Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Waalwijk

Integraal meerjaren handhavingsbeleid 2009-2012

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieWaalwijk
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingIntegraal meerjaren handhavingsbeleid 2009-2012
CiteertitelIntegraal meerjaren handhavingsbeleid 2009-2012
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Woningwet, art. 100c
  2. Wet ruimtelijke ordening
  3. Algemene Plaatselijke Verordening

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

20-03-200901-01-2013nieuwe regeling

05-03-2009

Gemeenteblad, 19-03-2009

2009/004

Tekst van de regeling

Intitulé

Integraal meerjaren handhavingsbeleid 2009-2012

 

 

Integraal meerjaren handhavingsbeleid 2009-2012

Waalwijk, 20 januari 2009

Integraal meerjaren handhavingsbeleid 2009-2012

Inhoudsopgave Pagina

1. Inleiding

1.1 Aanleiding 5

  • 1.

    2 Doelstelling 6

  • 1.

    3 Leeswijzer 6

2. Samenvatting7

3. Uitgangspunten, achtergronden en visie

  • 3.

    1 Inleiding 10

  • 3.

    2 Uitgangspunten 10

  • 3.

    3 De beleidscyclus 10

  • 3.

    4 Begrippenkader 13

  • 3.

    5 De bestuurlijke visie 14

4. Risicoanalyse

  • 4.

    1 Inleiding 15

  • 4.

    2 Doel risicoanalyse 15

  • 4.

    3 Risicomatrices 15

  • 4.

    4 Negatieve effecten 16

  • 4.

    5 Correctie risicokans 16

  • 4.

    6 Berekening risico 17

  • 4.

    7 Risico in cijfers en woorden 18

  • 4.

    8 Reikwijdte risicoanalyse 18

5. Taken en prioriteiten per beleidsveld

  • 5.

    1 Inleiding 19

  • 5.

    2 Taken en prioriteiten Bouwen en Ruimtelijke Ordening 19

  • 5.

    3 Taken en prioriteiten Milieu 21

  • 5.

    4 Taken en prioriteiten Algemene Plaatselijke Verordening 22

  • 5.

    5 Taken en prioriteiten Overige wet- en regelgeving 24

  • 5.

    6 Totaaloverzicht taken en prioriteiten 25

6. Nalevingstrategie

  • 6.

    1 Inleiding 28

  • 6.

    2 Definitie van de nalevingstrategie 28

7. Inspectie- en Toezichtstrategie

  • 7.

    1 Inleiding 30

  • 7.

    2 Inspectiestrategie 30

  • 7.

    3 Toezichtstrategie 31

  • 7.

    4 Definitie inspectie- en toezichtactiviteiten 33

  • 7.

    5 Intensiteit van Inspectie en Toezicht 34

  • 7.

    6 Inspectiestrategie Bouwen en Ruimtelijke Ordening 34

  • 7.

    7 Toezichtstrategie Bouwen en Ruimtelijke Ordening 39

  • 7.

    8 Inspectiestrategie Milieu 42

  • 7.

    9 Toezichtstrategie Milieu 43

  • 7.

    10 Inspectiestrategie Algemene Plaatselijke Verordening en Overige wet-

    en regelgeving 45

  • 7.

    11 Toezichtstrategie Algemene Plaatselijke Verordening en Overige wet-

    en regelgeving 45

8. Handhavingstrategie

  • 8.

    1 Inleiding 50

  • 8.

    2 De handhavinginstrumenten 51

  • 8.

    3 De bestuurlijke reactie 54

9. Gedoogstrategie

  • 9.

    1 Inleiding 57

  • 9.

    2 Gedoogvoorwaarden 57

  • 9.

    3 Gedoogsituaties 57

10. Communicatie

  • 10.

    1 Inleiding 59

  • 10.

    2 Publieksinformatie 59

  • 10.

    3 Marketingcommunicatie 59

  • 10.

    4 Organisatie- en managementcommunicatie 59

  • 10.

    5 Incidentencommunicatie 60

  • 10.

    6 Communicatiemiddelen 60

  • 10.

    7 Kritische succesfactoren 61

11. Uitvoeringsorganisatie

  • 11.

    1 Inleiding 62

  • 11.

    2 Taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden 62

  • 11.

    3 De huidige organisatie en bestaande werkstructuren 63

12. Capaciteitsraming

  • 12.

    1 Inleiding 67

  • 12.

    2 Capaciteitsmodel 67

Bijlagen

I Handhavingstrategie “Zo handhaven we in Brabant”

II Gemiddelde risicomatrices

III Capaciteitsmodel Bouwen en Ruimtelijke Ordening

IV Capaciteitsmodel Milieu

V Capaciteitsmodel APV en Overige wet- en regelgeving

1. Inleiding

1.1 Aanleiding

Inspectie, toezicht en handhaving staan de laatste jaren hoog op de landelijke politieke agenda. Als gevolg hiervan is de wet- en regelgeving op dit gebied volop in ontwikkeling. Deze ontwikkeling heeft er mede toe geleid dat gemeenten haar inzet op voornoemde taken in beleid en uitvoeringsprogramma’s dient vast te leggen.

Waar dit op het gebied van milieuwetgeving reeds werd voorgeschreven, zijn gemeenten nu ook gehouden om handhavingsbeleid en uitvoeringsprogramma’s te ontwikkelen op overige gebieden. Zo schrijft artikel 100c van de Woningwet voor dat het college van burgemeester en wethouders verplicht is om een handhavingsbeleid en een uitvoeringsprogramma vast te stellen en dat daarbij jaarlijks verslag van de handhavingresultaten dient te worden gedaan aan de gemeenteraad.

Ook met de komst van de nieuwe Wet op de ruimtelijke ordening per 1 juli 2008 zijn er betere mogelijkheden voor gemeenten gecreëerd om handhavend op te treden tegen overtredingen van bestemmingsplanvoorschriften. Voor wat betreft de handhaving van overtredingen van de Algemene Plaatselijke Verordening (hierna: APV) biedt de komst van nieuwe handhavinginstrumenten als de bestuurlijke strafbeschikking en de bestuurlijke boete nieuwe aanvullende mogelijkheden om aan de taken op dit gebied invulling te geven.

Al met al is er dus voor gemeenten genoeg aanleiding om deze ontwikkelingen zo goed mogelijk in te passen in haar eigen organisatie. Ook de gemeente Waalwijk wil hierin mee.

Na de reorganisatie van de gemeentelijke organisatie per 1 juni 2008 is er binnen de afdeling Vergunningen en Handhaving behoefte ontstaan aan het herstructureren van de inzet van de capaciteit op de deelgebieden Bouwen, Ruimtelijke Ordening (hierna: RO), Milieu, APV en overige wet- en regelgeving. In het verleden zijn er wel prioriteiten gesteld en is er gewerkt aan handhavingsprogramma´s, maar de vertaling naar de praktijk in de zin van de inzet van capaciteit en in de uitvoering heeft onvoldoende plaatsgevonden.

Om te komen tot een gestructureerde inzet van capaciteit op deze deelgebieden is er aanleiding gevonden om de bestaande integrale beleidsnotities en uitvoeringsprogramma’s te actualiseren, te verwerken in onderhavig beleid en dit beleid te implementeren in de nieuwe organisatiestructuur.

Het op te stellen integrale handhavingsbeleid moet leiden tot een jaarlijks uitvoeringsprogramma waarin de inzet op de taken voor inspectie, toezicht en handhaving is bepaald en waarlangs de afdeling Vergunningen en Handhaving de beschikbare capaciteit inzet.

Uiteindelijk heeft dit geleid tot onderhavig document waarin het integraal meerjaren handhavingsbeleid van de gemeente Waalwijk op de verschillende deelgebieden is vastgelegd voor de periode 2009-2012. Vervolgens wordt in het Uitvoeringsprogramma 2009 dit beleid vertaald in effectieve inzet van capaciteit voor het komende jaar.

1.2 Doelstelling

Het doel van dit integraal meerjaren handhavingsbeleid is om op de verschillende deelgebieden (Bouwen, Ruimtelijke Ordening, Milieu, APV en overige wet- en regelgeving) te komen tot een transparante, effectieve en efficiënte inzet van middelen om te komen tot een situatie waarbij het voor een ieder duidelijk is, dan wel dat het voor een ieder duidelijk behoort te zijn, hoe de gemeente Waalwijk haar middelen inzet om naleving van de regels te bereiken en/of te bevorderen.

1.3 Leeswijzer

Wanneer in dit beleid wordt gesproken over de verschillende deelgebieden wordt hiermee gedoeld op de deelgebieden Bouwen, RO, Milieu, APV en overige wet- en regelgeving, zoals de Wet kinderopvang, Wet gemeentelijke basisadministratie, Winkeltijdenverordening, Havenverordening, Drank- en horecawet, Wet op de kansspelen e.d.

In hoofdstuk 2 wordt een samenvatting gegeven van onderhavig integraal meerjaren handhavingsbeleid 2009-2012. In de samenvatting wordt een doorsnee gegeven van het gehele stuk.

In hoofdstuk 3 van dit beleid wordt een beschrijving gegeven van de uitgangspunten en achtergronden van dit integraal meerjaren handhavingsbeleid. Ook wordt nader ingegaan op de beleidscyclus. De begrippen inspectie, toezicht en handhaving worden in dit hoofdstuk ook nader toegelicht binnen het begrippenkader. Tenslotte wordt de bestuurlijke visie verwoord.

Hoofdstuk 4 geeft een beschrijving van de risicoanalyse die heeft plaatsgevonden ter vaststelling van de prioriteiten per deelgebied. In hoofdstuk 5 staan de overzichten van de taken en prioriteiten binnen de verschillende deelgebieden.

Hoofdstuk 6 beschrijft de nalevingstrategie en de uitgangspunten voor de strategiebepalingen die in de volgende hoofdstukken worden uitgewerkt.

In hoofdstuk 7 wordt per deelgebied een gedetailleerde uitwerking gegeven van de inspectie- en de toezichtstrategie.

Hoofdstuk 8 bevat de uitwerking van de handhavingstrategie. In hoofdstuk 9 wordt de gedoogstrategie beschreven. Hoofdstuk 10 bevat een beschrijving van de wijze waarop de gemeente Waalwijk omgaat met de communicatie bij het invullen en uitvoeren van dit integraal meerjaren handhavingsbeleid.

De uitvoeringsorganisatie en de bestaande werkstructuren en –afspraken uit de handhavingpraktijk staan in hoofdstuk 11 beschreven.

Tenslotte bevat hoofdstuk 12 een uitwerking van de capaciteitsramingen per deelgebied.

2. Samenvatting

Gezien de recente (landelijke) ontwikkelingen in de wet- en regelgeving op het gebied van inspectie, toezicht en handhaving en de reorganisatie per 1 juni 2008 is er binnen de betrokken afdeling Vergunningen en Handhaving behoefte ontstaan om te komen tot een gestructureerde inzet van capaciteit. Daarbij is het wenselijk geacht om bestaande beleidsnotities en uitvoeringsprogramma’s te actualiseren en te verwerken in onderhavig beleid met het uiteindelijke doel om dit beleid en de hieruit voortvloeiende uitvoeringsprogramma’s te implementeren in de nieuwe organisatiestructuur.

Het doel van dit integraal meerjaren handhavingsbeleid is om op de verschillende deelgebieden (Bouwen, Ruimtelijke Ordening, Milieu, APV en overige wet- en regelgeving) te komen tot een transparante, effectieve en efficiënte inzet van middelen om te komen tot een situatie waarbij het voor een ieder duidelijk is, dan wel dat het voor een ieder duidelijk behoort te zijn, hoe de gemeente Waalwijk haar middelen inzet om naleving van de regels te bereiken en/of te bevorderen.

In het onderhavige beleidstuk wordt een beschrijving gegeven van de uitgangspunten en achtergronden van dit integraal meerjaren handhavingsbeleid. Als uitgangspunten geldt dat de gemeente Waalwijk op het onderhavige beleid een uitvoeringsprogramma volgt waarin de vertaalslag naar de dagelijkse praktijk ook daadwerkelijk wordt gemaakt. Verder geldt als uitgangspunt dat de gemeente Waalwijk de kaders stelt en de regie hierover voert, maar dat de uiteindelijke verantwoordelijkheid voor de naleving op basis van dit beleid bij de samenleving ligt.

Dit integraal meerjaren handhavingsbeleid 2009-2012 geldt als onderdeel van een beleidscyclus die leidt tot een jaarlijks uitvoeringsprogramma waarin de inzet op de taken voor inspectie, toezicht en handhaving binnen de deelgebieden is bepaald en waarlangs de afdeling Vergunningen en Handhaving de voor de uitvoering van deze taken beschikbare capaciteit inzet. Bij het inzetten van deze beleidscyclus geldt dat dit integraal meerjaren handhavingbeleid 2009-2012 het startpunt is in de cyclus van visie (beleid), uitvoering (uitvoeringsprogramma’s), evaluatie en bijsturing. In deze cyclus streeft de gemeente Waalwijk naar een optimale afstemming. Dit betekent dat het beleid en de uitvoeringsprogramma’s jaarlijks worden geëvalueerd en waar nodig vindt er (jaarlijks) bijsturing plaats.

In een aparte bestuurlijke sessie van 23 september 2008 zijn mede een aantal bestuurlijke uitgangspunten besproken. Hieruit is naar voren gekomen dat wordt onderkend dat het niet mogelijk is om met de huidige beschikbare middelen aan alle inspectie-, toezicht-, en handhavingstaken binnen de verschillende deelgebieden invulling te geven. Daarbij is vanuit het college aangegeven dat met name de informatieverschaffing in het voortraject van de handhaving van belang is. Goede communicatie is daarom een essentieel aspect binnen dit beleid. Ook de uitvoering dient op transparante wijze plaats te vinden. Belangrijke speerpunten van het beleid zijn hierbij het vergroten van (het gevoel van) veiligheid en verbetering van de leefbaarheid binnen de samenleving. Ook dient er ruimte over te blijven om in bijzondere situaties gebruik te maken van de bestuurlijke beleidsvrijheid.

Aangezien er, zoals hierboven aangegeven, geen mogelijkheid is om met de huidige beschikbare middelen alle inspectie-, toezicht- en handhavingstaken uit te voeren is er, als onderdeel van dit integraal meerjaren handhavingsbeleid 2009-2012, een risicoanalyse uitgevoerd tijdens een aantal workshops met een ambtelijke vertegenwoordiging op basis waarvan prioriteiten zijn bepaald.

De uitgevoerde risicoanalyse is gebaseerd op de systematiek van het Expertisecentrum Rechtspleging en Rechtshandhaving van het Ministerie van Justitie, die daarmee uitvoering geeft aan het faciliterende programma “handhaven met effect”. Er is binnen alle deelgebieden een risicoanalyse uitgevoerd op alle taakonderdelen. Uiteindelijk heeft dit geleid tot een compleet overzicht van alle prioriteiten (zeer hoog, hoog, gemiddeld laag en zeer laag) op de verschillende taakonderdelen per deelgebied.

In dit integrale meerjaren handhavingsbeleid 2009-2012 is in algemene zin en specifiek per deelgebied invulling gegeven aan de wijze waarop de gemeente Waalwijk haar inspectie- toezicht- en handhavingstaken wenst in te vullen. Voorgaande is beschreven in de nalevingstrategie, welke verder is uitgewerkt in een inspectie-, toezicht- en handhaving- en gedoogstrategie.

In de Inspectiestrategie wordt per deelgebied een uitwerking gegeven van de inspectietaken. Vragen als hoe gaat de gemeente Waalwijk bijvoorbeeld om met inspecties op bouwvergunningen worden in deze strategie bepaald. Aan ieder van de binnen het deelgebied van toepassing zijnde vergunning (bouw-, sloop-, gebruiks-, aanleg-, monumenten-, DHW- en exploitatievergunningen) is op basis van de toegekende prioriteit een minimum en een maximum aantal controlemomenten gekoppeld.

Binnen de Toezichtstrategie wordt per deelgebied een uitwerking gegeven van de uitgangspunten van het preventieve (niet-vergunning-/inrichtinggebonden) toezicht en het repressieve toezicht. Hierin is bepaald dat deze vorm van toezicht wordt ingevuld door middel van planmatig toezicht binnen een viertal onderscheiden gebiedskarakteristieken (Binnenstad en Woonkernen, Buitenwijken, Buitengebied, Industrieterreinen en Havens), waarbij per gebied een controlefrequentie is bepaald.

De handhavingstrategie beschrijft de wijze waarop de gemeente Waalwijk gebruik maakt van de beschikbare handhavinginstrumenten op basis van het bestuurs-, straf- en privaatrecht. Hierbij zijn de uitgangspunten die vastliggen in de “Bestuursovereenkomst handhaving omgevingsrecht provincie Noord-Brabant” en de hieraan verbonden handhavingstrategie “Zo handhaven we in Brabant” meegenomen. Zo is er een uitwerking gegeven van de wijze waarop wordt omgegaan met spoedeisende situaties. Tenslotte geeft dit beleid invulling aan de wijze waarop wordt omgegaan met gedogen, waarbij een beschrijving wordt gegeven van de gedoogvoorwaarden en de gedoogsituaties. Hierbij geldt het uitgangspunt dat slechts in uitzonderingsgevallen waarbij wordt voldaan aan de specifieke voorwaarden wordt gedoogd.

Met een afzonderlijk hoofdstuk over de communicatie wenst de gemeente Waalwijk duidelijkheid te geven over de invulling en uitvoering van dit beleid. Hiermee wil de gemeente Waalwijk bewerkstelligen dat burgers, bedrijven en instellingen binnen de gemeente Waalwijk weten welke visie de gemeente heeft op inspectie, toezicht en handhaving en welke visie de gemeente heeft op het evenwicht in verantwoordelijkheden tussen de gemeente en burger.

Ook moet duidelijk zijn dat de gemeente daadwerkelijk de verantwoordelijkheid voor deze taken neemt en dat de gemeente Waalwijk over deze verantwoordelijkheid ook publiekelijk verantwoording aflegt.

Transparantie en duidelijkheid over de invulling en uitvoering van de taken leiden uiteindelijk tot een verbetering van de effecten van de geleverde inspanningen, dus een beter naleefgedrag. Daarmee wordt beoogd een situatie te scheppen waarin geconstateerd wordt dat achterliggende doelen van wet- en regelgeving (een verbeterde leefbaarheid en (het gevoel van) veiligheid) worden bereikt.

Communicatie versterkt naast de daadwerkelijke handhavinginstrumenten de uitwerking van handhavingacties. Als de uitwerking zichtbaar worden gemaakt, heeft een uitgevoerde controle niet alleen een positieve invloed op het naleefgedrag van de gecontroleerde maar ook op die van de niet-gecontroleerden. Gebeurt dit niet dan gaat de effectversterkende werking snel verloren.

Binnen dit integraal meerjaren handhavingsbeleid 2009-2012 wordt ook een beschrijving gegeven van de huidige uitvoeringsorganisatie en de huidige handhavingpraktijk op de verschillende deelgebieden in kaart gebracht. Hierbij is wel opgemerkt dat in beginsel alle inspectie-, toezicht- en handhavingstaken na de reorganisatie van juni 2008 door de afdeling Vergunningen en Handhaving worden uitgevoerd. In de praktijk liggen er echter nog een aantal van deze taken bij andere afdelingen in de gemeentelijke organisatie (bv. Havenverordening, Wet gemeentelijke basisadministratie). Deze taken zijn wel meegenomen in de risicoanalyse die heeft plaatsgevonden, maar worden verder (nog) niet uitgewerkt in de strategieën en de capaciteitsraming nu het nog niet vast ligt welke taak de afdeling Vergunningen en Handhaving hierin krijgt.

Tenslotte wordt een raming gegeven van de benodigde capaciteit per deelgebied. Er is een vertaalslag gemaakt van de in dit integraal meerjaren handhavingsbeleid 2009-2012 opgenomen prioriteiten en strategieën naar de capaciteitsbehoefte per deelgebied. Op basis van de over het jaar 2008 beschikbare en overige kengetallen wordt een raming gemaakt van de benodigde capaciteit per jaar voor het uitvoeren van de inspectie-, toezicht en handhavingstaken. Hiervoor is voor de verschillende deelgebieden een capaciteitsmodel opgemaakt waarin voorgaand is verwerkt. Deze modellen treft u als Bijlage III t/m V bij dit beleid aan.

In het uitvoeringsprogramma dat wordt gebaseerd op dit integrale meerjaren handhavingsbeleid wordt de beschikbare capaciteit gedetailleerd ingepland. De capaciteitsramingen geven dan ook een globale doorkijk naar de capaciteitsbehoefte. In de aan dit beleid verbonden uitvoeringsprogramma’s vindt de uiteindelijke vertaalslag naar de daadwerkelijke inzet van capaciteit in de praktijk plaats. Hierin worden de gestelde prioriteiten en de op basis hiervan bepaalde strategieën specifiek per deelgebied uitgewerkt op basis van de beschikbare capaciteit.

3. Uitgangspunten, achtergronden en visie

3.1 Inleiding

Bij het formuleren van dit integrale meerjaren handhavingsbeleid zijn een aantal uitgangspunten en achtergronden in acht genomen. Dit hoofdstuk beschrijft de uitgangspunten en achtergronden van dit beleid, alsmede de beleidscyclus waarvoor dit beleidstuk als startpunt geldt. Ook wordt nader ingegaan op de begrippen Inspectie, Toezicht en Handhaving en tenslotte wordt de bestuurlijke visie verwoord.

3.2 Uitgangspunten

De gemeente Waalwijk heeft ten aanzien van de invulling en uitvoering van de gemeentelijke inspectie-, toezicht en handhavingstaken in het verleden reeds haar standpunt ingenomen. In de kadernota Integrale handhaving 2004 is reeds uitgebreid ingegaan op de vormen van handhaving, de kaders van handhaving en de handhaving in de toekomst. Ook heeft de gemeente Waalwijk nadien beschreven in haar Handhavingsprogramma 2007-2008 hoe zij haar capaciteit op de verschillende deelgebieden wenste in te zetten. Zoals reeds in de inleiding is aangeven heeft zicht dit echter destijds niet vertaald naar de dagelijkse praktijk. Uitgangspunt is daarom ook de uit dit integrale meerjaren handhavingsbeleid jaarlijks een uitvoeringsprogramma volgt, op basis waarvan de afdeling Vergunningen en Handhaving haar capaciteit kan inzetten op de in dit beleid vastgelegde uitgangspunten.

De gemeente Waalwijk wenst een gemeente zijn waarin inwoners veilig en gezond kunnen wonen, werken, recreëren en verblijven. In dat kader wordt als uitgangspunt gesteld dat de gemeente Waalwijk verantwoordelijk is voor het stellen van kaders (wettelijk, bestuurlijk en ambtelijk) en het voeren van de regie hierover, maar de uiteindelijke verantwoordelijkheid voor de naleving van de voorschriften binnen deze kaders ligt bij de samenleving zelf.

Tenslotte is bij het formuleren van het onderhavige beleid uitgegaan van de “Bestuursovereenkomst Handhaving Omgevingsrecht Provincie Noord-Brabant” en de hieronder liggende strategie “Zo handhaven we in Brabant” (zie bijlage I).

3.3 De beleidscyclus

Uitgangspunt van dit integraal meerjaren handhavingsbeleid 2009-2012 is mede dat het onderdeel uitmaakt van een beleidcyclus waarbij er sprake is van een onlosmakelijke verbinding tussen visie (beleid) , programmering en uitvoering. Hiermee streeft de gemeente Waalwijk naar een optimale afstemming binnen deze cyclus.

Schematisch kan dit als volgt worden weergegeven:

Optimale afstemming

Met het opstellen van een integraal meerjaren handhavingsbeleid voor de periode 2009-2012 en een uitvoeringsprogramma 2009 beoogt de gemeente Waalwijk te komen tot een beleid en een uitvoeringsprogramma dat een cyclisch karakter heeft.

Gedurende de cyclus kan worden bepaald of de doelstellingen nog worden behaald en of er bijsturing in het beleid en de uitvoering plaats dient te vinden. Evaluatie maakt daarom een wezenlijk onderdeel uit van deze cyclus. Na de evaluatie kan worden bekeken of het beleid dient te worden aangepast.

In een beleidscyclus voor handhaving worden de volgende fasen onderscheiden:

Fase 1

Het opstellen van een beleidsplan, waarin in ieder geval de volgende zaken worden vastgelegd:

  • -

    uitgangspunten, achtergronden en visie;

  • -

    taken en prioriteiten;

  • -

    nalevingstrategie (inspectie-, toezicht-, handhavings- en gedoogstrategie);

  • -

    uitvoeringsorganisatie;

  • -

    capaciteitsplanning op hoofdlijnen bepalen.

Met onderhavig integraal meerjaren handhavingsbeleid 2009-2012 wordt aan deze fase gestalte gegeven.

Fase 2

Dit is de uitvoeringsfase. In deze fase wordt het beleid concreet omgezet naar een programma voor het komende jaar. Hierin wordt vastgelegd hoe de beschikbare capaciteit aan de hand van de in het beleid vastgestelde prioriteiten wordt ingezet op de verschillende taken.

Het Uitvoeringsprogramma 2009 volgt direct op dit beleid. In de beleidcyclus is het de bedoeling om in het laatste kwartaal van het lopende jaar het uitvoeringsprogramma voor het volgende jaar vast te stellen.

Fase 3

In fase drie worden de resultaten uit de eerste twee fasen geëvalueerd. In deze fase wordt een rapportage opgesteld, waarin uiteindelijk conclusies worden getrokken en aanbevelingen worden gedaan over de vragen of het beleid op een juiste wijze wordt uitgevoerd, of de beoogde resultaten zijn behaald en of er bijsturing plaats dient te vinden.

Ook de evaluatie vindt plaats in het laatste kwartaal van het lopende jaar. Uiteraard zal eerst worden geëvalueerd alvorens het Uitvoeringsprogramma wordt vastgesteld.

Fase 4

In de laatste fase worden aan de hand van de uitkomsten van de rapportage uit Fase 3 de in het beleid en uitvoeringsprogramma genoemde aspecten uit fase 1 waar nodig bijgestuurd. Ieder jaar kan een evaluatie en een rapportage van het uitvoeringsprogramma leiden tot bijstelling van de risico-inventarisatie en de daaruit voortvloeiende prioriteiten. Ook de verantwoordelijkheid vanuit het dagelijks bestuur evenals voortschrijdende inzichten zullen aan bijstelling bijdragen.

De bijsturing naar aanleiding van de evaluatie uit Fase 3 vindt plaats nadat is geëvalueerd en de eventuele bijsturing wordt vertaald in het beleid en het uitvoeringsprogramma voor het komende jaar.

Dit integraal meerjaren handhavingsbeleid moet dan ook worden beschouwd als het beginpunt van een structurele beleidscyclus, die moet leiden tot een duurzame kwaliteit van de handhaving en een effectieve en efficiënte inzet van capaciteit en middelen om de optimale afstemming tussen visie (beleid), programmering en uitvoering te bereiken.

Schematisch weergegeven ziet de cyclus er als volgt uit:

3.4 Begrippenkader

In het kader van de uitvoering van de gemeentelijke taken op alle deelgebieden wordt binnen het containerbegrip Handhaving onderscheid gemaakt tussen 3 fasen, namelijk Inspectie Toezicht en Handhaving.

Schematisch weergegeven ziet dit proces “Handhaving” er als volgt uit aan.

Onder Inspectie worden alle activiteiten verstaan die in relatie staan tot de realisatie van het vergunde. Hier gaat het dus om controles in het kader van een verleende vergunning (bv. bij een bouwvergunning wordt er gecontroleerd bij het uitzetten van een bouwwerk of het storten van de fundering)

Onder Toezicht wordt verstaan: het controleren of, en in hoeverre, wettelijke bepalingen worden nageleefd, nadat het vergunde is gerealiseerd. Daarbij geldt dat toezicht alleen betrekking heeft op de controle op de naleving en niet op het inzetten van juridische instrumenten tegen de overtreding.

Hierbij wordt er nog onderscheid gemaakt in preventief en repressief toezicht. Onder preventief toezicht wordt verstaan: het toezicht dat is gebaseerd op een jaarlijks uitvoeringsprogramma (bv. object-, branche- en of gebiedsgericht toezicht)

Repressief toezicht is toezicht dat plaatsvindt op basis van klachten, waarbij er onderscheid wordt gemaakt tussen schriftelijke klachten en meldingen die telefonisch bij de meldlijn binnenkomen.

Onder handhaving wordt verstaan: het bestuursrechtelijk (middels last onder dwangsom of bestuursdwang) of strafrechtelijk (proces verbaal) optreden tegen overtredingen die tijdens de fasen van Inspectie en Toezicht zijn vastgesteld.

Verder wordt onder klachten verstaan: het geheel van schriftelijke en mondelinge meldingen, waarbij binnen de schriftelijke klachten nog onderscheid wordt gemaakt tussen verzoeken om handhaving en overige klachten die niet als een verzoek om handhaving kunnen worden beschouwd.

De begrippen Inspectie, Toezicht en handhaving worden nog verder toegelicht in de hoofdstuk 6, waar de Nalevingstrategie wordt uitgewerkt.

3.5 De bestuurlijke visie

Onderkend wordt dat het niet mogelijk is om met de huidige beschikbare middelen aan alle taken op het gebied van inspectie, toezicht en handhaving op de verschillende deelgebieden invulling te geven. Het stellen van prioriteiten binnen deze taken met de beschikbare middelen is daarom onafwendbaar. Uitgangspunt voor het beleid en het uitvoeringsprogramma is de huidige binnen de gemeente Waalwijk beschikbare capaciteit binnen het taakveld Handhaving.

Strijdige situaties dienen zoveel mogelijk te worden voorkomen door het verschaffen van voldoende en volledige informatie. Met name is dit van belang aan het begin van het proces. Dit kan bijvoorbeeld bereikt worden met duidelijke goed handhaafbare bestemmingsplan- en vergunningvoorschriften. Ook communicatie speelt hierbij een zeer belangrijke rol. Daarom is in dit beleid een apart hoofdstuk over de communicatie opgenomen (zie Hoofdstuk 10).

Daarnaast is het van belang om in het kader van de uitoefening van de gemeentelijke taken op een eenduidige en transparante wijze naar buiten te treden. Er mag geen sprake zijn van willekeur en de rechtszekerheid en rechtsgelijkheid moet voor de samenleving gewaarborgd blijven.

Het vergroten van (het gevoel van) veiligheid, en verbetering van de leefbaarheid en gezondheid zijn belangrijke speerpunten. Hierbij is het uitgangspunt dat handhaving het sluitstuk dient te zijn van de stappen die worden genomen bij de uitvoering van de taken op het gebied van Inspectie, Toezicht en handhaving. Daarom is in alle fasen communicatie van groot belang.

Tenslotte moet er ruimte zijn om gebruik te maken van de gemeentelijke beleidsvrijheid in het geval van uitzonderlijke situaties. Hiermee wordt bijvoorbeeld gedoeld op de handhaving van overtredingen door notoire overtreders. Daarom is hiervoor in dit beleid opgenomen hoe in dergelijke gevallen bestuurlijk wordt gereageerd (paragraaf 8.3)

4. Risicoanalyse

4.1 Inleiding

Deze paragraaf geeft een toelichting op de risicoanalyse zoals deze voor het bepalen van de prioriteiten op de taken vanuit de verschillende deelgebieden is uitgevoerd.

Voor het bepalen van de prioriteiten binnen deze taken is gebruik gemaakt van de systematiek van het Expertisecentrum Rechtspleging en Rechtshandhaving van het Ministerie van Justitie, die daarmee uitvoering geeft aan het faciliterende programma “handhaven met effect”. Er is op alle deelgebieden een risicoanalyse uitgevoerd. In dit hoofdstuk wordt ook een toelichting gegeven op deze risicoanalyse.

Hierbij wordt benadrukt dat enkel de gemeentelijke inspectie-, toezicht- en handhavingstaken bij deze risicoanalyse zijn betrokken. De taken die door externe partijen (Politie, Brandweer, Voedsel en Warenautoriteit e.d.) worden uitgevoerd hebben geen onderdeel uitgemaakt van deze risicoanalyse, tenzij het gaat om taken die door de gemeente gezamenlijk met deze externe partijen worden uitgevoerd. Deze keuze heeft te maken met het gegeven dat uiteindelijk op basis van deze gemeentelijke taken ook een capaciteitsplanning wordt gemaakt. Bij deze capaciteitsplanning wordt enkel uitgegaan van de beschikbare capaciteit voor deze taken binnen de gemeente Waalwijk.

4.2 Doel risicoanalyse

Bij het vaststellen van de prioriteiten in de toezicht- en handhavingstaken nemen de risico’s een belangrijke plaats in. De gedachte daarbij is dat de interne en externe risico’s die de gemeente loopt in belangrijke mate de bestuurlijke aandacht van een onderwerp zullen bepalen. Het benoemen van risico’s en het afwegen hiervan is dan ook een belangrijke stap naar een organisatie waarin de intensiteit van toezicht en handhaving een directe relatie heeft met de kans dat een probleem zich voordoet en de ernst van de mogelijke gevolgen. Daarbij moet worden onderkend dat ondergeschikte risico’s hoog op de politieke agenda kunnen staan omdat maatschappelijke en/of politieke opvattingen daartoe dwingen. Ook kunnen ondergeschikte taken met zo’n frequentie tot problemen leiden dat een gestructureerde aanpak om die reden nodig is.

4.3 Risicomatrices

In de risicomatrices zijn taken en de risicocategorieën opgenomen die in dit geval worden onderscheiden (zie bijlage II). Voor elk risico dat zich bij een taak voordoet is in een tweetal ambtelijke workshops een score ingevuld, waarbij de hoogte afhankelijk is van de mate waarin het taakveld bijdraagt in het voorkomen van de negatieve effecten op de risicocategorieën.

4.4 Negatieve effecten

De negatieve effecten (risicocategorieën) die in de risicomatrices verticaal naast de handhavingstaken zijn weergegeven zijn:

  • -

    Veiligheid: hierbij gaat het om situaties waarin de veiligheid van mens en dier fysiek wordt bedreigd.

  • -

    Gezondheid: hier gaat het om de situatie waarin het lichamelijk welzijn van mens en dier wordt bedreigd.

  • -

    Imago: dit effect leidt tot aantasting van het beeld van de gemeente Waalwijk bij burgers en bedrijven;

  • -

    Hinder en overlast: het gaat hier om hinder en overlast op het ongestoorde genot van de openbare ruimte en andere in het maatschappelijk verkeer gangbare leefomstandigheden;

  • -

    Omgevingswaarden: het effect heeft een negatieve invloed op de kwaliteit van de omgeving in de brede zin van het woord;

  • -

    Schade/Aansprakelijkheid: het effect leidt mogelijk tot een financiële vergoedingsplicht voor c.q. (mede)aansprakelijkheid van de gemeente.

Voornoemde negatieve effecten zijn gelijkluidend aan de in de “Gids programmatisch handhaven voor decentrale overheden” en het ‘Handhavingsprogramma 2007-2008’ genoemde effecten, zij het dat enkele van de risicocategorieën een andere benaming hebben gekregen.

Bij het invullen van de risicomatrices is aan alle negatieve effecten een getalswaarde toegekend, te weten:

1 = geheel onbelangrijk

2 = onbelangrijk

3 = enigszins belangrijk

4 = belangrijk

5 = zeer belangrijk

Uiteindelijk is per toezicht- of handhavingstaak het gemiddeld negatief effect berekend.

4.5 Correctie risicokans

Een bepalende factor bij het prioriteren van de inspectie-, toezicht en handhavingstaken is naast de mogelijke negatieve effecten van een bepaalde overtreding uiteraard ook de mate waarin een bepaalde overtreding zich voor kan doen. Daarom is bij de risicoanalyse een correctie van de risicokans toegepast. De correctie risicokans drukt de overtredingskans van de verschillende taakonderdelen uit. Daarbij is geredeneerd vanuit de kans op overtreding op het moment dat er geen (actieve) handhavinginspanning plaatsvindt. Wat is de kans op een overtreding indien men niet actief controleert op een bepaald taakonderdeel.

Bij het bepalen van de kansfactor spelen een aantal andere mechanismen dan handhaving een rol. Deze mechanismen kunnen leiden tot spontane naleving van de regels. Er zijn vijf categorieën van spontane naleving, welke zijn ontleend aan de Tafel van Elf.

De categorieën zijn:

  • -

    Kennis van regels: hoe meer regels, hoe ingewikkelder en onduidelijker, hoe kleiner de kans op spontane naleving;

  • -

    Kosten/baten: hoge kosten, weinig baten, kleinere kans op spontane naleving, lage kosten, veel baten, grotere kans op spontane naleving;

  • -

    Mate van acceptatie bij de doelgroep: hoge acceptatie van regels leidt tot een grotere kans op spontane naleving, lage acceptatie van regels leidt tot een kleinere kans op spontane naleving;

  • -

    Gezagsgetrouwheid van de doelgroep: hoe meer vertrouwen in het gezag, hoe groter de kans op spontane naleving, hoe minder vertrouwen, hoe kleiner de kans op spontane naleving;

  • -

    Informele controle: hoe meer controle, hoe groter de kans op spontane naleving, mits er in het algemeen sprake is van acceptatie van de regels bij de doelgroep.

Bij het bepalen van de kans op overtreding zijn voorgaande categorieën van spontaan nalevingsgedrag in ogenschouw genomen. Vervolgens is de kans op overtreding bepaald langs een vijfpuntschaal.

Hierbij is de volgende waardering toegekend:

1 = heel kleine kans op overtreding

2 = kleine kans op overtreding

3 = gemiddelde kans op overtreding

4 = grote kans op overtreding

5 = heel grote kans op overtreding

4.6 Berekening risico

Nadat tijdens de workshops voor alle toezicht- en handhavingstaken de negatieve effecten als ook de correctie risicokans getalmatig zijn gewaardeerd, is per taak het risico berekend. Het risico is volgens de volgende formule berekend:

Risico = (gemiddeld) negatief effect x kans op spontane naleving

4.7 Risico in cijfers en woorden

Zoals hiervoor aangegeven is zowel aan de correctie risicokans als aan het (gemiddelde) negatieve effect de getalswaarde 1 t/m 5 toegekend. Als gevolg hiervan zijn de – per taakveld – berekende risico’s eveneens in getalswaarden uitgedrukt. De berekende risico’s kunnen, gelet op de toegepaste formule ([gemiddeld] negatief effect x kans), tussen de 1 (1x1) en de 25 (5x5) liggen. Blijkens de resultaten van de uitgevoerde risicoanalyse zijn de verschillen tussen de minimale en de maximale waarden geringer; de berekende risico’s bedragen namelijk minimaal 1,91 en maximaal 15,58. Kleine getalsmatige verschillen tussen risico’s en taken hebben echter weinig betekenis. Hoewel met getallen gewerkt wordt, is immers allerminst sprake van mathematische exactheid. Om deze reden en om de inzichtelijkheid van de resultaten te vergroten wordt een vijftal risiconiveaus onderscheiden. Deze niveaus, uitgedrukt in cijfers, zijn vervolgens in woorden vertaald.

Risico in cijfers

Risico in woorden

1 – 3,0

Zeer laag

3,1 – 6,0

Laag

6,1 – 9,0

Gemiddeld

9,1 – 12,0

Hoog

> 12

Zeer hoog

In bijlage II zijn per beleidsveld de (gemiddelde) risicomatrices weergegeven met de daarin opgenomen scores en zoals deze zijn samengesteld aan de hand van alle door de betrokken ingevulde matrices. Tevens is per taakonderdeel het risico in woorden genoemd.

4.8 Reikwijdte risicoanalyse

Benadrukt moet worden dat de Risicoanalyse geen wetenschappelijk onderzoek inhoudt. De analyse heeft tot doel om de terreinen van gemeentelijk handelen op een aantal risicoaspecten te inventariseren, om zo koers te zetten voor de ontwikkeling van het integraal meerjaren handhavingsbeleid. De elementen die hoog scoren in de analyse zullen logischerwijs ook bij de programmering een belangrijke positie innemen. Elementen die laag scoren kunnen later worden ingevoegd of zelfs helemaal achterwege worden gelaten. Ook kan er expliciet voor worden gekozen bepaalde onderwerpen buiten de programmering te laten, gezien hun specifieke karakter of gezien het feit dat het toezicht en de handhaving door anderen dient te worden verzorgd. In dat geval kan de risicoanalyse er toe bijdragen dat die anderen ook op hun verantwoordelijkheid worden aangesproken door het gemeentebestuur.

5. Taken en prioriteiten per beleidsveld

5.1 Inleiding

In deze bijlage vindt u een toelichting op de risicoanalyse die is uitgevoerd om de prioriteiten voor de verschillende taken op de verschillende deelgebieden te bepalen. Ook worden de taken en prioriteiten binnen de verschillende deelgebieden beschreven en overzichtelijk weergegeven.

5.2 Taken en prioriteiten Bouwen en Ruimtelijke Ordening

5.2.1 Taken Bouwen en Ruimtelijke Ordening

5.2.1.1 Bouwen

Bij het bepalen van de taken voor de inspectie, toezicht en handhaving op het deelgebied Bouwen is uitgegaan van het wettelijke kader dat is vastgelegd in de Woningwet. Op basis van de Woningwet zijn diverse uitvoeringsregelingen in dit kader tevens relevant, waar onder: het Bouwbesluit 2003, de Bouwverordening en het welstandsbeleid.

Voor wat betreft het thema brandveiligheid wordt het wettelijk kader bepaald door het Gebruiksbesluit (brandveilig gebruik), de bouwverordening (brandveilig gebruik/gebruiksvergunning) en het Bouwbesluit (bouwkundige brandveiligheid).

Wanneer het bouwen plaatsvindt op, aan of bij een monument of bij een beschermd stad- en dorpsgezicht dan is het bouwen altijd bouw- en monumentenvergunningplichtig. Dit vloeit voort uit artikel 43 lid 2 van de Woningwet jo. artikel 11 van de Monumentenwet 1988 en artikel 9 van de Monumentenverordening 2005.

5.2.1.2 Ruimtelijke Ordening

De inspectie-, toezicht- en handhavingstaken op het deelgebied Ruimtelijke Ordening vloeien voort uit de Wet ruimtelijke ordening (hierna: Wro) en de binnen de gemeente Waalwijk vigerende bestemmingsplannen.

In het bestemmingsplan staan voorschriften opgenomen over het gebruik, dan wel het laten gebruiken binnen de bepaalde bestemmingen. In het bestemmingsplan is normaliter een algemene verbodsbepaling opgenomen, waarin staat beschreven dat het verboden is om de in het bestemmingsplan begrepen gronden en bouwwerken te gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de in het plan aan deze gronden gegeven bestemming. In het beste geval is er ook nog per bestemming een specifiek gebruiksbepaling op genomen waarin staat welk gebruik in ieder geval niet is toegestaan.

Ook is in de Wro een algemene verbodsbepaling opgenomen die het verbiedt om gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken in strijd met het bestemmingsplan. Ook een gedraging in strijd met een voorschrift dat is verbonden aan de bij deze wet verleende vergunning of ontheffing (voorheen: vrijstelling) is verboden. Dit is bepaald in artikel 7.10 lid 1 e 2 Wro

5.2.2 Prioriteiten Bouwen en Ruimtelijke Ordening

Hieronder staat in de tabel weergegeven welke prioriteit aan de verschillende taken op het deelgebied Bouwen en Ruimtelijke Ordening is toegekend.

Inspectie-, Toezicht- en Handhavingstaken

Prioriteit

● Reguliere vergunningsplichtige bouwwerken van € 100.000 tot €

1.000.000 en meer dan € 1.000.000

● Illegale bouw

● Illegaal gebruik (zonder gebruiksvergunning)

● Staat van brandveiligheids installaties en vluchtroutes

● Gebruik in strijd met het Gebruiksbesluit

● Illegale sloop met asbest

Zeer hoog

● Regulier vergunningsplichtige bouwwerken tot € 100.000

● Welstandseisen

● Wijziging monument

● Monumentenvergunning

● Staat van open erven en terreinen

● Plichten tijdens en bij voltooiing van de bouw en bij

ingebruikneming van het bouwwerk

● Overbevolking

● Gebruik bouwvallige bouwwerken

● Hinderlijk, schadelijk gebruik

● Gebruik in afwijking van de gebruiksvergunning

● Slopen in afwijking van de sloopvergunning met asbest

● Plichten tijdens sloop

● Gebruik in strijd met het bestemmingsplan

Hoog

● Tijdelijke bouwvergunning

● Bouwvergunningvrije bouwwerken

● Bestaande bouw / staat van volkshuisvesting

● Weren van schadelijk en hinderlijke dieren, Reinheid

● Illegale sloop / slopen in afwijking van de vergunning zonder

asbest

● Gebruik in strijd met verleende vrijstelling / ontheffing

● Bouwen in strijd met bouwvoorschriften bestemmingsplan

● Aanleggen van werken zonder vergunning / in afwijking van de

vergunning in een natuurgebied

● Aanleggen van werken zonder aanlegvergunning in overige

Gebieden

Gemiddeld

● Licht vergunningsplichtige bouwwerken

● Aanleggen van werken in afwijking van de aanlegvergunning in

overige gebieden

Laag

 

Zeer laag

5.3 Taken en prioriteiten Milieu

5.3.1 Taken Milieu

Bij het bepalen van de taken voor de inspectie, toezicht op het deelgebied Milieu is uitgegaan van de wettelijke kaders die zijn vastgelegd in de Wet Milieubeheer, de Wet Bodembescherming, de Wet verontreiniging oppervlaktewater en de hieraan verbonden Algemene Maatregelen van Bestuur (hierna: AmvB’s), waaronder het Activiteitenbesluit, het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen en het Besluit Bodemkwaliteit. Ook hierbij is gekeken naar die regelingen waarvoor de gemeente als bevoegd gezag geldt.

Bij het opstellen van de risicomatrix voor de uitvoering van de risicoanalyse zijn deze taken vervolgens onderverdeeld in milieuvergunninggerelateerde taken, taken voortvloeiende uit het Activiteitenbesluit, taken voortvloeiende uit overige AmvB’s, bodemgerelateerde taken en taken betrekking hebbende op geluid- en lichthinder.

De milieuvergunninggerelateerde taken zijn op hun beurt weer onderverdeeld in illegaal gebruik, zijnde gebruik zonder milieuvergunning en illegaal gebruik, zijnde gebruik in afwijking van de milieuvergunning waarbij de thema’s Geluid en Trillingen, (Externe) Veiligheid, Lucht, Lozingen en Stortingen, Bodem, Afval en Opslag zijn beoordeeld. In eenzelfde onderverdeling zijn ook de taken voortvloeiende uit het Activiteitenbesluit in de matrix opgenomen.

De overige thema’s zijn verder afzonderlijk op de kerntaken voortvloeiende uit de verschillende AmvB’s beoordeeld.

5.3.2 Prioriteiten Milieu

Hieronder staat in de tabel weergegeven welke prioriteit aan de verschillende taken op het deelgebied Milieu is toegekend.

Inspectie-, Toezicht- en Handhavingstaken

Prioriteit

● Illegaal gebruik (in afwijking van de milieuvergunning):

-externe veiligheid;

-lucht (stookinstallaties, geur- en stofhinder)

● Vuurwerkbesluit

Zeer hoog

● Illegaal gebruik (gebruik inrichting zonder milieuvergunning)

● Illegaal gebruik (in afwijking van de milieuvergunning):

-geluid en trillingen (overschrijding geluidnorm, trillinghinder)

-lozingen en stortingen

-opslag (opslag van stoffen, in tanks)

● Illegaal gebruik (gebruik inrichting zonder melding)

● Illegaal gebruik (gebruik inrichting in afwijking van het

Activiteitenbesluit):

-geluid en trillingen

-externe veiligheid

-lucht

-lozingen en stortingen

-opslag

● Besluit externe veiligheid inrichtingen

● Besluit risico zware ongevallen 1999

● Besluit mobiel breken bouw- en sloopafval

● Besluit ammoniakemissie

● Besluit bodemkwaliteit

● Bodemincidenten, ongewone voorvallen m.b.t. de bodem

● Festiviteiten (incidenteel/collectief)

● Evenementen

● Overige geluidhinder

Hoog

● Illegaal gebruik (gebruik inrichting in afwijking van de

milieuvergunning):

-bodem (vloeistofdichte vloeren / verhardingen,

bodemonderzoek)

-afval

● Illegaal gebruik (gebruik in afwijking van het Activiteitenbesluit):

-bodem

-afval

● Besluit inzamelen afvalstoffen

● Besluit melden bedrijfsafvalstoffen en gevaarlijke stoffen

● Besluit landbouw milieubeheer

● Besluit stortplaatsen en stortverboden afvalstoffen

● Stortbesluit bodembescherming

● Lozingenbesluit bodembescherming

● Besluit lozing afvalwater huishoudens

● Besluit lozing afvalwater buiten inrichtingen

Gemiddeld

● Besluit glastuinbouw milieubeheer

● Besluit mestbassins milieubeheer

● Besluit vrijstellingen stortverbod

Laag

 

Zeer laag

5.4 Taken en prioriteiten Algemene Plaatselijke Verordening

5.4.1 Taken APV

Het wettelijk kader voor de inspectie-, toezicht- en handhavingstaken op dit deelgebied vloeien voort uit de binnen de gemeente Waalwijk geldende Algemene Plaatselijke Verordening. Ook de taken voortvloeiende uit overige verordeningen zijn bij dit beleid betrokken.

De gemeente Waalwijk heeft als kerntaak het toezien op naleving van de voorschriften vanuit deze verordeningen. In deze verordeningen ligt vast hoe de gemeente Waalwijk omgaat met zaken als, Openbare Orde en Veiligheid binnen de openbare ruimte (Binnenstad/Woonkernen, Buitenwijken en Buitengebied, Openbaar Water), Parkeren, Evenementen en Festiviteiten, Openbare Inrichtingen, Bescherming van Milieu en Natuurschoon en zorg voor het uiterlijk aanzien.

5.4.2 Prioriteiten APV

Hieronder staat in de tabel weergegeven welke prioriteit aan de verschillende taken op het deelgebied APV is toegekend.

Inspectie-, Toezicht- en Handhavingstaken

Prioriteit

● Parkeerexcessen (hinder en overlast)

● Sluitingstijden (horeca)

● Bodem, weg- en milieuverontreiniging

● Illegale stortingen (grof) afval

● Zwerfafval

Zeer hoog

● Binnenstad

● Klachten en Meldingen

● Bruikbaarheid en aanzien van de weg

● Veiligheid op de weg

● Hondenoverlast

● Overlast (brom-) fietsen

● (Consumenten)vuurwerk

● Veiligheidsrisicogebieden

● Evenementenvergunning

● Orde en Veiligheid bij evenementen

● Voetbalwedstrijden

● Aanbieden van afval

● Opslag van afval

Hoog

● Algemene surveillance

● Buitenwijken en Buitengebied

● Plakken en kladden

● Overlast van dieren

● Crossterreinen en Natuurgebieden

● Openbaar water

● Betaald parkeren

● Parkeervergunningen

● Collectieven/Incidentele festiviteiten

● Exploitatievergunningen

● Terras

● Geluid- en lichthinder

● Het bewaren van houtopstand

● Ontsiering en stankoverlast

Gemiddeld

● Verspreiding van gedrukte stukken

● Vertoningen e.d. op de weg

● Betreden van plantsoenen / rijden over bermen

● Hinderlijk gedrag

● Bedelarij

● Vuur stoken

● Kamperen buiten kampeerterrein

● Collecteren, venten, standplaatsen en markten

● Straatnaamborden en huisnummers

● Nachtregister

● Tatoeages en Piercings

Laag

● Vergunning alarminstallaties

● Verstrooiing van as

Zeer laag

5.5 Taken en prioriteiten Overige wet- en regelgeving

5.5.1 Taken overige wet- en regelgeving

Verder zijn in het kader van het integraal meerjaren handhavingsbeleid 2009-2012 een aantal taken meegewogen die niet zozeer direct gerelateerd zijn aan de genoemde deelgebieden, maar waarvan de uitvoering, dan wel het toezicht op de uitvoering van deze taken door het taakveld Handhaving dient te worden opgepakt. Ook de taken die in alle waarschijnlijkheid in de toekomst tot de gemeentelijke inspectie-, toezicht- en handhavingstaken komen te behoren zijn meegewogen.

Hierbij valt te denken aan de taken die voortvloeien uit de Wet kinderopvang, de Drank- en horecawet, de Wet op de kansspelen, Wet gemeentelijke basisadministratie, de Havenverordening en de Winkeltijdenverordening. Hierbij wordt nogmaals opgemerkt dat deze taakonderdelen op dit moment in de praktijk nog door ander afdelingen binnen de gemeentelijke organisatie worden uitgevoerd. Het feit dat deze taken zijn meegewogen houdt daarom niet in dat deze taakonderdelen ook in de praktijk binnen het taakveld handhaving (dienen te) worden uitgevoerd. In ieder geval bestaat nu wel een beeld van de prioriteiten op deze taakonderdelen.

Zo is het zeer waarschijnlijk dat gemeenten in de toekomst zelf het toezicht gaan uitoefenen op de Drank- en Horecawet (hierna: DHW). Op dit moment ligt de toezichthoudende taak bij de Voedsel en Warenautoriteit. Vooruitlopend op de wetswijziging die voor deze ontwikkeling nodig is, is bij wijze van proef een pilotproject opgezet waaraan 15 (regio’s van) gemeenten deelnemen.

Het project houdt feitelijk in dat de Voedsel en Warenautoriteit in deze (regio’s van) gemeenten niet langer toezicht houdt op de naleving van de Drank- en horecawet. Het doel van het pilotproject is om duidelijkheid te krijgen over hoe de toezichttaken in de praktijk het beste kunnen worden verdeeld. Nu het voorstelbaar is dat de wetswijziging en dus de ‘overdracht’ van deze taken nog binnen de genoemde periode van gelding voor dit beleid valt (2009-2012) zijn deze taken ook meegenomen.

Ook de inspectie-, toezicht- en handhaving op (de processen) voortvloeiende uit de Wet kinderopvang behoort tot de taken van de gemeente. Zo dient de gemeente erop toe te zien dat de melding op een juiste wijze plaatsvindt en dat de kwaliteit van de verschillende centra voldoen aan de bij de wet gestelde eisen.

5.5.2 Prioriteiten overige wet en regelgeving

Inspectie-, Toezicht- en Handhavingstaken

Prioriteit

 

Zeer hoog

● Wet kinderopvang

Hoog

● Gebruik inrichting zonder of in afwijking van de vergunning

● Inrichtingseisen horecabedrijf

● Gebruik kansspelen zonder vergunning

● Verplichte inschrijving in de GBA

● Havenverordening

Gemiddeld

● Opening- en sluitingstijden winkels

●Gebruik kansspelen in afwijking van de vergunning

Laag

 

Zeer laag

5.6 Totaaloverzicht taken en prioriteiten

In onderstaande tabel staat de prioriteit weergegeven van alle taken uit de voornoemde deelgebieden gezamenlijk.

Inspectie-, Toezicht- en Handhavingstaken

Prioriteit

● Parkeerexcessen (hinder en overlast)

● Sluitingstijden (horeca)

● Bodem, weg- en milieuverontreiniging

● Illegale stortingen (grof) afval

● Zwerfafval

● Reguliere vergunningplichtige bouwwerken van € 100.000 tot €

1.000.000 en meer dan € 1.000.000

● Illegale bouw

● Illegaal gebruik (zonder gebruiksvergunning)

● Staat van brandveiligheids installaties en vluchtroutes

● Gebruik in strijd met het Gebruiksbesluit

● Illegale sloop met asbest

● Illegaal gebruik (in afwijking van de milieuvergunning):

-externe veiligheid;

-lucht (stookinstallaties, geur- en stofhinder)

● Vuurwerkbesluit

Zeer hoog

● Binnenstad

● Klachten en Meldingen

● Bruikbaarheid en aanzien van de weg

● Veiligheid op de weg

● Hondenoverlast

● Overlast (brom-) fietsen

● (Consumenten)vuurwerk

● Veiligheidsrisicogebieden

● Evenementenvergunning

● Orde en Veiligheid bij evenementen

● Voetbalwedstrijden

● Aanbieden van afval

● Opslag van afval

● Regulier vergunningsplichtige bouwwerken tot € 100.000

● Welstandseisen

● Wijziging monument

● Monumentenvergunning

● Staat van open erven en terreinen

● Plichten tijdens en bij voltooiing van de bouw en bij

ingebruikneming van het bouwwerk

● Overbevolking

● Gebruik bouwvallige bouwwerken

● Hinderlijk, schadelijk gebruik

● Gebruik in afwijking van de gebruiksvergunning

● Slopen in afwijking van de sloopvergunning met asbest

● Plichten tijdens sloop

● Gebruik in strijd met het bestemmingsplan

● Illegaal gebruik (gebruik inrichting zonder milieuvergunning)

● Illegaal gebruik (in afwijking van de milieuvergunning):

-geluid en trillingen (overschrijding geluidnorm, trillinghinder)

-lozingen en stortingen

-opslag (opslag van stoffen, in tanks)

● Illegaal gebruik (gebruik inrichting zonder melding)

● Illegaal gebruik (gebruik inrichting in afwijking van het

Activiteitenbesluit):

-geluid en trillingen

-externe veiligheid

-lucht

-lozingen en stortingen

-opslag

● Besluit externe veiligheid inrichtingen

● Besluit risico zware ongevallen 1999

● Besluit mobiel breken bouw- en sloopafval

● Besluit ammoniakemissie

● Besluit bodemkwaliteit

● Bodemincidenten, ongewone voorvallen m.b.t. de bodem

● Festiviteiten (incidenteel/collectief)

● Evenementen

● Overige geluidhinder

● Wet kinderopvang

Hoog

Hoog

● Algemene surveillance

● Buitenwijken en Buitengebied

● Plakken en kladden

● Overlast van dieren

● Crossterreinen en Natuurgebieden

● Openbaar water

● Betaald parkeren

● Parkeervergunningen

● Collectieven/Incidentele festiviteiten

● Exploitatievergunningen

● Terras

● Geluid- en lichthinder

● Het bewaren van houtopstand

● Ontsiering en stankoverlast

● Tijdelijke bouwvergunning

● Bouwvergunningvrije bouwwerken

● Bestaande bouw / staat van volkshuisvesting

● Weren van schadelijk en hinderlijke dieren, Reinheid

● Illegale sloop / slopen in afwijking van de vergunning zonder

asbest

● Gebruik in strijd met verleende vrijstelling / ontheffing

● Bouwen in strijd met bouwvoorschriften bestemmingsplan

● Aanleggen van werken zonder vergunning / in afwijking van de

vergunning in een natuurgebied

● Aanleggen van werken zonder aanlegvergunning in overige

Gebieden

● Illegaal gebruik (gebruik inrichting in afwijking van de

milieuvergunning):

-bodem (vloeistofdichte vloeren / verhardingen,

bodemonderzoek)

-afval

● Illegaal gebruik (gebruik in afwijking van het Activiteitenbesluit):

-bodem

-afval

● Besluit inzamelen afvalstoffen

● Besluit melden bedrijfsafvalstoffen en gevaarlijke stoffen

● Besluit landbouw milieubeheer

● Besluit stortplaatsen en stortverboden afvalstoffen

● Stortbesluit bodembescherming

● Lozingenbesluit bodembescherming

● Besluit lozing afvalwater huishoudens

● Besluit lozing afvalwater buiten inrichtingen

● Gebruik inrichting zonder of in afwijking van de vergunning

● Inrichtingseisen horecabedrijf

● Gebruik kansspelen zonder vergunning

● Verplichte inschrijving in de GBA

● Havenverordening

Gemiddeld

Gemiddeld

● Verspreiding van gedrukte stukken

● Vertoningen e.d. op de weg

● Betreden van plantsoenen / rijden over bermen

● Hinderlijk gedrag

● Bedelarij

● Vuur stoken

● Kamperen buiten kampeerterrein

● Collecteren, venten, standplaatsen en markten

● Straatnaamborden en huisnummers

● Nachtregister

● Tatoeages en Piercings

● Licht vergunningsplichtige bouwwerken

● Aanleggen van werken in afwijking van de aanlegvergunning in

overige gebieden

● Besluit glastuinbouw milieubeheer

● Besluit mestbassins milieubeheer

● Besluit vrijstellingen stortverbod

● Opening- en sluitingstijden winkels

●Gebruik kansspelen in afwijking van de vergunning

Laag

● Vergunning alarminstallaties

● Verstrooiing van as

Zeer laag

6. Nalevingstrategie

6.1 Inleiding

Iedereen die bepaalde activiteiten ontplooit en/of werkzaamheden verricht binnen de genoemde beleidsvelden heeft zich te houden aan het wettelijke kader dat voor deze deelgebieden is bepaald. Als regels niet of onvoldoende worden nageleefd kan daartegen handhavend worden opgetreden. Een van de doelstellingen van goede handhaving is de naleving van wetten en regels te bevorderen. Op welke wijze de gemeente Waalwijk invulling wenst te geven aan haar handhavende optreden wordt in dit hoofdstuk beschreven.

Hierbij geldt het schema uit paragraaf 2.4 als uitgangspunt. Ter verduidelijking wordt deze hier nogmaals weergegeven;

6.2 Definitie van de nalevingstrategie

Het bevorderen van naleving van de regelgeving betekent dat er (actief) controles uitgevoerd moeten worden en kan uiteindelijk ook betekenen dat er handhavend opgetreden moet worden. Slechts in uitzonderlijke situaties kan van handhavend optreden worden afgezien.

Hoe aan de nalevingstrategie concreet invulling wordt gegeven wordt vastgelegd in de volgende beleidsstrategieën:

  • 1.)

    de inspectiestrategie;

  • 2.)

    de toezichtstrategie;

  • 3.)

    de handhavingstrategie;

  • 4.)

    de gedoogstrategie.

Ad. 1 en 2) de inspectie- en toezichtstrategie

Door het houden van controles op de naleving van vergunningen en regelgeving worden de risico’s van het niet naleven van die vergunningen en regelgeving zoveel mogelijk beperkt. De inspectie- en toezichtstrategie bepaald op welke manier de inspectie en het toezicht op de taken wordt georganiseerd en met welke intensiteit inspectie en toezicht wordt uitgevoerd. De inspectie- en toezichtstrategie wordt nader uitgewerkt in hoofdstuk 7.

Ad. 3) de handhavingstrategie

Indien overtredingen worden geconstateerd wordt door toepassing van bestuursrechtelijke- en strafrechtelijke middelen tegen de betreffende overtreder opgetreden. De handhavingstrategie bepaald op welke manier overtredingen worden gesanctioneerd. De handhavingstrategie is verder uitgewerkt in hoofdstuk 8.

Ad.4) de gedoogstrategie

Slechts in uitzonderlijke situaties wordt van handhavend optreden afgezien. In de gedoogstrategie wordt omschreven in welke situaties en onder welke condities inzet van sancties tegenover overtreders achterwege kan blijven. De gedoogstrategie is verder uitgewerkt in hoofdstuk 9.

7. Inspectie- en Toezichtstrategie

7.1 Inleiding

Bij het uitvoeren van controles op de naleving van vergunningen en regelgeving wordt onderscheid gemaakt in inspectie en toezicht.

Onder inspectie worden alle activiteiten verstaan die in relatie staan tot het vergunde. Het kan hier bijvoorbeeld gaan om controles in het kader van een verleende bouwvergunning tijdens de bouwfase.

Onder toezicht wordt verstaan: het controleren of, en in hoeverre, wettelijke bepalingen worden nageleefd, nadat het vergunde is gerealiseerd. Daarbij geldt dat toezicht alleen betrekking heeft op de controle op de naleving en niet op het inzetten van juridische instrumenten tegen de overtreding.

Tijdens het uitoefenen van inspectie en toezicht worden eventuele overtredingen van de regels en voorschriften gesignaleerd.

7.2 Inspectiestrategie

De uitvoering van Inspectie taken concentreert zich hoofdzakelijk op de afgegeven vergunningen binnen alle deelgebieden. Het is namelijk verboden om af te wijken van hetgeen bepaald is in een bouw-, sloop-, gebruiks-, milieu- of APV-vergunning. Aan de hand van het aantal verleende vergunningen kan ingeschat worden hoeveel inzet er nodig is om te controleren of hetgeen vergund is ook daadwerkelijk nageleefd wordt.

In dit hoofdstuk wordt ingegaan op strategie die gevolgd wordt bij de inspectie op de naleving van de verschillende type vergunningen (ontheffingen/vrijstellingen), te weten:

  • -

    bouwvergunningen;

  • -

    sloopvergunningen;

  • -

    gebruiksvergunningen en meldingen (Gebruiksbesluit);

  • -

    aanlegvergunningen;

  • -

    monumentenvergunningen;

  • -

    milieuvergunningen en meldingen (bv. Activiteitenbesluit);

  • -

    APV-vergunningen (bv. evenementenvergunning, parkeervergunning);

  • -

    vergunningen op grond van overige wet- en regelgeving (DHW-vergunning, ligplaatsvergunning).

    • 7.

      3 Toezichtstrategie

De toezichtstrategie richt zich in tegenstelling tot de inspectiestrategie hoofdzakelijk op de niet-vergunninggebonden taken. Daarbij geldt ten opzichte van de inspectiestrategie ook een ander uitgangspunt, namelijk dat de gemeente zelf degene is die het initiatief moet nemen om het toezicht uit te voeren.

Het toezicht valt uiteen in twee vormen, te weten het preventieve toezicht en het repressieve toezicht.

Preventief toezicht is toezicht dat is gebaseerd op een jaarlijks uitvoeringsprogramma en kan opbject, gebieds- branche- of projectgericht worden vorm gegeven.

Repressief toezicht is toezicht dat plaatsvindt op basis van klachten, waarbij er onderscheid wordt gemaakt tussen schriftelijke en mondelinge klachten.

7.3.1 Preventief toezicht

De preventieve toezichtstaken vallen uiteen in:

  • -

    toezicht op illegale bouw, sloop-, aanleggen en gebruik;

  • -

    toezicht op brandveilig gebruik;

  • -

    toezicht op bouwvergunningvrije bouwwerken;

  • -

    toezicht op de bouwverordening;

  • -

    toezicht op bestaande gebouwen (bouwbesluit en welstand);

  • -

    milieutoezicht;

  • -

    bodemtoezicht;

  • -

    APV-toezicht.

Hierna wordt voor de inspectie- en toezichtstaken zoals hiervoor beschreven de strategie bepaald. Aan de hand van deze strategie kan worden bepaald op welke wijze en in welke frequentie inspectie en toezicht wordt uitgevoerd. Aan de hand van de inspectie- en toezichtstrategie kan vervolgens worden bepaalde welke capaciteit benodigd is om de gewenste inspectie- en toezichtstrategie uit te voeren.

7.3.2 Repressief toezicht

Repressief toezicht is toezicht dat plaatsvindt op basis van klachten, waarbij er onderscheid wordt gemaakt tussen schriftelijke klachten (verzoeken om handhaving en overige klachten) en meldingen die telefonisch bij de meldlijn binnenkomen.

7.3.2.1 Verzoeken om handhaving

Uitgangspunt bij verzoeken om handhaving is dat op alle schriftelijke handhavingverzoeken wordt gereageerd. Daarbij moet voor wat betreft het verzoek wel worden voldaan aan de vereisten voor een aanvraag, zoals deze worden genoemd in artikel 4:2 Awb.

De aanvraag dient te zijn ondertekend en bevat ten minste:

  • -

    de naam en het adres van de aanvrager;

  • -

    de dagtekening;

  • -

    een exacte aanduiding van de beschikking die wordt gevraagd.

De aanvrager verschaft voorts de gegevens en bescheiden die voor de beslissing op de aanvraag nodig zijn en waarover hij/zij redelijkerwijs de beschikking kan krijgen.

Het uitgangspunt voor de afhandeling van verzoeken om handhaving is dat deze altijd binnen de wettelijke termijn dienen te worden afgehandeld, ongeacht de prioriteit die aan het betreffende taakonderdeel is gegeven.

Hierbij stelt het college van burgemeester en wethouders wel dat het wil (laten) onderzoeken of en in hoeverre het juridisch haalbaar is om op basis van onderhavig beleid toch de prioriteit, die aan het op het verzoek betrekking hebben taakonderdeel is toegekend, te laten bepalen of en wanneer de handhaving wordt ingezet. Uiteraard geldt dit voor zover het betreffende verzoek wordt toegewezen.

7.3.2.2 Overige klachten

Bij de beoordeling van een schriftelijke klacht wordt ten eerste vastgesteld of de betreffende brief beschouwd dient te worden als een verzoek om handhaving. Als blijkt dat de betreffende brief geen verzoek om handhaving inhoudt, ontvangt de schrijver van de brief binnen de hiervoor geldende termijn een schriftelijke reactie met daarin beschreven hoe verder met de klacht wordt omgegaan.

7.3.2.3 Meldingen

Uitgangspunt voor de afhandeling van meldingen is dat deze binnen een redelijke termijn worden behandeld. In beginsel moet de melder altijd uitsluitsel krijgen hoe de gemeente met de melding omgaat. Ook hierbij wordt een onderscheid gemaakt in de behandeling van meldingen. Indien de melding een taakonderdeel betreft die hoog tot zeer hoog is geprioriteerd krijgt deze voorrang op meldingen die gemiddeld tot zeer laag zijn geprioriteerd. Het is daarom van belang dat er bij binnenkomst van de melding gelijk een goed beeld ontstaat van (het belang van) de melding.

Uiteraard wordt afhankelijk van het belang en de spoedeisendheid van de melding ingeschat of directe afhandeling van de melding noodzakelijk is. Het is voorstelbaar dat in bepaalde gevallen kan worden afgeweken van de prioriteit die aan het betreffende taakonderdeel is toegekend. (bv. vuur stoken heeft een lage prioriteit gekregen, maar in bepaalde gevallen kan naar aanleiding van een melding direct optreden noodzakelijk zijn).

Een melding of een cluster van meldingen kan afhankelijk van de situatie wel aanleiding geven de planning aan te passen om een efficiënte aanpak te bewerkstellingen. Bij de jaarlijkse beleidsevaluatie zal worden bekeken in hoeverre de meldingen en handhavingverzoeken (meer) gestructureerd toezicht op een bepaald terrein nodig maken.

7.4 Definitie inspectie- en toezichtactiviteiten

Voor een goede programmering van de inspectie- en toezichtstaken is het allereerst noodzakelijk te definiëren welke activiteiten als inspectie- en toezichtactiviteiten moeten worden beschouwd. Dit is nodig om uiteindelijk goed in te schatten hoeveel tijd daadwerkelijk gemoeid is met de uitvoering van toezicht.

Bij urenramingen vallen de volgende activiteiten onder inspectie respectievelijk toezicht:

  • -

    voorbereiding en reistijden naar en van de locatie waar de controle wordt gehouden;

  • -

    controle op locatie;

  • -

    verslaglegging van de controle;

  • -

    informerende correspondentie naar aanleiding van de controle.

  • -

    dossiervorming.

Uit het vorenstaande blijkt dat inspectie en toezicht meer omvat dan enkel het uitvoeren van een controle ter plaatse. Dit heeft tot gevolg dat bij de programmering rekening moet worden gehouden met de tijd die het daadwerkelijk uitvoeren van controle ter plaatse kost (zogenaamde controle-uren) en daarnaast moet een inschatting worden gemaakt van de tijd die gemoeid is met de verdere afhandeling (de zogenaamde administratieve/juridische uren). Uitgangspunt hierbij is dat een dossier voldoende juridische basis vormt voor de start van een handhavingtraject.

7.5 Intensiteit van Inspectie en Toezicht

In de inspectie- en toezichtstrategie wordt niet alleen bepaald op welke manier het toezicht op de taken wordt georganiseerd maar wordt tevens bepaald met welke intensiteit het toezicht wordt uitgevoerd. De intensiteit van de inspectie en het toezicht wordt bepaald aan de hand van de vastgestelde prioriteitstellingen en ziet er als volgt uit.

Prioriteit

Intensiteit van inspectie en toezicht

 

Zeer laag

In principe geen inspectie en/of toezicht; ook niet direct reageren op klachten (piepsysteem), tenzij er sprake is van schade, onoverkomelijke hinder of gevaar

Laag

Incidenteel inspectie en/of toezicht; (met gezond verstand) reageren op klachten (piepsysteem)

Gemiddeld

Actief inspectie en toezicht door projectmatige controles;

(met gezond verstand) reageren op klachten (piepsysteem)

Hoog

Actief en intensief inspectie en toezicht door regulier / planmatige controles;

direct reageren op klachten (piepsysteem)

Zeer hoog

Zeer actief en intensief inspectie en toezicht door reguliere / planmatige controles;

direct reageren op klachten (piepsysteem)

Deze intensiteit is dan ook als uitgangspunt genomen bij de uiteindelijke vertaling van de verschillende strategieën naar de capaciteit. Dit is verder uitgewerkt in hoofdstuk 11.

7.6 Inspectiestrategie Bouwen en Ruimtelijke ordening

Inspectie bij vergunningen vindt planmatig plaats. Dat wil zeggen dat op basis van het aantal vergunningen (gebaseerd op de ervaringscijfers uit voorgaande jaren) een planning wordt gemaakt van de benodigde toezichtcapaciteit. Dit gebeurt door het bepalen van het aantal controlemomenten (frequenties en de uren die voor elk controlemoment nodig zijn) te vermenigvuldigen met het aantal afgegeven vergunningen.

De inspectie op vergunningen binnen het taakveld Bouwen en Ruimtelijke Ordening valt uiteen in:

  • -

    inspectie van bouwvergunningen;

  • -

    inspectie van sloopvergunningen;

  • -

    inspectie van gebruiksvergunningen en meldingen (Gebruiksbesluit);

  • -

    inspectie van aanlegvergunningen;

  • -

    inspectie van monumentenvergunningen;

  • -

    inspectie van DHW-/exploitatievergunningen.

7.6.1 Inspectie van bouwvergunningen

Op grond van de Woningwet geldt dat in het geval er sprake is van bouwen in de zin van deze wet een bouwvergunning vereist is. In het geval een bouwvergunning is verleend dient erop te worden toegezien dat het betreffende bouwwerk conform de verleende bouwvergunning wordt gebouwd.

Het is van belang dat er tijdens het bouwen van een bouwwerk gecontroleerd wordt op de naleving van de vergunning. Het is echter niet efficiënt en daarnaast praktisch onmogelijk om elk bouwwerk op elk punt van de bouw te controleren. De controles zullen zich dan ook juist richten op de cruciale momenten in een bouwproces.

Tijdens de bouw wordt een vijftal bouwprocessen onderscheiden. Dit zijn de volgende:

  • 1.

    aanloop;

  • 2.

    onderbouw;

  • 3.

    bovenbouw;

  • 4.

    gevel/dak;

  • 5.

    afbouw/oplevering

Binnen deze bouwprocessen worden een aantal controlemomenten onderscheiden, namelijk:

Ad.1) - check bouwdossier op volledigheid (o.a. op vergunning/vergunninggebonden

voorwaarden/voorbereiding);

  • -

    verificatie van gegevens over de bouwplaats / invullen opnamestaat/bouwveiligheidsplan;

  • -

    bevestiging van werkafspraken met de bouwer;

Ad. 2) - uitzetten van de bouw / controle van de uitgezette bouw;

Heien/bronbemaling/damwandconstructie;

  • -

    controleren van wapening van de fundering;

  • -

    begane grondvloeren;

Ad. 3) - verdiepingsvloeren;

  • -

    eventuele staalconstructies;

  • -

    kap.

Ad. 4) - afbouw en installaties;

-eindoplevering

Het aantal gedefinieerde inspectiemomenten hoeft niet altijd daadwerkelijk te worden uitgevoerd. Op basis van de toegekende prioriteit van een soort bouwwerk kan het (minimum en maximum) aantal toezichtmoment worden bepaald. In het jaarlijks op te stellen uitvoeringsprogramma kan vervolgens het daadwerkelijk aantal momenten worden vastgelegd evenals welke van de gedefinieerde momenten tijdens het bouwproces worden uitgevoerd.

Het voorgaande laat zich als volgt schematisch vertalen:

Soort bouwwerk

Prioriteit

Aantal controlemomenten

minimaal

maximaal

 

Licht bouwvergunningsplichtige

Bouwwerken

Kleine bouwwerken

Laag

0

1

Overig

Laag

0

1

 

Regulier bouwvergunningsplichtige bouwwerken

Bouwsom tot € 100.000,-

Hoog

2

5

Bouwsom van € 100.000,- tot € 1.000.000,-

Zeer hoog

4

10

Bouwsom van meer dan € 1.000.000,-

Zeer hoog

10

25

 

Tijdelijke bouwwerken

Gemiddeld

2

3

7.6.2 Inspectie van sloopvergunningen

In de Bouwverordening staat bepaald dat het in bepaalde gevallen vereist is om voor het uitvoeren van sloopwerkzaamheden over een sloopvergunning te beschikken. Evenals bij de bouwvergunning dient de gemeente erop toe te zien dat de sloopwerkzaamheden conform de sloopvergunning worden uitgevoerd.

Ook het toezicht op sloopvergunningen vergt een vorm van planmatig toezicht. Bij de bepaalde prioriteiten in het kader van de sloopvergunningen wordt onderscheid gemaakt in sloopvergunningen met en zonder asbestverwijdering. Het onderscheid tussen deze categorieën sloopvergunningen dient ook terug te komen in de frequentie van het toezicht.

Binnen het sloopproces zijn de volgende toezichtmomenten te onderscheiden:

  • -

    Tijdens de voorbereiding: uitvoering van het sloopveiligheidsplan.

  • -

    Tijdens de uitvoering: inspectie van de wijze van uitvoering van de werkzaamheden,

    controle van de voorwaarden bij de vergunning.

  • -

    Na de oplevering: inspectie op verpakking en wijze van afvoer van sloopafval.

Ook hier kan op basis van de toegekende prioriteit van het soort sloopvergunning het (minimum en maximum) aantal controlemomenten worden bepaald.

Soort sloopvergunning

Prioriteit

Aantal controlemomenten

minimaal

maximaal

 

Sloopvergunning zonder asbest

Gemiddeld

1

2

Sloopvergunning met asbest

Hoog

1

3

7.6.3 Inspectie van gebruiksvergunningen en meldingen (Gebruiksbesluit)

Op 1 november 2008 is het Besluit brandveilig gebruik Bouwwerken, ook wel aangeduid als Gebruiksbesluit in werking getreden. Dit besluit bevat landelijk geldende regelgeving over het brandveilig gebruik van bouwwerken en is van toepassing op alle bouwwerken en komt in de plaats van de huidige gemeentelijke regelingen.

Het Gebruiksbesluit kent drie verschillende situaties:

• algemeen gebruik (er moet enkel worden voldaan aan de algemene voorschriften);

• gebruiksvergunningplichtig gebruik en;

• gebruiksmeldingplichtig gebruik.

Met de komst van het Gebruiksbesluit is duidelijker gemaakt dat de brandveiligheidsituatie in een bouwwerk in de eerste plaats de verantwoordelijkheid is van de eigenaar / gebruiker. Met het vervallen van een deel van de gebruiksvergunningplicht is er daarnaast een nadrukkelijker rol voor repressief toezicht weggelegd.

Nu een belangrijk deel van de vergunningplicht is vervangen door een meldingsplicht is de wijze waarop het preventieve toezicht (feitelijk het toezicht op meldingen en het algemene gebruik) wordt ingericht van belang. Hierin dienen belangrijke keuzes te worden gemaakt, vooral wat betreft de strategie die gehanteerd wordt.

De Nederlandse Vereniging voor Brandweerzorg en Rampenbestrijding (NVBR) heeft onlangs een handreiking Implementatie Gebruiksbesluit uitgebracht waarin voor de inrichting van het toezicht een strategie is opgenomen. Deze strategie (in de handreiking een controleplan genoemd) is gebaseerd op een indeling van de bouwwerken in 4 risicoklassen, waarbij klasse A de meeste risico’s met zich meebrengt en klasse D de minste.

De gemeente Waalwijk is voornemens om, mede op aanbeveling van de Brandweer Midden-West Brabant, bij de strategie voor inspectie en toezicht op gebruiksvergunningen, meldingen en het algemene toezicht de systematiek van het controleplan toe te passen, zoals dat door NBVR is ontwikkeld. De exacte invulling van deze systematiek moet echter nog plaatsvinden. Dit zal samen met de brandweer Waalwijk worden opgepakt. Op basis van deze nadere invulling van het controleplan kan vervolgens de benodigde capaciteit voor inspectie en toezicht worden bepaald.

7.6.4 Inspectie op aanlegvergunningen

In een aantal bestemmingsplannen zijn voorschriften opgenomen dat voor bepaalde werken/werkzaamheden een aanlegvergunning vereist is. Hierbij kan men bijvoorbeeld denken aan het egaliseren, ophogen, afgraven van grond. In het geval een aanlegvergunning is verleend dient erop te worden toegezien dat de werkzaamheden conform deze vergunning worden uitgevoerd.

De inspectie op aanlegvergunningen vindt ook planmatig plaats. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in het gebied waarbinnen de aanlegvergunning wordt afgegeven. Het maakt verschil of er sprake is van een aanlegvergunning die wordt afgegeven voor een werk binnen een natuurgebied of niet. Dit vertaalt zich ook in de controlemomenten.

Binnen het proces van aanlegvergunningen zijn de volgende toezichtmomenten te onderscheiden:

-Tijdens de uitvoering: controle op wijze van uitvoering van de werkzaamheden,

controle van de voorwaarden bij de vergunning.

-Na de oplevering: controle op het uitgevoerde werk.

Ook hier kan op basis van de toegekende prioriteit van het soort aanlegvergunning het (minimum en maximum) aantal controlemomenten worden bepaald.

Soort aanlegvergunning

Prioriteit

Aantal controlemomenten

minimaal

maximaal

 

Aanlegvergunning in natuurgebied/beschermde gebieden

Gemiddeld

1

2

Aanlegvergunning in overige gebieden

Laag

0

1

7.6.5 Inspectie op monumentenvergunningen

Vanuit de Monumentenwet 1988 en de monumentenverordening geldt de verplichting dat een monumentenvergunning is vereist indien men wijzigingen aanbrengt in, aan, op en/of nabij een (gemeentelijk) monument. In het geval er monumentenvergunningen zijn verleend dient erop te worden toegezien dat de werkzaamheden overeenkomstig deze vergunning worden uitgevoerd.

De inspectie op monumentenvergunningen vindt ook planmatig plaats. Aan de inspectie, toezicht en handhaving op monumentenvergunningen is een hoge prioriteit toegekend. Dit vertaalt zich ook in het aantal controlemomenten.

Binnen het proces van monumentenvergunningen zijn de volgende toezichtmomenten te onderscheiden:

-Tijdens de uitvoering: controle op wijze van uitvoering van de werkzaamheden,

controle van de voorwaarden bij de vergunning.

-Na de oplevering: controle op het uitgevoerde werk.

Op basis van de toegekende prioriteit is het volgende aantal (minimum en maximum) controlemomenten bepaald.

Soort vergunning

Prioriteit

Aantal controlemomenten

minimaal

maximaal

 

Monumentenvergunning

Hoog

2

4

7.6.6 Inspectie van DHW-/exploitatievergunningen

Voor het voeren van een horeca-inrichting is het op grond van de Drank- en horecawet, dan wel de APV vereist dat men beschikt over een DHW- of een exploitatievergunning. Afhankelijk van de aard van de horeca-inrichting is één van deze twee vergunningen vereist.

De inspectie op DHW- en exploitatieverguningen vindt ook planmatig plaats. Aan de inspectie, toezicht en handhaving op beide vergunningen is een gemiddelde prioriteit toegekend. Dit heeft zich vertaald in het aantal controlemomenten.

Binnen het proces van vergunningverlening van deze vergunningen zijn de volgende controlemomenten te onderscheiden:

  • -

    Tijdens het proces van vergunningverlening : controle op inrichtingseisen,

  • -

    Na de oplevering: controle op het uitgevoerde werk.

Op basis van de toegekende prioriteit is het volgende aantal (minimum en maximum) controlemomenten bepaald.

Soort vergunning

Prioriteit

Aantal controlemomenten

minimaal

maximaal

 

DHW-vergunning

Gemiddeld

1

2

Exploitatievergunning

Gemiddeld

1

2

7.7 Toezichtstrategie Bouwen en Ruimtelijke Ordening

Zoals hiervoor al is opgemerkt vraagt het toezicht een andere aanpak dan de inspectie van verleende vergunningen. Het initiatief voor het uitvoeren van toezicht ligt in eerste instantie bij de gemeente. De wijze waarop dit toezicht wordt gehouden verschilt daarom van de inspectie van vergunninggebonden taken in die zin dat het toezicht op niet-vergunninggebonden taken vooral gebieds- of projectgericht wordt uitgevoerd. Deze paragraaf beschrijft de invulling van het preventieve toezicht binnen de gemeente Waalwijk.

7.7.1 Toezicht op illegale bouw/sloop/aanleg & gebruik (bestemmingsplannen)

Het is vooraf niet duidelijk waar en wanneer zich overtredingen zullen voordoen. Dit betekent dat planmatig (en gebiedsgericht) toezicht wenselijk is om zo goed mogelijk toezicht te kunnen uitvoeren op de naleving van regelgeving.

Planmatig toezicht betekent in dit verband dat conform een vooraf vastgestelde frequentie per gebied wordt gecontroleerd. Het gebiedsgerichte karakter van deze controles houdt in dat onderscheid wordt gemaakt tussen de verschillende gebiedskarakteristieken binnen het grondgebied van de gemeente. De frequentie waarin toezicht plaatsvindt wordt daarbij afgestemd op de gebiedskarakteristiek. Daarbij wordt aangesloten op de waarden van die gebieden en de kans dat zich overtredingen voordoen.

Ook de ernst van deze potentiële overtredingen spelen een rol bij het toekennen van de frequentie waarin toezicht plaatsvindt.

Er wordt onderscheid gemaakt in vier gebiedskarakteristieken, te weten:

  • -

    Binnenstad en Woonkernen (Waalwijk/Sprang-Capelle en Waspik);

  • -

    Buitenwijken;

  • -

    Buitengebied;

  • -

    Industrieterreinen en Havens.

Voor elk van deze onderscheiden gebieden is een toezichtfrequentie vast te stellen. Die frequentie hangt samen met enerzijds de waarden van het gebied en anderzijds het beslag op de organisatie dat deze vorm van toezicht vraagt.

Gebiedsomschrijving

Frequentie per jaar

Minimaal

Maximaal

 

Binnenstad en woonkernen (Waalwijk/Sprang-Capelle/Waspik)

4 x

6 x

Buitenwijken

2 x

4 x

Buitengebied

4 x

6 x

Industrieterreinen en Havens

4 x

8 x

In het uitvoeringsprogramma wordt voorgaande gebiedsindeling nog verwerkt in een kaart aan de hand waarvan de adviseurs kunnen worden aangestuurd.

7.7.2 Toezicht op bouwvergunningvrije bouwwerken

Een bouwvergunningvrij bouwwerk moet voldoen aan het Bouwbesluit. Dit besluit bevat voorschriften op het gebied van veiligheid, gezondheid, bruikbaarheid en energiezuinigheid. Wanneer in strijd met het Bouwbesluit wordt gebouwd, wordt de Woningwet overtreden.

Vanwege het niet-vergunninggebonden karakter van bouwvergunningvrij bouwen zullen misstanden via het toezicht naar voren moeten komen. De taak heeft in de risicoanalyse een gemiddelde prioriteit gekregen. Voor deze taak wordt geen actief toezicht opgenomen. Actief toezicht op bouwvergunningvrije bouwwerken is te arbeidsintensief. Zo nodig zal er alleen repressief opgetreden worden (piepsysteem). In gevallen dat er daarbij veelal dezelfde type klachten binnenkomen, is het uiteraard mogelijk om dan middels een projectmatige aanpak aan het toezicht invulling te geven. Overigens zal bij het toezicht op illegale bouw tevens aandacht worden besteed aan het vergunningvrij bouwen.

7.7.3 Toezicht op Bestaande bouw/Staat van volkshuisvesting

In de Woningwet is bepaald dat bestaande bouwwerken tenminste moeten voldoen aan de eisen die voor bestaande bouwwerken zijn opgenomen in het Bouwbesluit 2003. Bovendien is het, onder de gewijzigde Woningwet, verboden een bouwwerk te hebben, gebruiken of doen gebruiken dan wel in stand te laten in strijd met het Bouwbesluit.

De taak heeft in de risicoanalyse een gemiddelde prioriteit gekregen. Het toezicht op bestaande bouw en de Staat van de volkshuisvesting wordt gebiedsgericht ingericht, aan de hand van de gebiedsindeling en de frequentie van het toezicht opillegale bouw/sloop/aanleg & gebruik (bestemmingsplannen). Hiervoor wordt verwezen naar paragraaf 5.7.1.

7.7.4 Toezicht op de Bouwverordening

Bij het toezicht op de naleving van de bouwverordening is in de beschrijving van de taken een aantal specifieke onderwerpen opgenomen. Het gaat concreet om de volgende onderdelen:

  • -

    Staat van brandveiligheidinstallaties en vluchtroutes;

  • -

    Staat van open erven en terreinen;

  • -

    Plichten tijdens en bij voltooiing van de bouw en bij ingebruikneming van het bouwwerk;

  • -

    Overbevolking;

  • -

    Gebruik van bouwvallige bouwwerken;

  • -

    Hinderlijk en/of schadelijk gebruik;

  • -

    Weren van schadelijk en hinderlijke dieren.

Aan de hiervoor genoemde onderdelen van de Bouwverordening zijn in de risicoanalyse een gemiddelde tot zeer hoge prioriteit toegekend.

Voor de hiervoor genoemde taken wordt de navolgende toezichtstrategie gehanteerd:

Onderdeel

Strategie

Frequentie

Staat van brandveiligheidinstallaties en vluchtroutes

Routinetoezicht bij vergunningverlening

Controle in relatie tot inspectie bij bouw- en gebruiksvergunningen.

Staat van open erven en terreinen

Gebiedsgericht toezicht

Afhankelijk van gebied. Controle wordt meegenomen in gebiedsgericht toezicht.

Plichten voltooiing bouw en ingebruikneming

Routinetoezicht bij vergunningverlening

Controle in relatie tot inspectie bij bouw- en gebruiksvergunningen.

Overbevolking

Gebiedsgericht toezicht

Afhankelijk van gebied. Controle wordt meegenomen in gebiedsgericht toezicht.

Gebruik bouwvallige bouwwerken

Gebiedsgericht toezicht

Afhankelijk van gebied. Controle wordt meegenomen in gebiedsgericht toezicht.

Hinderlijk en/of schadelijk gebruik

Gebiedsgericht toezicht

Afhankelijk van gebied (zie hiervoor). Controle wordt meegenomen in gebiedsgericht toezicht.

Weren schadelijke en hinderlijke dieren

Gebiedsgericht toezicht

Afhankelijk van gebied (zie hiervoor). Controle wordt meegenomen in gebiedsgericht toezicht.

7.7.5.Repressief Toezicht

Voor wat betreft het repressieve toezicht op de bouw en ruimtelijke ordening taken wordt uitgegaan van de uitgangspunten, zoals deze in paragraaf 7.3.2 zijn bepaald.

7.8 Inspectiestrategie Milieu

In tegenstelling tot de deelgebieden Bouwen en RO vinden binnen het deelgebied Milieu niet of nauwelijks inspecties plaats. In de praktijk is het namelijk zo dat in het kader van milieuvergunningen en meldingen niet of nauwelijks controles plaatsvinden die in relatie staan tot het realiseren van hetgeen is vergund. In beginsel worden de controles gestart nadat de milieuvergunning is verleend en de inrichting in werking is. Het komt wel eens voor dat gedurende het proces van vergunningverlening of behandeling van de melding bij de inrichting gecontroleerd wordt op bijvoorbeeld het plaatsen van een vetafscheider. Verder vinden er inspecties plaats in het kader van gemelde bodem- en tanksaneringen. Gezien voorgaande is het niet noodzakelijk om voor het deelgebied Milieu een inspectiestrategie te bepalen.

7.9 Toezichtstrategie Milieu

In deze paragraaf wordt de toezichtstrategie bepaald binnen het deelgebied Milieu. Evenals bij het toezicht binnen de deelgebieden Bouwen en RO ligt het initiatief voor het toezicht op Milieu in eerste instantie bij de gemeente.

De toezichtstrategie voor Milieu geeft een beschrijving van de manier waarop het toezicht op de verschillende taakonderdelen binnen dit deelgebied wordt georganiseerd en met welke intensiteit hieraan invulling wordt gegeven.

Aan de hand van deze strategie kan worden bepaald op welke wijze en in welke frequentie inspectie en toezicht wordt uitgevoerd. Vervolgens kan aan de hand hiervan worden bepaald welke capaciteit benodigd is om de gewenste inspectie- en toezichtstrategie uit te voeren. Dit wordt verder uitgewerkt in hoofdstuk 9.

7.9.1 Preventief Toezicht

7.9.1.1 Inrichtinggebonden toezicht

Bij de programmering van de toezichtstaken binnen het deelgebied Milieu wordt uitgegaan van de reeds bestaande strategie die wordt aangehouden op basis van de landelijk geldende uitgangspunten. Dit betekent concreet dat de gemeente Waalwijk haar milieutoezicht invulling geeft door het toezicht op basis van een categorie-indeling van inrichtingen uit te voeren (inrichtinggebonden toezicht).

Uitgangspunt hierbij is dat de prioriteit in zijn algemeenheid wordt gelegd bij het toezicht op de inrichtingen uit de ‘hogere’ categorieën. Ook wordt het naleefgedrag van de betreffende inrichting(-houder) meegewogen. In aansluiting op de reeds bestaande uitgangspunten wordt dit later in het jaarlijkse uitvoeringsprogramma nog aangevuld met een prioritering op basis van de uitkomsten van de risicoanalyse, waarbij in eerste instantie binnen de bestaande categorie-indeling de prioriteit wordt gegeven aan die taakonderdelen/thema’s die hoog hebben gescoord. Hierbij zou eventueel ook nog een onderverdeling kunnen worden gemaakt in bepaalde branches waartoe bepaalde inrichtingen behoren.

Het inrichtingenbestand binnen de gemeente Waalwijk ziet er per milieucategorie op dit moment als volgt uit. Hierbij is aangegeven welke controlefrequentie per categorie in eerste instantie als uitgangspunt geldt en hoeveel controles dit uiteindelijk per categorie per jaar minimaal oplevert. Hierbij is geen rekening gehouden met hercontroles.

Milieucategorie

Aantal inrichtingen

Controlefrequentie

Minimaal aantal controles per jaar

I

415

1 x per 10 jaar

42

II

1095

1 x per 5 jaar

219

III

280

1 x per 2 jaar

140

IV

45

1 x per jaar

45

Totaal

1835

 

446

Om dus gevolg te geven aan deze strategie betekent dit dat de gemeente Waalwijk 446 controles dient uit te voeren. In hoofdstuk 11 wordt verder uitgewerkt wat dit voor de capaciteit betekent.

7.9.1.2 Niet-inrichtinggebonden toezicht

Naast het inrichtinggebonden toezicht kent men binnen het deelgebied Milieu ook toezicht dat voortvloeit uit taakonderdelen die voortvloeien uit bijvoorbeeld het Besluit bodemkwaliteit (niet-inrichtinggebonden toezicht). Zo behoort de gemeente Waalwijk toe te zien op een juiste toepassing van grond- en bouwstoffen, bodemsaneringen en tanksaneringen.

Ook zal moeten worden toegezien op het illegaal in gebruik nemen/hebben van inrichtingen (zonder melding/milieuvergunning), illegale lozingen e.d.. Verder dienen uiteraard ook milieu-incidenten te worden afgehandeld. Tenslotte is er ook binnen het deelgebied Milieu sprake van repressief toezicht naar aanleiding van klachten.

Het is dus voor wat betreft het niet-inrichtinggebonden toezicht vooraf niet duidelijk waar en wanneer zich overtredingen zullen voordoen. Dit betekent dat planmatig (en gebiedsgericht) toezicht wenselijk is om zo goed mogelijk toezicht te kunnen uitvoeren op de naleving van regelgeving.

Planmatig toezicht betekent in dit verband dat conform een vooraf vastgestelde frequentie per gebied wordt gecontroleerd. Het gebiedsgerichte karakter van deze controles houdt in dat onderscheid wordt gemaakt tussen de verschillende gebiedskarakteristieken binnen het grondgebied van de gemeente. De frequentie waarin toezicht plaatsvindt wordt daarbij afgestemd op de gebiedskarakteristiek.

Daarbij wordt aangesloten op de waarden van die gebieden en de kans dat zich overtredingen binnen dat gebied voordoen. Ook de ernst van deze potentiële overtredingen spelen een rol bij het toekennen van de frequentie waarin toezicht plaatsvindt.

Er wordt onderscheid gemaakt in vier gebiedskarakteristieken, te weten:

  • -

    Binnenstad en Woonkernen (Waalwijk/Sprang-Capelle en Waspik);

  • -

    Buitenwijken;

  • -

    Buitengebied;

  • -

    Industrieterreinen en Havens.

Gebiedsomschrijving

Frequentie per jaar

Minimaal

Maximaal

 

Binnenstad en woonkernen (Waalwijk/Sprang-Capelle/Waspik)

4 x

6 x

Buitenwijken

1 x

2 x

Buitengebied

4 x

6 x

Industrieterreinen en Havens

6 x

8 x

Voor elk van deze onderscheiden gebieden is een toezichtfrequentie vast te stellen. Die frequentie hangt samen met enerzijds de waarden van het gebied en anderzijds het beslag op de organisatie dat deze vorm van toezicht vraagt. Verder is er zoveel mogelijk aansluiting gezocht bij de frequentie die is bepaald voor het niet-vergunninggebonden toezicht binnen het deelgebied Bouwen en RO.

Dit is gedaan om het dan mogelijk te maken om in de uitvoering een integrale controle uit te voeren met de toezichthouders van Milieu en Bouwen samen. In het uitvoeringsprogramma zal dit nog verder worden uitgewerkt.

7.9.2.Repressief Toezicht

Voor wat betreft het repressieve toezicht op milieutaken wordt uitgegaan van de uitgangspunten, zoals deze in paragraaf 7.3.2 zijn bepaald.

7.10 Inspectiestrategie APV en Overige wet- en regelgeving

Evenals binnen het deelgebied Milieu vinden er binnen het deelgebied APV niet of nauwelijks inspecties plaats. In de praktijk is het namelijk zo dat in het kader van de taakonderdelen binnen deze deelgebieden niet of nauwelijks controles plaatsvinden die in relatie staan tot het realiseren van hetgeen is vergund. In beginsel worden de controles gestart nadat vergunningen/ontheffingen zijn verleend.

Enkel in geval van de DHW- en de exploitatievergunningen is het zo dat hier een controlemoment ligt welke in relatie staat tot de realisatie van het vergunde, namelijk de inspectie op inrichtingseisen. Nu deze taak wordt uitgevoerd door een adviseur handhaving is de inspectiestrategie hiervoor al bepaald binnen het deelgebied Bouwen en RO (zie paragraaf 5.6.6). Daarom is het niet noodzakelijk om voor de deelgebieden APV en Overige wet- en regelgeving een inspectiestrategie te bepalen.

7.11 Toezichtstrategie APV en Overige wet- en regelgeving

In deze paragraaf wordt de toezichtstrategie bepaald binnen de deelgebieden APV en Overige wet- en regelgeving. Het geeft een beschrijving van de manier waarop het toezicht op de verschillende taakonderdelen binnen deze deelgebieden wordt georganiseerd en met welke intensiteit hieraan invulling wordt gegeven.

Bij de programmering van de toezichtstaken worden de taken die in de risicoanalyse zijn benoemd als uitgangspunt gehanteerd. Daarbij wordt de programmering van de inspectie- en toezichttaken direct gerelateerd aan de prioriteiten die uit de risicoanalyse blijkt. Als een specifiek taakonderdeel namelijk laag scoort in de risicoanalyse werkt dit doorwerking in de wijze en intensiteit van het toezicht.

Vormen van toezicht

Ook binnen de deelgebieden APV en Overige wet- en regelgeving zijn de twee hoofdvormen van toezicht te onderscheiden, namelijk preventief en repressief toezicht.

7.11.1 Preventief Toezicht

Preventief toezicht is het controleren van wettelijke bepalingen zonder dat daartoe in beginsel aanleiding bestaat in de vorm van concrete aanwijzingen voor niet-naleving van de wettelijke bepalingen.

Bij deze toezichtvorm is aan de hand van de verschillende taakonderdelen bepaald op welke wijze het toezicht het meest efficiënt en effectief wordt ingezet. Daarom is op de verschillende taakonderdelen een onderscheid gemaakt in (sub)toezichtvormen. Deze (sub)toezichtvormen zijn als volgt:

algemeen (continu) toezicht: in de vorm van surveillance (zichtbare aanwezigheid op straat), waarbij onderscheid is gemaakt tussen surveillance in de Binnenstad/Woonkernen en de Buitenwijken/Industrieterrein/Buitengebied;

periodiek / programmatisch toezicht: in de vorm van gericht toezicht op (vooraf) bepaalde taakonderdelen die “zichtbaar” geconcretiseerd kunnen worden;

projectmatig toezicht: (eveneens) in de vorm van gericht toezicht op (vooraf) bepaalde taakonderdelen die deel uitmaken van het algemeen of periodiek/programmatisch toezicht. Deze vorm van toezicht komt voor in die gevallen dat er op een bepaald taakonderdeel extra inzet noodzakelijk is. Dit kan dan projectmatig worden aangepakt. In beginsel heeft deze toezichtvorm een tijdelijk karakter, maar deze vorm is ook herhaalbaar toe te passen op regelmatig terugkerende taakonderdelen, waardoor het een zekere projectmatige inzet vereist.

7.11.2 Toe te passen toezichtvorm per taakonderdeel

De wijze waarop uitvoering wordt gegeven aan het toezicht kan, zoals hiervoor is aangegeven, per taakonderdeel verschillend zijn. Naast de prioritering en de rangorde van taken is ook het nalevinggedrag van invloed. Het vaststellen van dit nalevinggedrag kan geschieden aan de hand van (concrete) aanwijzingen die zich gedurende de uitvoering van de taken voordoen. De verschillende toe te passen (sub)toezichtvormen zijn hier dan ook op afgestemd. Daar waar sprake is van (concrete) aanwijzingen ligt het voor de hand om de taken middels repressief toezicht uit te voeren.

Daar waar concrete aanwijzingen ontbreken wordt ingezet op preventief toezicht en wel via de drie te onderscheiden en hiervoor beschreven (sub)toezichtvormen. In navolgende tabel is per taakonderdeel aangegeven welke subvorm van toezicht wordt toegepast.

Inspectie-, Toezicht- en Handhavingstaken APV

Prioriteit

Taakonderdeel

Vormen van Inspectie en Toezicht

 

Algemeen toezicht/

Surveillance

Periodiek/Pro-grammatisch toezicht

Projectmatig toezicht

● Parkeerexcessen

(hinder en overlast)

● Sluitingstijden

● Bodem, weg- en milieu-

verontreiniging

● Illegale stortingen (grof)

afval

● Zwerfafval

X

X

X

X

X

X

X

Zeer hoog

● Binnenstad

● Klachten en Meldingen

● Bruikbaarheid en

aanzien van de weg

● Veiligheid op de weg

● Hondenoverlast

● Overlast (brom-) fietsen

● (Consumenten)vuurwerk

● Veiligheidsrisicogebieden

● Evenementenvergunning

● Orde en Veiligheid bij

evenementen

● Voetbalwedstrijden

● Aanbieden van afval

● Opslag van afval

X

X

X

X

X

X

X

X

X

X

X

X

X

X

Hoog

Hoog

● Algemene surveillance

● Buitenwijken en

Buitengebied

● Plakken en kladden

● Overlast van dieren

● Crossterreinen en

Natuurgebieden

● Openbaar water

● Betaald parkeren

● Parkeervergunningen

● Collectieven/Incidentele

festiviteiten

● Exploitatievergunningen

● Terras

● Geluid- en lichthinder

● Het bewaren van

houtopstand

● Ontsiering en

stankoverlast

X

X

X

X

X

X

X

X

X

X

X

X

X

X

 

Gemiddeld

● Verspreiding van gedrukte

stukken

● Vertoningen e.d. op de

weg

● Betreden van plantsoenen

/rijden over bermen

● Hinderlijk gedrag

● Bedelarij

● Vuur stoken

● Kamperen buiten

kampeerterrein

● Collecteren, venten,

standplaatsen en markten

● Straatnaamborden en

huisnummers

● Nachtregister

● Tatoeages en Piercings

X

X

X

X

X

X

X

X

X

X

X

X

Laag

● Vergunning

alarminstallaties

● Verstrooiing van as

X

X

X

Zeer laag

Inspectie-, Toezicht- en Handhavingstaken Overige wet- en regelgeving

Prioriteit

Taakonderdeel

Vormen van Toezicht

 

Algemeen toezicht/

Surveillance

Periodiek/Pro-grammatisch toezicht

Projectmatig toezicht

 

 

 

 

Zeer hoog

●Wet kinderopvang

 

 

X

Hoog

●Gebruik inrichting

zonder of in afwijking

van de vergunning

●Inrichtingseisen

horecabedrijf

●Gebruik kansspelen

zonder vergunning

●Verplichte inschrijving

in de GBA

●Ligplaatsvergunning

(Havenverordening)

X

X

X

X

X

Gemiddeld

Gemiddeld

●Opening- en

sluitingstijden winkels

●Gebruik kansspelen in

afwijking van de

vergunning

 

X

X

 

Laag

7.11.3 Repressief Toezicht

Voor wat betreft het repressieve toezicht op taken binnen deze deelgebieden wordt uitgegaan van dezelfde uitgangspunten, zoals deze in paragraaf 7.3.2 zijn bepaald.

8 Handhavingstrategie

8.1 Inleiding

Als uitgangspunt voor de handhavingstrategie binnen de gemeente Waalwijk wordt uitgegaan van de “Bestuurovereenkomst Handhaving Omgevingsrecht Provincie Noord-Brabant” en de hieraan gekoppelde gemeenschappelijk handhavingstrategie “Zo handhaven we in Brabant”. In deze bestuursovereenkomst is een meerjaren visie vastgelegd en een gemeenschappelijk kader gesteld voor de afstemming en uniformering van de wijze waarop sancties worden genomen. De gemeente Waalwijk hecht er waarde aan om haar eigen handhavingstrategie op basis van deze bestuursovereenkomst verder uit te werken.

Bij overtreding van wet- en regelgeving heeft de gemeente de bevoegdheid en in beginsel zelfs de plicht om handhavend op te treden. De wetgever heeft enige ruimte gelaten voor het vaststellen van beleid waarin keuzes ten aanzien van wel of niet handhaven worden gemaakt.

Bij het vaststellen van beleid moet rekening gehouden worden met de vaste jurisprudentie van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State dat er voor de gemeente een beginselplicht tot handhaven is, zeker als derden hierom verzoeken (verzoek om handhaving). Gedogen kan in dat geval slechts onder uitzonderlijke omstandigheden.

Belangenafweging / beginselplicht tot handhaven

De gemeente dient in beginsel bij het nemen van een besluit tot handhaving de hierbij betrokken belangen af te wegen. Deze belangenafweging dient met de nodige zorgvuldigheid plaats te vinden: de gemeente moet zorgvuldig onderzoek verrichten (art. 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht) en stelt een belanghebbende in de gelegenheid zijn zienswijze naar voren te brengen (artikel 4:8 Algemene wet bestuursrecht). Voldoende duidelijk moet zijn welke belangen voor en tegen handhavend optreden pleiten.

Bij handhaving zal de gemeente in elk geval de belangen moeten betrekken die het te handhaven wettelijk voorschrift beoogt te beschermen. Zo hebben bijvoorbeeld sommige bepalingen uit het Bouwbesluit ten doel de veiligheid van mensen te beschermen. Het veiligheidsbelang dient in dat geval afgewogen te worden tegen alle andere relevante belangen.

Bij de belangenafweging komt de gemeente volgens jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State slechts beperkte beleidsvrijheid toe. De standaardoverweging van de Afdeling luidt als volgt: “Gelet op het algemeen belang dat is gediend met handhaving, zal in geval van overtreding van een wettelijk voorschrift het bestuursorgaan dat bevoegd is om met bestuursdwang of een last onder dwangsom op te treden, in de regel van deze bevoegdheid gebruik moeten maken. Slechts onder bijzondere omstandigheden mag het bestuursorgaan weigeren, dit te doen. Dit kan zich voordoen indien concreet uitzicht op legalisatie bestaat. Voorts kan handhavend optreden zodanig onevenredig zijn in verhouding tot de daarmee te dienen belangen dat van optreden in die concrete situatie behoort te worden afgezien.”

Uit de jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State volgt met andere woorden “een beginselplicht tot handhaving”. Aan deze plicht wordt een nog zwaarder gewicht toegekend wanneer een verzoek tot handhaving is ingediend door een belanghebbende derde. Slechts onder bijzondere omstandigheden kan de gemeente afzien van handhaving. Het is voor de belangenafweging in een concreet geval dus belangrijk om vast te stellen of er sprake is van bijzondere omstandigheden.

Gedogen is uitzondering. Wanneer bijzondere omstandigheden daar aanleiding toe geven, vindt het gedogen expliciet en schriftelijk plaats. Hierbij wordt de tijdsduur en de omvang van de gedoogsituatie zoveel mogelijk beperkt (zie hiertoe paragraaf 8.3).

8.2 De handhavinginstrumenten

De gemeente Waalwijk kan handhavinginstrumenten ontlenen aan het bestuurs-, straf- en privaatrecht. Volgens vaste jurisprudentie geldt dat wanneer de gemeente de mogelijkheid heeft om zowel privaat- als bestuursrechtelijk op te treden, gekozen moet worden voor een bestuursrechtelijke weg. De privaatrechtelijke weg wordt daarom beperkt gebruikt om overtredingen te (doen) beëindigen.

Daarnaast bestaat de mogelijkheid om op grond van in wet- en regelgeving opgenomen strafbepalingen strafrechtelijk op te treden tegen overtredingen. Strafrechtelijk optreden heeft een bestraffend karakter, terwijl bestuurlijk optreden gericht is op het ongedaan maken van de overtreding.

8.2.1 Bestuursrechtelijke handhaving

Voor de bestuursrechtelijke handhaving van wettelijke voorschriften staan de gemeente Waalwijk verschillende handhavinginstrumenten ter beschikking, te weten:

  • 1.)

    de toepassing van bestuursdwang (art. 5:21 Algemene wet bestuursrecht);

  • 2.)

    de oplegging van een last onder dwangsom (art. 5:32 Algemene wet bestuursrecht);

  • 3.)

    de intrekking van een vergunning of ontheffing (intrekkingbesluit).

Ad. 1) de toepassing van bestuursdwang:

Onder het toepassen van bestuursdwang wordt verstaan: “het door feitelijk handelen door of vanwege de gemeente optreden tegen wat in strijd met, bij of krachtens enig wettelijk voorschrift gestelde verplichting is of wordt gedaan, gehouden of nagelaten.”

Er is slechts een bevoegdheid tot bestuursdwang “bij of krachtens de wet” (art. 5:22 Algemene wet bestuursrecht). Het college van burgemeester en wethouders is bevoegd tot het toepassen van bestuursdwang op grond van artikel 125 lid 1 Gemeentewet. Ook de burgemeester kan wanneer het één van zijn bevoegdheden aangaat (art. 125 lid 3 Gemeentewet) bestuursdwang toepassen.

Bestuursdwang is een zogeheten reparatoire sanctie. Beoogd wordt slechts het feitelijk bewerkstelligen van de legale situatie (herstel). Er wordt derhalve geen bestraffend (“punitief”) effect nagestreefd. Bestuursdwang is bij uitstek geschikt voor het ongedaan maken van de overtreding. De gevolgen van de begane overtreding worden immers feitelijk ongedaan maakt.

Aan het toepassen van bestuursdwang gaat – behoudens zeer spoedeisende gevallen – een beschikking vooraf. Bestuursdwang kan niet alleen aan de overtreder worden opgelegd, maar aan een ieder die het (feitelijk en juridisch) in zijn macht heeft om de overtreding ongedaan te maken. De kosten van bestuursdwang kunnen echter alleen op de overtreder worden verhaald. Deze kosten kunnen bij dwangbevel ingevorderd worden door het bestuursorgaan.

Ad. 2) de oplegging van een last onder dwangsom

In de Algemene wet bestuursrecht is bepaald dat wanneer de gemeente bevoegd is tot het toepassen van bestuursdwang, de gemeente ook bevoegd is om in plaats daarvan een last onder dwangsom op te leggen.

Bij gebrek aan een wettelijke definitie is in de literatuur de volgende definitie ontwikkeld:

“Een bestuurlijke dwangsom is de bevoegdheid de overtreder van een bij of krachtens de wet voor hem geldend voorschrift een concrete, uit die wettelijke verplichting gedestilleerde, last op te leggen, waarbij aan een niet tijdig gevolg geven aan die last het gevolg wordt verbonden dat hij één of mee geldsommen verschuldigd wordt aan de rechtspersoon waartoe het bestuursorgaan behoort.”

Eenvoudig gezegd betekent dit dat de gemeente bij de overtreder een bedrag in rekening brengt indien de overtreding niet wordt beëindigd en beëindigd wordt gehouden.

Ook de last onder dwangsom is dus een reparatoire sanctie. In tegenstelling tot bestuursdwang kan een last onder dwangsom evenwel uitsluitend aan de overtreder worden opgelegd. In spoedeisende gevallen of bij dreigende ernstige gevolgen met een onherstelbaar karakter, ligt het toepassen van bestuursdwang meer in de rede (art. 5:32 lid 3 Algemene wet bestuursrecht).

Indien de opgelegde last niet binnen de in de beschikking genoemde begunstigingstermijn wordt uitgevoerd, verbeurt de overtreder van rechtswege een dwangsom. Deze dwangsom kan vastgesteld worden op een bedrag ineens, per tijdseenheid waarin de last niet is uitgevoerd, dan wel per overtreding van de last. De hoogte van de dwangsom wordt bepaald op een maximum te verbeuren bedrag, dat in redelijke verhouding dient te staan tot de zwaarte van het geschonden belang en de beoogde werking van de dwangsomoplegging.

Dwangsom en bestuursdwang mogen niet gelijktijdig worden toegepast ter zake van dezelfde overtreding (art. 5:31 en 5:36 Algemene wet bestuursrecht), maar oplegging na elkaar is wel mogelijk.

Een last onder dwangsom is ten opzichte van bestuursdwang meer geschikt om herhaling van een overtreding te voorkomen. Uit de jurisprudentie blijkt dat er voor de gemeente een grote beleidsvrijheid is bij de keuze tussen bestuursdwang en dwangsom. Er geldt geen plicht om de keuze afzonderlijk te motiveren.

De verbeuring van een last onder dwangsom geschiedt van rechtswege. Dit betekent dat na verloop van de begunstigingstermijn die in de lastgeving is gesteld de dwangsom automatisch verbeurt indien de overtreding niet is beëindigd en/of beëindigd wordt gehouden.

Na verbeuring van de dwangsom heeft het college de bevoegdheid de dwangsom in te vorderen middels een dwangbevel op grond van artikel 5.33 Algemene wet bestuursrecht. De gemeente Waalwijk gaat na verbeuring altijd over tot invordering van het verbeurde bedrag.

Ad. 3) de intrekking van een ontheffing/vergunning

Het bestuursorgaan kan een eerder verleende vergunning of ontheffing (= begunstigde beschikking) intrekken als bestuurlijke sanctie op onrechtmatig gedrag van de houder van de beschikking. Bijvoorbeeld in het geval dat er niet overeenkomstig die vergunning of ontheffing is gehandeld.

Wanneer er in de wet iets is opgenomen over intrekking van vergunningen, is intrekking slechts mogelijk via die weg en op de daar genoemde gronden. De intrekking van een begunstigde beschikking kan zowel een reparatoir, als een punitief karakter hebben. Dit onderscheid is van belang, omdat punitieve bestuurlijke sancties op grond van het legaliteitsbeginsel een wettelijke grondslag behoeven en onder meer moeten voldoen aan de eisen van artikel 6 EVRM.

In het geval van bestuursrechtelijk handhavend optreden hanteert de gemeente Waalwijk het volgende traject.

8.2.2 Strafrechtelijke handhaving

Veel overtredingen van de regelgeving waarvoor het college bevoegde gezag is, leveren ook een strafbaar feit op ingevolge de Wet economische delicten (WED). Strafrechtelijke handhaving wil zeggen het instellen van strafvervolging na het opmaken van een proces-verbaal (door een daartoe aangewezen ambtenaar: bijzondere opsporingsambtenaar en/of politie).

In gevallen dat een proces-verbaal is opgemaakt, wordt aan de hand van de ernst (en bewijsbaarheid) van de overtreding door het Openbaar Ministerie (OM) strafrechtelijke sanctie toegepast, te weten:

  • -

    (voorwaardelijk) sepot = al dan niet onder voorwaarden afzien van strafvervolging;

  • -

    transactie = door betaling van een geldsom afzien van verdere strafvervolging;

  • -

    strafrechtelijke vervolging = de overtreding middels een dagvaarding voorleggen aan de rechter zodat de op te leggen straf door een rechter bepaald kan worden (uitmondend in een geldboete en/of vrijheidsberoving [al dan niet voorwaardelijke gevangenis- c.q. hechtenisstraf]).

8.2.3 Privaatrechtelijke handhaving

De privaatrechtelijke handhaving speelt een aanvullende rol op de bestuurs- en strafrechtelijke handhaving. In dat geval is het eigendomsrecht van de gemeente in het geding en treedt de gemeente op als rechtspersoon. De overheid mag in principe alleen gebruik maken van de privaatrechtelijke weg als er geen bestuursrechtelijke weg voorhanden is. Privaatrechtelijke handhaving kan bijvoorbeeld worden toegepast wanneer gemeentegrond illegaal is gebruikt, of bij het plegen van een onrechtmatige daad tegenover de gemeente (schade aan eigendom van de gemeente). Op dit moment wordt de privaatrechtelijke handhaving in de praktijk uitgevoerd door een andere afdeling binnen de gemeentelijke organisatie dan de afdeling Vergunningen en Handhaving

8.3 De bestuurlijke reactie

Het college van burgemeester en wethouder van de gemeente Waalwijk beschouwen de fase van handhaving als sluitstuk van het gehele handhavingproces. Op het moment dat een handhavingzaak in deze fase terecht is gekomen betekent dit dat na een zorgvuldige afweging van belangen en het bekijken van de mogelijkheden tot legalisatie, de betreffende zaak niet anders kan worden opgelost dan middels handhaving. Dit betekent ook dat in de fasen Inspectie en Toezicht het nodige overleg met de overtreder heeft plaatsgehad.

Op het moment dat in de fase van handhaving het dan ook zover komt dat de definitieve last onder dwangsom of de bestuursdwangbeschikking is opgelegd en men in de fase van bezwaar en later (hoger) beroep is beland, gaat het college dan ook niet meer inhoudelijk het gesprek aan met de betreffende overtreder. Uitgangspunt hierbij is wel dat er sprake is van een zorgvuldig verlopen voortraject, waarin de overtreder meerdere keren zijn zienswijze/visie op de zaak heeft kunnen geven.

Hoe de gemeente Waalwijk reageert op een geconstateerde overtreding is in belangrijke mate afhankelijk van twee typen omstandigheden, te weten:

  • 1.)

    er is wel of geen sprake van spoedeisendheid (hoog risico op gevaar en/of schade);

  • 2.)

    de overtreding wordt wel of niet kennelijk bewust begaan;

Ad. 1) Spoedeisendheid:

De situatie duldt geen uitstel, snel optreden is geboden. In die gevallen wordt de overtreding direct gehandhaafd. Ook worden korte termijnen gesteld en indien nodig volgt de formele beschikking achteraf.

Ad. 2) Kennelijk bewuste overtreding:

Dit betekent dat de geconstateerde overtreding willens en wetens is gepleegd door de overtreder. Er moeten feitelijke omstandigheden worden aangegeven waardoor het zeer aannemelijk is dat een overtreding bewust wordt begaan.

Deze omstandigheden zijn in ieder geval aanwezig bij:

  • -

    recidive (herhaling van dezelfde overtreding);

  • -

    een notoire overtreder(veelpleger);

  • -

    verklaringen van overtreder zelf over het bewuste karakter van de overtreding;

  • -

    het feit dat er structurele heldere informatie is gegeven, door de gemeente op de website, in weekbladen, informatieborden, via een vergunning of ontheffing onder voorwaarden of anderszins over het overtreden voorschrift;

  • -

    de kennelijke bewustheid die blijkt uit de aard of de zwaarte van de overtreding.

De twee typen omstandigheden leiden tot vier situaties en vier reacties daarop.

Situatie

Reactie

1. Spoedeisend/Kennelijk bewuste

overtreding

-direct optreden met bestuursdwang en/of;

proces-verbaal en eventueel voorlopige maatregel;

-geen of zeer korte begunstigingstermijn;

-beschikking volgt achteraf;

-afschrift aan relevante partners.

2. Spoedeisend/Niet kennelijk

bewuste overtreding

-direct optreden met bestuursdwang;

-korte begunstigingstermijn;

-afschrift aan relevante partners.

3. Niet spoedeisend/Kennelijk

bewuste overtreding

-beschikking met korte hersteltermijn;

-handhavingbeschikking en/of proces-verbaal;

-afschrift aan relevante partners.

4. Niet spoedeisend/Niet kennelijk

bewuste overtreding

-beschikking met normale hersteltermijn;

-bij volharding na waarschuwing: stappen van 3.

volgen

Voorgaande situaties en de reacties daarop gelden als uitgangspunt bij dit integraal meerjaren handhavingsbeleid van de gemeente Waalwijk. Uiteraard behoudt het college van burgemeester en wethouders de vrijheid om in bijzondere gevallen hiervan af te wijken.

9. Gedoogstrategie

9.1 Inleiding

Gedogen is het bewust – passief dan wel actief (schriftelijk en onder voorwaarden) – niet handhavend optreden door het bevoegde bestuursorgaan tegen overtredingen van wetten en/of regels. Van bewust niet handhavend optreden kan enkel sprake zijn indien het college bekend is, dan wel bekend had kunnen zijn met een bepaalde overtreding. De gemeente Waalwijk heeft als standpunt dat alleen in uitzonderingsgevallen waarbij aan specifieke voorwaarden is voldaan kan worden gedoogd.

9.2 Gedoogvoorwaarden

Voorwaarden om te gedogen zijn – cumulatief – als volgt:

  • -

    in het kader van een zorgvuldige afweging is sprake van dusdanige specifieke omstandigheden dat in het concrete geval, of categorie van gevallen, handhaving zou leiden tot een onevenredige en daardoor onrechtmatige schending van één of meerdere betrokken belangen;

  • -

    gedogen vindt uitsluitend actief (dus schriftelijk en onder voorwaarden) plaats. Dit betekent dat passief gedogen niet aanvaardbaar is. Bij actief gedogen is er sprake van een beschikking in de zin van de Algemene wet bestuursrecht, waarbij de belangen van alle belanghebbenden in de belangenafweging worden meegenomen;

  • -

    In de voorwaarden is de omvang en periode van gedogen bepaald;

  • -

    Er wordt uitsluitend gedoogd zolang de gedoogvoorschriften zelf niet overtreden worden. Dit betekent dat (persisteren) in het overtreden van deze voorschriften moet leiden tot het intrekken van de gedoogbeschikking en het handhaven van het oorspronkelijke voorschrift.

9.3 Gedoogsituaties

In de kabinetsnota “Grenzen aan gedogen” uit het jaar 1996 is gedoogbeleid vastgelegd. In het rapport van de commissie Oosting dat is verschenen na de ramp in Enschede wordt het rijksbeleid expliciet bevestigd. Het voorgaande betekent dat het gedogen van gemeentelijke regelgeving aan strenge voorschriften is gebonden waarbij alleen in de volgende situaties gedoogd zal worden:

1.) Situaties waarin handhaving zou leiden tot onmiskenbare onbillijkheden.

Binnen deze eerste categorie worden de volgende gevallen onderscheiden:

  • -

    overmacht- en noodsituaties: hieronder worden verstaan gevallen waarin de situatie dwingt tot het laten prevaleren van een bepaald belang boven de andere betrokken belangen.

  • -

    Overgangssituaties: hieronder worden verstaan gevallen waarin de consequenties van handhaving niet in redelijke verhouding staan tot de belangen die met (onmiddellijke) handhaving zouden zijn gediend.

    • 2.

      Situaties waarin het algemeen belang evident beter is gediend met gedogen.

Bij deze categorie van situaties wordt aangegeven dat in sommige gevallen ten behoeve van het door de wettelijke norm beschermde belang meer kan worden bereikt met afspraken over de termijn waarbinnen en de wijze waarop de naleving zal plaatsvinden dan met strikte handhaving.

3.Situaties waarin een zwaarder belang het gedogen rechtvaardigt

Bij deze categorie van situaties wordt gewezen op het geval dat een rechtsbeginsel ertoe leidt dat andere belangen dan die door de overtreden norm worden beschermd in de door het bestuur te verrichten afweging doorslaggevend moet worden geacht.

Concrete situaties die zich in de gemeente Waalwijk kunnen voordoen zijn onder andere:

  • -

    Er is sprake van een overtreding die wordt gelegaliseerd in een bestemmingsplan dat minimaal als ontwerp ter inzage is gelegd. Meer nog dan voorheen moet er bij het ontwerpen van een bestemmingsplan sprake zijn van een inventarisatie met belangenafweging;

  • -

    Er is sprake van een overtreding die wordt gelegaliseerd via een vergunning die minimaal als ontwerp ter visie is gelegd;

  • -

    Er is sprake van een overtreding die binnen korte periode (bv. 1 jaar) na constatering kan worden gelegaliseerd door te anticiperen op nieuwe regelgeving. Uitgangspunt hierbij is dat de nieuwe wetgeving al ter vaststelling naar de Eerste Kamer is gezonden, dan wel via AmvB, die binnen 1 jaar na constatering van de overtreding van kracht wordt;

Het is uiteraard niet vanzelfsprekend dat vanuit bovenstaande situaties een gedoogbeschikking wordt genomen. Elk gedoogbesluit moet immers expliciet en na zorgvuldige belangenafweging worden genomen. Het gedoogbesluit moet uiteraard ook voldoen aan o.a. de eisen die de Algemene wet bestuursrecht stelt, zoals de motiveringseisen. Alleen dan weten alle betrokkenen waar zij aan toe zijn en kunnen eventuele derdebelanghebbenden in staat worden gesteld om hun rechtsmiddelen aan te wenden. Een gedoogbeschikking is immers een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht.

10 Communicatie

10.1 Inleiding

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Waalwijk onderkennen de bijdrage van goede communicatie ten aanzien van de inspectie-, toezicht- en handhavingstaken aan het creëren van draagvlak voor de uitvoering hiervan bij de inwoners en bedrijven binnen de gemeente Waalwijk.

Met goede communicatie over de invulling en uitvoering van dit beleid wil de gemeente Waalwijk bewerkstelligen dat burgers, bedrijven en instellingen binnen de gemeente Waalwijk weten welke visie de gemeente heeft op inspectie, toezicht en handhaving en welke visie de gemeente heeft op het evenwicht in verantwoordelijkheden tussen de gemeente en burger. Ook moet duidelijk zijn dat de gemeente daadwerkelijk de verantwoordelijkheid voor deze taken neemt en dat de gemeente Waalwijk over deze verantwoordelijkheid ook publiekelijk verantwoording aflegt.

Transparantie en duidelijkheid over de invulling en uitvoering van de taken leiden uiteindelijk tot een verbetering van de effecten van de geleverde inspanningen, dus een beter naleefgedrag. Daarmee wordt beoogd een situatie te scheppen waarin geconstateerd wordt dat achterliggende doelen van wet- en regelgeving (een verbeterde leefbaarheid en (het gevoel van) veiligheid) worden bereikt.

Communicatie versterkt naast de daadwerkelijke handhavinginstrumenten de uitwerking van handhavingacties. Als de uitwerking zichtbaar worden gemaakt, heeft een uitgevoerde controle niet alleen een positieve invloed op het naleefgedrag van de gecontroleerde maar ook op die van de niet-gecontroleerden. Gebeurt dit niet dan gaat de effectversterkende werking snel verloren.

In dit hoofdstuk staat beschreven welke rol de communicatie binnen de invulling van dit integraal meerjaren handhavingsbeleid heeft. In de uitvoeringsprogramma’s kunnen de in dit hoofdstuk opgenomen uitgangspunten nader worden uitgewerkt en gespecificeerd. Hierin kan bijvoorbeeld worden opgenomen in welke gevallen de gemeente Waalwijk wel of niet actief de publiciteit zoekt.

10.2 Publieksinformatie

Hierbij gaat het vooral om de bekendheid van het handhavingsbeleid en de handhavingorganisatie. Door duidelijkheid te verschaffen over regels en aanpak krijgen mensen een duidelijk beeld van het gemeentelijk beleid en worden handhavers en hun werk meer bekend. Terugkoppeling over de handhavingresultaten is daar ook onderdeel van. Voorwaarde hierbij is dat alle handhavingspartners het op dezelfde manier uitdragen. Het resultaat hiervan moet een preventieve werking hebben.

10.3 Marketingcommunicatie

Hier gaat het om een benadering van de inhoud van het programma. Wat houdt het programma in (kleursporen) en wat doen we om aandacht te vragen voor handhavingacties, zoals controles. Tevens is het productenaanbod* in de cycli van het handhavingproces te weinig bekend.

10.4 Organisatie- en managementcommunicatie

Als de gemeente Waalwijk zich wil profileren en positioneren als handhavende gemeente, dan dient het management gericht te zijn op het kwalitatief goed functioneren van de handhavingorganisatie in al haar facetten.

10.5 Incidentencommunicatie

Doet zich een acuut incident voor dan moet de communicatie daarop afgestemd worden. Hoe en waarmee is afhankelijk van het incident. Bij risicovolle dossiers moeten knelpunten gesignaleerd worden en het opstellen van draaiboeken kan een handvat bieden. Voorbeelden hiervan zijn de z.g. aanvalsplannen, brandbestrijdingsplannen, bereikbaarheidskaarten, bestemmingsplannen, risicoanalyse inzake de Externe Veiligheid.

Het karakter van de gemeente Waalwijk en de potentiële risico’s op het grondgebied zijn van invloed op de veiligheidsbeleving van onze inwoners. Door stelselmatig en zo maximaal mogelijk aandacht te vragen voor de veiligheid ontstaat vertrouwen als optreden bij een incident toch noodzakelijk is. Ergo door een proactieve houding wordt de gemeente bij het ontstaan van een incident niet in een defensieve rol gebracht.

10.6 Communicatiemiddelen

De in te zetten communicatiemiddelen zijn onder te verdelen in:

  • -

    Persoonlijke en centrale communicatie;

  • -

    Gedrukte media, zoals folders, dag- en weekbladen;

  • -

    Elektronische media, zoals internet, teletekst, brieven en flyers.

Bij te ontwikkelen communicatiemiddelen en -activiteiten is het noodzakelijk de volgende vragen te beantwoorden:

  • -

    Hoe effectief en efficiënt wordt de doelgroep bereikt en wat is de meerwaarde van het gekozen middel?;

  • -

    Kan aansluiting worden gevonden bij landelijke activiteiten zoals bijvoorbeeld: Postbus 51, Sire en de Nationale Brandpreventieweek?

Communicatie binnen inspectie-, toezicht en handhaving is een vak op zich. Vandaar dat er in 2007 een begin is gemaakt om de afdeling communicatie intensief te betrekken bij geplande projectmatige handhavingacties.

De noodzaak van inspectie, toezicht en handhaving vervalt of de inzet wordt duidelijk minder als bedrijven de voorschriften en regels spontaan naleven. In een algemeen communicatieplan en een communicatieplan per brancheproject (inclusief de branches met lage prioriteit) wordt in ieder geval aandacht gegeven aan de kennis van regels. Vooraf wordt bekendheid aan en voorlichting gegeven over een project. Aan de kernvoorschriften en thema’s zal uitdrukkelijk aandacht worden geschonken.

Na een eerste toezichtronde wordt zowel op de gemeentepagina als via een mailing een terugkoppeling gegeven van de meest voorkomende tekortkomingen. De verwachting is dat de mate van spontane naleving zal toenemen.

10.7 Kritische succesfactoren

Communicatie staat niet op zichzelf. Communicatie als instrument in het handhavingsbeleid en de uitvoering daarvan kan succesvol zijn als aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • -

    De politieke keuze van de profilering van de gemeente Waalwijk als handhaver moet helder en eenduidig zijn;

  • -

    De afgegeven vergunningen, vrijstellingen etc. moeten handhaafbaar zijn;

  • -

    Een duidelijk en helder handhavingsbeleid en –programma;

  • -

    Een transparant handhavingproces (zeg wat je doet en doe wat je zegt: lik op stukbeleid). Van belang voor handhaving is dat door de gehele gemeentelijke organisatie heen transparant gewerkt wordt;

  • -

    Samenwerking tussen alle handhavingspartners;

  • -

    Interne communicatie (communicatieve vaardigheiden van individuele handhavers als ook tussen de partijen

11. Uitvoeringsorganisatie

11.1 Inleiding

De reorganisatie van sectoren naar directiemodel per 1 juni 2008 is primair een structuurverandering en een aanzet tot een cultuurverandering en kwaliteitsverbetering. Het doel van de reorganisatie is geweest om per 1 juni 2008:

  • -

    de organisatie in te richten en te bemensen volgens de uitgangspunten van het visiedocument;

  • -

    de administratieve organisatie op orde te brengen;

  • -

    inzicht te brengen in verdere verbetermogelijkheden na of naast de reorganisatie.

Dat bovengeschetste ontwikkelingen van invloed zijn op de werkwijze binnen de afdeling Vergunningen en Handhaving is evident. Alle ontwikkelingen zijn nog niet geheel uitgekristalliseerd, doch er gaat in ieder geval gewerkt worden met een Front-/BackOffice. Er zullen meerdere handhavingstaken naar de afdeling vloeien en er zullen organisatorische wijzigingen plaats gaan vinden.

In dit hoofdstuk wordt de huidige uitvoeringsorganisatie en de huidige handhavingpraktijk op de verschillende deelgebieden in kaart gebracht. Hierbij wordt wel opgemerkt dat in beginsel alle inspectie-, toezicht- en handhavingstaken na de reorganisatie van juni 2008 door de afdeling Vergunningen en Handhaving worden uitgevoerd. In de praktijk liggen er echter nog een aantal van deze taken bij andere afdelingen in de gemeentelijke organisatie (bv. Havenverordening, Wet gemeentelijke basisadministratie). Deze taken zijn wel meegenomen in de risicoanalyse die heeft plaatsgevonden, maar worden verder (nog) niet uitgewerkt nu het nog niet vast ligt of de afdeling Vergunningen en Handhaving deze taken ook daadwerkelijk naar zich toe krijgt.

11.2 Taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden

De taken en verantwoordelijkheden van de medewerkers van de afdeling Vergunningen en Handhaving van de gemeente Waalwijk zijn beschreven in functieomschrijvingen. In 2009 worden deze naar aanleiding van de reorganisatie nog nader herschreven en geactualiseerd voor zover dit noodzakelijk is.

De toezichthouders en de buitengewone opsporingsambtenaren (BOA’s) zijn als toezichthouders op basis de voor hen van toepassing zijnde wet- en regelgeving aangewezen door het college van burgemeester en wethouders en voorzien van toezichthouderpasjes. De toezichthouders zijn uitgerust met de bevoegdheden volgens de Algemene wet bestuursrecht. De BOA’s hebben daarbij ook strafrechtelijke bevoegdheden.

11.3 De huidige organisatie en bestaande werkstructuren

11.3.1 Organigram

De invulling en de uitvoering van dit meerjaren integraal handhavingsbeleid vindt plaats onder de paraplu van de afdeling Vergunningen en Handhaving en met name binnen het taakveld Handhaving. Als deze afdeling op de verschillende deelgebieden uiteen wordt gezet in een organigram ziet deze er als volgt uit.

Taakveld Vergunningen V&H Taakveld Handhaving

Senior adviseur vergunningen Senior juridisch adviseur Senior adviseur handhaving

Adviseur vergunningen Juridisch adviseur Adviseur handhaving

Adviseur vergunningen fo Adm. juridisch medewerker Adviseur bodem

Secretaris RKc Adm. medewerker Medewerker handhaving /

opsporing

Applicatiebeheerder

11.3.2.Besluitvorming en Mandatering

Een zo effectief en efficiënt mogelijke inzet van alle inspectie, toezicht- en handhavingmiddelen, één van de doelstelling van onderhavig beleid, kan mede bereikt worden door een zo laag mogelijke/wenselijke mandatering van de beslissing- en ondertekeningbevoegdheid in de organisatie.

In hoofdzaak komt het er op dit moment op neer dat de besluitvorming en ondertekening van alle besluiten nog door het college van burgemeester en wethouders worden gedaan. Enkel de waarschuwingsbrieven en de vooraankondiging van besluiten is lager in de organisatie gemandateerd.

In het volgende overzicht staat per actie aangegeven waar het beslissing- en ondertekeningmandaat in de organisatie ligt:

Acties/Besschikkingen

Mandatering besluit aan

Mandatering ondertekening aan

 

Waarschuwingsbrief

Coördinator Handhaving

Coördinator Handhaving

Vooraankondiging last onder dwangsom

Coördinator Handhaving

Coördinator Handhaving

Vooraankondiging bestuursdwang

Afdelingshoofd

Afdelingshoofd

Dwangsombeschikking

College van B&W

College van B&W

Bestuursdwangbeschikking

College van B&W

College van B&W

Besluit op verzoeken om handhaving

College van B&W

College van B&W

Beslissing op bezwaar

College van B&W

College van B&W

Verweerschriften in bezwaar/beroep

College van B&W

College van B&W

Spoedeisende beschikkingen (stillegging bouw-/sloopwerkzaamheden, overige bestuursdwangbeschikkingen)

Portefeuillehouder (met bekrachtiging nadien door college van B&W)

College van B&W

Opvallend is het te vermelden dat de beslissing- en ondertekeningmandaat van alle besluiten bij het college van burgemeester en wethouders ligt. Het besluitvormingproces kan van invloed zijn op de effectiviteit en de efficiëntie van de handhaving. In dat kader is het aan te bevelen om tijdens de evaluatie te onderzoeken of de mandatering van (sommige van) deze besluiten niet lager in de organisatie zouden kunnen komen te liggen.

11.3.3 Handhavingpraktijk per deelgebied

11.3.3.1 Bouwen en RO

Voor de uitvoering van de inspectie, toezicht- en handhavingstaken op de deelgebieden Bouwen en RO is op dit moment 5,82 fte beschikbaar. Daarvan is op dit moment 1 fte niet ingevuld in verband met de openstaande vacature voor een senior adviseur handhaving. De daadwerkelijke beschikbare capaciteit is als volgt opgebouwd

Functienaam

Inzet in fte

 

Senior adviseur handhaving

1,0 (vacature)

Adviseur handhaving

3,32

Senior juridisch adviseur V&H

0,4

Juridisch adviseur

1,1

 

Totaal

5,82

Jaarlijks zijn zij naast het niet planmatige toezicht verantwoordelijk voor de behandeling van 453 bouwvergunningen, 67 sloopvergunningen, 7 monumentenvergunningen, 3 aanlegvergunningen, 86 klachten (31 meldingen, 55 verzoeken om handhaving) en 50 handhavingprocedures.

11.3.3.2 Milieu

Voor de uitvoering van de inspectie, toezicht- en handhavingstaken op het deelgebied Milieu is op dit moment 6,59 fte beschikbaar. Hiervan is 5,59 fte ingevuld in verband met de niet ingevulde vacature voor een adviseur handhaving. De daadwerkelijke beschikbare capaciteit voor het deelgebied Milieu is als volgt opgebouwd.

Functienaam

Inzet in fte

 

Senior adviseur handhaving

2,5

Adviseur handhaving

1,72

Adviseur handhaving en bodem

0,5

Senior juridisch adviseur V&H

0,2

Juridisch adviseur

0,16

Inhuur RMHT

0,51

 

Totaal

5,59

Jaarlijks zijn zij naast het niet planmatige toezicht verantwoordelijk voor de controle van 446 inrichtingen, 45 klachten (29 meldingen, 16 verzoeken om handhaving) en 7 handhavingprocedures.

11.3.3.3 APV en Overige wet- en regelgeving

Voor de uitvoering van de inspectie, toezicht- en handhavingstaken op de deelgebieden APV en Overige wet- en regelgeving is op dit moment 1,85 fte beschikbaar. De beschikbare capaciteit voor de deelgebieden APV en Overige Wet- en regelgeving is als volgt opgebouwd.

Functienaam

Inzet in fte

 

Medewerker handhaving en opsporing

1,6

Juridisch adviseur

0,25

 

Totaal

1,85

Jaarlijks zijn zij naast het niet-planmatige toezicht verantwoordelijk voor de controle van 151 evenementenvergunningen, 176 kapvergunningen, 16 exploitatievergunningen, 51 DHW-vergunningen, 156 kansspelvergunningen, 341 klachten (10 verzoeken om handhaving, 331 meldingen), 3 handhavingprocedures en 54 processen verbaal.

12. Capaciteitsraming

12.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt een vertaalslag gemaakt van de in dit integraal meerjaren handhavingsbeleid 2009-2012 opgenomen prioriteiten en strategieën naar de capaciteitsbehoefte. Op basis van de over het jaar 2008 beschikbare kengetallen wordt een raming gemaakt van de benodigde capaciteit per jaar voor het uitvoeren van de inspectie-, toezicht en handhavingstaken.

Voor de verschillende deelgebieden is er een capaciteitsmodel opgemaakt waarin voorgaand is verwerkt. Deze modellen treft u als Bijlage III t/m V bij dit beleid aan. Hieronder wordt de capaciteitsraming in eerste instantie in het algemeen toegelicht. Vervolgens worden de capaciteitsramingen nog nader per deelgebied toegelicht.

In het uitvoeringsprogramma dat wordt gebaseerd op dit integrale meerjaren handhavingsbeleid wordt de beschikbare capaciteit gedetailleerd ingepland. Onderstaande ramingen geven dan ook een globaal beeld weer. In de aan dit beleid verbonden uitvoeringsprogramma’s vindt de uiteindelijke vertaalslag naar de daadwerkelijke inzet van capaciteit in de praktijk plaats. Hierin worden de gestelde prioriteiten en de op basis hiervan bepaalde strategieën specifiek per deelgebeid uitgewerkt op basis van de beschikbare capaciteit.

12.2 Capaciteitsmodel

Het capaciteitsmodel bestaat uit een weergave van een aantal kolommen en rijen. Het algemene uitgangspunt is dat in de kolommen het volgende staat weergegeven:

Kolom 1: de taakonderdelen;

Kolom 2: de toegekende prioriteit vanuit de risicoanalyse;

Kolom 3: het aantal vergunningen/meldingen/inrichtingen/handhavingsprocedures;

Kolom 4: de grondslagen voor de capaciteitsbepaling;

Kolom 5: de berekeningen op basis van de grondslagen;

Kolom 6: de benodigde capaciteit in uren per taakonderdeel en in totaal;

Kolom 7: de benodigde capaciteit in fte’s per taakonderdeel en in totaal;

Ad. Kolom 1) De in deze kolom weergegeven taakonderdelen komen één op één overeen met de taken die zijn meegenomen in de risicoanalyse;

Ad. Kolom 2) De toegekende prioriteiten vanuit de risicoanalyse staan in deze kolom weergegeven;

Ad. Kolom 3) Deze kolom geeft de aantallen weer op basis van de kengetallen over het jaar 2008;

Ad. Kolom 4) In deze kolom wordt beschreven in woorden hoe de berekening van benodigde capaciteit per taakonderdeel plaatsvindt.

Ad. Kolom 5) Deze kolom beschrijft de berekening van de benodigde capaciteit per taakonderdeel in cijfers. Daar waar geen kengetallen bekend waren, is uitgegaan van landelijke kengetallen;

Ad. Kolom 6) In deze kolom staat de benodigde capaciteit in uren beschreven op basis van de berekening uit de voorgaande kolom;

Ad Kolom 7) Deze kolom geeft per taakonderdeel weer hoeveel fte’s er benodigd is op basis van het aantal uren uit de voorgaande kolom. Hierbij is ervan uitgegaan dat 1 fte overeenkomt met 1330 uur.

In de rijen zijn de verschillende fase onderverdeeld voortvloeiende uit de beschreven strategieën uit hoofdstukken 5, 6 en 7. Er is een onderverdeling gemaakt in de fasen Inspectie, Toezichtvormen (Preventief/Repressief) en Handhaving. Tenslotte is de totale benodigde capaciteit afgezet tegen de beschikbare capaciteit van dit moment.

12.2.1 Capaciteitsmodel Bouwen en RO (zie Bijlage III)

Ten opzichte van de toelichting van het capaciteitsmodel zoals deze in paragraaf 12.2 is gegeven vraagt het capaciteitsmodel voor het deelgebied Bouwen en RO met name een toelichting op de Kolom met de berekening van de grondslag.

In paragraaf 7.6 is de inspectiestrategie voor dit deelgebeid bepaald waarbij per soort vergunning een minimaal aantal en een maximaal aantal controlemomenten is vastgelegd. Bij het invullen van het capaciteitsmodel is uitgegaan van het maximale aantal controlemomenten. Daarbij is per controlemoment uitgegaan van een gemiddelde tijdsbesteding van 2 uur per controlemoment (op basis van landelijk kengetallen). In het uitvoeringsprogramma zal dit nog verder worden uitgewerkt, in die zin dat er nog een onderscheid kan worden aangebracht tussen soorten bouwwerken. Ook kan dan specifiek worden bepaald welke controlemomenten er alsdan per taakonderdeel plaatsvinden en hoeveel uur hier dan mee gemoeid is.

De capaciteitsraming voor het taakonderdeel gebruiksvergunningen/-meldingen is nog niet bepaald. Zoals eerder vermeld wordt de inspectie- en toezichtstrategie op dit moment nog uitgewerkt (zie paragraaf 7.6.3). Derhalve zal de capaciteitsraming voor dit taakonderdeel later nog worden bepaald.

Voor wat betreft het preventieve toezicht is uitgegaan van het maximaal aantal bezoeken per bepaald gebied, conform de tabel uit paragraaf 7.7.1. Hieronder staat in dezelfde tabel het aantal uren vermeld.

Gebiedsomschrijving

Frequentie per jaar (= x 12 uur)

Minimaal

Maximaal

 

Binnenstad en woonkernen (Waalwijk/Sprang-Capelle/Waspik)

4x = 144 uur

(4 x 3 gebieden x 12 uur)

6x = 216 uur

(6 x 3 gebieden x 12 uur)

Buitenwijken

2x = 72 uur

(2 x 3 gebieden x 12 uur)

4x = 144 uur

(4 x 3 gebieden x 12 uur)

Buitengebied

4x = 48 uur

(4 x 1 gebied x 12 uur)

6x = 72 uur

(6 x 1 gebied x 12 uur)

Industrieterreinen en Havens

6x = 216 uur

(6 x 3 gebieden x 12 uur)

8x = 288 uur

(8x 3 gebieden x 12 uur)

Het repressieve toezicht bestaat uit de afhandeling van verzoeken om handhaving en meldingen. Gebaseerd op de kengetallen van 2008 is aan aantal uren gekoppeld die gemiddeld aan een verzoek om handhaving en een melding wordt besteed, respectievelijk 36 uur en 2 uur.

De benodigde capaciteit voor de handhaving is opgebouwd uit het aantal dwangsom- en bestuursdwangbeschikkingen maal de gemiddelde duur van een dergelijke procedure. Ook is hierin de capaciteit voor de procedures van de invordering van dwangsommen verwerkt.

Op basis van deze kengetallen komt het er in grote lijnen neer dat voor het deelgebied Bouwen en RO een totale capaciteit benodigd is van 10.362 uur (7,79 fte).

11.2.2 Capaciteitsmodel Milieu (zie Bijlage IV)

Het capaciteitsmodel voor het deelgebied Milieu is in feite op eenzelfde wijze opgebouwd als die van het deelgebied Bouwen en RO met dat verschil dat er twee kolommen extra zijn opgenomen waarin het aantal vergunningen en het aantal meldingen per taakonderdeel/categorie-indeling kan worden aangegeven.

Bij de berekening van de grondslagen is uitgegaan van de kengetallen over het jaar 2008. Voor Inspectie is per taakonderdeel een aantal controlemomenten bepaald en is voor wat betreft het bepalen van de uren die per controle/afhandeling nodig zijn uitgegaan van intern bekende gegevens voor urentoewijzing op het deelgebied Milieu.

De capaciteit voor het preventieve toezicht (inrichtinggebonden) is bepaald door het aantal inrichtingen per categorie te vermenigvuldigen met het aantal controles per jaar en dit te vermenigvuldigen met de duur van de controle. Dit laatste kengetal is gebaseerd op intern bekende gegevens voor urentoewijzing op het deelgebied Milieu.

Voor wat betreft de raming van de capaciteit voor het preventieve gebiedsgerichte toezicht (niet-inrichting gebonden) is aangesloten bij de controlefrequentie die hiervoor ook binnen het deelgebied Bouwen en RO is bepaald.

Gebiedsomschrijving

Frequentie per jaar (= x 12 uur)

Minimaal

Maximaal

 

Binnenstad en woonkernen (Waalwijk/Sprang-Capelle/Waspik)

4x = 144 uur

(4 x 3 gebieden x 12 uur)

6x = 216 uur

(6 x 3 gebieden x 12 uur)

Buitenwijken

2x = 72 uur

(2 x 3 gebieden x 12 uur)

4x = 144 uur

(4 x 3 gebieden x 12 uur)

Buitengebied

4x = 48 uur

(4 x 1 gebied x 12 uur)

6x = 72 uur

(6 x 1 gebied x 12 uur)

Industrieterreinen en Havens

6x = 216 uur

(6 x 3 gebieden x 12 uur)

8x = 288 uur

(8x 3 gebieden x 12 uur)

Bij de raming voor het aantal meldingen in het kader van het Besluit bodemkwaliteit is de aanname gedaan dat er jaarlijks gemiddeld 15 meldingen dienen te worden behandeld.

Het repressieve toezicht bestaat uit de afhandeling van verzoeken om handhaving en meldingen. Gebaseerd op de kengetallen van 2008 is aan aantal uren gekoppeld die gemiddeld aan een verzoek om handhaving en een melding wordt besteed, respectievelijk 36 uur en 2 uur.

De benodigde capaciteit voor de handhaving is opgebouwd uit het aantal dwangsom- en bestuursdwangbeschikkingen maal de gemiddelde duur van een dergelijke procedure. Ook is hierin de capaciteit voor de procedures van de invordering van dwangsommen verwerkt.

Op basis van deze kengetallen komt het er in grote lijnen neer dat voor het deelgebied Bouwen en RO een totale capaciteit benodigd is van 11.309 uur (8,50 fte).

11.2.3.Capaciteitsmodel APV en Overige Wet- en regelgeving (zie Bijlage V)

Het capaciteitsmodel voor de deelgebieden APV en Overige wet- en regelgeving heeft een iets andere opzet dan de modellen voor de deelgebieden Bouwen en RO en Milieu. Dit vanwege het feit dat voor dit deelgebied een ander invulling is gegeven aan de toezichtstrategie.

In het capaciteitmodel vindt u in de eerste kolom de onderverdeling terug van de verschillende toezichtvormen (Algemeen toezicht, Periodiek/Programmatisch toezicht en Projectmatig toezicht). Binnen deze toezichtvormen zijn conform de schema’s uit paragraaf 7.11.2 de verschillende taakonderdelen ondergebracht.

Voor de berekening van de grondslag in uren is voor wat betreft aantallen vergunningen/ontheffingen e.d. wederom uitgegaan van kengetallen uit 2008. Voor de toekenning van de uren is afgegaan uit (landelijk) bekende gegevens.

Verder is er een kolom opgenomen waarin per taakonderdeel is bepaald hoeveel toezichthouders/BOA’s voor de uitvoering van de betreffende taak wenselijk is. Het is namelijk voorstelbaar dat het op sommige taakonderdelen de inzet van meer dan 1 toezichthouder/BOA gewenst is.

Ook is er een aparte kolom opgenomen waarin de vertaalslag van de gestelde prioriteit in woorden in cijfers is gegeven. Hierbij is de volgende vertaalslag van prioriteit naar rekenfactor voor de inzet van capaciteit gemaakt:

Prioriteit

Rekenfactor

Zeer laag

0,2

Laag

0,4

Gemiddeld

0,6

Hoog

0,8

Zeer Hoog

1

Voorgaand schema geeft dus aan dat aan die taken die zeer laag zijn beoordeeld 20% van de capaciteit wordt toegekend en aan die taken die een zeer hoge prioriteit hebben gekregen 100%.

Verder is voor de invulling van de toezichtvorm Projectmatig Toezicht 10% van de totaal benodigde capaciteit (over de totalen van A: Algemeen Toezicht en B: Periodiek/Programmatisch Toezicht) gereserveerd. Op dit moment worden er binnen de deelgebieden APV en Overige wet- en regelgeving geen projecten gedraaid. In het uitvoeringsprogramma zal worden bepaald of en in hoeverre voor het komende jaar projecten zullen worden opgezet.

Onder “D: Overig/Bureau-activiteiten” (eerste en tweede kolom) is capaciteit gereserveerd voor het repressieve toezicht (verzoeken om handhaving en meldingen), de handhaving en overige (juridisch-) administratieve taken als het uitwerken van controlerapporten, het opstellen van Processen Verbaal. Hiervoor is 10% van de capaciteit gereserveerd (over de totalen van A: Algemeen toezicht, B: Periodiek/Programmatisch toezicht en C: Projectmatig toezicht)

Op basis van deze kengetallen komt het er in grote lijnen op neer dat voor de deelgebieden APV en Overige wet- en regelgeving een totale capaciteit benodigd is van 13.846 uur (10,45 fte).

Voor de volledigheid wordt nogmaals benadrukt dat in het uitvoeringsprogramma, dat volgt op dit integrale meerjaren handhavingsbeleid, voorgaande capaciteitsramingen per deelgebied gedetailleerd worden uitgewerkt op basis van de beschikbare capaciteit.

BIJLAGE I

Handhavingstrategie “Zo Handhaven we in Brabant”

Zó handhaven we in Brabant, Actualisering 2007

Met als doel het waarborgen van een uniforme en snelle aanpak bij constateringen van tekortkomingen is voor de handhaving van het omgevingsrecht de Brabantse handhavingstrategie ontwikkeld.

De handhavingstrategie houdt in dat op basis van drie verschillende categorieën van overtredingen wordt gehandhaafd. Elke categorie heeft een eigen aanpak en dus een eigen handhavingtraject.

Vanwege de samenloop van wettelijke bevoegdheden met betrekking tot handhaving heeft het handhavingtraject een bestuurs- èn een strafrechtelijke kant. Dit betekent dat bij iedere overtreding samenwerking en afstemming noodzakelijk zijn om te komen tot een effectieve handhaving.

De handhavingstrategie moet zich in de praktijk bewijzen. Ter ondersteuning van het gebruik in de praktijk is een schema opgesteld. Hierin wordt de categorie overtreding en de gezamenlijke bestuurs- en strafrechtelijke aanpak op een inzichtelijke manier zijn uitgebeeld. (zie achterzijde).

Verder is er voor de handhaver een handreiking. Deze is digitaal beschikbaar op www.sephbrabant.nl.

De volgende categorieën overtredingen zijn te onderscheiden:

Overtreding met acuut gevaar voor de fysieke leefomgeving

Categorie 1 overtredingen

Hieronder vallen overtredingen die voldoen aan één of meer van de volgende criteria:

  • ·

    Overtredingen met dreigende en/of onomkeerbare schade voor de fysieke leefomgeving van enige betekenis;

  • ·

    Overtredingen met (dreigende) risico’s voor de volksgezondheid;

  • ·

    Overtredingen die duiden op een calculerende en/of malafide instelling van de overtreder en commune delicten met relevantie voor de fysieke leefomgeving;

  • ·

    Recidive (bestuursrechtelijk dan wel strafrechtelijk, termijn 5 jaar).

Categorie 2 overtredingen

Alle overige overtredingen

Recidive

  • ·

    Strafrechtelijk: - er heeft een veroordeling plaatsgevonden

    • -

      er is een transactie aangeboden

  • ·

    Bestuursrechtelijk: - er is een sanctiebeschikking tegen de overtreder genomen

Samenloop van overtredingen

Bij de samenloop van categorieën van overtredingen van de fysieke leefomgeving mag er niet lichter worden opgetreden.

Optreden tegen andere overheden en eigen overheid

Ook hier geldt “afspraak is afspraak”. Nog meer dan bij particulieren gelden hier nalevingsdoelen in de sfeer van algemeen normbesef en geloofwaardigheid van de normerende overheid.

Afwijkingen van de strategie verantwoorden (in beschikking, correspondentie of dossier).

Afwijken mag want handhaving op maat is de norm, mits dit gemotiveerd gebeurt.

SCHEMA HANDHAVINGSTRATEGIE

Bestuursrechtelijk traject Strafrechtelijk traject

BIJLAGE II

Risicomatrices

  • A.

    Gemiddelde risicomatrix APV

  • B.

    Gemiddelde risicomatrix Bouwen Ruimtelijke Ordening

  • C.

    Gemiddelde risicomatrix Milieu

  • D.

    Gemiddelde risicomatrix Overige wet- en regelgeving

  • A.

    Gemiddelde risicomatrix Bouwen en Ruimtelijke Ordening

RISICOMATRIX BOUWEN EN RUIMTELIJKE ORDENING

EFFECTEN

 

Veiligheid

Gezondheid

Imago

Hinder/overlast

Omg.waarden

Schade /

aansprakelijkheid

Gemiddeld

Correctie

risicokans

Score

Prioriteit

 

BOUWEN

Bouwvergunningen

licht vergunningsplichtige bouwwerken

2,5

1

1,5

2

2

2

1,83

3

5,49

Laag

tijdelijke bouwvergunningen

2,66

1,66

2

2,33

3,33

2

2,33

3,33

7,75

Gemiddeld

regulier

vergunnings

plichtige

bouwwerken

tot € 100.000,-

3,66

3

3

3,33

3

2,66

3,1

3,33

10,32

Hoog

van € 100.000,-

tot € 1.000.000,-

4,33

3,33

3,66

3,33

3,33

3

3,49

3,66

12,77

Zeer hoog

meer dan

€ 1.000.000,-

5

3,66

4

4

3,66

3,66

3,99

3,66

14,6

Zeer hoog

Bouwvergunningvrije bouwwerken

2,33

2

2

2,33

2,33

2

2,16

3

6,48

Gemiddeld

Bestaande bouw / staat van volkshuisvesting

4

3,66

3

2,66

3,33

2,66

3,21

2,66

8,53

Gemiddeld

Illegale bouw

3,66

3

4

4

4

2,66

3,55

4

14,2

Zeer hoog

WELSTAND EN MONUMENTEN

Welstandeisen

1,66

1,66

3,66

2,33

3,66

2,33

2,55

3,66

9,33

Hoog

Wijziging monument

2,33

2,66

3,66

2,33

3,66

3

2,94

3,66

10,76

Hoog

Monumentenvergunning

2,33

2,33

4

2

4

2,66

2,88

4

11,52

Hoog

GEBRUIK BOUWWERKEN

Staat van open erven en terreinen

3,33

4

3,33

4,33

4

2,66

3,6

3

10,8

Hoog

Plichten tijdens en bij voltooiing van de bouw en bij ingebruikneming van een bouwwerk

4,33

3,33

2,66

2,66

3

3

3,16

3

9,48

Hoog

Weren van schadelijke of hinderlijke dieren, Reinheid

2,33

4,33

3,66

4,33

3,66

3,33

3,6

2,33

8,38

Gemiddeld

Overbevolking

4,33

3,66

3,66

4

3,66

2,66

3,66

3

10,98

Hoog

Gebruik bouwvallige bouwwerken

5

4,33

3,66

3.66

3

3

3,77

2,66

10,02

Hoog

Hinderlijk, schadelijk gebruik

3,33

3,66

3,66

4,33

4

2,66

3,6

3

10,8

Hoog

BRANDVEILIG GEBRUIK BOUWWERKEN

Illegaal gebruik (gebruik zonder gebruiksvergunning)

4,33

3,66

3

2,66

2,33

3

3,16

4

12,64

Zeer hoog

Gebruik in afwijking van de gebruiksvergunning

4,33

3,33

2,33

2

2

2,66

2,77

3,33

9,22

Hoog

Staat van brandveiligheidinstallaties en vluchtrouteaanduidingen

4,66

3,66

2,66

1,66

1,66

2,66

2,82

4

11,28

Zeer hoog

Gebruik in strijd met Gebruiksbesluit

4,33

3,33

3

3

2,66

2,66

3,16

4,66

14,72

Zeer hoog

SLOPEN

Illegale sloop (slopen zonder sloopvergunning)

Met asbest

4,33

5

3

3,66

3

3,66

3,77

3,66

13,79

Zeer hoog

Zonder asbest

4

3,33

2,33

3

2,66

2,66

2,99

3

8,97

Gemiddeld

Slopen in afwijking van de sloopvergunning

Met asbest

3,66

4,66

2,66

3,66

3

3,33

3,49

3

10,47

Hoog

Zonder asbest

3,33

3

2,33

2,66

2,66

2,33

2,71

2,33

6,31

Gemiddeld

Plichten tijdens sloop

4,33

4

3

3,66

3

3

3,49

3,33

11,62

Hoog

RUIMTELIJKE ORDENING

Gebruik in strijd met bestemmingsplan

2,66

2,66

3,66

3

3,33

2,33

2,94

4

11,76

Hoog

Gebruik in strijd met verleende vrijstelling/ontheffing

2,66

2,66

3

2,66

3

2,33

2,71

2,33

6,31

Gemiddeld

Bouwen in strijd met bouwvoorschriften bestemmingsplan

2,33

2,33

3,66

2,66

3

2,33

2,71

3,33

9,02

Gemiddeld

Aanleggen van werken zonder aanlegvergunning in een natuurgebied

2,33

2,33

3

2,66

4,33

2,66

2,88

3,33

9,59

Gemiddeld

Aanleggen van werken zonder aanlegvergunning in overige gebieden

2

2

2

2,5

3

2

2,25

3

6,75

Gemiddeld

Aanleggen van werken in afwijking van de aanlegvergunning in een natuurgebied

2

2

2,66

2,33

3,33

2,33

2,44

2,66

6,49

Gemiddeld

Aanleggen van werken in afwijking van de aanlegvergunning in overige gebieden

1,66

1,66

2,33

2

3,33

2

2,16

2,33

5,03

Laag

B. Gemiddelde risicomatrix Milieu

RISICOMATRIX MILIEU

EFFECTEN

 

Veiligheid

Gezondheid

Imago

Hinder/overlast

Omg. Waarden

Schade /Aanspr.

Gemiddeld

Correctie risicokans

Score

Prioriteit

MILIEUVERGUNNING

Illegaal gebruik (gebruik inrichting zonder milieuvergunning)

3,66

3,33

3,33

4

4

2,33

3,44

3

10,32

Hoog

Illegaal gebruik

(gebruik inrichting in

afwijking van de

milieuvergunning)

Geluid en Trillingen (overschrijding geluidnormen, trillinghinder)

2,33

4

2,66

4

3,33

2,33

3,1

3,33

10,32

Hoog

(Externe) Veiligheid

4,66

3,66

3,33

3

3,66

3,66

3,66

3,33

12,18

Zeer hoog

Lucht (stookinstallaties, geur- en stofhinder)

3

4

3

4

3,33

2,66

3,33

3,66

12,18

Zeer hoog

Lozingen & stortingen (bodem, riool)

3

3,33

2,66

3,66

4,33

3

3,33

3

9,99

Hoog

Bodem (vloeistofdichte vloeren/verhardingen, bodemonderzoeken)

2,66

3,33

2,33

3

2,66

3

2,83

3

8,49

Gemiddeld

Afval

3

3,33

2,66

3,66

3,66

2,33

2,94

3

8,82

Gemiddeld

Opslag (Opslag van stoffen, opslag in tanks)

4

3,33

3,33

3

3

2,66

3,22

3,66

11,78

Hoog

ACTIVITEITENBESLUIT

Illegaal gebruik (gebruik inrichting zonder melding)

3

3

3

3

3,33

2,33

2,94

3,66

10,76

Hoog

Illegaal gebruik

(gebruik inrichting in

afwijking

Activiteitenbesluit)

Geluid en Trillingen (overschrijding geluidnormen, trillinghinder)

2,33

3,66

2,66

3,66

3,33

2,33

2,99

4

11,96

Hoog

(Externe) Veiligheid

4

3,66

3

3

3

2,66

3,22

3,33

10,72

Hoog

Lucht (stookinstallaties, geur- en stofhinder)

3

3,66

3

4

3,66

2,33

3,27

3,33

10,88

Hoog

Lozingen & stortingen (bodem, riool)

2,66

3

2,66

3,33

4

2,66

3,05

3

9,15

Hoog

Bodem (vloeistofdichte vloeren/verhardingen, bodemonderzoeken)

2,33

3,33

2,33

3

2,66

3

2,77

3

8,31

Gemiddeld

Afval

2,66

3,33

2,66

3,33

3,33

2,33

2,94

2,66

7,82

Gemiddeld

Opslag (Opslag van stoffen, opslag in tanks)

3,66

3,33

3

3

3

2,66

3,1

3,66

11,34

Hoog

OVERIGE AMvB’s

Besluit inzamelen afvalstoffen

2,33

3,33

2,66

2,66

3

2,33

2,71

3

8,13

Gemiddeld

Besluit melden bedrijfsafvalstoffen en gevaarlijke afvalstoffen

3,33

3,33

2,33

2,66

2,66

2,66

2,82

2,66

7,5

Gemiddeld

Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen

4,33

3,33

3,66

3

3,33

3,33

3,49

3

10,47

Hoog

Besluit glastuinbouw milieubeheer

2,33

2,33

2

3,33

2,66

2

2,44

2,33

5,68

Laag

Besluit landbouw milieubeheer

2,33

2,33

2

2,66

2,66

2

2,33

2,66

6,19

Gemiddeld

Besluit mestbassins milieubeheer

2,66

2

2

2,66

2

2

2,22

2,33

5,17

Laag

Besluit Risico Zware Ongevallen 1999

4,66

3,66

3,66

3,33

3

3,33

3,6

3,33

11,98

Hoog

Besluit stortplaatsen en stortverboden afvalstoffen

3,33

3

3

3

3

2,66

2,99

2,66

7,95

Gemiddeld

Besluit mobiel breken bouw- en sloopafval

3,33

3,66

2,66

4

2,66

2,33

3,1

3,66

11,34

Hoog

Besluit ammoniakemissie

3

3,66

3

4,33

3,66

3

3,44

2,66

9,15

Hoog

Vuurwerkbesluit

4,66

3,33

4,33

3

3,33

3,66

3,71

4

14,84

Zeer hoog

BODEM

Besluit bodemkwaliteit (voorschriften met betrekking tot de toepassing van bouwstoffen, grond en baggerspecie)

2,33

3,66

2,66

3

3,33

3

2,99

3,66

10,94

Hoog

Stortbesluit bodembescherming

2,33

3,33

3,33

3,33

3,33

2,66

3,05

2,66

8,11

Gemiddeld

Lozingenbesluit bodembescherming

2,33

3,33

2,66

3,33

3,33

2,33

2,88

3

8,64

Gemiddeld

Besluit lozing afvalwater huishoudens

2,33

3,33

2,66

3,33

3

2,33

2,83

2,66

7,52

Gemiddeld

Besluit vrijstellingen stortverbod

2,33

3

2,33

3

3

2,66

2,72

2

5,44

Laag

Bodemincidenten, ongewone voorvallen m.b.t. de bodem

2,66

3,33

3,33

3,33

3,33

3,33

3,21

3,66

11,74

Hoog

Lozingenbesluit huishoudelijk afvalwater

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Besluit lozing afvalwater buiten inrichtingen

2,33

2,66

2,66

3,66

3,33

2,33

2,82

3

8,46

Gemiddeld

GELUID- EN LICHTHINDER

Festiviteiten (incidenteel en collectief)

3

3

3,66

4,33

3

2,33

3,22

3,66

11,78

Hoog

Evenementen

3,33

3

4

4,33

3,33

3,66

3,6

3,33

11,98

Hoog

Overige geluidhinder

2,33

3,33

3

4,33

3,33

2

3,05

3,33

10,15

Hoog

C. Gemiddelde risicomatrix APV

RISICOMATRIX APV

EFFECTEN

 

Veiligheid

Gezondheid

Imago

Hinder/overlast

Omg. waarden

Schade /Aanspr.

Gemiddeld

Correctie risicokans

Score

Prioriteit

ALGEMENE INSPECTIE EN TOEZICHT

Algemene surveillance

3,33

2

3,33

2,66

2,66

1,66

2,6

3

7,8

Gemiddeld

Binnenstad

3,33

2,33

3,66

3,33

2,66

1,66

2,82

3,66

10,32

Hoog

Buitenwijken en Buitengebied

3

2

3

2,66

3

1,66

2,55

3,33

8,49

Gemiddeld

Klachten en Meldingen

3

1,16

4,66

4,33

2,66

2,33

3,02

3,66

11,05

Hoog

ORDE EN VEILIGHEID (OPENBARE RUIMTE)

Verspreiding van gedrukte stukken

1,66

1,33

3

2,33

2

2

2,05

2

4,1

Laag

Vertoningen e.d. op de weg

1,66

1,33

2

2,33

2

1,66

1,83

2

3,66

Laag

Bruikbaarheid en aanzien van de weg

4

2,66

3,33

3,33

3,33

4

3,44

3

10,32

Hoog

Veiligheid op de weg

4,33

3

3,66

3,33

3

4,33

3,6

2,66

9,57

Hoog

Plakken en Kladden

1,33

1,66

3,66

3

4

2

2,6

3

7,8

Gemiddeld

Betreden van plantsoenen / rijden over bermen

1,66

1,66

3

3,33

3

2,66

2,05

2,33

4,77

Laag

Hinderlijk gedrag (openbare ruimte/drankgebruik)

3

2,66

3,33

4

3,33

1,66

2,99

2

5,98

Laag

Hondenoverlast (aan- en opruimplicht / gevaarlijk / verbod in gebieden)

2,33

2

3,66

4,66

3

1,66

2,88

4

11,52

Hoog

Overlast (brom-) fietsen

3,33

2

3,33

4,33

2,66

1,66

2,88

3,66

10,54

Hoog

Overlast van dieren

2

2

2,33

4

2,66

2

2,49

2,66

6,62

Gemiddeld

Vergunning alarminstallatie

1,33

1,33

1,33

2

1,33

1,33

1,44

1,33

1,91

Zeer laag

Bedelarij

1,66

1,33

2,66

3

2,33

1,66

2,1

1,66

3,48

Laag

Vuurwerk

3,33

3

3,33

5

2,33

2

3,16

3,33

10,52

Hoog

Drugsoverlast

4

3,66

4,33

4,66

4

2

3,77

3,33

12,55

Zeer hoog

Veiligheidsrisicogebieden

4

2,66

3,66

4

3,66

2,33

3,38

3,33

11,25

Hoog

Crossterreinen en Natuurgebieden

3

2

3,66

4,33

4,33

2,33

2,72

2,66

7,23

Gemiddeld

Vuur stoken

2,66

2,33

2,66

3,66

2,66

1,66

2,6

2,33

6,05

Laag

Kamperen buiten kampeerterrein

1,66

1,66

2

2,66

2,66

1,66

2,05

1,66

3,4

Laag

Collecteren, venten, standplaatsen en markten

2

1,66

2

3

2

1,66

2,05

2,66

5,45

Laag

Openbaar Water

2,66

3

2,66

2,66

3

2

2,66

2,33

6,19

Gemiddeld

Straatnaamborden, huisnummers

1,66

1,66

2,33

2

1,66

2

1,88

2

3,76

Laag

Verstrooiing van as

1,66

1,33

1,66

1,66

1,66

1,33

1,55

1,33

2,06

Zeer laag

Sexinrichtingen en -plaatsen

3,66

3,66

3,66

4

4

2,33

3,55

4,33

15,37

Zeer hoog

PARKEREN

Parkeerexcessen (hinder en overlast)

3,33

2

3,66

4,33

4

2

3,22

4

12,88

Zeer hoog

Betaald parkeren

1,33

1,33

3

1,33

1,33

2

1,72

4,33

7,44

Gemiddeld

Parkeervergunningen

1,33

1,33

3

2

1,66

2

1,88

3,66

6,88

Gemiddeld

EVENEMENTEN EN FESTIVITEITEN

Evenementenvergunning

4

2,66

3,33

3,66

3,33

3

3,33

3

9,99

Hoog

Orde en Veiligheid

4

2,66

3,66

3,66

3,33

3

3,38

3,33

11,25

Hoog

Voetbalwedstrijden (plaatsbewijzen, supporters, stadionverbod)

3,66

2,33

2,33

4

3,33

4

3,27

3,66

11,96

Hoog

Collectieve festiviteiten

3

2

3,33

3,33

3,33

2,66

2,94

2,66

7,82

Gemiddeld

Incidentele festiviteiten

3

2,33

2,33

3,33

3

2,33

2,72

3,33

9,05

Gemiddeld

OPENBARE INRICHTINGEN

Exploitatievergunning

3

2,66

3,33

3,66

3,33

2,33

3,05

2,66

8,11

Gemiddeld

Sluitingstijden

3

2,33

3,33

4,33

3,66

2,33

3,16

4

12,64

Zeer hoog

Terras

2,33

2

3

4

3,66

2,33

2,88

2,66

7,66

Gemiddeld

Orde en Veiligheid

4

3

3,33

3,33

2,66

2,33

3,1

3,33

10,32

Hoog

Nachtregister

3

1,66

2

1,66

1,66

1,33

1,88

2

3,76

Laag

Tatoeages en Piercings (overdracht ziektekiemen)

2

4

1,66

1,66

1,66

1,66

2,1

1,66

3,48

Laag

Consumentenvuurwerk

4,66

2,66

3,66

2,66

2,33

2,66

2,66

3,66

9,73

Hoog

BESCHERMING MILIEU & NATUURSCHOON EN ZORG UITERLIJK AANZIEN

Geluid- en lichthinder

2,33

3

3,66

4

4

2,33

3,22

2,66

8,56

Gemiddeld

Bodem, weg- en milieuverontreiniging

4,33

3

3,66

3,66

3,66

3,66

3,66

4

14,64

Zeer hoog

Het bewaren van houtopstand

2

1,66

3

2,33

3,66

2,66

2,55

2,66

6,78

Gemiddeld

Ontsiering en stankoverlast

1,66

3

3,33

3,66

4,33

1,66

2,94

3

8,82

Gemiddeld

AFVAL

Aanbieden afval

2,33

3,66

3,33

3,66

3,33

2,33

3,1

3,66

11,34

Hoog

Illegale stortingen (grof) afval

3,33

3,66

3,66

3,66

3,66

3,66

3,6

4,33

15,58

Zeer hoog

Zwerfafval

2,66

2,33

4

3,66

3,33

3,33

3,21

4,66

14,95

Zeer hoog

Opslag van Afval

3,33

3,66

3,33

4

3,33

2,66

3,38

3

10,14

Hoog

D.Gemiddelde risicomatrix Overige wet- en regelgeving

RISICOMATRIX OVERIGE WET- EN REGELGEVING

EFFECTEN

 

Veiligheid

Gezondheid

Imago

Hinder/overlast

Omg. waarden

Schade /Aanspr.

Gemiddeld

Correctie risicokans

Score

Prioriteit

DRANK- EN HORECAWET

Gebruik inrichting zonder vergunning

2,66

3

3

3,33

3,66

2,33

2,99

2,66

7,95

Gemiddeld

Gebruik inrichting in afwijking van de vergunning

2,66

2,66

2,66

2,66

3

2,33

2,66

3

7,98

Gemiddeld

Inrichtingseisen horecabedrijf

2,66

3,33

2,66

2,66

2,66

2,33

2,71

3

8,13

Gemiddeld

WET OP DE KANSSPELEN

Gebruik kansspelen zonder vergunning

1,66

2,33

3,33

2,33

2,33

2

2,33

3

6,99

Gemiddeld

Gebruik kansspelen in afwijking van de vergunning

1,66

2,33

2,66

2,33

2

2

2,16

2,33

5,03

Laag

WET GEMEENTELIJKE BASISADMINISTRATIE

Verplichte inschrijving in de GBA

2

1,66

3,33

2

1,66

2

2,1

3

6,3

Gemiddeld

WINKELTIJDENVERORDENING

Opening- en sluitingstijden winkels

1,66

2

3

3,33

3

2

2,49

2,33

5,8

Laag

BIJLAGE III

Capaciteitsmodel Bouwen en Ruimtelijke Ordening

BIJLAGE IV

Capaciteitsmodel Milieu

BIJLAGE V

Capaciteitsmodel APV en Overige wet- en regelgeving