Organisatie | Vlaardingen |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsregels Wet Bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (Wet Bibob) gemeente Vlaardingen 2024 |
Citeertitel | Beleidsregels Wet Bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (Wet Bibob) gemeente Vlaardingen 2024 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | openbare orde en veiligheid |
Eigen onderwerp |
Deze regeling is tevens vastgesteld door de burgemeester.
Deze regeling vervangt de Beleidslijn voor de toepassing van de Wet Bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
17-02-2024 | nieuwe regeling | 06-02-2024 | 1974104 |
De burgemeester en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Vlaardingen, ieder voor zover het zijn bevoegdheden betreft;
het bepaalde in de Wet Bibob en artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht, alsook de relevante bepalingen in de Alcoholwet, de Omgevingswet, de Huisvestingswet, de Algemene Plaatselijke Verordening Vlaardingen, de Algemene Subsidieverordening Vlaardingen 2011, Aanbestedingswet 2012 en het Burgerlijk Wetboek.
‘Beleidsregels Wet Bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (Wet Bibob) gemeente Vlaardingen 2024’.
Hoofdstuk 2: Toepassing van de Wet Bibob in de gemeente Vlaardingen
2.1 Aangevraagde of gewijzigde vergunningen
De gemeente zal een eigen onderzoek uitvoeren bij aanvraag of wijziging van de onderstaande vergunningen.
Het bestuursorgaan zal een eigen onderzoek uitvoeren bij aanvraag of wijziging van de volgende vergunning als dit valt onder één of meer van de genoemde risicocategorieën en/of risicogebieden in Bijlage 1.
Het bestuursorgaan kan een eigen onderzoek uitvoeren bij aanvraag of wijziging van de volgende vergunningen / aanvragen, als de activiteiten vallen onder de in Bijlage 1 benoemde risicocategorieën en/of risicogebieden en/of er sprake is van informatie:
Het gaat hierbij om duidelijke aanwijzingen die het vermoeden rechtvaardigen dat, ten aanzien van de betrokkene(n) en/of derde(n) als bedoeld in artikel 3, vierde lid van de wet, mogelijk sprake is van een mindere mate van gevaar of ernstige mate van gevaar als bedoeld in artikel 3 van de wet.
Overige aanvragen om beschikkingen die niet eerder zijn benoemd in deze beleidsregels, of die niet vallen onder de in Bijlage 1 van deze beleidsregels genoemde risicocategorieën of risicogebieden, waarbij de gemeente bevoegd is tot het toepassen van de wet.
Het bestuursorgaan kan een eigen onderzoek uitvoeren bij een aanvraag om een subsidie of een reeds verleende subsidie als:
de te subsidiëren activiteit plaatsvindt in een gebouw, gebied of branche die, op basis van artikel 2.54b jo. 2.54c van de APV, door de burgemeester is aangewezen. Dit geldt ook wanneer de subsidieaanvrager of -ontvanger in dit gebouw of gebied is gevestigd en de te subsidiëren activiteit op een andere locatie plaatsvindt;
Het gaat hierbij om duidelijke aanwijzingen die het vermoeden rechtvaardigen, dat ten aanzien van de betrokkene(n) en/of derde(n) als bedoeld in artikel 3, vierde lid van de wet, er mogelijk sprake is van een mindere mate van gevaar of ernstige mate van gevaar als bedoeld in artikel 3 van de wet.
Het bestuursorgaan kan een eigen onderzoek uitvoeren bij vastgoedtransacties waarbij de gemeente Vlaardingen partij is als:
Waarbij vragen ontstaan of bestaan over bestaan over de integriteit van de betrokkene(n) en/of zijn potentiële, huidige of voormalige Bibob-relaties als bedoeld in artikel 3, vierde lid van de wet en/of over de organisatiestructuur en/of wijze van financiering.
Hoofdstuk 3: Uitvoering van het eigen onderzoek
Het eigen onderzoek naar het zich voordoen van de mate van gevaar als bedoeld in artikel 3 van de wet bestaat uit:
het beoordelen van de aanvraag tot het verlenen van een beschikking, dan wel het beoordelen van een reeds verleende beschikking of een (voorgenomen) vastgoedtransactie, of (gunning van) een overheidsopdracht en de daarbij overgelegde gegevens, mede aan de hand van de bij het bestuursorgaan bekende feiten en omstandigheden; en
het verzamelen, bewerken en analyseren van informatie die, al dan niet door middel van de gegevens zoals vermeld in het Bibob-vragenformulier en bijbehorende bijlagen, is verstrekt door de betrokkene, alsmede van gegevens die zijn verkregen uit informatiebronnen van de partners van het RIEC en andere bronnen die de gemeente volgens de wet kan raadplegen.
Bij het eigen onderzoek kan in alle gevallen, waarin volgens deze beleidsregels een onderzoek zal of kan worden uitgevoerd, ingevolge artikel 11a, eerste lid, van de wet informatie worden betrokken van het LBB over relevante gevaarsconclusies die door het LBB en/of andere bestuursorganen in de afgelopen vijf jaar zijn getrokken.
Daarbij wordt informatie verstrekt over zowel de betrokkene als relaties van betrokkene:
In geval van een aanvraag voor een beschikking als bedoeld in hoofdstuk 2.1 dient betrokkene, naast de gebruikelijke aanvraagformulieren, tevens het door het bestuursorgaan vastgestelde Bibob-vragenformulier volledig in te vullen en, voorzien van de benodigde bijlagen, bij het bestuursorgaan in te dienen.
Bij toepassing van een eigen onderzoek bij een vastgoedtransactie en/of overheidsopdracht als bedoeld in hoofdstuk 2.4 en 2.5 dient betrokkene het door het bestuursorgaan vastgestelde Bibob-vragenformulier volledig in te vullen en, voorzien van de benodigde bijlagen, bij het bestuursorgaan in te dienen.
In geval een advies van het LBB leidt tot het voornemen om een gevraagde beschikking te weigeren, een eerder verleende beschikking in te trekken, om aan een aangevraagde of reeds verstrekte beschikking aanvullende voorschriften te verbinden, niet mee te werken aan een vastgoedtransactie, deze te ontbinden, of hier voorwaarden aan te verbinden, of een gegadigde van een overheidsopdracht uit te sluiten, de overeenkomst te ontbinden of hieraan voorwaarden te verbinden, wordt aan betrokkene de mogelijkheid geboden om over een kopie van het adviesrapport te beschikken.
In aanvulling op het vierde lid wordt de betreffende derde door het bestuursorgaan gewezen op zijn geheimhoudingsplicht als bedoeld in artikel 28 van de wet. De derde dient voor de ontvangst van een kopie van het onderdeel van het adviesrapport dat op hem betrekking heeft een geheimhoudingsverklaring te ondertekenen.
Hoofdstuk 4: Gevolgen eigen onderzoek
4.1 Gevolgen bij beschikkingen
Als een situatie als bedoeld in artikel 3, zesde lid, van de wet zich voordoet, kan het bestuursorgaan die bepaling ten grondslag aan de beslissing leggen. In een dergelijk geval weigert het bestuursorgaan in beginsel een aangevraagde beschikking te geven dan wel trekt het in beginsel een gegeven beschikking in.
4.3 Gevolgen bij overheidsopdrachten
Indien uit onderzoek blijkt dat zich één van de situaties, als bedoeld in artikel 9, tweede lid, van de wet voordoet:
beslist het bestuursorgaan in beginsel de overeenkomst te ontbinden, een onderaannemer niet te accepteren dan wel de acceptatie te herzien, mits daarin bij overeenkomst is voorzien, zonder dat het bestuursorgaan gehouden is tot vergoeding van eventuele schade en zonder dat daarbij een termijn in acht genomen hoeft te worden,
voor zover dit evenredig is met de mate van het gevaar en de ernst van de strafbare feiten.
Aan een overeenkomst kunnen nadere voorwaarden worden verbonden die het gevaar als bedoeld in de wet wegnemen. Als niet wordt voldaan aan een dergelijke voorwaarde, beslist het bestuursorgaan in beginsel de overeenkomst te ontbinden, een onderaannemer niet te accepteren dan wel de acceptatie te herzien. Bij nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden het bestuursorgaan de voorwaarden intrekken of wijzigen.
Hoofdstuk 5: Overige bepalingen
5.2 Intrekking oude beleidslijn
De ‘Beleidslijn voor de toepassing van de Wet Bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaarbestuur’, in werking getreden op 13 juni 2014, wordt ingetrokken met ingang van de datum waarop deze beleidsregels in werking treden.
Deze beleidsregels zijn vastgesteld door de burgemeester respectievelijk het college van burgemeester en wethouders op 6 februari 2024 en treden in werking op de dag na de publicatie in het Gemeenteblad.
De beleidsregels worden aangehaald als ‘Beleidsregels Wet Bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (Wet Bibob) gemeente Vlaardingen 2024’.
Aldus vastgesteld door de burgemeester en door het college van burgemeester en wethouders tijdens de vergadering van het college van burgemeester en wethouders op 6 februari 2024
de secretaris,
de burgemeester,
de burgemeester,
1.Wet Bibob voor integriteitsbescherming
Sinds 1 juni 2003 mogen gemeenten de wet toepassen om hun eigen integriteit te beschermen. Het doel van de wet is het inschatten van risico’s die de integriteit van overheidsorganen aantasten. Een integere gemeente beschermt de samenleving tegen malafide partijen. De wet voorkomt, bij het verlenen van een beschikking, een te sluiten overeenkomst of een te gunnen overheidsopdracht, dat de gemeente behulpzaam is als de aanvrager of de contractpartij criminele bedoelingen heeft. Indirect draagt de wet zo bij aan het beschermen van het woon-, werk- en leefklimaat in de gemeente Vlaardingen.
De wet is sinds de invoering twee keer aangepast (eerste en tweede tranche) om het toepassingsbereik uit te breiden. Er zijn er meer mogelijkheden toegevoegd om het eigen onderzoek uit te voeren. De laatste aanpassing is mede de aanleiding dat het bestuursorgaan haar Bibob-beleid actualiseert. De actualisatie zorgt ervoor dat het Bibob-beleid in lijn is met de geldende wet- en regelgeving en dat alle mogelijkheden voor toepassen van het eigen onderzoek beschikbaar zijn.
De mogelijkheden die de tweede tranche van de Wet Bibob biedt zijn in deze beleidsregels verwerkt. Zo is het nu bijvoorbeeld mogelijk om tussen gemeenten onderling informatie uit te wisselen, hetgeen de informatiepositie bij het uitvoeren van het eigen onderzoek verbetert.
De bestuursorganen van de gemeente voeren de wet uit. Het uitvoeren is geen verplichting, waardoor de gemeente zelf bevoegd is om te bepalen welke door de wet geboden instrumenten zij toepast. De gemeente stelt deze beleidsregels op om aan te geven wanneer zij de wet toepast en in welke gevallen zij een eigen onderzoek uitvoert. De wet is een zwaar middel en daarom maakt het bestuursorgaan een keuze in welke gevallen het instrument kan of wordt ingezet. Deze keuze is gemaakt op een landelijk beeld van sectoren en activiteiten waarin een meer dan gemiddeld risico bestaat dat bestuursorganen onbedoeld behulpzaam is bij het plegen van criminele activiteiten.
De beleidsregels zorgen dat het voor betrokkenen duidelijk is wanneer de wet kan of wordt toegepast/ Het voorkomt daarnaast dat er sprake is van willekeur als de gemeente het beleid toepast en het geeft een nadrukkelijk signaal af dat zij haar integriteit beschermt. Een mogelijk gevolg kan zijn dat het een preventieve werking heeft. Het is een ingrijpend middel en de keuze om een eigen onderzoek te starten wordt weloverwogen, en met inachtneming van de beginselen van behoorlijk bestuur, gemaakt. Daarnaast toetst de gemeente de keuze op proportionaliteit, subsidiariteit, rechtszekerheid en rechtsgelijkheid.
De tweede tranche geeft het bestuursorgaan meer mogelijkheden om de wet toe te passen. In de beleidsregels zijn deze uitbreidingen opgenomen en belangrijk daarbij is de aanwezigheid van specifieke belangrijke informatie die wijzen op dat de integriteit van de gemeente in gevaar is. Het Bibob-instrument is krachtiger als bestuursorganen in de regio zoveel mogelijk op elkaar zijn afgestemd. Het RIEC heeft hierin en belangrijke ondersteunende en coördinerende rol.
Het bestuursorgaan past de beleidsregels toe op beschikkingen, overheidsopdrachten en vastgoedtransacties. Er wordt per beleidsonderdeel aangegeven of en wanneer een eigen onderzoek kan of wordt uitgevoerd (hoofdstuk 2). Hoofdstuk 3 werkt de procedure van het eigen onderzoek uit en ook de verplichtingen voor het bestuursorgaan en betrokkene bij die procedure. In hoofdstuk 4 is uitgewerkt wat de gevolgen van een eigen onderzoek kunnen zijn voor betrokkene, door bijvoorbeeld de intrekking van een beschikking en de ontbinding van een overeenkomst.
4.Overheidsopdrachten en vastgoed
Het verlenen van een overheidsopdracht en de verkoop van vastgoed door het bestuursorgaan zijn allemaal privaatrechtelijke transacties. Het gaat hier dus niet om het eventueel intrekken of weigeren van een aanvraag of beschikking, maar om het niet gunnen van een opdracht, het afbreken van onderhandelingen of zelfs ontbinden van een overeenkomst. Artikel 3 van de wet regelt de gevolgen van een eigen onderzoek voor publiekrechtelijke onderdelen. Alleen zijn de gevolgen voor privaatrechtelijke ondernemingen niet in de wet geregeld. Voor overheidsopdrachten wordt daarom de connectie gelegd met uitsluitingsgronden van de Aanbestedingswet 2012. Bij vastgoedtransacties speelt de contractsvrijheid een rol. Als een vastgestelde gevaarsconclusie de reden is om een overeenkomst niet aan te gaan, af te breken, op te schorten of te ontbinden, is het uitgangspunt van de gemeente dat zij daar gebruik van maakt.
5.Nadere uitwerking van het eigen onderzoek
In de uitvoering van het onderzoek wordt in de wet nadruk gelegd op het eigen onderzoek door de gemeente. Als de start van een eigen onderzoek niet volgt uit het beleid van het bestuursorgaan, is de tipfunctie van het OM of het LBB vaak een reden om een eigen onderzoek uit te voeren. Ook als het bestuursorgaan op een andere manier signalen ontvangt, zoals publicaties in de media of andere (handhavings)informatie van de gemeente, kan dit aanleiding zijn om een eigen onderzoek te starten.
Het bestuursorgaan maakt gebruik van relevante informatie bij het uitvoeren van het eigen onderzoek die voor haar beschikbaar is in open, halfgesloten en gesloten bronnen, zoals volgt uit de wet. Voorbeelden van open bronnen zijn het Handelsregister, het Kadaster en het insolventieregister.
De beschikbaarheid van relevante informatie in gesloten bronnen is in onderliggende regelgeving geregeld. Zo kan het bestuursorgaan bijvoorbeeld justitiële documentatie opvragen van betrokkene, van degene met (indirecte) zeggenschap en leiding over de betrokkene, (indirect) financiers, leidinggevenden en personen met een grote feitelijke invloed op betrokkene. Ook kan het bestuursorgaan informatie opvragen bij het OM, de politie en de Belastingdienst.
Het bestuursorgaan mag om te komen tot een goede beoordeling, op grond van artikel 7a van de wet, de betrokkene vragen stellen die zien op de bedrijfsstructuur, financiering, betrokken (rechts)personen, etc.. Bij ministeriele regelgeving zijn daarvoor Bibob-vragenformulieren vastgesteld die betrokkenen moeten invullen. Er is door het bestuursorgaan een Bibob-vragenformulier opgesteld, gebaseerd op het daarvoor bij ministeriële regeling vastgestelde formulier.
Als het bestuursorgaan door eigen onderzoek een verantwoorde inschatting heeft gemaakt van het integriteitsrisico, is het in het verdere verloop van de bestuurlijk relatie tussen de gemeente en betrokkene mogelijk om maatwerk te ontwikkelen. Dit kan bijvoorbeeld in het geval er een aanvraag is voor een nieuwe beschikking. Het is dan wel belangrijk dat er geen veranderde omstandigheden zijn bij betrokkene, de (rechts)personen waarmee de betrokkene in een relevante relatie volgende de wet staat (zoals leidinggevenden, (rechts)personen met zeggenschap, financiers en (rechts)personen die op betrokkene invloed kunnen uitoefenen). Het RIEC kan op grond van de wet zowel het volledige onderzoeksdossier van het bestuursorgaan als een daarop gebaseerd adviesrapport inzien. Dit verstrekt haar ondersteunende en coördinerende rol naar bestuursorganen bij de uitvoering van de wet. Door het verstrekken van relevante informatie afkomstig van de partners in het samenwerkingsverband, ondersteunt het RIEC de eigen onderzoeksfase van de gemeente.
Door de uitvoering van het eigen onderzoek trekt het bestuursorgaan zelf een gevaarsconclusie op grond van de wet en baseert daar bijvoorbeeld een weigering of intrekking van een beschikking op. Dit gebeurt bijvoorbeeld aan de hand van informatie uit bestuurlijke rapportages, uit justitiële gegevens of blijkens strafvorderlijke gegevens. Ook kan de gemeente ervoor kiezen om advies te vragen bij het LBB. Informatie van het LBB heeft als voordeel dat het niet alleen over de betrokkene gaat, maar ook over doorslaggevende relaties waarop het ernstige gevaar (mede) is gebaseerd. Een artikel 11a-bericht geeft dus ook informatie over de zakelijke relaties van betrokkene die meewegen in de Bibob-procedure: een leidinggevende, een zeggenschaphebbende, een vermogensverschaffer en een persoon die in een zakelijk samenwerkingsverband staat tot betrokkene.
Ook mogen gemeenten vanaf nu onderling informatie uitwisselen over een eigen onderzoek, zolang dat eigen onderzoek maar gericht is om dezelfde betrokkene, Deze mogelijkheid (artikel 28, tweede lid, onderdeel m, van de wet) wordt vaak samen met artikel 11a van de wet toegepast.
Als het eigen onderzoek en de aanvullende vragen onvoldoende duidelijkheid geeft over de integriteit, kan het bestuursorgaan een verzoek om advies indienen bij het LBB. De gemeente doet dit als er na het eigen onderzoek nog onduidelijkheid is over:
Het LBB onderzoekt of betrokkene strafbare feiten heeft gepleegd als benoemd in de wet. Het LBB maakt onderdeel uit van het Ministerie van Justitie en Veiligheid en mag, naast open bronnen, gesloten bronnen als politiegegevens, strafregisters, Belastingdienstgegevens, UWV-gegevens en gegevens van diverse inspecties raadplegen. In veel gevallen kan het LBB informatie opvragen over een bredere kring van (rechts)personen rondom betrokkene. Dit maakt een bredere screening en een diepgaander onderzoek van de betrokkene en diens financier(s) en/of over zakelijke partners mogelijk. Als deze (rechts)personen en gerechtelijk verleden hebben (antecedenten), weegt dit mee bij de mate van gevaar op misbruik van beschikking. Dit laatste heeft als doel het voorkomen van een groei van stromanconstructies. Artikel 3 van de wet bepaalt dat betrokkene ook in relatie wordt gebracht met strafbare feiten die (vermoedelijk) door een ander zijn gepleegd en deze (rechts)persoon:
Het LBB kent drie soorten uitkomsten in haar adviezen:
Het bestuursorgaan informeert betrokkene als zij advies vraagt aan het LBB. De wettelijke termijn van het geven van de beschikking wordt gedurende de adviestermijn opgeschort. Het LBB moet zijn advies binnen acht weken uitbrengen met de mogelijkheid tot het verlengen van de termijn met vier weken. De opschortingstermijn start op de dag van de adviesaanvraag en stopt op de dag dat de gemeente het advies ontvangt. Het maximum van deze opschortingstermijn staat in artikel 15 van de wet genoemd.
7.Verdere procedure bij de gemeente
Als het bestuursorgaan het advies ontvangt van het LBB maakt zij, op grond van artikel 2, leden vijf tot en met zeven, van de wet zelf een afweging over de (aangevraagde) beschikking. De gemeente hoeft het advies van het LBB niet over te nmen en mag een eigen afweging maken. De gemeente kan besluit tot:
Als de gemeente een negatief besluit over de (aangevraagde) beschikking wilt nemen, geeft zij de betrokkene (en eventueel (een) derde(n)) gelegenheid om een zienswijze in te dienen. Bij een negatief advies kan betrokkene in geval van een beschikking bezwaar of beroep instellen.
Bij het toepassen van de wet is het uitgangspunt dat een ernstig gevaar leid tot het intrekken of weigeren van een beschikking. Het besluit moet wel in verhouding staan met de mate van gevaar. In uitzonderlijke situaties kan, als de uitkomst van het eigen onderzoek een ernstig gevaar is, het weigeren of intrekken van een beschikking niet in verhouding staat tot de belangen van betrokkene of bijvoorbeeld het algemeen belang. De aard of ernst van de strafbare feiten waar het gevaar op is gebaseerd, geeft daar in zeer specifieke gevallen aanleiding toe. Bijvoorbeeld bij een zeer ‘licht’ gerechtelijk verleden en bij grote belangen van betrokkene of bestuurlijke organen, kan het besluit zijn om voorschriften of voorwaarden te verbinden aan de beschikking. Dit laatste is gericht op het wegnemen van het gevaar en is in geval van ernstig gevaar steeds afhankelijk van de bijzondere omstandigheden van het geval.
Bij overheidsopdrachten en vastgoedtransacties gaat het anders dan bij beschikkingen. Ten eerste is het begrip overheidsopdracht niet meer hetzelfde zoals bedoeld in de Aanbestedingswet 2012. Het eigen onderzoek maakt het duidelijk of één van de uitsluitingsgronden uit de Aanbestedingenwet 2012 van toepassing is. De wet verstrekt geen extra weigeringsgrond bij aanbestedingen, in tegenstelling tot de algemene strekking van de wet bij beschikkingen. Het gaat namelijk binnen deze sector om een gesloten stelsel van selectie- en gunningscriteria. De uitkomst van een eigen onderzoek geldt alleen als versterking voor één van deze criteria.
Dit geldt ook voor vastgoed: de gemeente kan de onderhandelingen afbreken of voorwaarden opnemen in de overeenkomst. Het niet aangaan of ontbinden, opzeggen of vernietigen van een overeenkomst van een overheidsopdracht of een vastgoedtransactie is, anders dan het weigeren of intrekken van een beschikking, geen besluit in de zin van de Awb.
Bijlage 1: Risicocategorieën en risicogebieden
De in deze bijlage opgenomen activiteiten hebben het risico gebruikt te worden bij het plegen van strafbare feiten of om onrechtmatig verkregen voordelen te benutten. Uit het samenwerkingsverband met het RIEC blijkt dat deze lijst met risicocategorieën een verhoogd risico op misstanden met zich mee brengt. Het betekent niet dat voor deze activiteiten altijd een vergunningplicht geldt of gaat gelden. Bij activiteiten, vallend onder de wet, zonder beschikkingsverplichting of aangegane overeenkomst vindt er geen eigen onderzoek plaats.
Bovenstaande opsomming van risicocategorieën is niet-limitatief, maar geeft een indicatie van mogelijke risicocategorieën. Deze opsomming kan aangepast worden, als ontwikkelingen daar aanleiding voor geven.
De gemeente wijst bepaalde gebieden aan als het in dat gebied wenselijk is dat er een eigen onderzoek wordt gestart als er sprake is van het aangaan van een beschikking (of verleende vergunning) of een vastgoedtransactie of het gunnen van een overheidsopdracht. Hiervan is bijvoorbeeld sprake bij nieuw te ontwikkelen bedrijventerreinen, revitalisatie van gebieden en bepaalde gebieden waar sprake is van (vermoedens van) ondermijnende activiteiten.
Door het bestuursorgaan zijn de bedrijventerreinen ‘De Vergulde Hand’, ‘Groot Vettenoord’ en ‘Hoogstad’ (nummers 1 t/m 3) en het havengebied (nummers 4 t/m 10) aangewezen als risicogebieden.