Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Uithoorn

Verordening financieel beleid, beheer en organisatie van de gemeente Uithoorn 2023

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieUithoorn
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening financieel beleid, beheer en organisatie van de gemeente Uithoorn 2023
CiteertitelVerordening financieel beleid, beheer en organisatie gemeente Uithoorn 2023
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling vervangt de Financiële verordening gemeente Uithoorn 2015.

Deze regeling bevat de vroegst mogelijke datum van inwerkingtreding.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

artikel 212 van de Gemeentewet

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

20-02-2024nieuwe regeling

01-02-2024

gmb-2024-73160

P4

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening financieel beleid, beheer en organisatie van de gemeente Uithoorn 2023

De raad van Uithoorn;

 

Gelezen het voorstel van het college van 1 februari 2024, nr. 2023-111442;

 

Gelet op artikel 212 van de Gemeentewet;

 

b e s l u i t:

de Verordening financieel beleid, beheer en organisatie van de gemeente Uithoorn 2023 vast te stellen.

 

Paragraaf 1. Algemene bepalingen

 

Artikel 1. Definities

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    Administratie: het systematisch verzamelen, vastleggen, verwerken en verstrekken van informatie ten behoeve van het besturen, functioneren en beheersen van de gemeentelijke organisatie en de verantwoording die daarover moet worden afgelegd.

  • b.

    Overheidsbedrijf: onderneming met privaatrechtelijke rechtspersoonlijkheid, niet zijnde een personenvennootschap met rechtspersoonlijkheid, waarin de gemeente, al dan niet tezamen met een of meer andere publiekrechtelijke rechtspersonen, in staat is het beleid te bepalen of een onderneming in de vorm van een personenvennootschap, waarin een publiekrechtelijke rechtspersoon deelneemt.

  • c.

    Rechtmatigheidsverantwoording: de rapportage van het college waarbij aangegeven wordt in welke mate de totstandkoming van de financiële beheers-handelingen en de vastlegging daarvan overeenstemmen met de relevante wet- en regelgeving.

  • d.

    Financieel beheer: het bestuur over en toezicht op het beheer van middelen en het uitoefenen van rechten van de gemeente Uithoorn.

  • e.

    Rechtmatigheid: het in overeenstemming zijn met geldende wet- en regelgeving, waaronder gemeentelijke verordeningen, raadsbesluiten en collegebesluiten.

  • f.

    Doelmatigheid: het realiseren van bepaalde prestaties met een zo beperkt mogelijke inzet van middelen.

  • g.

    Doeltreffendheid: de mate waarin de beoogde maatschappelijke effecten van het beleid ook daadwerkelijk worden behaald.

  • h.

    Programma: een samenhangend verzameling van deelprogramma’s gericht op het bereiken van vooraf bepaalde doelen en maatschappelijke effecten.

  • i.

    Deelprogramma: een eenheid waarin programma’s zijn onderverdeeld en als zodanig door het college bepaald.

  • j.

    Indicator: geeft aan in welke mate het maatschappelijke effect zich heeft voorgedaan en/of geeft inzicht in de prestaties van de gemeente die bijdragen aan het tot stand komen van het beoogde effect.

  • k.

    Open einde regeling: alle regelingen van de gemeente waarvan de gemeente het beroep op deze regelingen niet direct kan beheersen, anders dan via het aanpassen van de voorwaarden om in aanmerking te komen voor zo’n regeling.

Paragraaf 2. Begroting en verantwoording

 

Artikel 2. Vaststelling programma-indeling en paragrafen

  • 1.

    De raad stelt bij aanvang van iedere raadsperiode een programma-indeling voor die raadsperiode vast.

  • 2.

    De raad stelt bij aanvang van iedere raadsperiode op voorstel van het college per programma vast:

    • a.

      de taakvelden;

    • b.

      de beleidsindicatoren. Het voorstel van het college bevat in ieder geval de verplichte beleidsindicatoren, bedoeld in artikel 25, tweede lid, onder a, van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten.

  • 3.

    De raad kan bij aanvang van iedere raadsperiode een nadere onderverdeling van de programma’s vaststellen dan wel deze wijzigen tijdens de lopende raadsperiode

  • 4.

    De raad stelt bij aanvang van iedere raadsperiode vast over welke onderwerpen hij in extra paragrafen naast de verplichte paragrafen van de begroting en de jaarstukken kaders wil stellen en wil worden geïnformeerd.

Artikel 3. Programmabegroting

  • 1.

    De raad stelt bij de aanvang van de nieuwe raadsperiode een programma-indeling vast, met als uitgangspunt de beoogde maatschappelijke effecten en de bijbehorende opgaven.

  • 2.

    De raad stelt jaarlijks per programma vast:

    • a.

      de beoogde maatschappelijke effecten;

    • b.

      de opgaven en de daarbij te leveren acties;

    • c.

      de baten en lasten;

    • d.

      de indicatoren voor de maatschappelijke effecten en de prestaties.

  • 3.

    Bij de uiteenzetting van de financiële positie in de begroting wordt:

    • a.

      van de nieuwe investeringen per investering de benodigde budgetten van baten en lasten weergegeven en wordt van de lopende investeringen de geautoriseerde totaalbudgetten van baten en lasten en de raming van de baten en lasten van de investeringsbudgetten in het lopende boekjaar weergegeven;

    • b.

      In aanvulling op het bepaalde in de artikelen 20 en artikel 21 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten inzicht gegeven in de ontwikkeling van de schuldpositie als gevolg van de begroting, de meerjarenraming, de investeringen en de grondexploitatie.

  • 4.

    In het overzicht van de geraamde incidentele baten en lasten per programma worden posten vanaf € 50.000 afzonderlijk gespecificeerd.

Artikel 4. Kaders begroting en meerjarenraming

  • 1.

    Het college biedt voor de zomerreces aan de raad een (kader)nota aan met een voorstel voor het beleid en de financiële kaders van de begroting voor het volgende begrotingsjaar en de meerjarenraming. De raad stelt deze (kader)nota vast.

  • 2.

    In de begroting wordt een post onvoorzien van minimaal € 1.000 euro opgenomen. De post onvoorzien is bedoeld voor tegenvallers met incidentele lasten gedurende het betreffende boekjaar en niet voor structurele lasten.

Artikel 5. Autorisatie begroting en investeringskredieten

  • 1.

    De raad autoriseert met het vaststellen van de begroting de totale lasten en de totale baten per programma en het overzicht investeringen.

  • 2.

    Bij de behandeling van incidentele raadsvoorstellen in de raad heeft het college de mogelijkheid om voorstellen in te brengen die betrekking hebben op te autoriseren nieuwe (investerings)budgetten, het wijzigen van de geautoriseerde (investerings)budgetten en het beleid.

  • 3.

    Bij de behandeling van de tussentijdse rapportages in de raad bedoeld in artikel 6, eerste lid, doet het college voorstellen voor het wijzigen van de geautoriseerde baten en lasten, het wijzigen van de geautoriseerde budgetten van baten en lasten van investeringen en te autoriseren nieuwe investeringsbudgetten tot € 100.000 en het bijstellen van het beleid. In geval van investeringen met een meerjarig karakter doet het college indien nodig ook bij iedere begroting op grond van geactualiseerde ramingen voorstellen voor het wijzigen van de geautoriseerde budgetten van baten en lasten.

  • 4.

    Het college is bevoegd tot het overschrijden van geautoriseerde lasten voor openeinderegelingen, voor zover dit binnen het beleid van de betreffende openeinderegeling past. In het eerstvolgende P&C-document dient het college de raad te informeren over deze (te verwachten) overschrijding. In geval van een crisis of ramp informeert de burgemeester de raad schriftelijk. Uitgangspunt hierbij is dat deze informatie uiterlijk binnen 7 dagen na de uitgaven (verplichting) verstrekt wordt aan de raad. De autorisatie van het alsnog toe te kennen budget door de raad vindt plaats in de reguliere P&C-producten en/of via een aparte raadsvoordracht/-besluit. De hoogte van het bedrag is proportioneel.

  • 5.

    Bij investeringen met een meerjarig karakter stelt het college aan de raad voor op welke wijze de jaarschijven binnen het investeringsbudget worden opgebouwd. Goedkeuring voor verschuivingen tussen de jaarschijven van een investeringsbudget wordt aan de raad voorgelegd bij een tussentijdse rapportage of bij de jaarrekening. Bij de jaarrekening wordt gerapporteerd over restant budgetten van investeringen, waarbij voorstellen worden gedaan budgetten af te sluiten dan wel over te hevelen naar een volgend kalenderjaar.

Artikel 6. Tussentijdse rapportages

  • 1.

    Het college informeert de raad door middel van tussentijdse rapportages over de realisatie van de begroting van de gemeente over afwijkingen in de realisatie van de begroting.

  • 2.

    Een tussentijdse rapportage gaat minimaal in op:

    • a.

      belangrijke ontwikkelingen met of zonder financiële gevolgen;

    • b.

      budgettair neutrale begrotingswijzigingen van investeringsbudgetten, waaronder grondexploitaties;

    • c.

      het verwachte rekeningresultaat van het desbetreffende jaar.

  • 3.

    Wijziging van de indeling van deze rapportage wordt voor advies aan de auditcommissie voorgelegd.

Artikel 7. Jaarstukken

  • 1.

    Gelijktijdig met het aanbieden van de jaarstukken biedt het college de raad het voorstel aan over de bestemming van het jaarrekeningresultaat.

  • 2.

    Vooruitlopend op het bestemmingsvoorstel over het jaarrekeningresultaat kan het college de raad voorstellen om restantmiddelen op onderdelen van het rekeningresultaat over te hevelen naar het volgende begrotingsjaar.

  • 3.

    In de jaarstukken wordt van de investeringen de uitputting van de geautoriseerde investeringskredieten en de actuele raming van de totale uitgaven en inkomsten weergegeven.

Artikel 8. Verantwoording

  • 1.

    Indien de indeling van jaarstukken afwijkt van de programmabegroting, wordt dit expliciet vermeld in de jaarstukken.

  • 2.

    Ten opzichte van de laatst gewijzigde begroting licht het college in de jaarstukken per programma, voor zowel de lasten als de baten, begrotingsonder- en overschrijdingen van € 100.000 of meer toe én politiek relevante afwijkingen.

  • 3.

    In de jaarrekening worden afwijkingen van investeringsbudgetten van lasten en baten vanaf € 100.000 toegelicht onder het overzicht investeringen.

Artikel 9. Voortgangsrapportage en informatie

  • 1.

    Het college informeert de raad door middel van tussentijdse rapportages over de realisatie van de begroting van de gemeente over het lopende boekjaar.

  • 2.

    De inrichting van de voortgangsrapportages sluit aan bij de programma-indeling van de begroting.

  • 3.

    De rapportages gaan in op de ontstane afwijkingen en risicofactoren.

  • 4.

    Het college informeert in ieder geval vooraf de raad en neemt pas een besluit, nadat de raad in de gelegenheid is gesteld zijn wensen en bedenkingen ter kennis van het college te brengen voor zover het betreft niet bij begroting vastgestelde verplichtingen inzake:

    • a.

      investeringen groter dan € 100.000;

    • b.

      aankoop en verkoop van goederen en diensten groter dan € 100.000;

    • c.

      het verstrekken van leningen, waarborgen en garanties groter dan € 100.000;

    • d.

      structurele verplichtingen aangaan van groter dan het bedrag € 50.000.

  • 5.

    Bij de genoemde transacties in lid 4 geeft het college aan wat de effecten van deze transacties voor de schuldpositie zijn.

  • 6.

    Zodra van de rijksoverheid een bericht ontvangen is dat alle gemeenten het collectieve aandeel van gemeenten in het EMU tekort, bedoeld in artikel 3, zesde lid, van de Wet Houdbare Overheidsfinanciën overschreden is, informeert het college de raad daarover en geeft aan wat de gevolgen daarvan zijn.

     

Paragraaf 3. Rechtmatigheidsverantwoording

 

Artikel 10. Verantwoordings- en rapportagegrens rechtmatigheidsverantwoording

  • 1.

    De raad stelt vast op welke wijze hij door middel van de paragraaf bedrijfsvoering van de begroting en de jaarstukken, naast de verplichte onderdelen van deze paragraaf, wil worden geïnformeerd over rechtmatigheid.

  • 2.

    In de rechtmatigheidsverantwoording bij de jaarrekening rapporteert het college aan de raad over afwijkingen met een verantwoordingsgrens van 3% van de totale lasten van de gemeente, inclusief de dotaties aan de reserves.

  • 3.

    Het college rapporteert in de paragraaf bedrijfsvoering over geconstateerde rechtmatigheidsfouten groter dan € 100.000;

  • 4.

    In de paragraaf bedrijfsvoering legt het college verantwoording af over de geconstateerde rechtmatigheidsfouten boven het in artikel 10 lid 3genoemde bedrag en over geconstateerde fraude of misbruik en oneigenlijk gebruik van regelingen, zoals opgenomen in artikel 13. Hierbij gaat het college in op de oorzaak van de fouten en op de getroffen verbetermaatregelen.

Artikel 11. Voorwaardencriterium

  • 1.

    Het voorwaardencriterium is het criterium van rechtmatigheid, dat betrekking heeft op de eisen die worden gesteld bij de uitvoering van de financiële beheershandelingen. De eisen/voorwaarden zijn afkomstig uit diverse wet- en regelgeving en hebben betrekking op aspecten als doelgroep, termijn, grondslag, administratieve bepalingen, normbedragen, bevoegdheden, bewijsstukken, recht, hoogte en duur.

  • 2.

    Het college biedt de raad jaarlijks een normenkader rechtmatigheid ter vaststelling aan. Dit kader bestaat uit alle relevante (interne) wet- en regelgeving waaruit financiële beheershandelingen kunnen voortvloeien.

Artikel 12. Begrotingscriterium

  • 1.

    Het begrotingscriterium is een criterium van rechtmatigheid dat betrekking heeft op de grenzen van de baten en lasten in de door de raad geautoriseerde begroting van exploitatie en investeringsbudgetten en de hiermee samenhangende programma’s, waarbinnen de financiële beheers handelingen tot stand moeten zijn gekomen.

  • 2.

    De begrotingsrechtmatigheid wordt beoordeeld op het niveau waarop de begroting door de raad is geautoriseerd, zoals is opgenomen in artikel 5.

  • 3.

    Bij investeringsprojecten wordt de begrotingsrechtmatigheid beoordeeld op het niveau van het totaal gevoteerde investeringsbedrag. Een overschrijding van het jaarbudget, passend binnen het totaal bedrag van de totale investering, wordt daarmee als rechtmatig beschouwd.

  • 4.

    Uitgangspunt is dat iedere afwijking binnen een programma van de begroting als onrechtmatig wordt beschouwd, tenzij:

    • a.

      de omvang van de overschrijding kleiner is dan € 100.000.

    • b.

      de overschrijding geheel of grotendeels wordt gecompenseerd door direct gerelateerde opbrengsten en of een onttrekking uit een reserve.

    • c.

      sprake is van een overschrijding bij een open einde (subsidie)regeling.

    • d.

      de overschrijding is geautoriseerd door middel van de vaststelling van een tussentijdse rapportage (1e en 2e Turap en Slotwijziging).

    • e.

      die passen binnen het bestaande beleid, maar waarbij de accountant ondubbelzinnig vaststelt dat die ten onrechte niet tijdig zijn gesignaleerd.

    • f.

      dit activiteiten zijn welke achteraf als onrechtmatig moeten worden beschouwd omdat dit bijvoorbeeld bij nader onderzoek van de subsidieverstrekker, belastingdienst of een toezichthouder blijkt, geconstateerd na verantwoordingsjaar.

    • g.

      er afwijkingen zijn op investeringskredieten onder € 25.000; dit geldt per investering afzonderlijk.

    • h.

      er sprake is van afwijkingen aan de inkomstenkant (baten).

    • i.

      de overschrijding is ontstaan na de 2e tussentijdse rapportage, maar waarover de raad geïnformeerd is via een raadsbericht vóór de behandeling van de jaarrekening

  • 5.

    Een overschrijding op een investeringsbudgetten is onrechtmatig bij afwijkingen voor het lopende begrotingsjaar op programma vanaf 5%, met een minimum van € 25.000, op investeringsbudgetten tot € 2 miljoen. Bij overschrijdingen op investeringsbudgetten vanaf € 2 miljoen geldt dat bij afwijkingen groter dan € 100.000.

  • 6.

    Begrotingsonrechtmatigheden die passen binnen het bestaande beleid van de raad, worden opgenomen in de rechtmatigheidsverantwoording (voor zover de verantwoordingsgrens voor afzonderlijke fouten of onduidelijkheden is overschreden), maar worden niet nader toegelicht in de paragraaf bedrijfsvoering.

Artikel 13. Misbruik en oneigenlijk gebruik-criterium

  • 1.

    Het misbruik en oneigenlijk gebruik-criterium is het criterium van rechtmatigheid, dat betrekking heeft op het voorkomen, detecteren en corrigeren van misbruik en oneigenlijk gebruik van overheidsgelden en gemeentelijke eigendommen bij financiële beheershandelingen.

  • 2.

    Het college zorgt voor en legt de regels vast voor het voorkomen van misbruik en oneigenlijk gebruik van gemeentelijke regelingen en eigendommen.

     

Paragraaf 4. Financieel beleid

 

Artikel 14. Waardering en afschrijving vaste activa

  • 1.

    Het college biedt de raad ten minste eens in de acht jaar een nota Activabeleid aan. Deze nota wordt door de raad vastgesteld en behandelt in ieder geval:

    • a.

      de wijze waarop voorstellen voor investeringen worden aangeboden en geautoriseerd door de raad, in aanvulling op wat in deze verordening is vastgelegd;

    • b.

      de afschrijvingsmethode en afschrijvingstermijn per categorie;

    • c.

      het moment van starten met afschrijven;

    • d.

      de gebruiksduur per categorie kapitaalgoederen ofwel de afschrijvingstermijn;

    • e.

      (toepassing van) de componentenbenadering;

    • f.

      restwaarde.

  • 2.

    Het college biedt de raad jaarlijks een meerjareninvesteringsplan aan als bijlage bij de begroting, waarbij inzicht wordt verschaft in de geplande investeringen en de daarmee gepaard gaande kapitaallasten voor de komende meerjarenperiode.

Artikel 15. Reserves en voorzieningen

  • 1.

    Het college biedt de raad ten minste eens in de acht jaar een nota reserves en voorzieningen aan. Deze nota wordt door de raad vastgesteld en behandelt in ieder geval:

    • a.

      de vorming en besteding van reserves;

    • b.

      de vorming en besteding van voorzieningen;

    • c.

      bij welke specifiek benoemde taakvelden het verschil tussen het geraamde saldo van baten en lasten en het gerealiseerde saldo van baten en lasten mogen worden verrekend met een daartoe in het leven geroepen reserve.

  • 2.

    Bij een voorstel voor de instelling van een bestemmingsreserve voor een investeringsvoornemen wordt in ieder geval aangegeven:

    • a.

      het specifieke doel van de reserve;

    • b.

      het bestedingsplan van de reserve

    • c.

      de voeding van de reserve;

    • d.

      de maximale hoogte van de reserve;

    • e.

      de maximale looptijd.

  • 3.

    Als een bestemmingsreserve voor een investeringsvoornemen binnen de aangegeven maximale looptijd niet heeft geleid tot een investering, valt de bestemmingsreserve vrij en wordt deze aan de algemene reserve toegevoegd.

  • 4.

    De reserves worden jaarlijks getoetst en de onderliggende bestedingsplannen worden hierbij geactualiseerd.

Artikel 16. Prijzen economische activiteiten

  • 1.

    Voor de levering van goederen, diensten en werken door de gemeente aan overheidsbedrijven en derden waarbij de gemeente in concurrentie met marktpartijen treedt, wordt ten minste de geraamde integrale kostprijs in rekening gebracht.

  • 2.

    Bij het verstrekken van leningen of garanties door de gemeente aan overheidsbedrijven en derden worden ten minste de geraamde integrale kosten in rekening gebracht.

  • 3.

    Bij het verstrekken van kapitaal door de gemeente aan overheidsbedrijven en derden gaat het college uit van een vergoeding van ten minste de geraamde integrale kosten van de verstrekte middelen.

  • 4.

    Bij afwijking van het eerste, tweede of derde lid vanwege een publiek belang doet het college vooraf voor elk van deze activiteiten afzonderlijk een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de activiteiten wordt gemotiveerd.

  • 5.

    Raadsbesluiten met de motivering van het publiek belang als bedoeld in het vorige lid zijn niet nodig als minder dan de integrale kostprijs in rekening wordt gebracht en er sprake is van een van de uitzonderingen zoals genoemd in artikel 25h van de Mededingingswet.

Artikel 17. Vaststelling hoogte belastingen, rechten, heffingen en prijzen

  • 1.

    Het college doet de raad jaarlijks een voorstel voor de hoogte van de gemeentelijke tarieven voor de belasting- en heffingsverordeningen en de legesverordening.

  • 2.

    Het college biedt de raad ten minste eens in de acht jaar de nota Lokale heffingen aan ter vaststelling. De nota bevat ten minste beleidsuitgangspunten omtrent het berekenen van de diverse tarieven.

Artikel 18. Financieringsfunctie

Het college neemt bij het uitzetten en het aantrekken van middelen de volgende kaders in acht:

  • a.

    voor het aantrekken van financieringen met een looptijd langer dan één jaar worden ten minste twee prijsopgaven bij verschillende financiële instellingen gevraagd;

  • b.

    er wordt geen gebruik gemaakt van financiële derivaten als bedoeld in artikel 1, aanhef en onder c, van de Wet financiering decentrale overheden.

Paragraaf 5. Paragrafen bij de begroting en jaarstukken

 

Artikel 19. Lokale heffingen

Het college neemt in de paragraaf lokale heffingen bij de begroting en de jaarstukken naast de verplichte onderdelen op grond van artikel 10 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten in ieder geval op:

  • a.

    de kostentoerekening van de geraamde rentekosten en de geraamde overheadkosten aan de rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht;

  • b.

    onder het onderdeel beleid bedoeld in artikel 10, Aanhef en onder b, van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten een overzicht van de te onderscheiden lokale heffingen, de maatstaf en de doelstelling die wordt beoogd met het opleggen van de heffing.

Artikel 20. Weerstandsvermogen en risicobeheersing

  • 1.

    In dit artikel wordt verstaan onder:

    • a.

      Netto schuld per inwoner: bruto schuld minus de omvang van de geldelijke bezittingen gedeeld door het aantal inwoners op 31 december van het begrotingsjaar. Onder bruto schuld wordt verstaan het totaal van langlopende leningen, kortlopende schulden, crediteuren, vorderingen en overlopende passiva. Onder geldelijke bezittingen wordt verstaan: het totaal van leningen aan deelnemingen, leningen aan overige verbonden partijen, leningen aan derden, langlopende uitzettingen, kortlopende uitzettingen, debiteurenvorderingen, liquide middelen en overlopende activa;

    • b.

      Onbenutte belastingcapaciteit onroerendezaakbelasting: positieve uitkomst van het verschil tussen de opbrengst onroerendezaakbelasting bij de tarieven die minimaal nodig zijn voor toegang tot de procedure van artikel 12 van de Financiële-verhoudingswet en de (geraamde) opbrengst onroerendezaakbelasting.

  • 2.

    Het college neemt in de paragraaf weerstandsvermogen en risicobeheersing van de begroting en de jaarstukken naast de verplichte onderdelen op grond van artikel 11 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten in ieder geval op:

    • a.

      de ontwikkeling van de netto schuld per inwoner;

    • b.

      het saldo van de baten en lasten voor dotaties en onttrekkingen van reserves als percentage van de inkomsten;

    • c.

      de onbenutte belastingcapaciteit onroerendezaakbelasting als percentage van de inkomsten;

    • d.

      de wijze waarop met conjuncturele risico’s en de omvang van het weerstandsvermogen wordt omgegaan;

    • e.

      de wijze waarop met project specifieke risico’s wordt omgegaan bij het bepalen van de tussentijdse winstneming en de omvang van het weerstandsvermogen.

Artikel 21. Onderhoud kapitaalgoederen

  • 1.

    Het college biedt de raad ten minste eens in de acht jaar een integraal beleidsplan openbare ruimte aan. Dit plan geeft het kader weer voor het beoogde onderhoudsniveau, de planning van het onderhoud en de kosten van het onderhoud voor het openbaar groen, water, wegen, kunstwerken en straatmeubilair.

  • 2.

    Het college biedt de raad ten minste eens in de acht jaar een water- en rioleringsplan aan. Dit plan geeft het kader weer voor het beheer van het watersysteem, waaronder het beoogde onderhoudsniveau, de planning van het onderhoud, de uitbreiding van de riolering en de kosten van het onderhoud.

  • 3.

    Het college biedt de raad ten minste eens in de acht jaar een nota vastgoed aan. Dit plan bevat voorstellen voor het te plegen onderhoud, de planning van het onderhoud en de bijbehorende kosten aan de gemeentelijke gebouwen.

  • 4.

    De raad stelt de hiervoor genoemde plannen vast.

Artikel 22. Bedrijfsvoering

Het college neemt in de paragraaf bedrijfsvoering van de begroting en de jaarstukken naast de verplichte onderdelen op grond van artikel 14 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten in ieder geval op:

  • a.

    organisatorische ontwikkelingen;

  • b.

    samenwerking met Duo+ (ontwikkelingen bedrijfsvoering);

  • c.

    informatieveiligheid;

  • d.

    de omvang van het personeelsbestand (loonkosten en inhuur);

  • e.

    de toerekening van overheadkosten;

  • f.

    een toelichting op de afwijkingen in rechtmatigheid zoals in de rechtmatigheidsverantwoording zijn opgenomen.

Artikel 23. Verbonden partijen

Het college biedt de raad eens in de acht jaar ter behandeling en vaststelling een nota verbonden partijen aan. De nota verbonden partijen omvat ten minste beleid omtrent de wijze van sturing op de verbonden partijen.

Artikel 24. Grondbeleid

  • 1.

    Het college neemt in de paragraaf grondbeleid van de begroting en de jaarstukken naast de verplichte onderdelen op grond van artikel van 16 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten in ieder geval op de ontwikkelingen op het gebied van grondbeleid.

  • 2.

    Het college biedt de raad ten minste eens in de acht jaar een nota grondbeleid aan. De raad stelt de nota grondbeleid vast. De nota grondbeleid bevat in ieder geval:

    • a.

      de strategische visie van het toekomstig grondbeleid van de gemeente;

    • b.

      te ontwikkelen en in ontwikkeling genomen projecten;

    • c.

      het verloop van de grondvoorraad;

    • d.

      de uitgangspunten voor de verkoopprijzen van gronden;

    • e.

      de wijze waarop met de toerekening van bovenwijkse voorzieningen wordt omgegaan.

  • 3.

    De voorziening voor verliesgevende grondexploitaties wordt gewaardeerd tegen contante waarde.

     

Paragraaf 6. Financiële organisatie en financieel beheer

 

Artikel 25. Administratie

De administratie is zodanig van opzet en werking, dat zij in ieder geval dienstbaar is voor:

  • a.

    het sturen en het beheersen van activiteiten en processen in de gemeente als geheel en in de afdelingen;

  • b.

    het verstrekken van informatie over ontwikkelingen in de omvang van de vaste activa, voorraden, vorderingen, schulden, contracten;

  • c.

    het verschaffen van informatie over uitputting van de toegekende budgetten en investeringskredieten en voor het maken van kostencalculaties;

  • d.

    de controle van de registratie van gegevens als zodanig en van de daaraan ontleende informatie, alsmede voor de controle op de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving.

Artikel 26. Financiële organisatie

Het college draagt in ieder geval zorg voor:

  • a.

    een eenduidige indeling van de gemeentelijke organisatie en een eenduidig toewijzing van de gemeentelijke taken aan de afdelingen;

  • b.

    een adequate scheiding van taken, functies, bevoegdheden en verantwoordelijkheden;

  • c.

    de verlening van mandaten en volmachten voor het aangaan van verplichtingen ten laste van de toegekende budgetten en investeringskredieten;

  • d.

    de interne regels voor taken en bevoegdheden, de verantwoordingsrelaties en de bijbehorende informatievoorziening van de financieringsfunctie;

  • e.

    het beleid en de interne regels voor de inkoop en de aanbesteding van goederen, werken en diensten;

  • f.

    het beleid en de interne regels voor de steunverlening en de toekenning van subsidies aan ondernemingen en instellingen;

  • g.

    het beleid en de interne regels voor het voorkomen van fraude van gemeentelijke regelingen en eigendommen, opdat aan de eisen van rechtmatigheid, controle en verantwoording wordt voldaan.

Artikel 27. Interne controle

Het college zorgt voor de jaarlijkse interne toetsing van de getrouwheid van de informatieverstrekking en de rechtmatigheid van de financiële beheershandelingen. Bij afwijkingen neemt het college maatregelen tot herstel.

 

Paragraaf 7. Slotbepalingen

 

Artikel 28. Intrekking oude verordening

De Financiële verordening gemeente Uithoorn 2015 wordt ingetrokken.

Artikel 29. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2023.

  • 2.

    Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening financieel beleid, beheer en organisatie gemeente Uithoorn 2023.

Vastgesteld in de openbare vergadering van de

raad van Uithoorn van 1 februari 2024, nr. P4,

de griffier,

dhr. mr. J.H. van Leeuwen

de voorzitter,

dhr. P.J. Heiliegers