Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Oostzaan

Verordening van de gemeente Oostzaan betreffende maatschappelijke ondersteuning - 2024

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieOostzaan
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening van de gemeente Oostzaan betreffende maatschappelijke ondersteuning - 2024
CiteertitelVerordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Oostzaan 2024
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpalgemeen
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling vervangt de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Oostzaan 2020.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Wet maatschappelijke ondersteuning 2015

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

21-02-2024nieuwe regeling

08-02-2024

gmb-2024-74567

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening van de gemeente Oostzaan betreffende maatschappelijke ondersteuning - 2024

Deze verordening heeft als doel dat er steeds een zorgvuldige toegangsprocedure doorlopen moet worden om:

  • de hulpvraag van de inwoner, zijn behoeften, situatie en de gewenste resultaten helder te krijgen;

  • de beperkingen in de zelfredzaamheid en participatie van de inwoner te inventariseren;

  • te achterhalen welk oplossingen de inwoner zelf kan inzetten om zijn zelfredzaamheid en participatie te verbeteren;

  • te bepalen of zo nodig met gebruikmaking van een algemene voorziening kan worden volstaan of dat een maatwerkvoorziening nodig is en welke voorziening dan compenseert voor de beperkingen van de inwoner.

De Wmo 2015 en deze verordening leggen deze zorgvuldige toegangsprocedure in hoofdlijnen vast.

Artikel 1. Begripsbepalingen

Hieronder staat de betekenis van begrippen die in deze Verordening Wmo en de Beleidsregels Wmo gebruikt worden.

  • -

    Aanvraag: een verzoek van een belanghebbende aan de gemeente om een besluit te nemen.

  • -

    Algemeen gebruikelijke voorziening: een voorziening die

    • o

      niet specifiek bedoeld is voor personen met een beperking;

    • o

      ook voor de inwoner beschikbaar is als deze geen beperking zou hebben gehad;

    • o

      daadwerkelijk beschikbaar is;

    • o

      een passende bijdrage levert aan het realiseren van een situatie waarin de inwoner in staat is tot zelfredzaamheid of participatie;

    • o

      en financieel gedragen kan worden met een inkomen op minimumniveau.

  • Voorbeelden van algemeen gebruikelijke voorzieningen kunnen zijn: rollator; tandem met en zonder hulpmotor, (elektrische) fiets met lage instap, ligfiets, bakfiets, fietskar, aanhangfiets, snorfiets, bromfiets, Spartamet/fiets met hulpmotor; standaard buggy tot 4 jaar; personenauto en, auto-accessoires zoals airconditioning, stuur/rembekrachtiging, elektrisch bedienbare ruiten, trekhaak; éénhendelmengkranen en thermostatische kranen; keramische of inductiekookplaat en ander keukenapparatuur; verhoogd toilet, tweede toilet/sanibroyeur; douchekop en glijstang; douchecabine; renovatie van badkamer en keuken; antislipvloer/coating; wandbeugels; zonwering (inclusief elektrische bediening); (losse) airco units; luchtbevochtigers/ontvochtigers; ophogen tuin/bestrating bij verzakking wanneer er sprake is van regulier onderhoud; glazenwasser; boodschappenbezorgdienst; regen/thermokleding/schootkleed. Een algemeen gebruikelijke voorziening is geen Wmo maatwerkvoorziening.

  • -

    Algemene voorzieningen: diensten of activiteiten die algemeen toegankelijk zijn voor doelgroepen zonder dat daartoe een indicatie gesteld is. Met de activiteiten of ondersteuning die via deze algemene voorzieningen wordt geboden kan een individuele inwoner (een deel van) zijn participatieproblemen verminderen of zijn zelfredzaamheid verhogen. In deze gevallen is het niet noodzakelijk een maatwerkvoorziening in te zetten of kan volstaan worden met een maatwerkvoorziening als aanvulling op de algemene voorziening. Voorbeelden van algemene voorzieningen zijn: persoonsalarmering, boodschappenservice, maaltijdservice, klussendiensten, tuinonderhoud, algemeen maatschappelijk werk, schuldhulpverlening en budgettering, welzijnswerk (voor ouderen), was- en strijkservices, passantenverblijf voor dak- en thuislozen, vervoer door vrijwilligers.

  • -

    Andere voorziening: voorziening anders dan in het kader van de Wmo.

  • -

    Begeleiding: ondersteuning die de inwoner helpt zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving te blijven of om voor te bereiden op zelfstandig wonen / begeleid wonen.

  • -

    Cliёntondersteuning: onafhankelijke ondersteuning die bestaat uit informatie, advies en korte ondersteuning die inwoners helpt zo zelfredzaam mogelijk te zijn en de daarvoor benodigde zorg en ondersteuning te vinden en te krijgen – anders dan vanuit de Wmo maatwerkvoorzieningen.

  • -

    Collectieve voorziening: Dit is een Wmo-voorziening die individueel wordt verstrekt maar die toch door meerdere personen tegelijk worden gebruikt. Een voorbeeld hiervan is het aanvullend openbaar vervoer (AOV).

  • -

    Gebruikelijke hulp: hulp die naar algemeen aanvaarde opvattingen in redelijkheid mag worden verwacht van de echtgenoot, ouders, inwonende kinderen of andere huisgenoten. Het is een uitgangspunt op grond waarvan er in eerste instantie wordt bekeken of de (extra) werkzaamheden binnen het gezamenlijke huishouden zelf zijn te organiseren. Als een van de gezinsleden uitvalt, is het immers heel gewoon dat de andere gezinsleden diens taken overnemen. Als er gebruikelijke hulp aanwezig is, wordt er geen of minder ondersteuning geboden bij het schoonhouden of organiseren van het huishouden. Bij gebruikelijke hulp wordt rekening gehouden met de leeftijd van de huisgenoot:

    • vanaf 23 jaar wordt verwacht dat de huisgenoot in staat moet zijn om, naast een volledige baan of opleiding een volledig huishouden over te nemen;

    • van 18 tot 23 jaar wordt iemand in staat geacht, om naast een volledige baan of opleiding, een eenpersoonshuishouden te voeren. Dus in een gezamenlijk huishouden mogen de volgende activiteiten worden verwacht: schoonhouden, de was doen, boodschappen doen, maaltijd verzorgen, afwassen en opruimen;

    • kinderen vanaf 13 jaar worden geacht enkele licht huishoudelijke taken te doen zoals opruimen, afwassen, boodschappen doen, stofzuigen en hun eigen bed te verschonen.

  • -

    Hulpvraag: De behoefte aan maatschappelijke ondersteuning als bedoeld in artikel 2.3.2 eerste lid van de Wet. De hulpvraag wordt tijdens het onderzoek verduidelijkt.

  • -

    Ingezetene: inwoner die hoofdverblijf (feitelijke verblijfplaats) heeft in de gemeente Oostzaan en ook de meerderheid van het jaar in Oostzaan woont. De inschrijving in de Basisregistratie Personen vormt daarbij een belangrijke aanwijzing, maar is niet doorslaggevend. Als iemand niet op een vaste plek, zijn hoofdverblijf, woont, is het feitelijk verblijf bepalend.

  • -

    Maatwerkvoorziening: op de behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden van een persoon afgestemd geheel van diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen

    • o

      ten behoeve van zelfredzaamheid, daaronder begrepen kortdurend verblijf in een instelling ter ontlasting van de mantelzorger, het daarvoor noodzakelijke vervoer, alsmede hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen;

    • o

      ten behoeve van participatie, daaronder begrepen het daarvoor noodzakelijke vervoer, alsmede hulpmiddelen en andere maatregelen;

    • o

      ten behoeve van beschermd wonen en opvang.

  • -

    Mantelzorg: zorg, die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende - door personen uit diens directe omgeving waarbij de zorg/hulpverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie. Niet alle zorg, die mensen aan hun naaste bieden, is mantelzorg. Er is sprake van mantelzorg, wanneer die zorg of hulp voor meer dan acht uur per week en langer dan drie maanden achtereen geboden wordt. Indien de mantelzorger samen met de hulpvrager in één huis woont en één huishouden voert, is sprake van gebruikelijke hulp (zie boven) en mag van de mantelzorger verwacht worden dat deze een bijdrage aan het huishouden en de zorg levert. Indien de mantelzorger niet thuis woont, is de mantelzorg vrijwillig, en kan een bijdrage van de mantelzorger niet verplicht gesteld worden.

  • -

    Melding: melding aan de gemeente als bedoeld in artikel 2.3.2, eerste lid, van de Wmo.

  • -

    Ondersteuningsplan: plan dat in samenspraak met de inwoner en/of diens wettelijk vertegenwoordiger en de eventuele mantelzorger wordt opgesteld met betrekking tot de behoefte aan ondersteuning.

  • -

    Persoonlijk budgetplan: plan dat de aanvrager voor een maatwerkvoorziening indient ter motivering om de voorziening in de vorm van een persoonsgebonden budget verstrekt te krijgen.

  • -

    Persoonlijk plan: plan dat de hulpvrager – al dan niet tezamen met zijn sociaal netwerk opgesteld – vrijwillig kan indienen voorafgaand aan het onderzoek door de gemeente.

  • -

    Persoonsgebonden budget (Pgb): bedrag waarvan betalingen worden gedaan voor diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatwerkvoorzieningen door derden.

  • -

    Voorliggende voorziening: algemene toegankelijke en/of gebruikelijke voorzieningen waarmee aan de hulpvraag wordt tegemoetgekomen. Deze voorzieningen gaan voor op maatwerkvoorzieningen. Als dit het geval is, wordt er op grond van de Wmo geen voorziening verstrekt. Voorbeelden zijn: de Zorgverzekeringswet (Zvw), het UWV (gebarentolk, een reiskostenvergoeding of een aangepaste auto), begeleiding bij re-integratie, arbeidsvoorzieningen op grond van de Ziektewet, WIA, Wajong en Participatiewet. Alhoewel de Wet langdurige zorg (Wlz) formeel niet als een voorliggende voorziening kan worden beschouwd kan ondersteuning via de Wmo geweigerd worden als een persoon aanspraak heeft op ondersteuning op grond van de Wlz of er gegronde redenen zijn om aan te nemen dat de betrokkene hierop aanspraak kan maken en dit weigert te onderzoeken.

  • -

    Zorg in Natura (ZIN): zorg of hulp die door de gemeente gecontracteerd is om uitvoering te geven aan een maatwerkvoorziening. Ook regelt de gemeente de administratie daaromheen. De inwoner kan met de zorgaanbieder afspraken maken over de manier waarop hij zorg en ondersteuning krijgt.

Artikel 2. Reikwijdte verordening

Deze verordening richt zich op personen die:

  • 1.

    ingezetene zijn in gemeente Oostzaan;

  • 2.

    geen beroep kunnen doen op een andere wettelijke regeling zoals

    • a.

      de Wet langdurige zorg (als iemand een Wlz indicatie heeft, gaat vergoeding vanuit de Wlz vóór op de Wmo; ook als er gegronde redenen zijn om aan te nemen dat de betrokkene hierop aanspraak kan maken en dit weigert te onderzoeken kan een aanvraag afgewezen worden);

    • b.

      de Zorgverzekeringswet (als revalidatie of behandeling aangewezen is, dan gaat dit vóór op maatwerkvoorzieningen vanuit de Wmo);

    • c.

      wettelijke regelingen die worden uitgevoerd door het UWV (gebarentolk, een reiskostenvergoeding of een aangepaste auto);

    • d.

      de Ziektewet, WIA, Wajong en Participatiewet (als een inwoner arbeidspotentieel heeft, gaan de arbeidsvoorzieningen van deze wetten vóór op bijvoorbeeld dagbesteding);

  • 3.

    een voorziening aanvragen die niet in de Wlz beschreven wordt;

    • a.

      in het geval een inwoner (primair) in een Wlz instelling verblijft, heeft deze geen recht op een Wmo voorziening;

    • b.

      in het geval een inwoner een Wlz indicatie heeft en in afwachting is van opname, wordt beoordeeld of de kosten in verhouding staan tot de periode dat de inwoner nog zelfstandig woont;

    • c.

      in het geval een inwoner een Wlz indicatie heeft en zelfstandig thuis blijft wonen, kan deze aanvraag in behandeling genomen worden;

  • 4.

    als mantelzorger ondersteuning aan een ingezetene bieden.

Artikel 3. Melding hulpvraag

  • 1.

    Een hulpvraag kan door of namens een inwoner bij de gemeente worden gemeld.

  • 2.

    De melding kan schriftelijk, elektronisch, telefonisch of op het gemeentehuis worden gedaan.

  • 3.

    De gemeente registreert de aanvraag en bevestigt de ontvangst van een melding schriftelijk.

  • 4.

    In spoedeisende gevallen (wat door de Wmo consulenten zelf bepaald wordt) is het mogelijk om na de melding, zo spoedig als mogelijk is, een tijdelijke maatwerkvoorziening in te stellen, in afwachting van de uitkomst van het onderzoek.

  • 5.

    Soms blijkt na een korte vraagverkenning dat informatie en advies voldoende is voor inwoner om het ondervonden probleem op te lossen. Een persoon met een hulpvraag die op grond van een andere wet of voorliggende voorziening voldoende geholpen kan worden, kan direct en gericht worden doorverwezen, bij voorkeur middels een warme overdracht.

Artikel 4. Cliëntondersteuning

  • 1.

    De gemeente wijst de inwoner en zijn mantelzorger voorafgaand aan het onderzoek op de mogelijkheid gebruik te maken van gratis cliëntondersteuning.

  • 2.

    Kortdurende cliëntondersteuning kan ertoe leiden dat ondersteuning/zorg niet meer nodig is. In sommige gevallen kan het handig zijn om onafhankelijke cliëntondersteuning te adviseren.

Artikel 5. Verzamelen gegevens inwoner

  • 1.

    Voorafgaand aan het onderzoek verschaft de inwoner de gemeente alle gegevens en documenten die naar het oordeel van de gemeente ten behoeve van het onderzoek nodig zijn en waarover hij redelijkerwijs de beschikking kan krijgen conform de geldende regelgeving. De inwoner verstrekt op verzoek in ieder geval een identificatiedocument als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht – anders kan de aanvraag niet in behandeling genomen worden.

  • 2.

    Als de inwoner genoegzaam bekend is bij de gemeente, kan de gemeente in afstemming met de inwoner afzien van het eerste lid.

Artikel 6. Persoonlijk plan

  • 1.

    De gemeente brengt de inwoner op de hoogte van de mogelijkheid zelf een persoonlijk plan te schrijven en in te dienen.

  • 2.

    In dat persoonlijk plan kan de inwoner de eigen omstandigheden beschrijven en aangeven welke maatschappelijke ondersteuning naar de eigen mening het meest is aangewezen.

  • 3.

    De gemeente stelt de inwoner in de gelegenheid dit plan te overhandigen voorafgaand aan het onderzoek.

Artikel 7. Onderzoek

  • 1.

    De gemeente onderzoekt onder andere middels een gesprek met de inwoner, diens wettelijke vertegenwoordiger en/of mantelzorger(s), bij voorkeur bij de inwoner thuis:

    • a.

      de behoeften, beperkingen, persoonskenmerken en voorkeuren van de inwoner;

    • b.

      het gewenste resultaat van het verzoek om ondersteuning;

    • c.

      de mogelijkheden om op eigen kracht of met gebruikelijke hulp of algemeen gebruikelijke voorzieningen diens zelfredzaamheid of participatie te handhaven of verbeteren;

    • d.

      de mogelijkheden om met mantelzorg of hulp van andere personen uit het eigen sociaal netwerk te komen tot verbetering van zelfredzaamheid of participatie;

    • e.

      de behoefte aan ondersteuning vanuit de mantelzorger(s) en/of huisgenoten;

    • f.

      de mogelijkheden om met een algemeen gebruikelijke voorziening, of door het verrichten van maatschappelijk nuttige activiteiten te komen tot verbetering van de eigen zelfredzaamheid of participatie;

    • g.

      de mogelijkheden om samen met zorgverzekeraars, zorgaanbieders of andere partijen te komen tot handhaving dan wel verbetering van zelfredzaamheid of participatie;

    • h.

      de mogelijkheid om een maatwerkvoorziening te verstrekken;

    • i.

      welke bijdrage in de kosten de inwoner met toepassing van het bepaalde bij of krachtens artikel 2.1.4 van de Wmo verschuldigd zal zijn;

    • j.

      de mogelijkheden om te kiezen voor de verstrekking van een Pgb, waarbij de inwoner in begrijpelijke bewoordingen wordt ingelicht over de gevolgen van die keuze.

  • 2.

    Allereerst dient onderzocht te worden of voldoende resultaat behaald worden op eigen kracht, met de ondersteuning vanuit het sociaal netwerk of met een beroep op een algemene voorziening (zie a t/m g hierboven). Is dat niet het geval dan kan er een noodzaak zijn voor het bieden van een maatwerkvoorziening (zie h hierboven). Als de inwoner of diens wettelijk vertegenwoordiger een persoonlijk plan als bedoeld in artikel 6 aan de gemeente heeft overhandigd, betrekt de gemeente dat plan bij het onderzoek.

  • 3.

    De gemeente informeert de inwoner of diens wettelijk vertegenwoordiger over de gang van zaken bij het gesprek, diens rechten en plichten en de vervolgprocedure.

  • 4.

    Als de hulpvraag genoegzaam bekend is of al eerder onderzocht, kan de gemeente in overleg met de inwoner afzien van dit onderzoek.

Artikel 8. Verslag

  • 1.

    Na het onderzoek kan de gemeente aan de inwoner dan wel diens wettelijk vertegenwoordiger een schriftelijke weergave (het verslag) van de uitkomsten van het onderzoek verstrekken.

  • 2.

    De inwoner kan het verslag al dan niet voor akkoord ondertekenen en zorgt ervoor dat dit wordt geretourneerd aan de contactpersoon waarmee hij het gesprek heeft gevoerd.

  • 3.

    Als de inwoner tekent voor akkoord, start de aanvraagprocedure voor het al dan niet verstrekken van een maatwerkvoorziening.

  • 4.

    Als de inwoner tekent voor niet akkoord, kan hij daarbij tevens aangeven wat de reden is waarom hij niet akkoord is.

  • 5.

    Als de inwoner niet binnen 10 werkdagen het door of namens hem ondertekend verslag heeft geretourneerd, kan de gemeente bepalen de termijn van afhandeling op te schorten of de zaak af te sluiten.

  • 6.

    Als de hulpvraag genoegzaam bekend is, kan de gemeente onverminderd het bepaalde in artikel 2.3.2 van de wet, in overleg met de inwoner afzien van een gesprek. In dat geval kan ook afgezien worden van een verslag.

  • 7.

    In het geval het gesprek niet leidt tot een aanvraag, is geen uitgebreide verslaglegging nodig en kan volstaan worden met een korte situatieschets en uitleg waarom het gesprek niet tot een aanvraag geleid heeft.

Artikel 9. Aanvraag

  • 1.

    Een inwoner, of zijn gemachtigde of wettelijk vertegenwoordiger, dient een aanvraag voor een maatwerkvoorziening schriftelijk in bij de gemeente via een ondertekend meldingsformulier.

  • 2.

    Een aanvraag kan ook ingediend worden via een door de inwoner ondertekend verslag als bedoeld in artikel 8.

Artikel 10. Criteria voor een maatwerkvoorziening

  • 1.

    Een maatwerkvoorziening wordt geboden in aanvulling op eigen kracht, de inzet van het eigen netwerk of vrijwilligers en de inzet van andere voorzieningen. Een inwoner komt in aanmerking voor een maatwerkvoorziening ter compensatie van de beperkingen in zijn zelfredzaamheid of participatie, als de inwoner de beperkingen niet kan verminderen of wegnemen door gebruik te maken van:

    • a.

      eigen kracht en/of;

    • b.

      gebruikelijke hulp en/of;

    • c.

      mantelzorg en/of;

    • d.

      hulp van andere personen uit het sociaal netwerk en/of;

    • e.

      algemeen gebruikelijke voorzieningen en/of;

    • f.

      algemene voorzieningen en/of;

    • g.

      andere voorzieningen.

  • 2.

    Een inwoner met psychische of psychosociale problemen en een inwoner die vanwege huiselijk geweld of om een andere reden de thuissituatie heeft verlaten, komt in aanmerking voor een maatwerkvoorziening (anders dan woonvoorziening) ter compensatie van de problemen bij het zich handhaven in de samenleving, als de inwoner de problemen niet kan verminderen of wegnemen door gebruik te maken van:

    • a.

      eigen kracht en/of;

    • b.

      gebruikelijke hulp en/of;

    • c.

      mantelzorg en/of;

    • d.

      hulp van andere personen uit het sociaal netwerk en/of;

    • e.

      algemeen gebruikelijke voorzieningen en/of;

    • f.

      algemene voorzieningen en/of;

    • g.

      andere voorzieningen.

  • 3.

    Een maatwerkvoorziening levert, rekening houdend met de uitkomsten van het in artikel 7 bedoelde onderzoek, een passende bijdrage aan het voorzien in de behoefte van de inwoner aan beschermd wonen of opvang en aan het realiseren van een situatie waarin de inwoner in staat wordt gesteld zich zo snel mogelijk weer op eigen kracht te handhaven in de samenleving.

  • 4.

    Ten aanzien van een maatwerkvoorziening met betrekking tot zelfredzaamheid en participatie geldt dat een inwoner alleen voor een maatwerkvoorziening in aanmerking komt als:

    • a.

      de noodzaak tot ondersteuning voor de inwoner redelijkerwijs niet vermijdbaar en voorzienbaar was;

    • b.

      de voorziening voorzienbaar was, maar van de inwoner redelijkerwijs niet verwacht kon worden maatregelen te hebben getroffen die de hulpvraag overbodig hadden gemaakt;

    • c.

      de noodzakelijke voorziening door inwoner is ingekocht, nadat de gemeente hier schriftelijk toestemming voor heeft gegeven.

  • 5.

    Een inwoner komt enkel in aanmerking voor een financiële maatwerkvoorziening voor zover hiermee naar oordeel van de gemeente een passende bijdrage wordt geleverd aan het realiseren van een situatie waarin de inwoner in staat wordt gesteld tot zelfredzaamheid of participatie om zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving te blijven wonen. Dit kan de volgende situaties betreffen:

    • a.

      kosten voor verhuizing en inrichting als dit gekoppeld is aan een beschikking passende woning;

    • b.

      kosten voor sanering woning;

    • c.

      een bedrag gebaseerd op de gangbare prijs;

    • d.

      een voorziening waarvoor niet tijdig een passende voorziening in natura beschikbaar is;

    • e.

      kosten voor een aangepaste sportvoorziening en -hulpmiddelen.

  • 6.

    Als een maatwerkvoorziening noodzakelijk is ter vervanging van een eerder door de gemeente verstrekte voorziening, wordt deze slechts verstrekt als de eerder verstrekte voorziening technisch is afgeschreven,

    • a.

      tenzij de eerder verstrekte voorziening verloren is gegaan als gevolg van omstandigheden die niet aan de inwoner zijn toe te rekenen;

    • b.

      tenzij de inwoner geheel of gedeeltelijk tegemoetkomt in de veroorzaakte kosten;

    • c.

      of als de eerder verstrekte voorziening niet langer een oplossing biedt voor de behoefte aan ondersteuning van de inwoner.

  • 7.

    Als een maatwerkvoorziening noodzakelijk is, verstrekt de gemeente de goedkoopst adequate beschikbare voorziening. Indien inwoner een duurdere compenserende voorziening wil, komen de meerkosten voor rekening van inwoner. In de afweging of een maatwerkvoorziening ‘goedkoopst’ is, wordt het gebruik voor langere termijn meegenomen. Zo kan een in aanschaf duurdere voorziening bijvoorbeeld langer meegaan en dus uiteindelijk goedkoper zijn.

  • 8.

    Het is mogelijk om op de goedkoopst adequate voorziening een uitzondering te maken door mee te wegen dat een oplossing ook bij kan dragen aan de versterking van zelfredzaamheid en gezondheid op langere termijn. Factoren die meegewogen kunnen worden zijn leeftijd, de behoefte van de inwoner, de bijdrage aan preventie van latere verslechtering van de gezondheidssituatie en het advies van een medisch geschoolde specialist. NB: indien de inwoner een duurdere voorziening wil omdat dit meer bijdraagt aan de eigen gezondheid, verschaft deze bepaling geen afdwingbaar recht. Iedere individuele aanvraag vraagt om een individuele beoordeling.

  • 9.

    Een maatwerkvoorziening Wmo wordt verstrekt als het gebrek in zelfredzaamheid of participatie naar medisch objectieve maatstaven onomkeerbaar is en/of (gedeeltelijk) herstel of revalidatie niet mogelijk is. In dat geval is de zorgverzekeringswet of een reïntegratietraject aangewezen. De verschillende vormen van zorg en ondersteuning vanuit de Zvw, Participatie en de Wmo kunnen elkaar aanvullen, waardoor een positieve wisselwerking kan ontstaan, maar dan moet hier wel een traject of plan van aanpak ontwikkeld te worden.

Artikel 11. Weigeringsgronden

  • 1.

    Algemene weigeringsgronden. Geen maatwerkvoorziening wordt verstrekt als:

    • a.

      voor de problematiek die aanleiding geeft voor de noodzaak tot ondersteuning, een voorziening op grond van een andere wettelijke bepaling bestaat;

    • b.

      de inwoner de gevraagde voorziening voor de melding heeft gerealiseerd of een voorstel tot realisatie heeft geaccepteerd, tenzij er sprake is van een acute noodsituatie waardoor het voor de inwoner dringend noodzakelijk was de voorziening te treffen en de gemeente vooraf toestemming heet gegeven;

    • c.

      de inwoner de gevraagde voorziening na de melding en vóór datum van besluit heeft gerealiseerd of een voorstel tot realisatie heeft geaccepteerd, tenzij de gemeente daarvoor schriftelijk toestemming heeft gegeven en de noodzaak en passendheid van de voorziening en de gemaakte kosten achteraf nog kan beoordelen;

    • d.

      de gevraagde voorziening al eerder aan de inwoner is verstrekt op grond van enige wettelijke bepaling en de normale afschrijvingstermijn van die voorziening nog niet verstreken is, tenzij de voorziening verloren is gegaan door omstandigheden die niet aan de inwoner zijn toe te rekenen of de inwoner de restwaarde van de voorziening die verloren is gegaan geheel of gedeeltelijk vergoedt;

    • e.

      deze niet hoofdzakelijk op het individu is gericht;

    • f.

      de voorziening niet noodzakelijk was geweest wanneer de inwoner rekening had gehouden met bestaande en bekende beperkingen en de te verwachten ontwikkelingen daarvan;

    • g.

      de inwoner geen ingezetene is van de gemeente Oostzaan, met uitzondering van beschermd wonen en maatschappelijke opvang;

    • h.

      een inwoner tekortschietend besef van verantwoordelijkheid heeft getoond;

    • i.

      de aanvrager de noodzakelijke gegevens niet verstrekt, zich niet legitimeert of niet meewerkt aan aanvullend onderzoek.

  • 2.

    Woonvoorzieningen. Geen woonvoorziening wordt verstrekt als:

    • a.

      de beperkingen voortkomen uit de aard van de in de woning gebruikte materialen, de slechte staat van het onderhoud of de omstandigheid dat de woning niet voldoet aan de geldende wettelijke eisen;

    • b.

      de inwoner zijn hoofdverblijf niet heeft of niet zal hebben in de woning waaraan de voorziening wordt getroffen;

    • c.

      de desbetreffende woonruimten niet geschikt zijn voor permanente bewoning;

    • d.

      het om voorzieningen in gemeenschappelijke ruimten gaat, anders dan automatische deuropeners, hellingbanen, het verbreden van gemeenschappelijke toegangsdeuren, het aanbrengen van drempelhulpen of vlonders of het aanbrengen van een opstelplaats bij de toegangsdeur van de gemeenschappelijke ruimte;

    • e.

      de inwoner verhuisd is van een woning die volledig aangepast is aan de beperkingen van de inwoner naar de huidige woning die dat niet is, terwijl er geen noodzaak of belangrijke reden voor de verhuizing is;

    • f.

      de inwoner niet is verhuisd naar de voor zijn beperkingen meest geschikte beschikbare woning, tenzij daarvoor vooraf schriftelijk toestemming is gegeven door de gemeente;

    • g.

      de voorziening in het geval van nieuwbouw of renovatie zonder noemenswaardige meerkosten meegenomen kan worden;

    • h.

      naar feitelijk gebruik en/of marktcommunicatie van verhuurder sprake is van voornamelijk op personen met beperkingen en/of ouderen gerichte woongebouwen en de benodigde voorziening gebruikelijk is bij dat type woongebouwen (doelgroepwoningen, bijvoorbeeld ‘aanleunwoningen’ bij een verpleeghuis);

    • i.

      de woning niet binnen de gemeentegrenzen gesitueerd is;

    • j.

      voor zover de kosten van de aanpassingen meer (gaan) bedragen dan 10.000 euro en/of indien belanghebbende kan verhuizen naar een geschikte woning of een gemakkelijker geschikt te maken woning waarbij de verhuizing kan leiden tot het te bereiken resultaat. Tot € 10.000 kan geen sprake zijn van het verhuisprimaat. Van dit ‘verhuisprimaat’ kan worden afgeweken als:

      • i.

        er niet binnen een tijdsbestek van 6 maanden een woning beschikbaar komt binnen een straal van 5 km waar naartoe de belanghebbende kan verhuizen, tenzij uit onderzoek blijkt dat het medisch verantwoord is om deze termijn te verruimen;

      • ii.

        er een contra-indicatie tot verhuizen aanwezig is op grond van objectieve medische, psychische en/of sociale redenen;

      • iii.

        de woning waar naartoe kan worden verhuisd niet geschikter is dan de huidige woning;

      • iv.

        een verhuizing zal leiden tot een verlies van netwerk en/of dienstverlening die voor de belanghebbende essentieel is en hem in staat stelt tot zelfredzaamheid en participatie.

  • 3.

    Vervoersvoorzieningen.

    • a.

      Een inwoner komt niet in aanmerking voor een vervoersvoorziening als deze in staat is gebruik te maken van het reguliere collectief vervoer of een voorliggende voorziening zoals door vrijwilligers uitgevoerd wordt. De vraag of het reguliere collectief vervoer en de voorliggende voorziening als voorziening voldoet aan de compensatieplicht, kan slechts beantwoord worden op grond van een onderzoek naar de beperkingen, maar ook de persoonskenmerken en vervoersbehoeften van de inwoner.

    • b.

      Een inwoner komt niet in aanmerking voor een vervoersvoorziening als de gestelde vervoersbehoefte ten behoeve van maatschappelijke participatie niet gerelateerd is aan verplaatsingen in de directe woon- en leefomgeving:

    • c.

      Een inwoner komt niet in aanmerking voor de vergoeding van de kilometers van een maatwerk vervoersvoorziening boven de 1.500 kilometer op jaarbasis.

    • d.

      Een inwoner die gebruik maakt van Wlz komt niet in aanmerking voor een maatwerk vervoersvoorziening. Een zelfstandig wonende inwoner met Wlz indicatie kan voor sociaal vervoer wel gebruik maken van de voorliggende vervoersvoorzieningen.

    • e.

      Een inwoner komt niet in aanmerking voor een vervoersvoorziening als er geen sprake is van een individuele vervoersbehoefte.

    • f.

      De Wmo vervoerspas kan niet gebruikt worden voor daguitjes ten behoeve van inwoners die in een intramurale instelling verblijven of vervoer naar groepsbegeleiding, dagbesteding of kortdurend verblijf.

Artikel 12. Advisering

  • 1.

    De gemeente wint een specifiek deskundig onafhankelijk oordeel en advies in, als het onderzoek of de beoordeling van een aanvraag dit vereist. De inwoner is verplicht redelijkerwijs mee te werken. Op grond van medisch advies kan bijvoorbeeld worden beoordeeld of de inwoner een beperking heeft in de zelfredzaamheid of participatie. Het hebben van een beperking is de eis voor toegang tot de Wmo. Op grond van medisch advies kan ook beoordeeld worden of er misschien nog (para)medische behandeling mogelijk is.

  • 2.

    Er wordt bij voorkeur om advies gevraagd als de aanvraag om medische redenen wordt afgewezen. Ook bij twijfel wordt bij voorkeur om een medisch advies gevraagd. Dat kan bijvoorbeeld plaatsvinden bij een progressief ziektebeeld, maar zeker ook bij medisch moeilijk te objectiveren aandoeningen.

Artikel 13. Inhoud beschikking

  • 1.

    In de beschikking tot verstrekking van een maatwerkvoorziening staat of deze voorziening in natura of als Pgb wordt verstrekt en hoe bezwaar tegen de beschikking kan worden gemaakt.

  • 2.

    In de beschikking wordt de volgende procedure beschreven:

    • a.

      Stap 1. Na de melding dient eerst de precieze hulpvraag te worden geduid.

    • b.

      Stap 2. Vervolgens moet bepaald worden wat – kort gezegd – de beperkingen in de zelfredzaamheid en participatie zijn.

    • c.

      Stap 3. Voor zover dit in het individuele geval noodzakelijk kan worden geacht, dient specifieke deskundigheid te worden ingeschakeld.

    • d.

      Stap 4. Als de hulpvraag op papier staat, kan (en moet) inzicht worden verkregen in de aard en omvang van de noodzakelijke maatschappelijke ondersteuning.

    • e.

      Stap 5. Daarna moeten de eigen kracht, gebruikelijke hulp, mantelzorg, hulp uit het sociaal netwerk en algemene voorzieningen in kaart gebracht worden, althans moet bezien worden of – en zo ja: in welke mate – deze een passende oplossing kunnen bieden.

    • f.

      Stap 6. Vervolgens dient geconcludeerd te worden of er voor de gemeente uiteindelijk nog iets te compenseren overblijft.

  • 3.

    Bij het verstrekken van een maatwerkvoorziening in natura vermeldt de beschikking in ieder geval:

    • a.

      welke maatwerkvoorziening verstrekt wordt en wat het beoogde resultaat daarvan is;

    • b.

      met welke omvang en intensiteit de maatwerkvoorziening verstrekt wordt;

    • c.

      de ingangsdatum en de duur van de verstrekking;

    • d.

      of een bijdrage in de kosten verschuldigd is en de daarbij door de gemeente gehanteerde uitgangspunten, zoals de kostprijs van de voorziening.

  • 4.

    Bij het verstrekken van een maatwerkvoorziening in de vorm van een Pgb vermeldt de beschikking in ieder geval:

    • a.

      aan welk doel het Pgb moet worden besteed;

    • b.

      welke kwaliteitseisen gelden voor de besteding van het Pgb;

    • c.

      wat de hoogte van het Pgb is en hoe deze is bepaald;

    • d.

      de ingangsdatum en de duur van de verstrekking;

    • e.

      de termijn waarbinnen de inwoner het Pgb moet besteden;

    • f.

      dat de besteding van het Pgb verantwoord moet worden;

    • g.

      of een bijdrage in de kosten verschuldigd is en de daarbij door de gemeente gehanteerde uitgangspunten, zoals de kostprijs van de voorziening.

  • 5.

    Bij het verstrekken van een maatwerkvoorziening in de vorm van een financiële tegemoetkoming wordt in de beschikking in ieder geval vastgelegd:

    • a.

      voor welk resultaat de financiële tegemoetkoming moet worden aangewend;

    • b.

      wat de hoogte van de financiële tegemoetkoming is en hoe hiertoe is gekomen;

    • c.

      wat de duur is van de verstrekking waarvoor de financiële tegemoetkoming is bedoeld;

    • d.

      de wijze van verantwoording van de besteding van de financiële tegemoetkoming.

Artikel 14. Duur van de indicatie

  • 1.

    Bij een indicatie voor diensten met een afgebakende tijdsduur is het uitgangspunt dat onnodige herindicaties zoveel mogelijk vermeden worden. Herindicaties kunnen stress en onzekerheid opleveren, alsook onnodige bureaucratie. Om die reden wordt bij elke indicatie kritisch nagedacht over de duur van de indicatie.

  • 2.

    Indien uit het onderzoek blijkt dat de situatie van de inwoner stabiel is, is dit een goede overweging om de duur van de indicatie over een langere periode dan gebruikelijk vast te stellen. Mocht de situatie van de inwoner onverwachts verslechteren, dan kan de inwoner altijd zelf om aanvullende ondersteuning vragen. De periodieke evaluatiemomenten blijven doorgaan, ook bij een indicatie van onbepaalde duur.

  • 3.

    Indien sprake is van de verwachting dat de situatie van de inwoner verslechtert, bijvoorbeeld als gevolg van een progressief verlopende aandoening, kan de indicatie eveneens voor langere tijd worden afgegeven. De inwoner kan dan zelf aanvullende ondersteuning vragen, als de afgegeven indicatie niet meer toereikend is.

  • 4.

    Is er sprake van een situatie waarbij de verwachting bestaat dat er verbetering mogelijk is in de eigen kracht, al dan niet door inzet van gebruikelijke hulp, mantelzorg of algemene voorzieningen, zal de indicatieduur worden beperkt tot de termijn waarbinnen deze verbeteringen verwacht worden, òf zal een getrapte indicatie toegekend worden, waarmee de indicatie in 1 of meerdere stappen wordt af- of opgebouwd in omvang of intensiteit.

    • a.

      Getrapt indiceren

      Indien wordt vastgesteld dat de inwoner leerbaar is, kan een getrapte indicatie worden afgegeven. Dit betekent dat de indicatieperiode wordt ingedeeld in één of meerdere fasen, waarbij een andere (hogere of lagere) trede voor een resultaatgebied aan de orde is. Bij leerbaarheid is meestal sprake van een afbouw van intensiteit, doch bij arbeidsmatige dagbesteding kan juist sprake zijn van een opbouw. Ook als voorzien wordt dat mantelzorg (bijvoorbeeld door verhuizing van de mantelzorger) binnen afzienbare tijd komt te vervallen, kan indeling in een hogere trede aan de orde zijn. Bij de getrapte indicatie kan dus zowel een afbouw als opbouw in treden aan de orde zijn.

    • b.

      Maximale duur indicatie

      Bij indicaties voor begeleiding en dagbesteding is de maximaal mogelijke duur van de indicatie onbepaald. Bij hulp bij het huishouden is dit maximaal vijf jaar. Bij beschermd wonen is dit maximaal drie jaar.

Artikel 15. (Tussentijdse) evaluatiegesprekken

  • 1.

    Om de kwaliteit te waarborgen kan de gemeente periodiek in gesprek gaan met de inwoner en zorgaanbieder over de behaalde resultaten. Hierbij wordt gekeken naar de effectiviteit van de dienstverlening (worden de resultaten behaald?) en de ervaring van de inwoner. Deze tussentijdse evaluatiegesprekken vinden plaats tussen de inwoner en/of de contactpersoon en de Wmo-consulent.

  • 2.

    Het kan zijn dat de ondersteuning niet passend is om aan de gemaakte resultaatafspraken te voldoen. Hierover gaat de Wmo-consulent met de zorgaanbieder in gesprek. Eventuele gewijzigde resultaatafspraken worden vastgelegd en doorgegeven aan de inwoner en de zorgaanbieder.

  • 3.

    Signalen vanuit de inwoner over de zorgaanbieder kunnen worden meegenomen in het kader van contractmanagement om daarmee de kwaliteit van de ondersteuning voor onze inwoners te verbeteren.

Artikel 16. Regels voor Pgb

  • 1.

    De gemeente kent een Pgb toe als naar het oordeel van de gemeente is vastgesteld dat:

    • a.

      de inwoner, al dan niet met hulp uit zijn sociaal netwerk dan wel een door inwoner aangewezen gemachtigde of een door de rechter aangewezen wettelijk vertegenwoordiger, in staat is tot een redelijke waardering van zijn belangen ter zake dan wel in staat is te achten om de aan een persoonsgebonden budget verbonden taken op een verantwoorde wijze uit te voeren;

    • b.

      de inwoner gemotiveerd een Pgb wenst;

    • c.

      is gewaarborgd dat de diensten, hulpmiddelen, woonruimteaanpassingen en andere maatregelen die met het Pgb betaald moeten worden veilig, doeltreffend en inwonergericht zijn;

    • d.

      het Pgb binnen zes maanden na toekenning wordt aangewend voor de bekostiging van het resultaat waarvoor de verlening heeft plaatsgevonden. De gemeente kan op verzoek een langere termijn hanteren.

  • 2.

    De gemeente kent geen Pgb toe:

    • a.

      als de inwoner geen vaste woon- of verblijfplaats heeft;

    • b.

      als de inwoner verwijtbaar onder toezicht staat of een bewindvoerder heeft;

    • c.

      als in de drie jaren, voorafgaand aan de datum van het onderzoek, de inwoner onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beslissing zou hebben geleid;

    • d.

      als de inwoner voorheen niet voldaan heeft aan de aan de maatwerkvoorziening of het persoonsgebonden budget verbonden voorwaarden – tenzij er omstandigheden gewijzigd zijn;

    • e.

      als de inwoner niet eerder de maatwerkvoorziening of het persoonsgebonden budget niet of voor een ander doel gebruikt;

    • f.

      als het Pgb is bestemd voor besteding in het buitenland;

    • g.

      als dit is bedoeld voor de betaling van tussenpersonen of belangenbehartigers;

    • h.

      als dit is bedoeld voor ondersteunings- of administratiekosten in verband met het persoonsgebonden budget;

    • i.

      als er bij inwoner sprake is van een gecompliceerde schuldenlast waar de Wet schuldsanering natuurlijke personen op van toepassing kan zijn;

    • j.

      als een inwoner redelijkerwijs niet in staat kan worden geacht het Pgb te beheren en diens wettelijk vertegenwoordiger eveneens niet Pgb-vaardig is;

    • k.

      als een inwoner een gemachtigde of beheerder van het Pgb heeft aangewezen, die tevens uitvoerder is van de met het Pgb ingekochte ondersteuning waardoor de onafhankelijke belangenbehartiging in het gedrang komt;

    • l.

      als het ernstige vermoeden bestaat dat de aanvrager geen redelijke waardering van zijn belangen ten aanzien van de zorgvraag kan maken;

    • m.

      als het ernstige vermoeden bestaat dat hij niet in staat is de aan het Pgb verbonden taken uit te voeren;

    • n.

      als de veiligheid, doeltreffendheid en inwonergerichtheid en rechtmatigheid onvoldoende is gegarandeerd;

    • o.

      als er sprake is van ondersteuning in een spoedeisende situatie en het niet denkbaar is om de aanvraagprocedure zorgvuldig te doorlopen binnen de noodzakelijke tijd.

  • 3.

    Als een inwoner in aanmerking komt voor een maatwerkvoorziening en de ondersteuning zelf wenst in te kopen door middel van een Pgb, toetst de gemeente of voldaan wordt aan de in artikel 2.3.6. lid 2 van de wet opgenomen voorwaarden. De inwoner dient daarvoor een budgetplan in. In het budgetplan is in elk geval opgenomen:

    • a.

      welke resultaten behaald gaan worden met het Pgb;

    • b.

      hoe de inwoner zelf of met hulp van iemand uit het sociaal netwerk of zijn wettelijk vertegenwoordiger de aan een Pgb verbonden taken op verantwoorde wijze gaat uitvoeren;

    • c.

      wat de motivatie is om de maatwerkvoorziening in de vorm van een Pgb te ontvangen;

    • d.

      welke voorziening de inwoner met het Pgb zou willen inkopen en bij welke uitvoerder;

    • e.

      op welke wijze de kwaliteit van de voorziening is gewaarborgd en duidelijk is dat de voorziening geschikt is voor het doel waarvoor het Pgb wordt verstrekt;

    • f.

      de kosten van de voorziening, uitgedrukt in aantal eenheden en tarief.

  • 4.

    Het Pgb mag niet worden besteed aan:

    • a.

      kosten voor bemiddeling, tussenpersonen of belangenbehartigers;

    • b.

      kosten voor het voeren van een Pgb-administratie;

    • c.

      kosten voor ondersteuning bij het aanvragen en beheren van een Pgb;

    • d.

      kosten voor een feestdagenuitkering en een eenmalige uitkering;

    • e.

      kosten voor (deels) een vakantie.

  • 5.

    Het Pgb bevat geen vrij besteedbaar deel en kan geen feestdagenvergoeding uitkeren. Het Pgb tarief is inclusief de volgende kosten:

    • a.

      salaris;

    • b.

      werkgeverskosten;

    • c.

      reiskosten ten behoeve van de ondersteuning;

    • d.

      administratie van de aanbieder die niet onder de taak van de SVB valt.

  • 6.

    Als voor de eerste keer een Pgb wordt aangevraagd voor een maatwerkvoorziening dan wordt deze maximaal voor één jaar toegekend. Twee maanden voor het aflopen van de indicatieduur verzoekt de inwoner de gemeente de maatwerkvoorziening in de vorm van het Pgb te verlengen of aan te passen.

  • 7.

    Wanneer een inwoner vanuit het Pgb diensten wil betrekken van een persoon die behoort tot het sociaal netwerk, moet in het budgetplan gemotiveerd worden waarom inzet vanuit het sociaal netwerk een meerwaarde heeft, op welk gebied de hulp vanuit het sociaal netwerk de gebruikelijke hulp overstijgt en waarom deze inzet leidt tot een gelijkwaardig of beter resultaat dan de inzet van een professional. Om de kwaliteit te kunnen wegen bij de inzet van het Pgb via een persoon uit het sociaal netwerk, weegt de gemeente of dit tot gelijkwaardig of beter resultaat leidt in vergelijking met de inzet van een professional.

  • 8.

    De uitvoerder van de Pgb dienstverlening moet voldoen aan de volgende criteria om in aanmerking te komen voor het Pgb instellingstarief:

    • a.

      de zorgaanbieder/persoon is geregistreerd in het Algemeen Gegevensbeheerregister (AGB)/ staat ingeschreven bij de kamer van koophandel als bedrijf in een relevante sector voor de ondersteuning;

    • b.

      de ondersteuning voldoet aan dezelfde eisen als die voor vergelijkbare ondersteuning in natura worden gesteld;

    • c.

      de zorgaanbieder/persoon heeft relevante diploma’s;

    • d.

      de zorgaanbieder/persoon heeft relevante werkervaring.

  • 9.

    De gemeente kan de Sociale Verzekeringsbank gemotiveerd verzoeken om betalingen uit het Pgb voor ten hoogste dertien weken geheel of gedeeltelijk op te schorten als duidelijk is dat de inwoner het Pgb in die periode anders ten onrechte kan inzetten.

  • 10.

    De inwoner geeft de gemeente desgevraagd inzicht in de besteding van het Pgb.

  • 11.

    Voor de uitbetaling van een Pgb voor woningaanpassingen, sportvoorzieningen, hulpmiddelen en vervoersvoorzieningen dient de inwoner de originele factuur en het betalingsbewijs te bewaren voor minimaal zeven jaar en op verzoek te overleggen.

  • 12.

    Een Pgb wordt verstrekt per kalenderjaar. Onbesteed budget dient in beginsel terug te vloeien naar de gemeente. Alleen in uitzonderlijke situaties en met schriftelijk akkoord namens de gemeente, wordt dit op verzoek van budgethouder overgeboekt naar het nieuwe kalenderjaar.

Artikel 17. Voorkoming en bestrijding misbruik of oneigenlijk gebruik

  • 1.

    De gemeente informeert inwoners of hun wettelijk vertegenwoordiger in begrijpelijke bewoordingen over de rechten en plichten die aan het ontvangen van een maatwerkvoorziening of Pgb zijn verbonden en over de mogelijke gevolgen van misbruik en oneigenlijk gebruik van de Wmo.

  • 2.

    Onverminderd artikel 2.3.8 van de Wmo doet een inwoner aan de gemeente op verzoek of onverwijld uit eigen beweging mededeling van alle feiten en omstandigheden, waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze aanleiding kunnen zijn tot heroverweging van een beslissing als bedoeld in artikel 2.3.5 of 2.3.6 van de Wmo.

  • 3.

    De gemeente heeft de mogelijkheid om periodiek te onderzoeken of er aanleiding is om de beslissing om een maatwerkvoorziening in natura of een Pgb te verstrekken te heroverwegen (artikel 2.3.9 van de Wmo). Als hier aanleiding toe is, kan de gemeente op grond van artikel 2.3.10 van de Wmo de beslissing vervolgens herzien of intrekken. Als de gemeente een beslissing intrekt omdat de inwoner opzettelijk onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beslissing zou hebben geleid, dan kan de gemeente overgaan tot het vorderen van geldswaarde van de ten onrechte ontvangen maatwerkvoorziening in natura of Pgb (artikel 2.4.1 lid 1 van de Wmo).

  • 4.

    Onverminderd artikel 2.3.10 van de Wmo kan de gemeente een beslissing als bedoeld in artikel 2.3.5 of 2.3.6 van de Wmo herzien dan wel intrekken als de gemeente vaststelt dat:

    • a.

      de inwoner onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beslissing zou hebben geleid;

    • b.

      de inwoner niet langer op de maatwerkvoorziening is aangewezen;

    • c.

      de maatwerkvoorziening niet meer toereikend is voor de beoogde ondersteuning;

    • d.

      de inwoner langer dan 2 maanden verblijft in een instelling als bedoeld in de Wet langdurige zorg of de Zorgverzekeringswet;

    • e.

      de inwoner niet voldoet aan de aan de maatwerkvoorziening verbonden voorwaarden;

    • f.

      of de inwoner de maatwerkvoorziening niet of voor een ander doel gebruikt.

  • 5.

    Een beslissing tot verlening van een Pgb kan worden ingetrokken als blijkt dat het Pgb binnen zes maanden na toekenning niet is aangewend voor de bekostiging van de voorziening waarvoor de verlening heeft plaatsgevonden.

  • 6.

    Als de gemeente een beslissing op grond van het tweede lid heeft ingetrokken en de verstrekking van de onjuiste of onvolledige gegevens door de inwoner opzettelijk heeft plaatsgevonden, kan de gemeente van de inwoner en degene die daaraan opzettelijk zijn medewerking heeft verleend, geheel of gedeeltelijk de geldwaarde vorderen van de ten onrechte genoten maatwerkvoorziening of het ten onrechte genoten Pgb.

  • 7.

    In geval het recht op een in eigendom of in bruikleen verstrekte voorziening is ingetrokken wegens opzettelijk misbruik of misleiding, kan deze voorziening worden teruggevorderd of de kosten worden verhaald.

  • 8.

    De gemeente onderzoekt uit het oogpunt van kwaliteit van de geleverde zorg, al dan niet steekproefsgewijs, de bestedingen van Pgb’s.

  • 9.

    In het geval van fraude wordt de Toezichthouder Rechtmatigheid Wmo betrokken bij de casus.

  • 10.

    In het geval van fraude wordt dit gedeeld met het Informatie Knooppunt Zorgfraude.

Artikel 18. Hardheidsclausule

De gemeente kan in bijzondere gevallen in het voordeel van de inwoner afwijken van de bepalingen in deze verordening als door toepassing ervan de problematiek van de inwoner geen recht wordt gedaan. Indien één of meerdere regels van deze verordening het vinden van een goede oplossing voor het gestelde probleem in de weg staan, is het mogelijk een uitzondering op deze regel(s) te maken. Daarbij wordt aan de volgende drie voorwaarden voldaan:

  • 1.

    er wordt getoetst of de gekozen maatwerkoplossing voldoet aan de doelstellingen van de Wmo 2015;

  • 2.

    er wordt getoetst of de gekozen oplossing bijdraagt aan het verbeteren van het zelf doen, herstel, zelfregie en/of kwaliteit van leven van de inwoner;

  • 3.

    er wordt geëvalueerd of de maatschappelijke kosten en baten van de nieuw gekozen oplossing in verhouding staan tot de maatschappelijke kosten en baten van het alternatief, wanneer we deze uitzondering niet mogelijk maken.

Artikel 19. Overgangsrecht

  • 1.

    Een inwoner behoudt recht op een maatwerkvoorziening die is verstrekt op grond van de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Oostzaan 2020, totdat de gemeente een nieuwe beschikking met betrekking tot deze maatwerkvoorziening heeft afgegeven die is gebaseerd op deze of een latere verordening.

  • 2.

    Aanvragen die zijn ingediend vóór 1 januari 2024 en waarop nog niet is beslist, worden afgehandeld krachtens deze verordening.

  • 3.

    De vóór de inwerkingtreding van deze verordening vastgestelde nadere regels, aanwijzingsbesluiten, beleidsregels en mandaten blijven onverkort van toepassing indien ze door toepassing van deze verordening niet worden gewijzigd.

Artikel 20. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking na bekendmaking onder gelijktijdige intrekking van de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Oostzaan 2020.

  • 2.

    Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Oostzaan 2024.

Aldus besloten in de openbare vergadering van de Raad der gemeente Oostzaan, gehouden op 8 februari 2024

De griffier

De voorzitter