lopen op opname in een instelling (psychiatrisch opvang, ziekenhuis, penitentiaire inrichting etcetera). Het overnemen van taken is hier duidelijk aanwezig. De inzet in deze gradatie kan een dagelijkse inzet zijn om zowel het persoonlijk als sociaal functioneren in goede banen te leiden.

Hoofdstuk 2. Ondersteuning en regie bij het voeren van een huishouden

Ondersteuning en regie bij het voeren van een huishouden omvat meer dan alleen schoonmaakactiviteiten. Zie de artikelen hieronder. Bij alle hieronder genoemde activiteiten neemt de ondersteuner de verantwoordelijkheid van de inwoner niet over, maar helpt de inwoner op weg om het beoogde resultaat (zoals een schoon en leefbaar huis) te behalen.

Artikel 4. Beschikken over schone kleding

Ondersteuning bij ‘beschikken over schonen kleding’ wordt geboden als een inwoner een belemmering heeft bij het op orde en schoon houden van zijn kleding. Het doel is dat de inwoner beschikt over schone kleding. Verwacht mag worden dat de inwoner beschikt over een wasmachine. Als die er niet is, behoort de aanschaf van een wasmachine tot de verantwoordelijkheid van de inwoner. Daarnaast wordt van de inwoner verwacht dat de reikwijdte van de ondersteuning tot een minimum wordt beperkt door bijvoorbeeld de aanschaf van een wasdroger of kleding die niet gestreken hoeft te worden. De inwoner dient ten behoeve van dit resultaat zoveel mogelijk gebruik te maken van de door zorgaanbieders ingerichte collectieve diensten. Kleding wordt niet gestreken.

Artikel 5. Het verzorgen van de (brood)maaltijd

Het gaat bij het verzorgen van de (brood)maaltijd om inwoners die door een beperking (tijdelijk) hun maaltijd niet kunnen bereiden en (nog) geen medische indicatie hebben. Wat betreft de wetgeving zijn er drie groepen inwoners te onderscheiden.

  • De inwoners met persoonlijke verzorging en een medische indicatie dat zij hun maaltijden niet meer zelf kunnen bereiden (en soms ook niet kunnen opeten). Voor deze groep valt de maaltijdverzorging onder de Zorgverzekeringswet.

  • De inwoners met persoonlijke verzorging zonder medische indicatie voor maaltijdverzorging. De persoonlijke verzorging wordt dan ingezet voor andere handelingen zoals douchen of medicijnen geven.

  • De inwoners met alleen huishoudelijke hulp die, al dan niet tijdelijk, hun maaltijd niet kunnen bereiden.

Bij de eerste groep valt de maaltijdvoorziening onder de Zorgverzekeringswet. Bij de derde groep valt de maaltijdvoorziening onder de Wmo. Bij de tweede groep valt de maaltijdvoorziening onder de persoon die het meeste langs komt. Dit kan ofwel Zorgverzekeringswet zijn ofwel Wmo.

Artikel 6. Thuis zorgen voor kinderen onder de 6 jaar

Het zorgen voor kinderen is een taak van ouder en/of verzorgers. Dat geldt ook voor ouders die door beperkingen niet in staat zijn hun kinderen te verzorgen. Elke ouder is zelf verantwoordelijk voor de opvang en (het organiseren van de noodzakelijke) verzorging van zijn of haar kinderen. Uitgangspunt is hierbij dat bij uitval van een van de ouders, de andere ouder deze zorg of zijn aandeel in de zorg daar waar mogelijk overneemt. Op grond van gebruikelijke hulp hoeft de gemeente niet te compenseren vanuit de Wmo.

 

De gemeente ondersteunt alleen als ouders door acuut ontstane problemen een oplossing nodig hebben voor kinderen tot en met de leeftijd van vijf jaar. De ondersteuning is dus per definitie tijdelijk, in afwachting van een definitieve oplossing. Een indicatie wordt afgegeven met een maximale duur van drie maanden om ouder(s) of verzorger(s) de mogelijkheid te bieden in een oplossing te voorzien. Van ouders mag worden verwacht dat zij zich tot het uiterste inspannen om die oplossing zo snel mogelijk te vinden. Daarbij wordt ook betrokken of de ouder aanspraak kan maken op ondersteuning via zijn/haar zorgverzekering. Individuele ondersteuning voor structurele opvang van kinderen is niet mogelijk binnen de Wmo.

 

De zorg voor kinderen omvat het wassen, douchen, aankleden, verschonen van luiers en het voeden van baby's. Het passen op kinderen valt niet onder ’thuis zorgen voor kinderen on der de 6 jaar’. Tijdens het gesprek met de inwoner worden alle mogelijkheden doorgenomen en besproken. Zijn er algemene, collectieve of voorliggende voorzieningen aanwezig die tot het gewenste resultaat kunnen leiden? Of kan de inwoner op eigen kracht, of met behulp van de mensen om hem heen zorgen voor de kinderen?

Artikel 7. Afweging inzet ondersteuning en regie bij het voeren van het huishouden

Het beoogde resultaat op ondersteuning en regie bij het voeren van een huishouden is een schoon en leefbaar huis. Het gaat hierbij om het schoonhouden van de ruimten die voor dagelijks gebruik noodzakelijk zijn:

  • de woonkamer;

  • de gebruikte slaapkamers;

  • de keuken en sanitaire ruimten;

  • een balkon of inpandige berging, alleen als die daadwerkelijk worden gebruikt.

De ondersteuning omvat zo nodig meer dan alleen schoonmaakactiviteiten, namelijk ook:

  • organisatie, advies en/of instructie van het huishouden;

  • plannen en organiseren van huishoudelijke activiteiten;

  • helpen met verkrijgen van structuur in de uitvoering van huishoudelijke taken;

  • instructie en stimulering bij uitvoering van huishoudelijke taken;

  • begeleiden bij het laten doen van het huishouden;

  • instructie geven hoe de huishoudelijke taken te doen

  • instructie bij omgaan met hulpmiddelen;

  • voordoen, aanleren van huishoudelijke taken / activiteiten.

1.Eigen mogelijkheden

Het eerste beoordelingspunt van de gemeente als iemand een hulpvraag stelt is of er onderdelen zijn die iemand zelf kan (blijven) doen. Een andere vorm van benutten van eigen mogelijkheden is het verlenen van medewerking aan een zo efficiënt mogelijke zorgverlening. Dit betekent dat van de inwoner verwacht mag worden dat hiermee rekening wordt gehouden bij de inrichting van de woning en de planning van huishoudelijke activiteiten. Ook financiële mogelijkheden vallen onder de eigen mogelijkheden van de inwoner. Mensen kunnen ondanks hun inkomen altijd aanspraak maken op ondersteuning. Was men echter gewend om zelf een schoonmaakhulp in te huren, dan is er geen reden om dit te veranderen als men beperkingen krijgt. Wel moet worden afgewogen of deze hulp na het ontstaan van de beperkingen nog toereikend is.

 

2.Gebruikelijke hulp

Als er gebruikelijke hulp aanwezig is, wordt er geen of minder ondersteuning geboden bij het schoonhouden of organiseren van het huishouden.

Bij gebruikelijke hulp wordt rekening gehouden met de leeftijd van de huisgenoot:

  • Vanaf 23 jaar wordt verwacht dat de huisgenoot in staat moet zijn om, naast een volledige baan of opleiding een volledig huishouden over te nemen;

  • Van 18 tot 23 jaar wordt iemand in staat geacht, om naast een volledige baan of opleiding, een eenpersoonshuishouden te voeren. Dus in een gezamenlijk huishouden mogen de volgende activiteiten worden verwacht: schoonhouden, de was doen, boodschappen doen, maaltijd verzorgen, afwassen en opruimen;

  • Kinderen vanaf 13 jaar worden geacht enkele licht huishoudelijke taken te doen zoals opruimen, afwassen, boodschappen doen, stofzuigen en hun eigen bed te verschonen.

3.Mantelzorg en sociaal netwerk

De gemeente onderzoekt en beoordeelt of er familie, uitwonende (klein)kinderen of bekenden beschikbaar zijn die in staat zijn de wasverzorging, het zware of lichte huishoudelijke werk of de regiefunctie over te nemen. Er is geen sprake van afdwingbaarheid, maar gezien de achtergrond van de Wmo 2015 wordt dit punt wel serieus betrokken. Hierbij spelen argumenten van redelijkheid een rol: belastbaarheid, in de nabijheid wonen, tijd beschikbaar hebben etc.

 

4.Voorliggende voorzieningen

Voorbeelden van voorliggende voorzieningen voor deze ondersteuning zijn:

  • Wet langdurige zorg;

  • Zorgverzekeringswet;

  • maaltijdservice;

  • boodschappendienst;

  • was- en strijkservice;

  • glazenwasser;

  • kinderopvang (crèche, kinderdagverblijf, overblijfmogelijkheden op school, voor- of naschoolse opvang);

  • oppascentrales;

  • kant-en-klaarmaaltijden;

  • strijkvrije kleding.

Als een algemeen technisch hulpmiddel niet aanwezig is maar wel gerealiseerd kan worden en een goede oplossing biedt, is dit voorliggend op het inzetten van huishoudelijke ondersteuning. Hierbij wordt geen rekening gehouden met de persoonlijke opvattingen over de inzet van deze hulpmiddelen door de aanvrager. De consulent kijkt naar individuele aspecten, bijvoorbeeld of er voldoende ruimte in de woning is voor het plaatsen van zo’n apparaat. Voorbeelden van algemene (technische) hulpmiddelen zijn: een wasmachine, een afwasmachine, het plaatsen van een verhoging voor een wasmachine, een wasdroger, een stofzuiger.

Artikel 8. Profielen Ondersteuning hulp bij het huishouden

De ondersteuning op dit gebied is ingedeeld in acht profielen. Bij het bepalen van het meeste passende profiel spelen de volgende factoren een rol:

  • de werkzaamheden die gedaan moeten worden en waar ondersteuning bij nodig is;

  • of de inwoner zelf nog regie kan voeren op het huishouden of dat hierbij ondersteuning nodig is;

  • of de inwoner kan meehelpen, taken kan aanleren of gestimuleerd moet worden om zelf taken te doen;

  • of er kinderen zijn, die lichte begeleiding nodig hebben door beperkingen van de ouders of verzorgers;

  • het aantal in gebruik zijnde kamers;

  • of er sprake is van een hogere vervuilingsgraad als gevolg van de beperkingen van de inwoner.

Het type en de grootte van de woning is niet van invloed op de bepaling van het profiel.

Aan elk profiel hangt een geldbedrag per maand. Tijdens het onderzoek wordt geïnventariseerd welke activiteiten de inwoner zelf kan uitvoeren, wat anderen binnen het netwerk kunnen doen en welke activiteiten door de aanbieder overgenomen moeten worden. Dit wordt vastgelegd in een taken-frequentielijst. Op basis van de over te nemen activiteiten en bevindingen uit het onderzoek wordt een van de acht profielen gekozen om in te zetten. Zowel de inwoner als de zorgaanbieder ontvangen de opgestelde taken-frequentielijst.

 

Profiel ½ Hetzelfde als profiel 1, maar dan met bijdrage van inwoner zelf en/of diens netwerk

Dit profiel wordt ingezet als start van ondersteuning. De (zware) huishoudelijke taken die de inwoner en mantelzorgers niet zelf uit kunnen voeren worden overgenomen. In praktijk betekent dit dat het resultaat behaald kan worden met ondersteuning die eens per twee weken geboden wordt.

Profiel 1 Alleen overname van zware taken, geen hulp bij regie

Dit profiel kan gebruikt worden voor huishoudens waarin voornamelijk het zware huishoudelijke werk en de wasverzorging of het licht huishoudelijk werk moet worden overgenomen. De inwoner doet zelf het lichte werk of de wasverzorging en helpt ook mee bij het zware werk of de inwoner organiseert een deel van het werk op een andere manier. De inwoner houdt zelf de regie.

Profiel 1½ Hetzelfde als profiel 2, maar dan met bijdrage van inwoner zelf en/of diens netwerk

Uitgangspunt voor dit profiel is dat huishoudens al dan niet met hulp van het sociaal netwerk een aantal zware en lichte huishoudelijke taken zelf uitvoeren, maar niet alle taken om het huis schoon te houden. De hulp in het huishouden neemt deze laatste taken over.

Profiel 2 Overname van zware en lichte taken, geen hulp bij regie

Dit profiel gaat uit van een situatie waarbij het eerste profiel niet voldoet. De inwoner kan wel zelf de regie voeren, maar er moet, door bepaalde beperkingen van de inwoner, meer werk worden overgenomen. Zowel het zware als lichte huishoudelijke werk en de wasverzorging moet worden overgenomen.

Profiel 3 Hulp bij regie en aanleren van taken

Naast een schoon huis kan dit profiel worden ingezet voor ondersteuning bij de organisatie van het huishouden. Dit profiel past bij mensen die zelf minder regie hebben en op onderdelen hulp nodig hebben. Ook hulp aan gezinnen met kinderen kan hierbij horen. Bij dit profiel wordt ervan uitgegaan dat mensen ook taken zelf doen of op een andere manier regelen. Zo kan dit profiel tijdelijk ingezet worden bij een gezond persoon die niet gewend is om het huishouden te doen en dit aangeleerd moet krijgen.

Dit profiel kan ook worden ingezet in huishoudens waar de nadruk ligt op het aanleren van huishoudelijke taken of omgaan met nieuwe hulpmiddelen aangaande het huishouden. Voor deze inwoners is de inzet in profiel 3 in principe tijdelijk.

Profiel 4 Hulp bij regie en meehelpen waar mogelijk

Dit profiel heeft hetzelfde doel als profiel 3 (ondersteuning bij regie en organisatie van het huishouden) maar vraagt om meer en langdurige inzet om de resultaten te kunnen halen. Dit profiel is bruikbaar bij mensen die zelf het huishouden niet meer kunnen doen door bijvoorbeeld dementie of een verstandelijke beperking. Bij dit profiel is eerder sprake van stimuleren om mee te helpen en zelf taken uit te voeren, dan van aanleren. In dit profiel worden zowel de zware- als lichte huishoudelijke taken overgenomen als de wasverzorging.

Profiel 5 Zware hulp bij regie en begeleiding van kinderen, meehelpen en aanleren waar mogelijk

Dit profiel is bedoeld voor zwaar ontregelde huishoudens, waarbij er geen grip (meer) is op het huishouden. Dit betekent dat zware ondersteuning bij regie en organisatie nodig is. Dit profiel kan ook worden ingezet als taken kunnen worden aangeleerd en als de inwoner zelf mee kan helpen. Dit profiel is ook bedoeld voor ontregelde gezinnen met kinderen, waarbij lichte begeleiding van de kinderen nodig is (ook wel gezinshulp genoemd). Dit geldt alleen als de kinderen zelf geen beperking hebben. Denk daarbij bijvoorbeeld aan hulp bij wassen en aankleden en klaarmaken voor het naar school gaan. Dit profiel gaat uit van een situatie waarin zo nodig het zware en lichte huishoudelijke werk en de wasverzorging overgenomen moet worden.

Profiel 6 Overname van zware en lichte taken en grote hulpvraag door meerdere factoren

Dit profiel gaat uit van een situatie waarin het zwaar- en licht huishoudelijk werk en de wasverzorging overgenomen moet worden. Dit profiel kan worden ingezet als er een grote hulpvraag speelt wanneer er bijvoorbeeld als gevolg van objectiveerbare (medische) beperkingen inwoners onvoldoende ondersteund worden door de bovenstaande profielen:

  • extra bewassing of schoonmaak in verband met incontinentie, overmatige transpiratie, speekselverlies of spugen;

  • hogere vervuilingsgraad door gebruik van noodzakelijke hulpmiddelen;

  • medisch geobjectiveerde allergieën voor huisstofmijt/ernstige klachten ten gevolge van COPD problematiek;

  • bedlegerige patiënten;

  • meerdere rolstoelafhankelijke personen in één huishouden;

  • extra schoonmaak in verband met ernstige beperkingen in gebruik van armen en handen.

Profiel ½ en 1½ zijn bedoeld voor huishoudens waar bepaalde taken nog wel door de inwoner zelf of diens mantelzorger gedaan kunnen worden. Bij inwoners die profiel 1 of 2 hebben, maar die toch nog wel goed mee blijken te kunnen helpen, is dit een passend profiel. Het is sowieso de bedoeling dat inwoners nog zelf blijven doen wat ze nog kunnen om hen zo fit mogelijk te laten blijven.

Artikel 9. De basisnorm van een schoon en leefbaar huis

Uitgangspunt bij deze ondersteuning is ‘een schoon en leefbaar huis’. Het gaat om de ruimten die nodig zijn voor het normale gebruik van de woning. Deze ruimten dienen met enige regelmaat schoongemaakt te worden. Dit wil niet zeggen dat alle vertrekken wekelijks of meer wekelijks schoongemaakt moeten worden. Het betekent dat het huis niet vervuilt en periodiek schoon wordt gemaakt om zo een algemeen aanvaard basisniveau van ‘schoon en leefbaar’ te realiseren.

De taken en frequenties bij het begrip schoon en leefbaar huis moeten per situatie duidelijk worden omschreven. Dit wordt vastgelegd in een taken-frequentielijst. Hierdoor is het duidelijk wat er verwacht wordt bij deze ondersteuning.

 

De grote schoonmaak dan wel incidentele werkzaamheden en taken vallen niet onder de hierboven beschreven profielen. Denk hierbij aan het wassen van de gordijnen, het schoonmaken van de lamellen en jaloezieën, het uitruimen en schoonmaken van de kasten, het onderhoud van meubelen, het schoonmaken en uitruimen van de berging/schuur/garage, het reinigen van het balkon of terras, het schoonhouden van de (incidenteel gebruikte) logeerkamer en hobbykamer, het ontdooien van de vrieskist en de koelkast en het reinigen van de vloerkleden of vloerbedekking. Het vinden van oplossingen daarvoor behoort tot de eigen verantwoordelijkheid van de inwoner.

 

Het onderhoud van een tuin en het verzorgen van huisdieren (niet zijnde hulphonden of andere dieren die getraind zijn om hulp te bieden) hoort ook niet bij deze ondersteuning. De gevolgen hiervan op de omvang van de schoonmaaktaak en het zoeken van oplossingen daarvoor behoort tot de eigen verantwoordelijkheid van de aanvrager.

 

In onderstaande tabel is aan de hand van taken en frequenties de normering voor een schoon en leefbaar huis aangegeven. Deze normering is gebaseerd op het feit dat het huis niet vervuilt en periodiek schoon wordt gemaakt, om zo een algemeen aanvaard basisniveau van schoon te realiseren. Dit beperkt zich tot ruimten die nodig zijn voor het normale gebruik van de woning. Deze ruimten dienen met enige regelmaat schoongemaakt te worden.

 

Lichte huishoudelijke taken

Stof afnemen droog of zo nodig vochtig in woonkamer, slaapkamer en doorgangsruimten (midden = niet op een trapje en niet bukken)

wekelijks

Opruimen van obstakels in de slaapkamer, badkamer, keuken en woonkamer en doorgangsruimten

wekelijks

Beddengoed en linnengoed in de wasmachine doen

2 wekelijks

Kleding in wasmachine doen

wekelijks

Zware huishoudelijke taken

Stof afnemen droog of zo nodig vochtig in woonkamer, slaapkamer, keuken en doorgangsruimten (hoog = waar een trapje voor nodig is)

3 wekelijks

Stof afnemen droog of zo nodig vochtig in woonkamer, slaapkamer, keuken en doorgangsruimten (laag = waar je voor moet bukken)

wekelijks

Bedden opmaken/verschonen

2 wekelijks

Opruimen van huishoudelijk afval door het vuilnis in huis te brengen naar de centrale vuilniscontainer en indien mogelijk het huisvuil op de ophaaldag aan de weg te zetten

wekelijks

Stofzuigen van woonkamer, slaapkamer, doorgangsruimten, badkamer, keuken en toilet

wekelijks

Dweilen van woonkamer en doorgangsruimten

2 wekelijks

Dweilen van slaapkamer

4 wekelijks

Ramenlappen binnenzijde van de woonkamer, slaapkamer, doorgangsruimten, keuken, toilet en badkamer

12 wekelijks

Reinigen van het toilet door het soppen van de wc-pot, de wastafel, voor zover nodig de tegels en het dweilen van de vloer

wekelijks

Toilet gehele tegelwand nat en droog afnemen

8 wekelijks

Reinigen van de badkamer door het soppen van de wastafel, wc-pot, voor zover nodig de tegels, het douchegedeelte en/of het bad en het dweilen van de vloer

wekelijks

Badkamer gehele tegelwand nat en droog afnemen

8 wekelijks

Keukenblok buitenzijde nat afnemen, indien nodig een doekje door de koelkast, tegelwanden voor zover nodig nat afnemen en het dweilen van de vloer

wekelijks

Keukenapparatuur vochtig afnemen en binnenzijde keukendeurtjes vochtig afnemen

4 wekelijks

Keukenkastjes binnenzijde

2 keer per jaar

Reinigen binnenzijde oven/magnetron en koelkast

4 keer per jaar

Deuren en deurposten vochtig afnemen in woonkamer, keuken, toilet en badkamer

8 wekelijks

Deuren en deurposten vochtig afnemen in slaapkamer en doorgangsruimten

2 keer per jaar

Radiatoren nat en droog afnemen in woonkamer, slaapkamer, doorgangsruimten, keuken, toilet en badkamer

3 keer per jaar

Wasverzorging

Beddengoed en linnengoed in droger doen

2 wekelijks

Kleding in droger doen

wekelijks

Opvouwen en opbergen van de was

wekelijks

Hoofdstuk 3. Ondersteuning bij administratie en financiën

Inwoners die ondersteuning bij administratie en financiën nodig hebben, hebben over het algemeen een gebrek aan financiën en/of een gebrekkige financiële administratie. Door structuur aan te brengen of inzet van regelmatige ondersteuning heeft de inwoner inzicht in financiën, is hij in staat om tijdig zijn rekeningen te betalen en organiseert hij balans in zijn inkomsten en uitgaven. De inwoner heeft kennis opgedaan over of krijgt begeleiding in het gebruiken van inkomensondersteunende voorzieningen. Zo nodig, vindt toeleiding naar schulddienstverlening plaats. Ondersteuning vanuit dit resultaatgebied is doorgaans voor mensen met een psychogeriatrische en/of somatische aandoening, een verminderde cognitie of mensen met een psychosociaal probleem.

 

Als de inwoner naast begeleiding met de financiën bredere praktische begeleiding nodig heeft, dan kan eventueel de ondersteuning uit hoofdstuk 1 worden ingezet.

Artikel 10. Afweging inzet Ondersteuning bij administratie en financiën

  • 1.

    Gebruikelijke hulp

  • In de afweging voor het verstrekken van ondersteuning bij administratie en financiën wordt de gebruikelijke hulp meegenomen die partners en andere huisgenoten kunnen bieden bij het organiseren van financiën.

  • 2.

    Voorliggende voorzieningen

  • Voorbeelden van voorliggende voorzieningen, die kunnen worden ingezet zijn:

    • budgetcoach;

    • budgettraining;

    • hulp bij thuisadministratie door vrijwilligers;

    • maatschappelijke dienstverlening (bijvoorbeeld sociaal raadslieden);

    • inkomensbeheer door bewindvoerder of curator.

Artikel 11. Profielen Ondersteuning bij administratie en financiën

Profiel Laag/laag: Lichte problemen, geen schulden en geen overname van taken

Als een inwoner lichte problemen heeft met de dagelijkse routine en met het uitvoeren van vooral complexere activiteiten wordt deze gradatie ingezet. Met enige stimulans en/of toezicht is hij in staat aankopen te doen en zijn geld te beheren. Er zijn geen schulden aanwezig en de rekeningen worden door een automatische incasso betaald. De inwoner kan zelf om hulp vragen en er is geen noodzaak tot het daadwerkelijk overnemen van taken.

Profiel Midden: Complexere situaties, regelmatige ondersteuning nodig

Dit betreft de groep waarbij het oplossen van problemen, het zelfstandig nemen van besluiten, het regelen van dagelijkse administratie niet vanzelfsprekend is. De inwoner is afhankelijk van hulp. De communicatie gaat niet altijd vanzelf. Het niet inzetten van deze vorm van ondersteuning kan leiden tot het verder ontregelen van de financiële problemen en tot problematische schulden. Bij deze ondersteuning is er sprake van situaties zoals beperkte schulden, noodzakelijk verkopen van het huis, misbruik door familie in verband met geldtransacties, aflossingsproblematiek of negatieve invloed van familie of vrienden op de financiën. Regelmatig ondersteuning om de financiële situatie inzichtelijk te hebben en eventueel toeleiding naar de schulddienstverlening (SDV) of beschermingsbewind kunnen hiervan onderdeel zijn.

Profiel Hoog: Overname van taken, coördinatie door begeleider en toeleiding naar SDV

Deze vorm van ondersteuning wordt ingezet als er dusdanige financiële en administratieve wanorde is (problematische schulden, achterstand met betalingen) dat de taken overgenomen moeten worden. De inwoner kan de financiële problemen niet zelfstandig oplossen en/of besluiten daarin nemen. Een financiële stabilisatie en een toeleiding naar SDV is de doelstelling.

Hoofdstuk 4. Dagbesteding

Het beoogde resultaat is een zinvolle dagbesteding gericht op het structureren van de dag, praktische ondersteuning en het oefenen en ontwikkelen van vaardigheden die de zelfredzaamheid bevorderen of behouden. Of de inwoner is aangewezen op ondersteuning in groepsverband vanuit de dagbesteding of individueel op andere vormen van ondersteuning wordt bepaald door de afweging wat inhoudelijk het meest doelmatig is. Dagbesteding is voorliggend op ondersteuning individueel als hetzelfde doel wordt beoogd.

 

Dagbesteding heeft een sociale doelstelling. De nadruk ligt vooral op recreatie, zelfredzaamheid bevorderen, educatie en ontwikkeling. Indien er arbeidspotentieel is, wordt doorverwezen naar re-integratie of een participatietraject. Dagbesteding kan wel dienen om werknemersvaardigheden op te doen. In dat geval is de dagbesteding tijdelijk en wordt dit afgestemd met Werk & Inkomen.

Artikel 12. Afweging inzet Dagbesteding

  • 1.

    Voorliggende voorzieningen en algemene voorzieningen

  • Voorliggende voorzieningen voor dagbesteding zijn onder meer:

    • beoefenen van een sport of hobby;

    • vrijwilligerswerk;

    • begeleiding (vanuit het UWV of team maatschappelijke participatie) bij (terugkeer naar) regulier werk;

    • regulier werk;

    • (dag)behandeling;

    • Wlz;

    • vrij toegankelijke vormen van dagbesteding zoals een inloop.

  • Indien de inwoner ook sociaal medische hulpverlening krijgt, vindt overleg met deze hulpverlener(s) plaats. De informatie van bijvoorbeeld de casemanager dementie, wijkverpleegkundige, thuiszorg, geriater wordt betrokken bij de afweging met betrekking tot de inziet van dagbesteding.

Artikel 13. Profielen Dagbesteding

De dagbesteding is in de onderstaande zes profielen onderverdeeld. Elk (hoofd)profiel kent een lichte en zware variant. In het lichte profiel heeft de inwoner geen ADL-hulp nodig. ADL-hulp is hulp bij Algemene Dagelijkse Levensverrichtingen, zoals toiletgang, maaltijd, naar bed gaan. In het zware profiel is dit wel het geval. In de GGZ sector is er geen verschil in tarief tussen wel of geen ADL omdat ADL-zorg bij deze groep niet aan de orde is.

 

Profiel Laag (licht): een klein deel van de week, zonder ADL-zorg

Dit profiel omvat zinvolle dagbesteding voor een klein deel van de week zonder ADL-zorg. De mantelzorger wordt erdoor ontlast, waardoor deze de zorg thuis langer kan volhouden. Doelstelling ligt vooral in de ontwikkeling dan wel stabilisatie van de (thuis) situatie van de inwoner.

Profiel Laag (zwaar): een klein deel van de week, met ADL-zorg

Dit profiel heeft dezelfde ondersteuning als bij het laag (licht) profiel. Het verschil zit in de ADL-zorg die bij dit profiel geboden wordt.

Profiel Midden (licht): de helft van de week, zonder ADL-zorg

Dit profiel is bedoeld voor kwetsbare inwoners waarbij door matige of ernstige beperkingen het deelnemen aan reguliere dagbestedingsactiviteiten wordt belemmerd. Deze groep heeft behoefte aan structuur waarbinnen gewerkt wordt aan ontwikkeling en stabilisatie van de problemen. Vanwege de beperkingen is de inwoner ook (nog) niet in staat om gedurende de hele week deel te nemen aan dagbesteding. Dit kost te veel fysieke en/of mentale inspanning. Dit profiel kan ook worden gebruikt om de overbelaste mantelzorger te ontlasten. In dit profiel wordt lichte ADL-zorg geboden. Een inwoner met psychogeriatrische en/of somatische aandoening zal met deze ondersteuning voldoende ondersteuning ontvangen omdat het afdoende structuur biedt aan de week en tevens de mantelzorg ontlast.

Profiel Midden (zwaar): de helft van de week, met ADL-zorg

Dit profiel heeft dezelfde ondersteuning als bij het midden (licht) profiel. Het verschil zit in de ADL-zorg die bij dit profiel geboden wordt.

Profiel Hoog (licht): maximaal de hele week, zonder adl zorg

Dit profiel is bedoeld voor kwetsbare inwoners waarbij door matige of ernstige beperkingen het deelnemen aan reguliere dagbestedingsactiviteiten wordt belemmerd.Deze groep heeft behoefte aan structuur waarbinnen gewerkt wordt aan ontwikkeling en stabilisatie van de problemen. Deze groep is fysiek en mentaal in staat om deel te nemen aan de dagbesteding en heeft geen andere zinvolle dag invulling. Voor inwoners met een beperking kan de dagbesteding vanwege de structuur en veiligheid die het biedt worden voorkomen dat de situatie (verder) ontregelt. In dit profiel wordt lichte ADL-zorg geboden. Dit profiel kan voor maximaal de gehele (werk)week aan dagactiviteiten geven waardoor er een weekstructuur en veiligheid geboden wordt.

Profiel Hoog (zwaar): maximaal de hele week, met ADL-zorg

Dit profiel heeft dezelfde ondersteuning als bij het hoog (licht) profiel. Het verschil zit in de ADL-zorg die bij dit profiel geboden wordt.

Artikel 14. Vervoer naar dagbesteding

Wanneer inwoner in staat is met het openbaar vervoer te reizen (eventueel na oefenen onder begeleiding) of lopend, met de fiets of een ander vervoermiddel zelfstandig (of onder begeleiding van partner, huisgenoot, mantelzorg, familielid of vrijwilliger) de dagbesteding kan bereiken dan is dat voorliggend. Wanneer dit niet mogelijk is kan Vervoer naar dagbesteding worden ingezet als maatwerkvoorziening. Bij het vervoer moet aangegeven worden of de inwoner gezien zijn beperkingen moet reizen met een rolstoel zodat het vervoersmiddel daarop afgestemd kan worden. Met het inzetten van vervoer naar dagbesteding zal de zorgaanbieder regelen dat de inwoner van- en naar de dagbesteding vervoerd wordt. Vervoer naar dagbesteding kan alleen worden ingezet in combinatie met dagbesteding.

Hoofdstuk 5. Beschermd Wonen

Beschermd wonen is in de wet gedefinieerd als: “wonen in een accommodatie van een instelling met daarbij behorend toezicht en begeleiding, gericht op het bevorderen van zelfredzaamheid en participatie, het psychisch en psychosociaal functioneren, stabilisatie van een psychiatrisch ziektebeeld, het voorkomen van verwaarlozing of maatschappelijke overlast of het afwenden van gevaar voor belanghebbende of anderen, bestemd voor personen met psychische of psychosociale problemen, die niet in staat zijn zich op eigen kracht te handhaven in de samenleving”. Beschermd Wonen is bedoeld voor volwassen inwoners die zelfstandig willen gaan wonen. Het is niet bedoeld voor ondersteuning aan mensen die bij ouders thuis wonen of andere huisgenoten hebben die gebruikelijke hulp kunnen bieden.

 

Ondersteuning in de vorm van beschermd wonen kan noodzakelijk zijn als de inwoner als gevolg van structurele belemmeringen niet in staat is zelfstandig te wonen (met begeleiding) en waarbij vastgesteld is dat niet in de ondersteuningsbehoefte kan worden voorzien door de inzet van behandeling of lichtere vormen van ondersteuning via de Wmo of door een beroep te doen op een voorziening via de Zorgverzekeringswet of de Wet langdurige zorg. Vanaf 1 januari 2021 krijgen mensen met chronische, psychische problematiek en een intensieve zorgbehoefte toegang tot de Wlz.

Artikel 15. Beschermd wonen zoveel mogelijk in de eigen omgeving

In de Zaanstreek is het uitgangspunt voor beschermd wonen dat begeleiding voor kwetsbare inwoners met multi-problematiek zo veel mogelijk in eigen omgeving plaatsvindt en dat beschermd wonen in intramurale setting bedoeld is voor mensen die 24-uurs zorg en toezicht nodig hebben. Daarnaast wordt binnen de Zaanstreek gewerkt vanuit het perspectief dat mensen met een psychiatrische of psychosociale aandoening ook kunnen participeren in de samenleving.

Artikel 16. Tot welke plaats inwoner zich kan wenden

Beschermd wonen wordt, conform artikel 1.2.1.b van de wet (Wmo) en het door de 43 centrumgemeenten ondertekende Convenant Landelijke Toegankelijkheid Beschermd Wonen, geboden door de gemeente tot wie de aanvrager zich wendt. In de Factsheet Landelijke Toegankelijkheid Beschermd Wonen en Maatschappelijke Opvang is het convenant verder uitgewerkt en aangeven dat het hierbij van belang is in overweging te nemen waar de inwoner zijn/haar sociaal netwerk en/of zorgaanbod heeft, omdat dit van invloed kan zijn op het herstel.

 

De Wmo 2015 kent formeel gezien geen onderscheid tussen centrumgemeenten en regiogemeenten. Alle gemeenten zijn op grond van artikel 1.2.1 van de Wmo verantwoordelijk voor opvang en beschermd wonen. Artikel 2.6.1 verplicht gemeenten echter met elkaar samen te werken, indien dat voor een doeltreffende en doelmatige uitvoering van deze wet aangewezen is. Voor beschermd wonen is tussen het Rijk en de VNG afgesproken dat voorlopig centrumgemeenten eerstverantwoordelijk zijn. De centrumgemeenten ontvangen ook financiële middelen van het Rijk. Gemeente Zaanstad is de centrumgemeente voor gemeente Oostzaan.

 

In samenspraak met gemeente Zaanstad is besloten dat gemeente Oostzaan het onderzoek verricht dat leidt tot het besluit of iemand wel of niet in aanmerking komt voor een beschermd wonen-indicatie. De Wmo-consulenten gaan op huisbezoek, verzamelen alle relevante gegevens, schakelen indien nodig een medisch adviseur in en bepalen welk profiel binnen deze ondersteuning passend is.

 

In overleg met gemeente Zaanstad wordt beoordeeld of het dossier op de instroomtafel moet worden besproken. De inhoud en onderbouwing wordt door gemeente Zaanstad getoetst. Is dit onvoldoende, dan wordt gevraagd om aanvullend onderzoek te doen. Vervolgens geeft gemeente Zaanstad uit eigen naam de beschikking af. Wanneer er niet meteen plek is, blijft gemeente Oostzaan verantwoordelijk voor ambulante begeleiding uit Beschermd wonen tot er wel plek is.

Artikel 17. Afweging inzet Beschermd wonen

Beschermd wonen is bedoeld voor mensen:

  • die psychische of psychosociale problemen hebben, waardoor zij niet in staat zijn zich op eigen kracht te handhaven in de samenleving;

  • die te maken hebben met complexe problematiek op meerdere levensgebieden;

  • bij wie onderdak, toezicht en begeleiding niet gericht is op zorg die zich richt op genezing.

De wet definieert niet wat een accommodatie van een instelling betekent. Het kan gaan om een veelheid van beschermde woonvormen zoals lokale of regionale instellingen voor begeleid wonen. Maar beschermd wonen kan ook zo worden vormgegeven dat mensen (al dan niet geclusterd) in een woonwijk wonen. Deze voorzieningen kunnen allemaal onder beschermd wonen vallen als daarmee het resultaat zoals in de Wmo 2015 gedefinieerd, wordt behaald.

 

De voorziening beschermd wonen kent de profielschetsen Verblijf en Ambulant met drie respectievelijk vier verschillende niveaus (Laag, Midden, Hoog en – voor Verblijf - Zeer Hoog), die lopen van lichtere naar zware vormen van ondersteuning. Er wordt naar gestreefd om met de lichtst mogelijke vorm van ondersteuning het beoogde resultaat te behalen. Deze niveaus zijn alle ondersteuningsvormen die ingezet kunnen worden voor personen waar vastgesteld is dat zij noodzakelijk zijn aangewezen op een vorm van beschermd wonen. Daar waar inwoner niet aangewezen is op beschermd wonen, maar wel op individuele begeleiding is het afwegingskader individuele begeleiding van toepassing.

 

In de afweging bij beschermd wonen wordt gekeken naar de onderwerpen:

  • hulp bij psychiatrische problemen

  • gedragsproblemen

  • hoe woont en hoe leeft de inwoner

  • mate van begeleiding die nodig is

  • of en in welke mate verzorging nodig is

  • of en welke behoefte er is aan verpleegkundige zorg

  • of en welke behoefte er is aan dagbesteding

In geen van de mogelijkheden van beschermd wonen zit behandeling. Wel kunnen de begeleiders advies vragen aan de behandelaar.

Hoofdstuk 6. Kortdurend verblijf

Kortdurend verblijf is bedoeld ter ontlasting van mantelzorgers (ook respijtzorg genoemd). Het gaat om vervangende zorg en is bijvoorbeeld aan de orde bij ziekte of vakantie van de mantelzorger. Het kan ook structureel worden ingezet ter voorkoming van overbelasting van mantelzorgers, waardoor de mantelzorger de zorg beter en langer kan volhouden. Kortdurend verblijf is niet bedoeld enkel als vakantie voor de zorgbehoevende.

 

We onderscheiden twee vormen van kortdurend verblijf:

  • kortdurend verblijf: kortdurende vervanging bij ziekte, weekendje weg, vakantie of dreigende overbelasting van de mantelzorger;

  • doorlopende kortdurend verblijf: structurele vervanging voor circa één of twee etmalen per week ter ontlasting van de mantelzorger.

Kortdurend verblijf kan zowel thuis als elders worden ingezet. Als de zorgvrager elders gaat logeren (bijvoorbeeld voor een week of elke week twee nachten) noemen we dit kortdurend verblijf. Kortdurende verblijf wordt in principe maximaal éénmaal per jaar ingezet voor één periode.

Artikel 18. Afweging inzet Kortdurend verblijf

  • 1.

    Voorliggende voorzieningen

  • Voorliggend aan kortdurend verblijf kan net als bij de andere vormen van ondersteuning gezocht worden binnen het eigen netwerk en in algemene voorzieningen, zoals Het Buitenhuis of de inzet van een vrijwilliger die enkele uren per week respijtzorg aan huis biedt.

  •  

  • Ondersteuning van de eerste vier hoofdstukken kunnen ook ter ontlasting van de mantelzorger worden ingezet. Tijdelijke opschaling van wijkverpleging kan ook een vorm van respijtzorg zijn. Pas als al deze oplossingen niet voldoen, kan Kortdurend verblijf worden ingezet.

     

  • Kortdurend verblijf is bedoeld voor mensen die 24-uurs toezicht nodig hebben, maar geen geneeskundige zorg. Kortdurend verblijf kan niet worden ingezet in de volgende situaties.

    • Als er geneeskundige zorg nodig is, zoals deze wordt gegeven door een huisarts, een specialist of een paramedicus. Deze groep komt in aanmerking voor eerstelijnsverblijf (ELV) op grond van de Zorgverzekeringswet (Zvw). ELV kan worden aangevraagd via de huisarts.

    • Bij mensen die thuis wonen met een WLZ-indicatie. Deze mensen komen in aanmerking voor WLZ-logeren. WLZ-logeren kan worden aangevraagd bij het zorgkantoor.

  • Kortdurend verblijf wordt door sommige zorgverzekeraars geboden vanuit de aanvullende verzekering (doorgaans onder de noemer respijtzorg). Als de inwoner dit heeft, is dit voor deze inwoner een voorliggende voorziening.

Artikel 19. Profielen Kortdurend verblijf

Kortdurend verblijf

Profiel Laag: voor een lang weekend

Dit profiel is bedoeld voor situaties, waarbij de mantelzorger circa een (lang) weekend respijtzorg nodig heeft

Profiel Midden: voor een week

Dit profiel is bedoeld voor mantelzorgers die circa een week respijtzorg nodig hebben.

Profiel Hoog: voor twee weken

Dit profiel is bedoeld voor mantelzorgers die circa twee weken kortdurend verblijf nodig hebben.

Doorlopend kortdurend verblijf 

Profiel Laag: één etmaal per week

Dit profiel is bedoeld voor doorlopend kortdurend verblijf voor circa één etmaal per week

Profiel Hoog: twee etmalen per week

Dit profiel is bedoeld voor doorlopende kortdurend verblijf voor circa twee etmalen per week

De tarieven voor kortdurend verblijf zijn all-in tarieven, dus inclusief verblijf, zorg en eventuele dagbesteding.

 

Kortdurend verblijf kan worden gecombineerd met inzet van andere vormen van ondersteuning. Iemand die bijvoorbeeld twee weken gebruik maakt van kortdurend verblijf, kan de rest van het jaar de dagbesteding bezoeken. Bij inzet van doorlopend kortdurend verblijf is inzet van een ander vorm van ondersteuning in principe niet aan de orde.

Hoofdstuk 7. Opplusmogelijkheid

In sommige situaties is de ondersteuning zoals hierboven beschreven onvoldoende. De opplusmogelijkheid geeft de mogelijkheid om aanvullende ondersteuning hierop in te zetten. Het is niet toepasbaar op vervoer naar dagbesteding. De opplusmogelijkheid kan voor maximaal één jaar worden ingezet, gemotiveerd en aanvullend op één van de andere vormen van ondersteuning en enkel in bijzondere situaties.

 

De opplusmogelijkheid kent drie profielen:

 

Laag en midden

Voorbeelden van situaties waarin intensiteit laag en midden tijdelijk kan worden ingezet zijn:

  • Bij (tijdelijke) verslechtering in de medische situatie waardoor meer huishoudelijke ondersteuning nodig is. 

  • Als er aanvullende (huishoudelijke) gezinsondersteuning nodig is in een huishouden met jonge kinderen. Dit kan bijvoorbeeld gaan om een ontregeld gezin met ouder(s) met een verstandelijke aandoening of psychiatrische stoornis.

  • Als er tijdelijk behoefte is aan intensieve ondersteuning om een stabiele situatie te creëren en er onderwijl naar een structurele oplossing kan worden gezocht.

  • Als er tijdelijk aanvulling op de dagbesteding nodig is, bijvoorbeeld doordat de mantelzorger te maken krijgt met eigen problematiek en daardoor minder mantelzorg kan verlenen. 

  • Als er tijdelijk hulp bij de (brood)maaltijd nodig is en inwoner nog geen indicatie heeft op grond van de Zvw.

Hoog

Intensiteit hoog is bedoeld voor extra begeleiding van thuis wonende GGZ-inwoners die dreigen af te glijden naar beschermd wonen of net uit beschermd wonen zijn gekomen.

Hoofdstuk 8. Verplaatsen in en om de woning

Voorliggend aan een verstrekking vanuit de Wmo is de uitleenservice vanuit de Zvw waarbij een eenvoudige rolstoel geleend kan worden. Wanneer de oplossing van de hulpvraag een incidentele rolstoel betreft, wordt de inwoner in eerste instantie naar de uitleenservice of een rolstoelpool verwezen. Bij een langdurige noodzaak voor zittend verplaatsen of wanneer er sprake is van noodzakelijke individuele aanpassingen wordt een maatwerkvoorziening verstrekt. Bij de vaststelling van de specificaties wordt binnen de mogelijkheden van de goedkoopst adequate oplossing rekening gehouden met de behoefte van betrokkene en eventueel met betrokken mantelzorgers en vrijwilligers.

Hoofdstuk 9. Verplaatsen over middellange en lange afstand

Het zich kunnen verplaatsen is van belang bij zelfstandige maatschappelijke participatie. Dit resultaat richt zich met name op het sociaal, recreatief vervoer. Voor woon-werkverkeer of vervoer van/naar school is een voorziening vanuit het UWV of leerlingenvervoer voorliggend. De bijdrage van de gemeente beperkt zich tot het verplaatsen per vervoermiddel in de eigen woon- en leefomgeving. Hier kan van worden afgeweken indien het van essentieel belang is voor de zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie van de inwoner en er geen andere oplossingen beschikbaar zijn.

 

Om voor een maatwerkvoorziening in aanmerking te komen zal de gemeente eerst nagaan of alle mogelijke alternatieven al zijn beoordeeld. Hierin wordt ook afgewogen of de inwoner nog leerbaar is om gebruik te maken van het openbaar vervoer. Ook algemeen gebruikelijke voorzieningen kunnen een oplossing zijn zoals een fiets of tandem met trapondersteuning, een bakfiets en dergelijke.

 

Algemene voorzieningen zoals de Belbus of een collectieve maatwerkvoorziening (aanvullend openbaar vervoer) gaan voor op een individuele maatwerkvoorziening. Stichting Belbus Oostzaan is een vrijwilligersorganisatie die het vervoer verzorgt in en rond Oostzaan voor haar donateurs vanaf 60 jaar en gehandicapten van alle leeftijden.

Er wordt geen onbeperkte kosteloze vervoermogelijkheid aangeboden. Immers ook een persoon zonder beperkingen moet voor vervoer kosten maken.

 

Als er na het optreden van beperkingen geen sprake is van een andere situatie op vervoersgebied, dan is daarvoor (men heeft bijvoorbeeld al een auto en is gewend daarmee in de vervoersbehoefte te voorzien) geen noodzaak tot het bieden van een oplossing. Dat kan anders zijn indien door het optreden van de beperkingen ook het inkomen daalt en daardoor de algemeen gebruikelijke voorziening niet meer betaald kan worden (op dat moment kan het niet meer als algemeen gebruikelijke voorziening worden beschouwd).

 

Voor sociaal, recreatief vervoer geldt het primaat van het aanvullend openbaar vervoer (AOV). Alleen wanneer is vastgesteld dat deze voorziening om medische of sociale redenen ongeschikt is, kan van dit primaat worden afgeweken. Het AOV is bedoeld voor de vervoersdoeleinden binnen een straal van 25 km van het huisadres.

 

Wanneer een inwoner wegens medische beperkingen niet in staat is om alleen te reizen, kan een begeleidersindicatie worden toegekend. Bijvoorbeeld wanneer er tijdens de rit medicatie toegediend moet worden of wanneer er sprake is van gedragsproblematiek. Als deze indicatie wordt afgegeven, mag de inwoner alleen gebruik maken van de voorziening als een begeleider mee reist. De begeleider reist kosteloos mee.

Hoofdstuk 10. Wonen in een geschikt huis

Het beschikken over een woning behoort tot de eigen verantwoordelijkheid. Dit geldt ook voor het beschikken over een zo geschikt mogelijke woning. Het behoort tot de eigen verantwoordelijkheid om passende maatregelen te nemen behorend bij de levensfase en de te verwachten beperkingen. Een woningaanpassing wordt in het kader van de Wmo daarom in beginsel alleen verleend indien het ontstaan van beperkingen, verminderde zelfredzaamheid en participatieproblemen het gevolg zijn van onvoorziene en onverwachte omstandigheden, gelegen buiten eigen toedoen.

Artikel 21. Aard en omvang van de woningaanpassing

Bij het bepalen van de aard en omvang van de te verstrekken woningaanpassing gelden de volgende uitgangspunten.

  • Het niveau sociale woningbouw geldt als bovengrens van de geboden oplossing. Dit betekent dat wordt gekozen voor een sobere doch doelmatige oplossing.

  • Aanpassingen aan de eisen van de tijd komen voor eigen rekening van de bewoner dan wel de eigenaar van de woning.

  • Afschrijving van bestaande woonelementen kan worden meegewogen bij het bepalen van de (financiële) omvang van de maatwerkvoorziening.

Artikel 22. Verhuizen of aanpassen

Ook wanneer er woningaanpassingen nodig zijn, wordt gekeken naar de goedkoopst adequate oplossing. Verhuizen naar een geschikte woning of een woning die beter geschikt te maken is, kan een goedkopere oplossing voor het woonprobleem zijn. Daarom wordt in het onderzoek eerst grondig afgewogen of verhuizen naar een geschikte(re) woning de goedkoopst adequate oplossing is. Verhuizen kan worden verlangd zolang dit werkelijk kan plaatsvinden binnen een medisch verantwoorde termijn. In de meeste gevallen is dat 6 maanden.

 

Als de kosten van de aanpassingen meer (gaan) bedragen dan 10.000 euro en/of indien belanghebbende kan verhuizen naar een geschikte woning of een gemakkelijker geschikt te maken woning waarbij de verhuizing kan leiden tot het te bereiken resultaat, is er de mogelijkheid van een verhuisprimaat. Tot € 10.000 kan geen sprake zijn van het verhuisprimaat.

 

De gemeente onderzoekt tijdens het gesprek welke belangen meespelen in de afweging “verhuizen of aanpassen” en hoe zwaar deze wegen. Hierbij valt te denken aan de prognose van de beperkingen, aanwezigheid van mantelzorg, gezinssamenstelling en de aanwezigheid van voorzieningen. Wanneer verhuizen de enige oplossing is voor het woonprobleem en de inwoner hierop niet heeft kunnen anticiperen, kan aanspraak gemaakt worden op een verhuiskostenvergoeding.

 

Een verhuizing en de kosten daarvan worden in beginsel algemeen gebruikelijk geacht. Volgens gegevens van het Planbureau voor de Leefomgeving verhuizen Nederlanders gemiddeld zeven keer in hun leven. Dat is gemiddeld (afgerond) één keer in de tien jaar. Het verhuizen behoort voor eenieder dus tot het normale leven en eenieder heeft dus enkele malen in het leven te maken met verhuiskosten. In het geval verhuizen goedkoper is dan aanpassen, kan wel een verhuiskostenvergoeding worden verstrekt.

Artikel 23. Woonsanering

Een financiële tegemoetkoming voor de kosten van sanering van de woning worden enkel toegekend wanneer er sprake is van aantoonbare gezondheidsklachten waarbij het medisch gezien dringend noodzakelijk is om de spullen in huis direct te vervangen. Een medisch specialist dient voldoende medisch onderbouwd te hebben dat woningsanering alleen bij de gevonden aandoening medisch gezien noodzakelijk is. Dit is bijvoorbeeld het geval als een plotselinge ernstige allergie voor huisstofmijt is ontstaan. Dan moet de nog niet afgeschreven vloerbedekking in de woonkamer worden vervangen door een gladde vloer. In het algemeen wordt geen voorziening verstrekt als inwoner bij aankoop van een product had kunnen weten dat hij overgevoelig op bepaalde stoffen reageert. De gemeente kan vragen naar een medische verklaring van een arts of behandelaar.

 

De gemeente kan een voorziening dan nog afwijzen als:

  • de beperkingen hun oorzaak vinden in de aard van de in de woonruimte gebruikte materialen;

  • de ondervonden problemen komen door achterstallig onderhoud of doordat de woning niet voldoet aan de geldende wettelijke eisen;

  • als het gaat om voorzieningen die algemeen gebruikelijk zijn;

  • als cliënt bij aanschaf van de stoffering onvoldoende rekening heeft gehouden met een al aanwezige beperking en de verwachte ontwikkeling daarvan. Als bij een verhuizing de nieuwe woning helemaal gestoffeerd en ingericht moet worden, kan cliënt volgens de CRvB bij de keuze van de materialen rekening houden met de klachten en de materialen hierop afstemmen.

Het is mogelijk de woningsanering te beperken tot die woonruimten die het meeste gebruikt worden. Meestal gaat het dan alleen om de woonkamer en slaapkamer. Meestal is er geen noodzaak de woonruimten die de cliënt af en toe gebruikt te saneren, bijvoorbeeld de keuken en slaapkamers van andere huisgenoten.

Artikel 24. Bezoekbaar maken van een woning

Het bezoekbaar maken van een woning voor een inwoner die in een intramurale instelling woont valt in beginsel niet onder de compensatieplicht van de gemeente. Het is mogelijk eenmalig de woning van bijvoorbeeld ouders of partner bezoekbaar te maken voor een inwoner wonende in de gemeente Oostzaan. Onder bezoekbaar maken van de woning wordt uitsluitend verstaan dat de inwoner de woning kan betreden en de woonkamer en een toilet(voorziening) kan gebruiken.

Artikel 25. Aanpassingen in gemeenschappelijke ruimten

Met uitzondering van het verbreden van deuren, het plaatsen van elektrische deuropeners, drempelaanpassingen en het creëren van stalling voor voorzieningen worden geen aanpassingen in gemeenschappelijke ruimten gedaan. Een voorziening wordt altijd aan één individu toegekend. De verhuurder van seniorenwoningen of personen met beperkingen (doelgroepwoningen) is in beginsel verantwoordelijk voor geschikte woningen voor de doelgroep aan wie wordt verhuurd.

Hoofdstuk 11. Trapliften

Rondom trapliften geldt de volgende procedure.

  • 1.

    De consulent bepaalt welke oplossing het best passend is voor de ervaren problemen.

  • 2.

    Als blijkt dat dit een traplift is, dan toetst de gecontracteerde trapliftleverancier of de trap aan het van toepassing zijnde Bouwbesluit voldoet.

  • 3.

    Voldoet de trap niet aan de richtlijnen van het van toepassing zijnde Bouwbesluit, dan brengt de gecontracteerde trapliftleverancier geen offerte uit. In dat geval moet de consulent met de inwoner op zoek naar een passend alternatief.

  • 4.

    De beschikking wordt verstuurd.

  • 5.

    Indien een traplift niet in de mogelijkheden ligt om (veilig) te kunnen plaatsen, moet met de inwoner naar een andere oplossing gezocht worden.

Hoofdstuk 12. Scootmobiel

Voor de verstrekking van een scootmobiel, gelden de volgende aanvullende voorwaarden:

  • 1.

    er dient sprake te zijn van een balansprobleem, waardoor (brom- snor)fietsen al dan niet met elektrische trapondersteuning of zijwielen, niet mogelijk is en waardoor de inwoner ernstig beperkt is in zijn mobiliteit én;

  • 2.

    het lopen of staan is zodanig beperkt, dat inwoner zijn bestemmingsdoel niet kan bereiken met OV, een taxi of autorit én;

  • 3.

    de beperkingen zijn langdurend van aard en de vervoersbehoefte is minimaal drie dagen per week én;

  • 4.

    de inwoner heeft een geschikte stallingsmogelijkheid met oplaadpunt of deze is te realiseren binnen 800 meter.

Hoofdstuk 13. Elektrische ondersteuning op een rolstoel

Om in aanmerking te komen voor elektrische ondersteuning op een rolstoel, gelden de volgende aanvullende voorwaarden.

  • 1.

    Ondersteuning op een handbewogen rolstoel voor de zeer korte afstand: wordt alleen toegewezen als de inwoner volledig rolstoel gebonden is, en niet in staat is om zich zelfstandig hoepelend te verplaatsen vanwege te weinig kracht. Het is een aanpassing van de rolstoel, en geen zelfstandige vervoersvoorziening.

  • 2.

    Ondersteuning op een handbewogen rolstoel voor de zeer korte tot middellange afstand: wordt alleen toegewezen als de inwoner volledig rolstoel gebonden is, en niet in staat is om zich hoepelend te verplaatsen over afstanden meer dan 100 meter. In dit geval zal de voorziening als een zelfstandige voorziening worden aangemerkt.

  • 3.

    Duwondersteuning op een rolstoel: wordt alleen toegewezen als de inwoner volledig rolstoel gebonden is, en niet in staat is om zich zelfstandig hoepelend te verplaatsen, van anderen afhankelijk is voor zijn/haar verplaatsingen, en diegene vanwege eigen beperkingen zelf ook niet zonder ondersteuning de rolstoel meer dan 400 meter kan duwen.

Hoofdstuk 14. Autoaanpassingen

Om in aanmerking te komen voor autoaanpassingen gelden de volgende aanvullende voorwaarden:

  • 1.

    er is een medische indicatie voor individueel vervoer per eigen auto, elke vorm van taxivervoer is aantoonbaar medisch niet verantwoord; én

  • 2.

    belanghebbende beschikt over een eigen auto; én

  • 3.

    het gebruik van de eigen auto is verantwoord; én

  • 4.

    de gevraagde voorziening wordt hoogstens één keer in de vijf jaar verstrekt; én

  • 5.

    er is geen sprake van een vervoersbehoefte primair naar werk (in dat geval is een UWV voorziening aangewezen).

Hoofdstuk 15. Slotbepalingen

Artikel 26. Overgangsrecht

  • 1.

    De inwoner houdt het recht op een vóór de inwerkingtreding van deze beleidsregel lopende voorziening, totdat de gemeente een nieuw besluit heeft genomen waarbij het besluit waarmee deze voorziening is verstrekt wordt ingetrokken of de voorziening van rechtswege komt te vervallen.

  • 2.

    Aanvragen die zijn ingediend vóór de inwerkingtreding van deze beleidsregel en waarop nog niet is beslist bij het in werking treden van deze beleidsregel, worden afgehandeld met inachtneming van deze beleidsregels.

  • 3.

    Op bezwaarschriften tegen een besluit genomen op basis van de oude beleidsregel wordt beslist met inachtneming van de oude beleidsregel.

Artikel 27. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze regeling wordt aangehaald als: Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning Oostzaan 2023.

  • 2.

    Deze regeling stoelt bij vaststelling op de verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Oostzaan 2020, maar wordt geacht te zijn gestoeld op de verordening maatschappelijke ondersteuning 2024 zodra deze in werking treedt na te zijn vastgesteld door de gemeenteraad van Oostzaan.

  • 3.

    Deze regeling treedt in werking de dag na publicatie. Gelijktijdig met de inwerkingtreding van deze regeling wordt de volgende regeling ingetrokken: de Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning Oostzaan 2020,

  • 4.

    Indien de plaatselijke of landelijke regelgeving verandert, blijven deze beleidsregels van kracht, voor zover daar door die plaatselijke of landelijke regelgeving niet in wordt voorzien en voor zover deze regeling niet in strijd is met de letter of bedoeling van regelgeving.

Aldus vastgesteld in de vergadering van 21 november 2023

Het college van burgemeester en wethouders van Oostzaan,

de secretaris,

D. van Huizen

de burgemeester,

M.D. Polak