Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Amsterdam

Subsidieverordening sociale basis Amsterdam 2025

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieAmsterdam
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingSubsidieverordening sociale basis Amsterdam 2025
CiteertitelSubsidieverordening sociale basis Amsterdam 2025
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling vervalt van rechtswege nadat de laatste subsidie die op basis van deze verordening is verleend, is vastgesteld maar in ieder geval op 1 juli 2034.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. artikel 149 van de Gemeentewet
  2. Algemene Subsidieverordening Amsterdam 2023
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-03-2024nieuwe regeling

24-01-2024

gmb-2024-63152

Tekst van de regeling

Intitulé

Subsidieverordening sociale basis Amsterdam 2025

De raad van de gemeente Amsterdam,

 

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 21 december 2023

gelet op artikel 149 van de Gemeentewet en artikel 2, tweede lid van de Algemene Subsidieverordening Amsterdam 2023,

 

besluit de volgende verordening vast te stellen:

 

Subsidieverordening sociale basis Amsterdam 2025

 

Hoofdstuk 1: algemene bepalingen

Artikel 1.1 definities

In deze subsidieverordening wordt verstaan onder:

  • -

    aandachtsfunctionaris huiselijk geweld en kindermishandeling: medewerker die binnen een organisatie zorg draagt voor de borging van procedures voor het handelen bij huiselijk geweld en kindermishandeling en optreedt als expert bij een vermoeden van huiselijk geweld en kindermishandeling;

  • -

    alliantie: een groep van rechtspersonen, die uitvoering geeft aan alle kernfuncties in een stadsdeel;

  • -

    ASA 2023: Algemene subsidieverordening Amsterdam 2023;

  • -

    beweegnetwerk: het geheel van contacten en organisaties op het gebied van sporten en bewegen, zorg- en welzijn en partners in de sociale basis met laagdrempelig sport- en beweegaanbod;

  • -

    boekjaarsubsidie: een boekjaarsubsidie als bedoeld in de ASA 2023, met dien verstande dat deze wordt verstrekt voor een periode van maximaal zes jaar;

  • -

    buurtteam: team dat in een buurt van Amsterdam advies, informatie, ondersteuning en zorg biedt aan volwassenen;

  • -

    collectieve maatschappelijke dienstverlening: collectieve activiteiten waaronder laagdrempelige vormen van informatie en advies, trainingen en groepsbijeenkomsten;

  • -

    college: college van burgemeester en wethouders;

  • -

    eenmalige subsidie: een eenmalige subsidie als bedoeld in de ASA 2023, met dien verstande dat de uitvoering binnen het kalenderjaar valt;

  • -

    ervaringsdeskundige: iemand die is opgeleid om eigen ervaringen te gebruiken om anderen te ondersteunen;

  • -

    GOS (gebiedsgerichte opgaven sociaal):beschrijving van de opgaven ten aanzien van de diverse thema’s en doelgroepen in het stadsdeel / -gebied, op basis waarvan door het stadsdeelbestuur wordt aangegeven waar prioriteiten liggen en op welke wijze invulling wordt gegeven aan het Beleidskader sociale basis;

  • -

    huis van de wijk: een sociale accommodatie met een centrale rol in een bepaald gebied;

  • -

    jongerencentrum: een sociale accommodatie met een centrale rol in een bepaald gebied gericht op jongeren;

  • -

    kernfuncties: wijkoverstijgende functies in de sociale basis, die overal in een stadsdeel beschikbaar moeten zijn en uitgevoerd worden door gekwalificeerd personeel;

  • -

    kwetsbare situatie: gestapelde problematieken op het gebied van gezondheid en bestaanszekerheid voor die doelgroepen zoals in het beleidskader is bedoeld;

  • -

    mantelzorger: iemand die langdurig, intensief en onbetaald zorg en ondersteuning geeft aan een ander met wie diegene een persoonlijke band heeft en die ondersteuning behoeft door een beperking in gezondheid;

  • -

    OKT (Ouder- en Kindteam): organisatie binnen Amsterdam waar ouders, kinderen, jongeren en professionals die met jeugd werken, terecht kunnen met vragen en zorgen over opvoeden, opgroeien en gezondheid;

  • -

    participatie: in staat zijn om zelfstandig en volwaardig te kunnen deelnemen aan de maatschappij;

  • -

    pedagogische basisinfrastructuur: alles wat te maken heeft met het opgroeien, het opvoeden en de ontwikkeling van kinderen en jongeren;

  • -

    penvoerder: een aangewezen deelnemer van een samenwerkingsverband die mede namens de andere deelnemers aan het samenwerkingsverband de subsidieaanvraag indient;

  • -

    preventie: voorkomen van en vroegtijdige ondersteuning bieden bij problemen zoals in het Beleidskader sociale basis Amsterdam 2025-2030 staat beschreven;

  • -

    respijtzorg: een tijdelijke overname van de taken van de mantelzorger;

  • -

    sociale accommodatie: een laagdrempelige en toegankelijke accommodatie voor en door bewoners waar zij elkaar ontmoeten, participeren en activeren;

  • -

    sociale basis: fundament van gemeentelijk stelsel voor zorg, ondersteuning en meedoen;

  • -

    sociaal weefsel: zeer lokaal netwerk van buurtgenoten, die op die wijze een bijdrage leveren aan de zelfredzaamheid en saamhorigheid in de buurt, aansluitend op de doelstellingen van de sociale basis;

  • -

    stadsbrede functies: functies die niet gebiedsspecifiek kunnen worden georganiseerd;

  • -

    stadsdeel als bedoeld in de Verordening op de stadsdelen en het stadsgebied Amsterdam 2022, waarbij onder stadsdeel ook het stadsgebied Weesp wordt verstaan;

  • -

    vrijwillige inzet: onbetaalde inzet voor een ander of groep met een ondersteuningsbehoefte of voor activiteiten (in de buurt);

  • -

    vrijwilliger: iemand die zich onbetaald en belangeloos inzet voor anderen die hulp of informele zorg nodig hebben, of bijdraagt aan activiteiten (in de buurt);

  • -

    zelfredzaamheid: het vermogen om dagelijkse activiteiten zelfstandig te kunnen doen.

Artikel 1.2 Toepasselijkheid Algemene Subsidieverordening Amsterdam 2023

De Algemene subsidieverordening Amsterdam 2023 is van overeenkomstige toepassing, tenzij daarvan in deze verordening uitdrukkelijk wordt afgeweken.

Artikel 1.3 Doel subsidieverordening

  • 1.

    Deze verordening maakt het mogelijk subsidie te verlenen voor activiteiten die een bijdrage leveren aan het bereiken van de doelen uit het Beleidskader Sociale Basis 2025-2030 zoals op 24 januari 2024 vastgesteld door de gemeenteraad en de per gebied uitgewerkte GOS.

  • 2.

    Het doel van deze verordening is het stimuleren van een breed, laagdrempelig en vrij toegankelijk aanbod van activiteiten en voorzieningen in de buurt. Dit aanbod is gericht op het vergroten van gelijke kansen om gezond te worden en gezond te blijven, het vergroten van gelijke kansen op bestaanszekerheid en het vergroten van gelijke kansen voor de Amsterdamse jeugd en gelijke kansen op veerkrachtige en zorgzame buurten.

Artikel 1.4 Bevoegdheid college

  • 1.

    Het college is bevoegd om subsidie te verlenen op grond van deze verordening;

  • 2.

    Het college kan in afwijking van artikel 1, onderdeel c, van de ASA 2023 een boekjaarsubsidie verstrekken voor een periode van maximaal zes jaar;

  • 3.

    Het college kan in afwijking van artikel 1, onderdeel e, van de ASA 2023 een eenmalige subsidie verlenen waarvan de uitvoering binnen het kalenderjaar dient te vallen.

Artikel 1.5 Aanvrager

Indien een subsidie wordt aangevraagd door een penvoerder, draagt deze de verantwoordelijkheid voor de naleving van de eisen in deze subsidieverordening alsmede voor de uitvoering van de in de beschikking aangeduide subsidiabele activiteiten, de daaraan verbonden verplichtingen en de aanvraag voor subsidievaststelling. De daarbij aan de penvoerder betaalde voorschotten en subsidiebetalingen, gelden als betalingen aan het samenwerkingsverband.

Artikel 1.6 Bij de aanvraag in te dienen

In aanvulling op artikel 6, tweede lid, van de ASA 2023 worden bij de subsidieaanvraag de volgende gegevens en stukken overgelegd:

  • 1.

    een activiteitenplan dat aansluit bij de periode waar subsidie voor wordt aangevraagd en waarin wordt uitgewerkt:

    • a.

      de activiteiten en de doelgroep(en) waarop deze zijn gericht;

    • b.

      uitwerking van waarom en op welke manier de aanvrager voldoet aan de criteria zoals beschreven bij de verdeelsleutel in het hoofdstuk waarop wordt aangevraagd;

  • 2.

    het ingevulde begrotingsformat zoals beschikbaar gesteld op de website;

  • 3.

    het ingevulde formulier sociale basis zoals beschikbaar gesteld op de website;

  • 4.

    In het geval een subsidie wordt aangevraagd door een penvoerder namens een samenwerkingsverband: de door alle partijen ondertekende samenwerkingsovereenkomst waarin is beschreven op welke wijze deelnemende partijen bijdragen aan de werkzaamheden en de wijze waarop de besluitvorming, de verdeling van taken, rollen en de financiering binnen het verband is geregeld.

Artikel 1.7 Weigeringsgronden

In aanvulling op artikel 8 van de ASA 2023 kan het college een te verlenen subsidie geheel of gedeeltelijk weigeren als:

  • a.

    naar het oordeel van het college sprake is van een activiteit waarin al op andere wijze wordt voorzien of waarvoor voorliggende financiering is voorgeschreven of mogelijk is;

  • b.

    de activiteiten naar het oordeel van het college te grote risico’s met zich mee brengen voor de ontwikkeling, gelijke behandeling, gezondheid of veiligheid van deelnemers of andere betrokkenen;

  • c.

    de activiteiten naar het oordeel van het college onvoldoende bijdragen aan het doel van deze subsidieverordening of niet passen binnen de subsidiabele activiteiten per hoofdstuk zoals in deze subsidieverordening omschreven.

Artikel 1.8 Verlening onder ontbindende voorwaarde

Het college verleent een boekjaarsubsidie voor maximaal 6 jaar onder de ontbindende voorwaarde dat:

  • 1.

    van het totaal van de activiteiten van de kernfuncties, een of meer activiteiten niet, dan wel onvoldoende wordt uitgevoerd;

  • 2.

    een alliantie zodanig wordt gewijzigd dat de activiteiten uit het activiteitenplan naar het oordeel van het college onvoldoende bijdragen aan het doel van deze subsidieverordening of niet in overeenstemming zijn met gemeentelijk beleid;

  • 3.

    de samenstelling van de alliantie zodanig wijzigt dat dit naar de beoordeling van het college geen solide basis vormt om de rechtmatigheid of doelmatigheid van de verstrekte subsidies te waarborgen.

Artikel 1.9 Begrotingsvoorbehoud

Een subsidie wordt verstrekt onder de voorwaarde dat er jaarlijks voldoende middelen voor de sociale basis op de door de gemeenteraad vast te stellen begroting worden opgenomen.

Artikel 1.10 Aanvullende verplichtingen

Naast de verplichtingen op grond van artikel 9 en 10 van de ASA 2023, worden aan de subsidieverlening op grond van de hoofdstukken 2, 3 en 4, de volgende verplichtingen verbonden:

  • a.

    accommodaties waar publieksgerichte activiteiten plaatsvinden zijn goed bereikbaar, fysiek toegankelijk, bruikbaar en veilig en de activiteiten zijn sociaal toegankelijk en inclusief voor alle Amsterdammers;

  • b.

    de activiteiten vinden plaats in een gezonde omgeving zodat de gezondheid van de deelnemers wordt beschermd en deelnemers optimaal worden gefaciliteerd om gezond te leven;

  • c.

    in communicatie over activiteiten wordt rekening gehouden met Amsterdammers die laaggeletterd zijn of visuele of auditieve beperkingen hebben;

  • d.

    activiteiten zijn herkenbaar en vindbaar voor Amsterdammers;

  • e.

    de subsidieontvanger die rechtstreeks werkt met de Amsterdammer, heeft een geïmplementeerde Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling en wijst een aandachtsfunctionaris binnen de organisatie aan. Kleine informele partijen bij wie dit niet haalbaar is, maken samenwerkingsafspraken met een professionele organisatie die wel een aandachtsfunctionaris heeft;

  • f.

    het voor zover mogelijk, gelet op de aard van de werkzaamheden, hebben en uitvoeren van een vastgesteld vrijwilligersbeleid;

  • g.

    professionals en vrijwilligers die rechtstreeks werken met jeugdigen, Amsterdammers in een kwetsbare situatie, ouderen, of Amsterdammers met regieverlies, zijn in het bezit van een geldige verklaring omtrent gedrag (VOG);

  • h.

    professionals en vrijwilligers zijn bereid om onderdeel te zijn van netwerken rondom de Buurtteams en de OKT’s en werken met hen samen als er sprake is van gedeelde zorg of als hulpvragen complex zijn;

  • i.

    het hanteren van gedragsregels met betrekking tot het voorkomen van en omgaan met (seksueel) grensoverschrijdend gedrag;

  • j.

    indien activiteiten worden uitgevoerd die in het beleidskader van effectiviteit worden onderzocht door of in opdracht van de gemeente dient de subsidieontvanger aan dit onderzoek mee te werken.

Artikel 1.11 Aanvullende verplichting voor subsidies die voor meer jaren zijn verleend

De indieningstermijn voor het jaarlijks overleggen van de in artikel 12 van de ASA genoemde gegevens ingeval van een voor meer jaren verleende subsidie, is in afwijking van de ASA 2023, 1 november.

Artikel 1.12 Bij verantwoording in te dienen gegevens

In aanvulling op artikel 16 van de ASA 2023 wordt bij de aanvraag tot vaststelling van de subsidie een financiële verantwoording met een gelijke indeling als de bij de aanvraag verlening ingediende begroting overgelegd.

Artikel 1.13 Intrekking subsidieverlening

Zolang de subsidieverlening niet is vastgesteld kan het college de subsidieverlening intrekken of ten nadele van de ontvanger wijzigen indien:

  • a.

    minder middelen dan begroot beschikbaar zijn voor de gesubsidieerde activiteiten, of;

  • b.

    de ontvanger van de subsidie de activiteiten naar het oordeel van het college niet naar behoren uitvoert, of;

  • c.

    een beleidswijziging van de subsidiabele activiteiten dit vereist.

Artikel 1.14 Openstellen voor nieuwe aanvragen

  • 1.

    Het college kan gedurende de looptijd van de verordening, een nieuwe aanvraagtermijn openstellen voor activiteiten als:

    • a.

      artikel 1.8 wordt toegepast;

    • b.

      er gedurende de looptijd van de verordening voor bepaalde activiteiten rijksmiddelen, provinciale middelen of coalitiemiddelen beschikbaar komen;

    • c.

      indien er middelen beschikbaar komen na intrekking van een subsidieverleningsbeschikking.

  • 2.

    Het college is bevoegd om bij toepassing van het eerste lid in nadere regels de subsidiabele activiteiten te omschrijven en de voorwaarden om voor subsidie in aanmerking te komen en deelt de nieuwe aanvraagtermijn mee in het gemeenteblad.

Hoofdstuk 2 stadsbrede functies

Artikel 2.1 Subsidiabele activiteiten voor de stadsbrede functies

Het college kan een boekjaarsubsidie verlenen voor maximaal 6 jaar gericht op de uitvoering van stadsbrede functies. Deze inzet moet zich richten op één of meer van de volgende activiteiten:

  • a.

    beheren en matchen van vraag en aanbod met betrekking tot vrijwillige inzet;

  • b.

    organiseren van deskundigheidsbevordering voor professionals en vrijwilligers die werkzaam zijn binnen de sociale basis, op het gebied van vrijwillige inzet;

  • c.

    organiseren van deskundigheidsbevordering voor professionals en/of vrijwilligers die werkzaam zijn binnen de sociale basis, voor Amsterdammers in een kwetsbare situatie;

  • d.

    waar mogelijk zelfstandig en structureel sporten of bewegen van Amsterdammers met een beperking, met name jeugdigen (gehandicaptensport).

Artikel 2.2 Subsidieplafond

Het college stelt voor de activiteiten genoemd in artikel 2.1 een subsidieplafond vast.

Artikel 2.3 Verdeelsleutel subsidieplafond

  • 1.

    Het college beoordeelt na ontvangst van een aanvraag voor een boekjaarsubsidie of de gevraagde subsidie zou kunnen worden verleend of wordt geweigerd op grond van artikel 1.7 en 2.8.

  • 2.

    De aanvragen die niet worden geweigerd, worden onderling vergeleken en gerangschikt langs de criteria uit het derde lidHierbij worden afzonderlijke activiteiten van vergelijkbare aard met elkaar vergeleken om tot een optimale mix van activiteiten te komen.

  • 3.

    De rangschikking wordt bepaald op basis van de volgende criteria:

    • a.

      de mate waarin de aanvrager blijk geeft te beschikken over benodigde kennis en expertise om de te subsidiëren activiteiten uit te kunnen voeren en de rest van de sociale basis te faciliteren;

    • b.

      de mate waarin de aanvrager aantoont samen te werken met partners die zij met expertise en deskundigheidsbevordering wil faciliteren;

    • c.

      de mate waarin ervaringskennis wordt betrokken bij activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd;

    • d.

      de mate waarin al voldoende aanbod is dat in de vraag voorziet;

    • e.

      gerichtheid op preventie, inclusie, cohesie en cultuursensitiviteit;

    • f.

      de prijs-kwaliteitverhouding;

    • g.

      de mate waarin blijk wordt gegeven van doorontwikkeling van aanbod en innovatieve manieren van werken;

    • h.

      de mate waarin de aanvrager blijk geeft van methodisch werken.

Artikel 2.4 De aanvrager

Subsidie voor activiteiten als genoemd onder artikel 2.1 kan uitsluitend worden aangevraagd door een rechtspersoon met volledige rechtsbevoegdheid.

Artikel 2.5 Bij de aanvraag in te dienen

In aanvulling op artikel 1.6 worden aan het activiteitenplan de volgende eisen gesteld:

  • a.

    uit het plan blijkt dat de activiteiten zijn afgestemd met andere partners zodat activiteiten in samenhang dekking over de stad geven;

  • b.

    uit het plan blijkt hoe inclusie en diversiteit is verankerd in het aanbod;

  • c.

    uit het plan blijkt hoe wordt voldaan aan de verplichtingen genoemd in artikel 1.10 en 2.9.

Artikel 2.6 Aanvraagtermijn

Een aanvraag voor een boekjaarsubsidie voor de stadsbrede functies kan vanaf 1 maart 2024 worden ingediend en dient uiterlijk 6 mei 2024 te worden ingediend.

Artikel 2.7 Beslistermijn

In afwijking van artikel 7, eerste lid, van de ASA 2023 beslist het college uiterlijk 29 juli 2024 op een aanvraag voor een boekjaarsubsidie.

Artikel 2.8 Aanvullende weigeringsgronden

In aanvulling op artikel 1.7 kan het college geheel of gedeeltelijk weigeren een subsidie te verlenen als de activiteiten naar het oordeel van het college gebiedsgericht uitgevoerd kunnen worden.

Artikel 2.9 Aanvullende verplichtingen

In aanvulling op de verplichtingen in artikel 1.10 wordt aan de verlening de verplichting verbonden dat:

  • a.

    de subsidieontvanger beschikt over een klachtenprotocol waarbij de gemeentelijke ombudsman als tweedelijns instantie is opgenomen;

  • b.

    subsidieontvangers werken mee aan het vormgeven van indicatoren voor monitoring en aan het vormgeven van een gezamenlijke leerlijn die met partners en de gemeente wordt ontwikkeld.

Hoofdstuk 3: kernfuncties

Artikel 3.1 Subsidiabele activiteiten voor de kernfuncties

Het college kan een boekjaarsubsidie verlenen voor maximaal 6 jaar gericht op de uitvoering van kernfuncties aan één alliantie per stadsdeel. Deze inzet moet zich richten op alle volgende activiteiten:

  • a.

    buurtwerk: professionele inzet, gericht op het opzoeken, toeleiden, ondersteunen en meedoen van (groepen) bewoners, vrijwilligers, informele netwerken en partners die zich in willen zetten voor een betere buurt en voor elkaar;

  • b.

    coördinatie op vrijwillige inzet: samenwerken met (informele) organisaties die vrijwillige inzet bieden, zodat op kwaliteit en kwantiteit samen wordt opgetrokken. Het signaleren en agenderen van trends en ontwikkelingen, het ontsluiten van aanbod en het faciliteren van adequate verwijzingen voor onder andere de buurtteams;

  • c.

    coördinatie, faciliteren en versterken van beweegnetwerken met uitzondering van stadsdeel Oost en West: samenwerken en afstemmen dat het aanbod in het beweegnetwerk per stadsdeel structureel, passend en bekend is bij alle betrokkenen in het sociaal domein. De kernfunctie biedt ondersteuning bij het opzetten en/of doorontwikkelen en/of versterken van beweegnetwerken in de stadsdelen. De communicatie richting organisaties én de Amsterdammer is essentieel;

  • d.

    coördinatie en ondersteuning van collectieve maatschappelijke dienstverlening en uitvoering van dat deel van deze dienstverlening dat professioneel ondersteund is;

  • e.

    exploitatie, beheer en coördinatie van programmering van de huizen van de wijk en jongerencentra: werkzaamheden gericht op het duurzaam faciliteren van het gebruik van deze accommodaties, zodat activiteiten mogelijk worden gemaakt en er gedurende openingstijden voldoende aansluitend aanbod is;

  • f.

    jongerenwerk: een voorziening in de pedagogische basisinfrastructuur. Vakkundige, gekwalificeerde jongerenwerkers focussen zich op de begeleiding bij het opgroeien in de maatschappij en de ontwikkeling van jongeren in de leeftijd van ongeveer 10 – 23 jaar. Het zwaartepunt ligt hierbij op groepswerk. Eén op één begeleiding kan hier uit voortvloeien maar is niet het uitgangspunt. Jongerenwerk werkt outreachend en maakt op eigen initiatief contact met jongeren;

  • g.

    kinderwerk: een voorziening in de pedagogische basisinfrastructuur. Onder kinderwerk verstaan wij het sociaal werk met kinderen tot 12 jaar voor kinderen die meer ondersteuning kunnen gebruiken. Het kinderwerk wordt door pedagogen uitgevoerd, en;

  • h.

    veldwerk/ straathoekwerk: een (ambulant) gerichte voorziening voor jongeren van ongeveer 16 – 27 jaar, gericht op complexe en meervoudige problematieken waarin jongeren veelal individueel gecoacht en ondersteund worden.

Artikel 3.2 Subsidieplafond

  • a.

    Het college stelt voor de kernfuncties genoemd in artikel 3.1 per stadsdeel een subsidieplafond vast;

  • b.

    Het college stelt voor stadsdeel Nieuw-West een separaat subsidieplafond voor de kernfunctie jongerenwerk vast.

Artikel 3.3 Verdeelsleutel subsidieplafond

  • 1.

    Het college beoordeelt na ontvangst van een aanvraag of de gevraagde subsidie zou kunnen worden verleend of wordt geweigerd op grond van artikel 1.7 en 3.8.

  • 2.

    Alle aanvragen van dezelfde alliantie die niet worden geweigerd op grond van het eerste lid worden onderling vergeleken en gerangschikt langs de criteria uit het vierde lid.

  • 3.

    In afwijking van het tweede lid geldt voor de aanvragen voor de kernfunctie jongerenwerk voor stadsdeel Nieuw-West die niet op grond van het eerste lid worden geweigerd, worden onderling vergeleken en gerangschikt langs de criteria uit het vierde lid.

  • 4.

    De rangschikking wordt bepaald op basis van de volgende criteria:

    • a.

      de mate waarin de activiteiten aansluiten bij de GOS en de focus vanuit de sociale basis;

    • b.

      de mate waarin de organisatie in de aanvraag blijk geeft te beschikken over verbinding met en kennis van de wijk en de buurt en aantoonbare samenwerking met partners in de sociale basis rondom de brede sociale opgave;

    • c.

      de mate waarin blijk wordt gegeven van voldoende kennis en expertise van gekwalificeerd personeel op de uitvoering van desbetreffende kernfunctie;

    • d.

      de mate waarin de organisatie in de aanvraag blijk geeft van samenwerking met en doorverwijzing aan en van de buurtteams en OKT’s;

    • e.

      de mate waarin blijk wordt gegeven van kennis en expertise om alle doelgroepen in alle gebieden te bedienen;

    • f.

      de mate waarin uitvoering wordt gegeven aan de faciliterende rol richting partners, bewoners en kleine initiatieven;

    • g.

      de mate waarin al voldoende aanbod is dat in de vraag voorziet;

    • h.

      gerichtheid op preventie, inclusie, cohesie of cultuursensitiviteit;

    • i.

      de mate waarin blijk wordt gegeven van kennis over emanciperende krachten in de stad en/of groepen die te maken hebben met uitsluiting of achterstelling;

    • j.

      de mate van continuïteit van dienstverlening aan de Amsterdammer;

    • k.

      de prijs-kwaliteitverhouding;

    • l.

      de mate waarin blijk wordt gegeven van doorontwikkeling van aanbod en innovatieve manieren van werken;

    • m.

      de mate waarin de aanvrager blijk geeft van methodisch werken.

Artikel 3.4 De aanvrager

  • 1.

    Subsidie voor activiteiten als genoemd onder artikel 3.1 kan uitsluitend worden aangevraagd door rechtspersonen met volledige rechtsbevoegdheid, onderdeel uitmakend van een alliantie.

  • 2.

    Een rechtspersoon kan per stadsdeel met maximaal één alliantie een aanvraag indienen.

  • 3.

    In uitzondering op het eerste lid kan de activiteit als bedoeld in artikel 3.1 onder f uitsluitend in het stadsdeel Nieuw-West worden aangevraagd door een penvoerder die geen onderdeel uitmaakt van een alliantie in Nieuw-West.

Artikel 3.5 bij de aanvraag in te dienen

In aanvulling op artikel 1.6 wordt aan het activiteitenplan de volgende eisen gesteld:

  • 1.

    Voor de aanvragen voor de allianties op kernfuncties geldt dat uit het plan dient te blijken:

    • a.

      dat het een gezamenlijk plan is, waarbinnen de aanvrager aangeeft wat het eigen aandeel is;

    • b.

      hoe de samenwerking is georganiseerd;

    • c.

      dat het alle kernfuncties uit artikel 3.1 bevat;

    • d.

      hoe inclusie en diversiteit is verankerd in het aanbod;

    • e.

      hoe wordt voldaan aan de verplichtingen genoemd in artikel 1.10 en 3.9.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid, onder a, geldt voor aanvragen op de kernfunctie jongerenwerk in stadsdeel Nieuw-West dat uit het plan en de begroting dient te blijken dat het gaat om een gezamenlijk plan waar binnen duidelijk is welke partner welk deel van de uitvoering voor zijn rekening neemt.

Artikel 3.6 Aanvraagtermijn

Een aanvraag voor boekjaarsubsidie voor de kernfuncties kan vanaf 1 maart 2024 worden ingediend en dient uiterlijk 6 mei 2024 te worden ingediend.

Artikel 3.7 Beslistermijn

In afwijking van artikel 7, eerste lid, van de ASA 2023 beslist het college uiterlijk 29 juli 2024 op een aanvraag voor een boekjaarsubsidie voor de kernfuncties.

Artikel 3.8 Weigeringsgronden

In aanvulling op artikel 1.7 kan het college geheel of gedeeltelijk weigeren een subsidie te verlenen als naar oordeel van het college uit de aanvraag blijkt dat niet alle kernfuncties voldoende dekkend worden uitgevoerd.

Artikel 3.9 Verplichtingen

  • 1.

    In aanvulling op de verplichtingen in artikel 1.10 worden aan de verlening de verplichtingen verbonden:

    • a.

      rechtspersonen hebben een aantoonbare binding met het stadsdeel;

    • b.

      de subsidieontvanger voor de activiteit de exploitatie, beheer en coördinatie van programmering van de huizen van de wijk en jongerencentra zorgt dat er binnen de sociale accommodatie voldoende ruimte beschikbaar is voor activiteiten voor en door bewoners;

    • c.

      specifiek voor de kernfunctie jongerenwerk geldt conform de Raadsbrief Vakkundig Jongerenwerk dat:

      • -

        jongerenwerkwerkers en/of kinderwerkwerkers dienen ingeschreven te zijn bij het Registerplein specifiek voor ‘Kinder- en jongerenwerkers’. Een geldige VOG maakt onderdeel uit van die inschrijving;

      • -

        als de kernfunctie wordt uitgevoerd door meerdere partners, gaat het om een beperkt aantal partners die duidelijk aangeven hoe zij de totale opgave in het stadsdeel gezamenlijk bedienen;

      • -

        er organisatorisch vermogen moet zijn om mee te bewegen op veranderende opgaven;

      • -

        er structureel wordt deelgenomen en mede invulling wordt geven aan de Vakacademie;

      • -

        voldoende expertise moet zijn om alle doelgroepen in alle gebieden te bedienen;

      • -

        goed samengewerkt moet worden met (informele) partners die activiteiten voor jongeren uitvoeren, met OKT’s voor jeugdigen/gezinnen waar (mogelijk) zorg nodig is, met het veldwerk en met partners actief in het domein van Jeugd en Veiligheid.

    • d.

      betrekken van bewoners en inzet van ervaringsdeskundige in de doorontwikkeling van het aanbod;

    • e.

      de subsidieontvanger beschikt over een klachtenprotocol waarbij de gemeentelijke ombudsman als tweedelijns instantie is opgenomen;

    • f.

      subsidieontvangers werken mee aan het vormgeven van indicatoren voor monitoring en aan het vormgeven van een gezamenlijke leerlijn die met partners en de gemeente wordt ontwikkeld.

  • 2.

    De ontvanger van de subsidie als bedoeld in artikel 3.4, tweede lid, is verplicht om binnen een half jaar onderdeel uit te maken van de brede alliantie van kernfuncties in het stadsdeel Nieuw-West.

Hoofdstuk 4: gebiedsgerichte opgaven sociaal

Paragraaf 4.1: Betreffende activiteiten voor de gebiedsgerichte opgaven sociaal gericht op volwassenen

Artikel 4.1.1 Subsidiabele activiteiten gericht op het vergroten van de kansen op een goede gezondheid en bestaanszekerheid en gelijke kansen op veerkrachtige en zorgzame buurten voor volwassenen voor één of meerdere gebieden

Het college kan een boekjaarsubsidie verlenen voor maximaal 6 jaar gericht voor een of meerdere uit te voeren laagdrempelige, groepsgerichte activiteiten in GOS gericht op volwassenen, waaronder vallen:

  • a.

    het bieden van praktische hulp en ondersteuning om zelfstandig te kunnen functioneren in het dagelijkse leven;

  • b.

    het vergroten en onderhouden van vaardigheden die nodig zijn voor een goede gezondheid en bestaanszekerheid, in het bijzonder gericht op Amsterdammers die een extra steuntje in de rug kunnen gebruiken;

  • c.

    activiteiten gericht op ontmoeting, dialoog, activering en sporten & bewegen. In het kader van ontmoeting kunnen bijvoorbeeld beweegactiviteiten of creatieve activiteiten worden ingezet. Zo kunnen Amsterdammers meedoen en elkaar langs een activiteit op een laagdrempelige manier ontmoeten. Uitgangspunt is wel om dit soort aanbod zoveel informeel te organiseren. Dat kan door buurtbewoners of stichtingen die vooral actief zijn op het gebied van welzijn;

  • d.

    exploitatie en beheer van accommodaties met een buurtfunctie, zoals een buurtkamer;

  • e.

    het vervullen van een sleutelfunctie in het gebied om Amsterdammers die zelf de weg niet vinden door te verwijzen naar activiteiten, professionele hulp of voorzieningen;

  • f.

    het bieden van informele respijtzorg ter ondersteuning van mantelzorgers;

  • g.

    activiteiten gericht op het bevorderen van de mentale gezondheid;

  • h.

    het bevorderen van de inclusiviteit van de samenleving;

  • i.

    herdenken van leed ervaren door ongelijkheid, het stilstaan bij bestaande ongelijkheid en het vieren van successen in het streven naar een meer gelijke samenleving.

Artikel 4.1.2 Subsidieplafond

Het college stelt voor de GOS gericht op volwassenen, als bedoeld in artikel 4.1.1 per stadsdeel een subsidieplafond vast.

Artikel 4.1.3 Verdeelsleutel subsidieplafond

  • 1.

    Het college beoordeelt na ontvangst van een aanvraag of de gevraagde subsidie zou kunnen worden verleend of wordt geweigerd op grond van artikel 1.7.

  • 2.

    De aanvragen die niet worden geweigerd, worden onderling vergeleken en gerangschikt langs de criteria uit het derde lid. Hierbij worden afzonderlijke activiteiten van vergelijkbare aard met elkaar vergeleken om tot een mix van activiteiten te komen die optimaal aansluit bij de GOS over de gebieden.

  • 3.

    De rangschikking wordt bepaald op basis van de volgende criteria:

    • a.

      de mate waarin de activiteiten aansluiten bij de GOS en de focus vanuit de sociale basis;

    • b.

      de mate waarin blijk wordt gegeven van de financiële continuïteit en continuïteit van de activiteiten;

    • c.

      de mate waarin de organisatie in de aanvraag blijk geeft te beschikken over verbinding met en kennis van de wijk en de buurt en aantoonbare samenwerking met partners rondom de brede sociale opgave;

    • d.

      de mate waarin bij de voorbereiding en uitvoering van activiteiten de betrokkenheid van bewoners en/of ervaringsdeskundigen is geborgd;

    • e.

      de mate waarin al voldoende aanbod is dat in de vraag voorziet;

    • f.

      gerichtheid op preventie, inclusie, cohesie en cultuursensitiviteit;

    • g.

      de mate waarin blijk wordt gegeven van kennis over emanciperende krachten in de stad en/of groepen die te maken hebben met uitsluiting of achterstelling;

    • h.

      de prijs-kwaliteitverhouding;

    • i.

      de mate waarin blijk wordt gegeven van doorontwikkeling van aanbod en innovatieve manieren van werken;

    • j.

      de mate waarin de aanvrager blijk geeft van methodisch werken.

Artikel 4.1.4 De aanvrager

Subsidie voor activiteiten als genoemd onder 4.1.1. kan uitsluitend worden aangevraagd door:

  • 1.
    • a.

      rechtspersonen met een volledige rechtsbevoegdheid;

    • b.

      natuurlijke personen.

  • 2.

    In afwijking van de ASA 2023 kan een natuurlijke persoon voor maximaal 6 jaar subsidie ontvangen tot een maximum van €50.000 per boekjaar.

Artikel 4.1.5 bij de aanvraag in te dienen

In aanvulling op artikel 1.6 wordt aan het activiteitenplan de volgende eisen gesteld:

  • a.

    dat het plan en de activiteiten aansluiten bij de GOS in het gebied waar subsidie voor wordt gevraagd;

  • b.

    dat de activiteiten aansluiten op of in samenwerking met andere partners in het gebied en hoe deze worden uitgevoerd in de samenwerking;

  • c.

    toegelicht wordt hoe wordt voldaan aan de verplichtingen genoemd in artikel 1.10 en 4.1.8.

Artikel 4.1.6 Aanvraagtermijn

Een aanvraag voor een boekjaarsubsidie voor de GOS gericht op Amsterdamse volwassenen kan vanaf 1 maart 2024 worden ingediend en dient uiterlijk 6 mei 2024 te worden ingediend.

Artikel 4.1.7 Beslistermijn

In afwijking van artikel 7, eerste lid, van de ASA 2023 beslist het college op een aanvraag voor een boekjaarsubsidie uiterlijk 29 juli 2024.

Artikel 4.1.8 Aanvullende verplichtingen

In aanvulling op de verplichtingen in artikel 1.10 wordt aan de verlening de verplichting verbonden:

  • a.

    dat activiteiten gericht op sporten en bewegen wordt uitgevoerd door personen met minimaal een afgeronde sportopleiding niveau 2 voor een assistent of niveau 3 voor een professional;

  • b.

    subsidieontvangers werken mee aan het vormgeven van een gezamenlijke leerlijn die met partners en de gemeente wordt ontwikkeld.

Paragraaf 4.2: Voorschriften voor betreffende activiteiten voor de gebiedsgerichte opgaven sociaal gericht op de Amsterdamse Jeugd

Artikel 4.2.1 Subsidiabele activiteiten

  • 1.

    Het college kan een boekjaarsubsidie verlenen van maximaal 6 jaar voor één of meerdere uit te voeren activiteiten in GOS, zoals bedoeld in artikel 4.1.1 aanhef en onder a. t/m i., gericht op de Amsterdamse jeugd.

  • 2.

    In aanvulling op het eerste lid kan het college een boekjaarsubsidie verlenen voor een of meerdere uit te voeren activiteiten in GOS gericht op Amsterdamse jeugd:

    • a.

      laagdrempelige ondersteuning van ouders of gezinnen door een vrijwilliger of steungezin ten behoeve van ontwikkelingsstimulering bij kinderen, versterken draagkracht rond ouderschap en opvoeding;

    • b.

      activiteiten buiten het curriculum van scholen voor en door jeugdigen gericht op het stimuleren van talent en de ontwikkeling van andere dan cognitieve vaardigheden die op school worden geleerd;

    • c.

      activiteiten gericht op het vergroten van zelfvertrouwen, het ontwikkelen van de eigen identiteit, emancipatie en (seksuele) weerbaarheid van jeugdigen en jongvolwassenen;

    • d.

      mentoraten en studie of huiswerkbegeleiding.

Artikel 4.2.2 Subsidieplafond

Het college stelt voor de GOS gericht op de Amsterdamse jeugd, als bedoeld in artikel 4.2.1 per stadsdeel een subsidieplafond vast.

Artikel 4.2.3 Verdeelsleutel subsidieplafond

  • 1.

    Het college beoordeelt na ontvangst van een aanvraag of de gevraagde subsidie kan worden verleend of (gedeeltelijk) wordt geweigerd op grond van artikel 1.7.

  • 2.

    De aanvragen die niet worden geweigerd, worden onderling vergeleken en gerangschikt langs de criteria uit het derde lid. Hierbij worden afzonderlijke activiteiten van vergelijkbare aard met elkaar vergeleken om tot een mix van activiteiten te komen die optimaal aansluit bij de GOS over de gebieden.

  • 3.

    De rangschikking wordt bepaald op basis van de volgende criteria:

    • a.

      de mate waarin de activiteiten aansluiten bij de GOS en de focus vanuit de sociale basis;

    • b.

      de mate waarin blijk wordt gegeven van de financiële continuïteit en continuïteit van de activiteiten;

    • c.

      de mate waarin de organisatie in de aanvraag blijk geeft te beschikken over verbinding met en kennis van de wijk en de buurt en aantoonbare samenwerking met partners rondom de brede sociale opgave;

    • d.

      de mate waarin bij de voorbereiding en uitvoering van activiteiten de betrokkenheid van bewoners en/of ervaringsdeskundigen is geborgd;

    • e.

      de mate waarin al voldoende aanbod is dat in de vraag voorziet;

    • f.

      gerichtheid op preventie, inclusie, cohesie en cultuursensitiviteit;

    • g.

      de mate waarin blijk wordt gegeven van kennis over emanciperende krachten in de stad en/of groepen die te maken hebben met uitsluiting of achterstelling;

    • h.

      de prijs-kwaliteitverhouding;

    • i.

      de mate waarin blijk wordt gegeven van doorontwikkeling van aanbod en innovatieve manieren van werken;

    • j.

      de mate waarin de aanvrager blijk geeft van methodisch werken.

Artikel 4.2.4 De aanvrager

Subsidie voor activiteiten als genoemd onder 4.1.1. kan uitsluitend worden aangevraagd door:

  • 1.
    • a.

      rechtspersonen met een volledige rechtsbevoegdheid;

    • b.

      natuurlijke personen.

  • 2.

    In afwijking van de ASA 2023 kan een natuurlijke persoon voor maximaal 6 jaar subsidie ontvangen tot een maximum van €50.000 per boekjaar.

Artikel 4.2.5 bij de aanvraag in te dienen

In aanvulling op artikel 1.6 wordt aan het activiteitenplan de volgende eisen gesteld:

  • a.

    dat het plan en de activiteiten aansluiten bij de GOS in het gebied waar subsidie voor wordt gevraagd;

  • b.

    dat de activiteiten aansluiten op of in samenwerking met andere partners in het gebied en hoe deze worden uitgevoerd in de samenwerking;

  • c.

    toegelicht wordt hoe wordt voldaan aan de verplichtingen genoemd in artikel 1.10 en 4.2.8.

Artikel 4.2.6 Aanvraagtermijn

Een aanvraag voor een boekjaarsubsidie voor de GOS gericht op de Amsterdamse Jeugd kan vanaf 1 maart 2024 worden ingediend en dient uiterlijk 6 mei 2024 te worden ingediend.

Artikel 4.2.7 Beslistermijn

In afwijking van artikel 7, eerste lid, van de ASA 2023 beslist het college uiterlijk 29 juli 2024 op een aanvraag voor een boekjaarsubsidie.

Artikel 4.2.8 Aanvullende verplichtingen

In aanvulling op de verplichtingen in artikel 1.10 worden aan de verlening de verplichtingen verbonden dat:

  • a.

    activiteiten gericht op sporten en bewegen wordt uitgevoerd personen met minimaal een afgeronde sportopleiding niveau 2 voor een assistent of niveau 3 voor een professional;

  • b.

    in aanvulling op artikel 1.7 lid f geldt voor de professionals en vrijwilligers die met jeugdigen werken dat zij in het bezit zijn van een VOG op screeningsprofiel, risicogebied personen, screening 84 belast zijn met de zorg van minderjarigen;

  • c.

    subsidieontvangers werken mee aan het vormgeven van een gezamenlijke leerlijn die met partners en de gemeente wordt ontwikkeld.

Hoofdstuk 5: sociaal weefsel

Paragraaf 5.1: activiteiten voor één boekjaar gericht op de doelstelling van de sociale basis

Artikel 5.1.1 Subsidiabele activiteiten

Het college kan een boekjaar subsidie verlenen voor één boekjaar voor activiteiten gericht op het vergroten van gelijke kansen op:

  • a.

    een goede gezondheid;

  • b.

    bestaanszekerheid;

  • c.

    de Amsterdamse jeugd;

  • d.

    veerkrachtige en zorgzame buurten.

Artikel 5.1.2 Subsidieplafond

  • 1.

    Het college stelt voor de boekjaarsubsidie als bedoeld in artikel 5.1.1 per stadsdeel jaarlijks een subsidieplafond vast.

  • 2.

    Per aanvraag kan het college maximaal €50.000 verlenen per boekjaar.

Artikel 5.1.3 Verdeelsleutel subsidieplafond

  • 1.

    Het college beoordeelt na ontvangst van een aanvraag of de gevraagde subsidie kan worden verleend of (gedeeltelijk) wordt geweigerd op grond van artikel 1.7 en 5.1.8.

  • 2.

    De aanvragen die niet worden geweigerd, worden onderling vergeleken en gerangschikt langs de criteria uit het derde lid.

  • 3.

    De rangschikking wordt bepaald op basis van de volgende criteria:

    • a.

      de mate waarin de activiteiten aansluiten bij de doelstellingen van de sociale basis;

    • b.

      de mate waarin uit de aanvraag verbinding met en kennis van de wijk of buurt en partners blijkt;

    • c.

      de mate waarin bij de voorbereiding en uitvoering van activiteiten overige bewoners of ervaringsdeskundigen zijn betrokken;

    • d.

      de mate waarin al voldoende aanbod is dat in de vraag voorziet;

    • e.

      de prijs-kwaliteitverhouding.

Artikel 5.1.4 De aanvrager

Subsidie voor activiteiten als genoemd onder 5.1.1 kan worden aangevraagd door:

  • 1.

    rechtspersonen;

  • 2.

    natuurlijke personen.

Artikel 5.1.5 bij de aanvraag in te dienen

In afwijking van artikel 6, tweede lid, van de ASA 2023 worden bij de subsidieaanvraag de volgende gegevens en stukken overgelegd:

  • a.

    een activiteitenplan waarin een omschrijving van de activiteiten staat en de doelgroep(en) op wie de activiteiten zijn gericht;

  • b.

    een begrotingsformat zoals beschikbaar gesteld op de website.

Artikel 5.1.6 Aanvraagtermijn

  • 1.

    Een aanvraag voor subsidie voor het boekjaar 2025 kan vanaf 1 maart 2024 worden ingediend en dient uiterlijk 6 mei 2024 te worden ingediend.

  • 2.

    Een aanvraag voor subsidie voor de boekjaren 2026 tot en met 2030 wordt voor 1 oktober voorafgaand aan het jaar waarvoor subsidie wordt aangevraagd ingediend.

Artikel 5.1.7 Beslistermijn

Artikel 7 van de ASA 2023 is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 5.1.8 Weigeringsgronden

In aanvulling op artikel 1.7 kan het college geheel of gedeeltelijk weigeren een subsidie te verlenen als de activiteit waarvoor subsidie wordt aangevraagd al is gestart of heeft plaatsgevonden.

 

Paragraaf 5.2: Voorschriften voor betreffende eenmalige activiteiten gericht op de doelstelling van de sociale basis

Artikel 5.2.1 Subsidiabele activiteiten

Het college kan een eenmalige subsidie verlenen voor activiteiten gericht op:

  • a.

    het vergroten van gelijke kansen op een goede gezondheid;

  • b.

    het vergroten van gelijke kansen op bestaanszekerheid;

  • c.

    het vergroten van gelijke kansen voor de Amsterdamse jeugd;

  • d.

    het vergroten van gelijke kansen op veerkrachtige en zorgzame buurten;

  • e.

    het inrichten, beheren, exploiteren en programmeren van sociale accommodaties.

Artikel 5.2.2 Subsidieplafond

  • 1.

    Het college stelt voor de eenmalige subsidie, als bedoeld in artikel 5.2.1, per stadsdeel jaarlijks een subsidieplafond vast.

  • 2.

    Het college kan gedurende het kalenderjaar per stadsdeel subsidieplafonds vaststellen ten behoeve van éénmalige subsidie voor één of meer activiteiten genoemd in artikel 5.2.1, indien lopende het kalenderjaar rijksmiddelen, provinciale middelen of coalitiemiddelen voor deze activiteiten beschikbaar komen.

Artikel 5.2.3 Verdeelsleutel subsidieplafond

  • 1.

    Het college beoordeelt na ontvangst van een aanvraag of de gevraagde subsidie kan worden verleend of (gedeeltelijk) wordt geweigerd op grond van artikel 1.7 en 5.2.8.

  • 2.

    De aanvragen die niet worden geweigerd, worden op volgorde van binnenkomst beoordeeld.

Artikel 5.2.4 De aanvrager

Subsidie voor activiteiten als genoemd onder 5.2.1 kan worden aangevraagd door:

  • a.

    rechtspersonen;

  • b.

    natuurlijke personen.

Artikel 5.2.5 bij de aanvraag in te dienen

In afwijking van artikel 6, tweede lid, van de ASA 2023 worden bij de subsidieaanvraag de volgende gegevens en stukken overgelegd:

  • a.

    een activiteitenplan waarin staat:

    • i.

      een omschrijving van de activiteiten;

    • ii.

      de doelgroep(en) op wie de activiteiten zijn gericht;

    • iii.

      een toelichting op welke wijze de activiteiten kenbaar gemaakt worden;

  • b.

    een begrotingsformat zoals beschikbaar gesteld op de website.

Artikel 5.2.6 Aanvraagtermijn

Aanvragen voor een éénmalige subsidie kunnen tussen 1 december voorafgaand aan het jaar waarvoor subsidie wordt aangevraagd tot en met 1 december van het boekjaar waarop ze betrekking hebben, worden ingediend.

Artikel 5.2.7 Beslistermijn

Artikel 7 van de ASA2023 is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 5.2.8 Weigeringsgronden

In aanvulling op artikel 1.7 kan het college geheel of gedeeltelijk weigeren een subsidie te verlenen als:

  • a.

    de activiteiten naar het oordeel van het college onvoldoende aansluiten bij de doelstellingen vanuit de sociale basis;

  • b.

    de aanvrager naar het oordeel van het college niet of onvoldoende beschikt over verbinding met en kennis van de wijk en de buurt en met partners;

  • c.

    naar het oordeel van het college bij de voorbereiding en uitvoering van activiteiten niet of onvoldoende overige bewoners of ervaringsdeskundigen zijn betrokken;

  • d.

    naar het oordeel van het college in het gebied waarop de aanvraag betrekking heeft al voldoende aanbod is dat in de vraag voorziet;

  • e.

    voor uitvoering van de activiteiten een hoger bedrag of meer uren inzet wordt gerekend dan door het college redelijk wordt geacht;

  • f.

    de activiteit waarvoor subsidie wordt aangevraagd al is gestart of heeft plaatsgevonden.

Hoofdstuk 6 Slotbepalingen

Artikel 6.1 Vervallen Subsidieregeling sociale basis Amsterdam 2024

De Subsidieregeling sociale basis Amsterdam 2024 zoals vastgesteld in de collegevergadering van 27 juni 2023, vervalt van rechtswege nadat de laatste subsidie die op basis van deze regeling is verleend, is vastgesteld, maar in ieder geval op 1 juli 2026.

Artikel 6.2 Inwerkingtreding en looptijd verordening

Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 maart 2024 en vervalt van rechtswege nadat de laatste subsidie die op basis van deze verordening is verleend, is vastgesteld maar in ieder geval op 1 juli 2034.

Artikel 6.3 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Subsidieverordening sociale basis Amsterdam 2025

Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van 24 januari 2024

De voorzitter

Femke Halsema

De plaatsvervangend raadsgriffier

George Dikhout

Toelichting bij de subsidieverordening

Deze toelichting maakt integraal onderdeel uit van de Subsidieverordening sociale basis Amsterdam 2025 (verder de subsidieverordening). Deze toelichting valt uiteen in twee delen:

 

In het Algemene deel van de Toelichting wordt ingegaan op:

  • leeswijzer verordening;

  • de relatie met de Algemene Subsidieverordening Amsterdam 2023 (ASA 2023) alsmede;

  • op de sociale basis en de plek die zij heeft in het sociale stelsel in Amsterdam.

In het tweede deel van de Toelichting, wordt aandacht besteed aan verschillende artikelen van deze verordening en hoe deze geïnterpreteerd moeten worden. Daarbij zal specifiek aandacht worden besteed aan de vraag waarom er in een bepaald artikel sprake is van aanvulling op of afwijking van een bepaling in de ASA 2023.

 

Algemene toelichting

 

Leeswijzer verordening

 

In het eerste hoofdstuk van deze verordening zijn de bepalingen uitgewerkt die gelden voor alle onderdelen van de sociale basis. Ongeacht voor welk onderdeel subsidie wordt aangevraagd gelden deze bepalingen altijd. Vervolgens zijn de aanvullende bepalingen per onderdeel in de hoofdstukken twee tot en met vijf uitgewerkt.

  • Wordt subsidie aangevraagd voor stadsbrede functies, dan gelden dus bepalingen uit hoofdstuk 1 en 2: lees dan ook de toelichting op hoofdstuk 1 & 2.

  • Wordt subsidie aangevraagd voor kernfuncties, dan gelden bepalingen uit hoofdstuk 1 en 3: lees dan ook de toelichting op hoofdstuk 1 & 3.

  • Wordt subsidie aangevraagd voor gebiedsspecifieke opgaven, dan gelden bepalingen uit hoofdstuk 1 en 4: lees dan ook de toelichting op hoofdstuk 1 & 4.

  • Wordt subsidie aangevraagd voor activiteiten in het sociaal weefsel, dan gelden bepalingen uit hoofdstuk 1 en hoofdstuk 5: lees dan ook de toelichting op hoofdstuk 1 & 5.

Wordt subsidie aangevraagd op meerdere onderdelen, dan gelden uiteraard de bepalingen uit hoofdstuk 1 en de bepalingen zoals vastgelegd in de hoofdstukken behorend bij die onderdelen.

We subsidiëren die activiteiten die binnen de desbetreffende laag horen. Het is niet mogelijk om bijvoorbeeld de activiteiten van de kernfuncties in het onderdeel GOS (gebiedsgerichte opgaven sociaal) aan te vragen.

 

Relatie met de ASA 2023

 

Het subsidiestelsel in Amsterdam wordt gevormd door de Algemene wet bestuursrecht (Awb), de ASA 2023 en nadere regelingen en bijzondere subsidieverordeningen. In sommige gevallen is het wenselijk deels van de bepalingen van de ASA 2023 af te wijken. In dat geval kan een bijzondere subsidieverordening worden vastgesteld. Dit is het geval bij de subsidieverordening voor het beleidskader sociale basis.

 

De sociale basis binnen het sociale stelsel van Amsterdam

 

De sociale basis is er voor alle Amsterdammers. Het is het fundament van ons stelsel voor zorg, ondersteuning en meedoen. De plek waar Amsterdammers elkaar vinden, ontmoeten en waar sociale cohesie ontstaat. In een stevige sociale basis wordt maximaal ingezet op het ontdekken van talenten en het benutten van kansen en mogelijkheden om mee te kunnen doen. Tegelijkertijd is de sociale basis de plek waar Amsterdammers die (tijdelijk) een steuntje in de rug nodig hebben, terecht kunnen voor laagdrempelige vormen van ondersteuning. En waar zij vaardigheden kunnen versterken om zo veel mogelijk zelfredzaam te worden en te blijven. Die functie wordt van steeds groter belang. Want maatschappelijke ontwikkelingen hebben verschillen tussen Amsterdammers vergroot: verschillen in kansen op een goede gezondheid, kansen op goed onderwijs en bestaanszekerheid en kansen op een goede fysieke leefomgeving. Ook is het beroep op specialistische vormen van zorg en ondersteuning toegenomen, terwijl de middelen die daarvoor beschikbaar zijn onder druk staan. Een stevige sociale basis maakt het mogelijk om lichte vormen van ondersteuning eenvoudig en dichtbij Amsterdammers te organiseren. Waar mogelijk helpen Amsterdammers elkaar. Hiermee ontstaat een belangrijke preventieve werking, wat de behoefte aan zwaardere ondersteuning kan beperken.

 

De sociale basis is niet van de gemeente, maar van alle Amsterdammers. In de activiteiten die Amsterdammers met en voor elkaar willen organiseren heeft de gemeente geen sturende, maar veel meer een ondersteunende en faciliterende rol. Dat betekent dat de gemeente een beperkte rol heeft in de maakbaarheid van dit deel van sociale basis. Op het meer institutionele deel van de sociale basis, is de gemeente wel sturend. Om focus aan te brengen, wordt gestuurd op inzet op de opgaven in de stad en op de benodigde samenwerking op die opgaven.

In het beleidskader sociale basis Amsterdam 2025-2030 (beleidskader) zijn de doelstellingen die we als gemeente hebben voor de sociale basis en wat we gaan doen om samen met bewoners en partners die doelstellingen te behalen beschreven. Deze subsidieverordening is in lijn met dit beleidskader opgesteld en maakt de uitvoering en daarmee het behalen van de doelstellingen mogelijk.

 

In het beleidskader kiezen we voor steviger vormgeving van de samenwerking met bewoners, partners, en tussen partners onderling. Dat maakt het aanbod voor Amsterdammers beter vindbaar en herkenbaarder. Dat doen we door de sociale basis anders in te richten. We onderscheiden daarin:

 

  • Sociaal weefsel: dat wat bewoners veelal op vrijwillige basis voor en met elkaar organiseren, dat maakt er sterke netwerken ontstaan in buurten en wijken. Het overgrote deel van deze initiatieven van Amsterdammers bestaat zonder enige bemoeienis van de overheid. Als gemeente hebben we vooral een faciliterende rol, niet een sturende. We gaan ervoor zorgen dat de administratieve last voor kleine subsidies zo laag mogelijk is. De regels die van toepassing zijn op het sociaal weefsel zijn terug te vinden in hoofdstuk 5 van deze verordening.

  • Partners met een cruciale rol op gebiedsspecifieke opgaven: tussen de vaak kleine initiatieven in het sociale weefsel en grote functies zoals het buurtwerk en jongerenwerk, zit nog veel meer. Partners die geworteld zijn in een specifieke buurt, gebied, of gebieden. Deze partners leveren vaak een cruciale bijdrage aan de opgave vanuit de sociale basis. Het kan gaan om professioneel georganiseerde organisaties, maar net zo goed om (een collectief van) bewoners of een informeel initiatief. De regels die van toepassing zijn op partners met een cruciale rol op gebiedsspecifieke opgaven zijn terug te vinden in hoofdstuk 4 van de verordening.

  • Kernfuncties: wijkoverstijgende functies die overal in het stadsdeel beschikbaar moeten zijn ongeacht de opgave. Het volume in verschillende gebieden kan wel verschillen afhankelijk van de opgave. Deels gaat het om fysieke plekken zoals huizen van de wijk en jongerencentra en deels gaat het om functies die vanuit dit soort fysieke plekken worden uitgevoerd. Voor de uitvoering van deze kernfuncties is continuïteit en stabiliteit nodig want ze vervullen een sleutelrol in het stadsdeel. Deze functies worden uitgevoerd door een alliantie van een aantal partners. Deze partners hebben een belangrijke rol in het faciliteren van de rest van de sociale basis in het stadsdeel/stadsgebied en zijn het eerste aanspreekpunt bij vragen vanuit de sociale basis voor partners zoals de buurtteams en de OKT’s. Voor de ondersteuning vanuit deze kernfuncties geldt dat uitvoering wordt gedaan door daarvoor gekwalificeerd personeel. De regels die van toepassing zijn op de kernfuncties zijn terug te vinden in hoofdstuk 3 van de verordening.

  • Stadsbrede functies: voor specifieke doelgroepen over de stad

    Het uitgangspunt voor de sociale basis is gebiedsgericht. Dat is niet in altijd van toepassing. In sommige gevallen is er specifieke kennis en kunde nodig op problematiek die fluctueert over de stad en is dit daardoor niet efficiënt en wenselijk om dit gebiedsgericht uit te voeren. Ook zijn er functies die vanuit één fysieke locatie in de stad worden uitgevoerd, maar de hele stad bedienen. Dat zijn de stadsbrede functies. Deze partners faciliteren de rest van de sociale basis met expertise op de specifieke doelgroepen. Daarnaast gaat het om ondersteuning van groepen die vanwege schaalgrootte en een fluctuerende doelgroep niet gebiedsspecifiek georganiseerd kan worden. De regels die van toepassing zijn op de stadsbrede functies zijn terug te vinden in hoofdstuk 2 van de verordening.

Een stevige sociale basis staat of valt met de vrijwillige inzet van Amsterdammers en met de verbindingen die zij met elkaar aangaan en organiseren. Voor die verbindingen is het belangrijk dat de sociale basis inclusief is zodat alle Amsterdammers mee kunnen doen.

 

Het is nog steeds niet vanzelfsprekend dat alle Amsterdammers ongeacht gender, leeftijd, geloof, culturele identiteit, seksuele oriëntatie of beperking kunnen meedoen in de samenleving. Activiteiten in de sociale basis moeten zo veel mogelijk toegankelijk zijn voor alle Amsterdammers. Tegelijkertijd is er soms extra inspanning nodig om een bepaalde groep Amsterdammers in de veiligheid van de eigen groep een extra steuntje te geven. Als het gaat om anti-discriminatie en inclusie richten we ons niet alleen op Amsterdammers die deelnemen aan activiteiten. We verwachten ook van partners dat zij hieraan aandacht besteden in de interne organisatie. We vragen ook van partners om in hun subsidieaanvraag aan te geven hoe zij inclusie en anti-discriminatie verankeren in hun aanbod.

 

Zonder vrijwillige inzet is er geen sociale basis. Wat Amsterdammers met en voor elkaar doen is het sociale weefsel van de stad. Vinden en binden van vrijwilligers is steeds moeilijker. Dat komt bijvoorbeeld door vergrijzing, individualisering en krapte op de arbeidsmarkt. Daarom is het stimuleren en ondersteunen van vrijwillige inzet een speerpunt vanuit de sociale basis.

 

Onder invloed van de maatschappelijke ontwikkelingen van de afgelopen jaren zijn verschillen tussen Amsterdammers gegroeid. We willen ervoor zorgen dat alle Amsterdammers kunnen blijven meedoen in de stad. Opeenstapeling van achterstanden vormt een belemmering voor Amsterdammers en is van invloed op de kansen voor een volgende generatie. Die spiraal willen we doorbreken. De focus vanuit de sociale basis wordt gelegd op bouwen aan kansengelijkheid. Hiervoor zijn vier hoofddoelen vastgesteld:

  • 1.

    Gelijke kansen op een goede gezondheid;

  • 2.

    Gelijke kansen op bestaanszekerheid;

  • 3.

    Gelijke kansen voor de Amsterdamse jeugd;

  • 4.

    Gelijke kansen op veerkrachtige en zorgzame buurten.

Ad 1. Gelijke kansen op een goede gezondheid

We hanteren de uitgangspunten van Amsterdam Vitaal en Gezond en het raamwerk Van zorg(en) naar gezondheid. Dit betekent dat de focus op gezondheid verweven is in alles wat we doen binnen de sociale basis. We zorgen er voor dat activiteiten zo veel mogelijk plaatsvinden in een gezonde omgeving door dit als verplichting bij subsidieverlening op te leggen. In overleg met de subsidieverstrekker kan gemotiveerd worden afgeweken van deze verplichting. De verplichting geldt vooral voor activiteiten gericht op de jeugd. Voor activiteiten voor volwassen, voor en door bewoners, gaan we vooral uit van een ieders eigen verantwoordelijkheid op dit gebied.

We voeren actief met partners het gesprek waarom we dit belangrijk vinden en hoe zij daaraan een bijdrage kunnen leveren. We sluiten met informatie en activiteiten aan op de gezondheidsvaardigheden van Amsterdammers en zetten erop in die vaardigheden te vergroten.

Daarnaast zetten we ons in voor een gezonde leefstijl. Bewegen speelt hierin een belangrijke rol. Bewegen kan ook een opstap zijn naar sportdeelname, zelf of bij een sportclub. Laagdrempelige en structurele beweeg- en sportactiviteiten hebben een positief effect op de fysieke en mentale gezondheid.

We investeren in Amsterdammers in de meeste kwetsbare situaties en in de meest kwetsbare gebieden in de stad. Ook investeren we het meest in doelgroepen waar de stapeling van risico’s het hoogst is, daarbij ligt extra focus op ouderen, chronisch zieken, Amsterdammers met klachten op het gebied van mentale gezondheid en jeugd en gezin. Naast de focus op deze doelgroepen ook inzet wordt gepleegd op andere doelgroepen waaronder statushouders en Amsterdammers met een licht verstandelijke beperking.

 

Ad 2. Gelijke kansen op bestaanszekerheid

Vanuit de sociale basis wordt in het kader van bestaanszekerheid ingezet op de thema’s armoede en schulden, participatie (naar werk) en het versterken van basisvaardigheden. Vanuit de sociale basis is laagdrempelige ondersteuning beschikbaar, dichtbij Amsterdammers in de eigen omgeving. De sociale basis levert een belangrijke bijdrage aan een opstap naar werk met collectief en voorliggend aanbod, zoals het buurtwerk en specifieke activiteiten gericht op participatie, empowerment en emancipatie. Ook bieden we vanuit de sociale basis laagdrempelige plekken waar mensen terecht kunnen voor informatie en advies over de mogelijkheden die er voor hen zijn om hun basisvaardigheden te verbeteren. En wordt informeel aanbod georganiseerd om vaardigheden te versterken, waaronder de inzet van taalcoaches, conversatielessen en computerlessen.

 

Ad 3. Gelijke kansen voor de Amsterdamse jeugd

Vanuit het jeugdstelsel heeft de sociale basis met name een preventieve rol. Activiteiten in de sociale basis zijn gericht op het voorkomen van problemen bij alle Amsterdamse ouders en jeugdigen (universele preventie) en het ondersteunen van die groepen die een verhoogd risico hebben op problemen of waar al sprake is van beginnende problematiek (selectieve preventie). Inzet is gericht op het normaliseren van de hobbels die het leven soms kent. Ook is er aandacht voor het ondersteunen en verstevigen van beschermende factoren rondom jeugdigen. Bij beschermende factoren gaat het onder andere om het sociale netwerk rondom een jeugdige maar ook om steun, waardering van positief gedrag, het kunnen leveren van een betekenisvolle bijdrage en een constructieve tijdsbesteding. Hierin heeft het jongerenwerk als kernfunctie een belangrijke rol, omdat de kernfunctie dekkend is over het gehele stadsdeel. Daarop aanvullend worden er gebiedsgericht activiteiten voor jongeren uitgevoerd wat het totaal aanbod voor jongeren ontsluit.

 

Ad 4. Gelijke kansen op veerkrachtige en zorgzame buurten

De sociale basis heeft een belangrijke rol in het versterken van zorgzame en veerkrachtige buurten. Hierbij gaat het om het versterken van sociale cohesie, om het bevorderen en stimuleren van samenredzaamheid en om het ondersteunen van bewoners die naar elkaar omzien. Vanuit de gemeente versterken en ondersteunen we deze energie en de goede ideeën van Amsterdammers om hieraan bij te dragen. Dit doen we deels zelf, en deels vragen we aan partners om hierin een rol te spelen.

 

Hoofdstuk 1: algemene bepalingen

 

Artikel 1.1 definities

aandachtsfunctionaris huiselijk geweld en kindermishandeling: medewerker die binnen een organisatie zorg draagt voor de borging van procedures voor het handelen bij huiselijk geweld en kindermishandeling, zoals vastgelegd in de Wet verplichte meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling 2019. De aandachtsfunctionaris treedt op als expert bij een vermoeden van huiselijk geweld en kindermishandeling.

kernfuncties: wijkoverstijgende functies in de sociale basis, die overal in een stadsdeel beschikbaar moeten zijn en uitgevoerd worden door gekwalificeerd personeel.

GOS (gebiedsgerichte opgaven sociaal): beschrijving van de opgaven ten aanzien van de diverse thema’s en doelgroepen in het stadsdeel / -gebied, op basis waarvan door het stadsdeelbestuur wordt aangegeven waar prioriteiten liggen en op welke wijze invulling wordt gegeven aan het Beleidskader sociale basis.

sociale accommodatie: laagdrempelige en toegankelijke accommodatie voor en door bewoners waar zij elkaar ontmoeten, participeren en activeren.

sociale basis: fundament van gemeentelijk stelsel voor zorg, ondersteuning en meedoen. De sociale basis richt zich op de informele zorg.

Het is de plek waar Amsterdammers elkaar vinden, ontmoeten en waar sociale cohesie ontstaat. In de sociale basis werken bewoners, vrijwilligers en professionals samen om een breed en laagdrempelig aanbod aan activiteiten in de buurt te realiseren. De gemeente faciliteert de sociale basis rondom de gebiedsopgave sociaal.

pedagogische basisinfrastructuur: alles wat te maken heeft met het opgroeien, het opvoeden en de ontwikkeling van kinderen en jongeren. Het gaat over hoe volwassenen met kinderen omgaan; thuis, op school, bij de vereniging en op straat en waar zij komen.

stadsbrede functie: functie met een stadsbrede werking, die zich niet gebiedsspecifiek laat organiseren. Voor deze functies is specifieke kennis en kunde nodig op problematiek die fluctueert over de stad. De stadsbrede functies brengen deze kennis en kunde ook in bij de allianties.

 

Artikel 1.4 Bevoegdheid college

Eerste lid: Het college is bevoegd om subsidie te verstrekken op grond van deze verordening

In de verordening op de stadsdelen en het stadsgebied Amsterdam 2022 is vastgelegd welke taken van het college of de burgemeester gemandateerd of gedelegeerd zijn aan de dagelijks besturen. Het college heeft de dagelijks besturen van stadsdelen en stadsgebied gemandateerd voor de uitvoering van de sociale basis. Dat betekent dat de dagelijks besturen de GOS van de gebieden en subsidieplafonds vast stellen en de keuzes maken met betrekking tot de te subsidiëren activiteiten.

Tweede lid: Het college kan in afwijking artikel 1, onderdeel c, van de ASA 2023 een boekjaarsubsidie verstrekken voor een periode van maximaal zes jaar

Onder verwijzing naar het Beleidskader sociale basis 2025 -2030 zijn de maatschappelijke opgaven groot en vragen om een lange adem. In lijn met dit beleidskader worden de subsidies voor de lagen van de stadsbrede functies, de kernfuncties en de gebiedsspecifieke functies voor een periode van zes boekjaren verleend. De subsidies voor het sociaal weefsel worden voor de periode van telkens één boekjaar verleend.

 

Artikel 1.6 Bij de aanvraag in te dienen

In dit artikel is opgenomen waar een aanvraag minimaal uit moet bestaan. Conform het beleidskader differentiëren we in de manier waarop we met verschillende partners in de verschillende lagen omgaan. Van een professionele organisatie met een grote opdracht verwachten we iets anders dan van een klein (bewoners)initiatief. Dat geldt ook voor de eisen die we stellen aan de gegevens voor het indienen van een aanvraag, deze verschillen per laag. Wat precies nodig is, is uitgewerkt in het hoofdstuk waar subsidie voor wordt aangevraagd.

 

Artikel 1.7 Weigeringsgronden

Onder a: naar het oordeel van het college sprake is van een activiteit waarin al op andere wijze wordt voorzien of waarvoor voorliggende financiering is voorgeschreven of mogelijk is

Bij voorliggende financiering kan het gaan om inbestede werkzaamheden, of financiering vanuit een subsidieverordening, regeling of inkoop.

 

Denk hierbij aan:

  • -

    Activiteiten die vallen binnen de werkzaamheden of taken van de buurtteams en OKT’s;

  • -

    Aanvullende ondersteuning vanuit de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). Dit zijn de maatwerkvoorzieningen die betrekking hebben op aanvullende individuele ondersteuning, dagbesteding, hulp bij huishouden, logeeropvang, ondersteuning en opvang van slachtoffers bij huiselijk geweld en maatschappelijk opvang/beschermd wonen in het kader van de Wmo geboden worden;- Volwasseneneducatie; waaronder het professioneel taalaanbod zoals stedelijk aanbesteed in het kader van volwasseneneducatie;

  • -

    Activiteiten gericht op re-integratie volgens de Participatiewet;

  • -

    Activiteiten die vanuit de verordening mantelzorg en vrijwillige inzet waaruit de stedelijke ondersteuningsstructuur voor mantelzorgondersteuning en vrijwillige inzet wordt gesubsidieerd;

  • -

    Activiteiten in het kader van de Verordening op het Lokaal Onderwijsbeleid Amsterdam 2019 (VLOA): de gemeente verstrekt in aanvulling op de Rijksbekostiging aan schoolbesturen voorzieningen in de vorm van subsidie of in natura voor de uitvoering van activiteiten die passen binnen het Amsterdamse lokaal onderwijsbeleid. Dit betekent dat voor de meeste extra activiteiten die op scholen onder schooltijd worden uitgevoerd schoolbesturen subsidie aan kunnen vragen via de VLOA. Met die subsidie kunnen scholen in voorkomende gevallen voor de uitvoering van deze activiteiten derden inschakelen. In uitzonderlijke gevallen kan er sprake zijn van een activiteit onder schooltijd die wel valt onder de subsidieverordening sociale basis. Bijvoorbeeld als het een activiteit is die buurtbewoners voor een school in de wijk willen organiseren, zoals het aanleggen van geveltuintjes of het organiseren van een gezamenlijke maaltijd. Het gaat in dat geval niet om activiteiten binnen het curriculum van scholen. Het is raadzaam dit altijd na te vragen voordat een aanvraag wordt ingediend.

Onder b: de activiteiten naar het oordeel van het college te grote risico’s met zich mee brengen voor de ontwikkeling, gelijke behandeling, gezondheid of veiligheid van deelnemers of andere betrokkenen

Hierbij gaat het bijvoorbeeld om activiteiten waarvan uitvoering bij vrijwilligers wordt neergelegd en die het college voorbehouden acht aan professionals, maar ook om activiteiten waarvan de beoogde omgeving of locatie niet veilig wordt geacht.

 

Onder c: de activiteiten naar het oordeel van het college onvoldoende bijdragen aan het doel van deze subsidieverordening en/of niet passen binnen de subsidiabele activiteiten per hoofdstuk zoals in deze subsidieverordening omschreven

Deze verordening is opgesteld om uitvoering te geven aan het beleidskader. Om voor subsidie in aanmerking te komen is het een eerste vereiste dat voldaan wordt aan het doel van de verordening en de activiteiten zoals beschreven in de hoofdstukken 2 tot en met 5 van deze verordening. Daarop aanvullend is het van belang dat de aanvraag aansluit bij de criteria van het desbetreffende hoofdstuk.

 

Artikel 1.8 Verlening onder ontbindende voorwaarde

De Awb voorziet in de mogelijkheid om in aanvulling op de in artikel 4.50 opgesomde gevallen te voorzien in de mogelijkheid waarin een verlening kan worden ingetrokken of gewijzigd zolang de subsidie nog niet is vastgesteld. Met deze bepaling wordt daar invulling aan gegeven. Deze bepaling is alleen van toepassing op de verlening aan de allianties die de kernfuncties uitvoeren in een stadsdeel.

 

Voor de uitvoering is van belang dat al het aanbod uit de kernfuncties voldoende dekkend aanwezig is in een stadsdeel. Ook hebben de kernfuncties een sleutelrol te vervullen in de uitvoering van de gehele sociale basis. In de situatie dat een of meerdere partijen de samenwerking beëindigd, kan dit tot gevolg hebben dat deze functie niet meer naar behoren wordt uitgevoerd. In dat geval zal de subsidieverlening aan alle partijen die de kernfunctie in dat stadsdeel uitvoeren ingetrokken worden.

 

Het college kan de verlening ook intrekken als de uitvoering van de activiteiten zodanig wijzigt dat deze niet meer passen bij het doel van deze subsidieverordening of niet in overeenstemming zijn met gemeentelijk beleid. Of als zich de situatie voordoet dat er geen solide basis is om de rechtmatigheid en doelmatigheid van de verleende subsidie te waarborgen.

 

In het geval de verlening wordt ingetrokken zal een redelijk termijn in acht worden genomen.

 

Artikel 1.9 Begrotingsvoorbehoud

Het budgetrecht is voorbehouden aan de gemeenteraad van Amsterdam. Dit voorbehoud is opgenomen, zodat hiermee wordt voldaan aan recht ingeval de raad besluit minder geld voor de sociale basis beschikbaar te stellen. Het begrotingsvoorbehoud geldt voor de subsidies die verleend zijn voor een jaar waarvan de begroting nog niet is vastgesteld.

Als deze situatie zich voordoet, heeft de gemeente 4 weken de tijd om de subsidieontvangers hiervan op de hoogte te stellen en de verlening op de gewijzigde situatie aan te passen. Na deze periode kan de gemeente geen beroep meer doen op dit voorbehoud en kan de verlening hier niet meer op aanpassen.

 

Artikel 1.10 Aanvullende verplichtingen

Naast de verplichtingen op grond van artikel 9 en 10 van de ASA 2023, worden aan de subsidieverlening op grond van de hoofdstukken 2, 3 en 4, de volgende verplichtingen verbonden

Om voor subsidie in aanmerking te komen, geldt conform de ASA2023 artikel 8, lid 2 onder a dat aan de verplichtingen zoals gesteld in de regeling worden voldaan. Voor de subsidies die voor meerdere jaren worden verleend, stellen we aanvullende verplichtingen. Deze zijn van toepassing op de subsidies verleend voor de stadsbrede functies uit hoofdstuk 2, de kernfuncties uit hoofdstuk 3 en de gebiedsgerichte opgaven sociaal uit hoofdstuk 4.

 

a: accommodaties waar publieksgerichte activiteiten plaatsvinden zijn goed bereikbaar, fysiek toegankelijk, bruikbaar en veilig en de activiteiten zijn sociaal toegankelijk en inclusief voor alle Amsterdammers

Om te zorgen dat iedereen kan meedoen in Amsterdam, is bij de activiteiten een goede sociale, fysieke en digitale toegankelijkheid nodig. Die toegankelijkheid geldt voor activiteiten, diensten en fysieke ruimten van voorzieningen en maatschappelijke ondersteuning, evenals voor de communicatie over al deze voorzieningen. Bij fysieke toegankelijkheid gaat het erom dat de ruimten van die faciliteiten zijn voorzien dat beperkte mobiliteit geen probleem vormt. Bij sociale toegankelijkheid gaat het om welkom zijn en je welkom voelen, ongeacht geaardheid, achtergrond of beperkingen. Professionals en vrijwilligers hebben competenties die nodig zijn om de sociale toegankelijkheid te borgen.

 

b: de activiteit(en) vinden plaats in een gezonde omgeving zodat de gezondheid van de deelnemers wordt beschermd en deelnemers optimaal worden gefaciliteerd om gezond te leven

De gemeente vindt de gezondheid van Amsterdammers belangrijk. We gaan ervan uit dat u die mening met ons deelt, en daar met uw activiteit(en) aan bijdraagt. Dit doet u door er voor te zorgen dat uw activiteit(en) in een gezonde omgeving plaatsvinden:

  • er is geen aanbod van ongezond eten en drinken.

  • er wordt gratis (kraan)water aangeboden;

  • er is geen kinder- en jongerenmarketing en sponsoring van ongezonde voeding of ongezonde merken;

  • er wordt een verstandig aantal eetmomenten aangehouden gedurende de activiteit;

  • de activiteit wordt aangeboden in een rookvrije omgeving;

  • er wordt geen alcohol geschonken en gedronken.

Kijk voor meer informatie op: https://www.amsterdam.nl/sociaaldomein/aanpak-gezond-gewicht/tips-initiatief-gezond-maken/criteria-gezonde-activiteiten/

en https://www.amsterdam.nl/sociaaldomein/aanpak-gezond-gewicht/tips-initiatief-gezond-maken/

 

 

d: activiteiten zijn herkenbaar en vindbaar voor Amsterdammers

Het is belangrijk dat de activiteiten herkenbaar en vindbaar zijn. Dat betekent dat de activiteiten worden gepromoot via die kanalen die bij de desbetreffende doelgroep past. Daarbij is het van belang dat de activiteiten zo worden uitgevoerd dat het herkenbaar is en aansluit bij de desbetreffende doelgroep.

 

e: de subsidieontvanger die rechtstreeks werkt met de Amsterdammer, heeft een geïmplementeerde Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling en wijst een aandachtsfunctionaris binnen de organisatie aan. Kleine informele partijen bij wie dit niet haalbaar is, maken samenwerkingsafspraken met een professionele organisatie die wel een aandachtsfunctionaris heeft

We verwachten dat de partners die onderdeel uitmaken van de alliantie, en daarin de kernfuncties uitvoeren, een rol pakken naar de kleine partijen in de gebiedsgerichte laag en het sociaal weefsel om samenwerkingsafspraken te maken indien dit nodig is.

 

f: het voor zover mogelijk, gelet op de aard van de werkzaamheden, hebben en uitvoeren van een vastgesteld vrijwilligersbeleid

In het geval vrijwilligers worden ingezet voor activiteiten, vinden we het belangrijk hiervoor vrijwilligersbeleid is opgesteld. Het gaat hier om het hebben en uitvoeren van beleid dat van toepassing is op de aan de organisatie verbonden vrijwilligers ten aanzien van deskundigheidsbevordering, waardering, rechten, grenzen van het vrijwilligerswerk, onkostenvergoeding, klachtenprocedure en dergelijke.

 

h: professionals en vrijwilligers zijn bereid om onderdeel te zijn van netwerken rondom de Buurtteams en de OKT’s en werken met hen samen als er sprake is van gedeelde zorg of als hulpvragen complex zijn

Het gaat hierbij om het samenwerken ten behoeve van de Amsterdammer. Voor professionals geldt dat actief wordt samengewerkt, voor vrijwilligers is het vooral van belang dat zij de weg weten te vinden naar de Buurtteams en OKT’s. Het is uitdrukkelijk de bedoeling om Amsterdammers die zwaardere vormen van ondersteuning nodig hebben, tijdig over te dragen aan deze teams. Andersom is het belangrijk dat Buurtteams en OKT Amsterdammers kunnen (ver)wijzen naar/op aanbod in de sociale basis zodat niet direct zwaardere vormen van ondersteuning worden ingezet. Voor stadsgebied Weesp vervult het sociaal wijkteam de functie van Buurtteam en OKT.

 

Artikel 1.11 Aanvullende verplichting voor subsidies die voor meer jaren zijn verleend

Eerste lid: De ontvanger van een subsidie die voor meer jaren is verstrekt overlegt in afwijking van de ASA 2023 jaarlijks voor 1 november de volgende gegevens

Dit artikel verplicht de ontvanger van een subsidie die voor meer jaren is verstrekt, jaarlijks voor 1 november gegevens over de voortgang te overleggen. We verwachten hierin 1 tussentijds verslag met daarin de zowel de inhoudelijke als financiële realisatie van de beoogde doelstellingen en eventuele bijstellingen.

 

Artikel 1.13 Intrekking subsidieverlening

De Awb voorziet in de mogelijkheid om in aanvulling op de in artikel 4:50 opgesomde gevallen te voorzien in de mogelijkheid waarin een verlening kan worden ingetrokken of gewijzigd zolang de subsidie nog niet is vastgesteld. Met deze bepaling wordt van deze mogelijkheid gebruik gemaakt. Van deze mogelijkheid zal niet licht gebruik worden gemaakt.

Op basis van de Awb dient de ontvanger een redelijke termijn te worden gegund en is het college schadeplichtig.

 

Artikel 1.14 Openstellen voor nieuwe aanvragen

Eerste lid: Het college kan gedurende de looptijd van de verordening, een nieuw aanvraagtermijn openstellen voor activiteiten

In een aantal gevallen is het wenselijk om gedurende de looptijd van deze verordening het mogelijk de maken dat nieuwe aanvragen kunnen worden ingediend. Dit artikel voorziet in die mogelijkheid. Omwille van de rust in het veld hebben we de mogelijkheid beperkt tot 3 gevallen waarin dat wenselijk is. Dat is in het geval dat:

  • -

    een subsidieverlening aan een alliantie op de kernfunctie wordt ingetrokken:

  • -

    er gedurende de looptijd van de verordening extra middelen vanuit het rijk, provincie of vanuit de coalitie beschikbaar komen;

  • -

    of als een boekjaar subsidie die voor meerder jaren is verleend wordt ingetrokken.

Tweede lid: Het college is bevoegd om in nadere regels de subsidiabele activiteiten te omschrijven en de voorwaarden om voor subsidie in aanmerking te komen en deelt de nieuwe aanvraagtermijn mee in het gemeenteblad.

In de situatie dat een subsidieverlening wordt ingetrokken is het omwille van de tijd wenselijk dat het college binnen de grenzen van deze verordening via nadere regels het mogelijk maakt dat nieuw aanvragen voor subsidie voor die specifieke situatie kunnen worden ingediend. Het college meldt aan de raad dat zij gebruik zal maken van deze bevoegdheid.

 

Hoofdstuk 2 Stadsbrede Functies

 

Artikel 2.1 Subsidiabele activiteiten voor de stadsbrede functies

Het uitgangspunt voor de sociale basis is om inzet zo veel mogelijk gebiedsgericht te organiseren. De stadsbrede functies zijn dan ook een beperkt onderdeel van de sociale basis. Bij stadsbrede functies gaat het om het faciliteren van de rest van de sociale basis met expertise en deskundigheidsbevordering op de specifieke doelgroepen en problematieken zoals in dit beleidskader benoemd. Daarnaast gaat het om ondersteuning voor deze groepen die vanwege schaalgrootte en een fluctuerende doelgroep niet gebiedsspecifiek georganiseerd kan worden. Voor de meeste activiteiten die in meerdere of alle stadsdelen worden uitgevoerd gericht op specifieke groepen of problematieken geldt dat dit gebiedsgericht kan worden georganiseerd en daarmee niet subsidiabel is vanuit dit onderdeel van de sociale basis.

 

Het college kan een boekjaarsubsidie verlenen voor maximaal zes jaar, gericht op de uitvoering van stadsbrede functies. Deze inzet moet zich richten op één of meer van de volgende activiteiten:

 

a: beheren en matchen van vraag en aanbod met betrekking tot vrijwillige inzet

Zowel voor Amsterdammers die zich willen inzetten als vrijwilliger, als voor initiatieven en/of organisaties die op zoek zijn naar vrijwilligers geldt dat zij gebaat zijn bij een plek waar vraag en aanbod bij elkaar komt. Zeker als vrijwilligers worden gezocht die beschikken over specifieke kennis of vaardigheden, kunnen die niet altijd in de eigen buurt gevonden worden. Ook wil niet iedere vrijwilliger iets in de eigen buurt doen, en zijn vrijwilligers vaak op zoek naar dat vrijwilligerswerk dat qua inhoud echt bij hen past. Daarom organiseren we het beheren en matchen van vraag en aanbod stadsbreed.

 

b: organiseren van deskundigheidsbevordering voor professionals en vrijwilligers die werkzaam zijn binnen de sociale basis, op het gebied van vrijwillige inzet

Om Amsterdammers die zich als vrijwilliger willen inzetten te ondersteunen wordt er stadsbreed deskundigheidsbevordering voor hen georganiseerd. Vrijwilliger ben je immers niet zomaar; dit vraagt om veel vaardigheden. Deskundigheidsbevordering voor professionals is gericht op het uitvoeren van een goed vrijwilligersbeleid binnen en buiten de eigen organisatie. Dit omvat ook het vraagstuk met betrekking tot de grenzen aan vrijwillige inzet.

 

c: organiseren van deskundigheidsbevordering voor professionals en/of vrijwilligers die werkzaam zijn binnen de sociale basis voor Amsterdammers in een kwetsbare situatie

Om Amsterdammers in een kwetsbare situatie adequaat te kunnen ondersteunen is vaak specifieke expertise nodig. Deze expertise organiseren we stadsbreed zodat partners in de rest van de sociale basis gebruik kunnen maken van deze expertise. In eerste instantie wordt deze expertise gericht op het versterken en verrijken van de kernfuncties. In tweede instantie worden ook gebiedsgerichte activiteiten met deze expertise ondersteund. Dit soort deskundigheidsbevordering is ook nodig voor vrijwilligers die met specifieke kwetsbaarheid in aanraking komen in activiteiten die door hen worden uitgevoerd.

 

d: waar mogelijk zelfstandig en structureel sporten of bewegen van Amsterdammers met een beperking, met name jeugdigen (gehandicaptensport)

Bij de uitvoering van deze activiteiten gaat het om sport en beweegactiviteiten voor Amsterdammers met een beperking. Deze activiteiten kunnen niet gebiedsgericht worden uitgevoerd. Dat is niet mogelijk omdat niet overal geschikte locaties voor handen zijn en omdat deze specifieke doelgroep zich niet gebiedsgericht laat organiseren. Met activiteiten wordt aangesloten bij wat een specifieke groep Amsterdammers kan of juist niet kan. De doelgroep is divers en heeft aanbod op maat nodig. Hiervoor is ook in de uitvoering van activiteiten specifieke expertise nodig. De uitvoering van deze activiteiten is aanvullend op de Subsidieregeling Aangepaste Sporten. De aangestuurde coördinatie op deze activiteiten wordt vanuit de subsidieregeling Aangepast Sporten gesubsidieerd.

 

Artikel 2.3 Verdeelsleutel subsidieplafond

 

Derde lid: De rangschikking wordt bepaald op basis van de volgende criteria:

Onder a: de mate waarin de aanvrager blijk geeft te beschikken over benodigde kennis en expertise om de te subsidiëren activiteiten uit te kunnen voeren en de rest van de sociale basis te faciliteren

Voor sommige groepen Amsterdammers geldt dat zij extra kwetsbaar zijn. Om activiteiten gericht op deze groepen Amsterdammers uit te voeren geldt is het noodzakelijk dat de uitvoerder over voldoende kennis en expertise beschikt die aansluit bij de doelgroep. Van de aanvragers op deze functie verwachten wij dat zij die over die expertise beschikken zodat zij die kunnen overbrengen aan de partners in de sociale basis.

 

Onder d: de mate waarin al voldoende aanbod is dat in de vraag voorziet

Het kan in dit geval gaan om aanbod dat zonder subsidie vanuit de gemeente al aanwezig is en in de vraag voorziet; de activiteit waarvoor subsidie wordt aangevraagd, heeft in dat geval onvoldoende meerwaarde. Het kan ook zo zijn dat na weging van de aanvragen, blijkt dat er voor veel vergelijkbare activiteiten subsidie is aangevraagd en dat de som van die aanvragen voor die activiteiten teveel van hetzelfde zou opleveren om in de vraag te voorzien. In dat geval worden de aanvragen die het beste uit de weging komen, gehonoreerd tot aan de vraag is voldaan. De overige aanvragen lager gerangschikt. Ook kan het zo zijn dat er keuzes gemaakt moeten worden om tot een goede mix van activiteiten te komen. Meer van hetzelfde honoreren, of meer honoreren dat eenzelfde doel nastreeft, zou betekenen dat er op andere opgaven geen aanbod zou zijn.

 

Onder e: gerichtheid op preventie, inclusie, cohesie en cultuursensitiviteit

Bij preventie gaat het om het voorkomen van zwaardere problematiek, waardoor ook wordt voorkomen dat zwaardere vormen van zorg en ondersteuning ingezet moeten worden. Bij inclusie gaat het om gerichtheid op het betrekken en mee laten doen van alle Amsterdammers, waardoor een verbonden stad ontstaat. In het ene geval kan dat betekenen dat een activiteit breder toegankelijk moet worden gemaakt, dan alleen voor de “eigen” achterban. Dit creëert wederzijds begrip voor elkaar, waardoor mensen zich veilig en prettig voelen in hun eigen straat, portiek of woongalerij. In het andere geval betekent dit dat een activiteit juist gericht moet zijn op een specifieke doelgroep, om die groep tot haar recht te laten komen, zich geaccepteerd te laten voelen, de vrijheid te geven om zichzelf te kunnen zijn, en ervoor te zorgen dat die specifieke groep mee kan blijven doen in de samenleving. Om ook inclusiviteit van Amsterdammers met een migratie-achtergrond te stimuleren, is culturele sensitiviteit van belang. Soms vraagt een specifieke groep om een specifieke benadering of aanpak passend bij de culturele achtergrond.

 

Onder f: de prijs-kwaliteitverhouding

Naast de kwaliteit van de inhoud van de aanvraag in relatie tot de uren inzet, wordt ook gekeken naar de verhouding tussen de kwaliteit en het gevraagde bedrag. Daarin wordt onder andere gekeken naar de opbouw van het gevraagde bedrag hierin wordt de redelijkheid van het geraamde totaalbedrag alsmede specifieke onderdelen van de begroting beoordeeld.

 

Onder g: de mate waarin blijk wordt gegeven van doorontwikkeling van aanbod en innovatieve manieren van werken

Vooral als activiteiten eerder al zijn uitgevoerd en geëvalueerd, moet blijken hoe verbeterpunten worden meegenomen. Ook is het van belang dat uit de aanvraag blijkt dat de aanvrager ontwikkelingen signaleert en die vertaalt naar innovatie van zijn of haar aanbod. Op een aantal thema’s is innovatie als speerpunt benoemd in de focus voor de komende jaren.

 

Onder h: De mate waarin de aanvrager blijk geeft van methodisch werken

Afhankelijk van de activiteiten kan dit gaan om practice-based, evidence-informed of evidence-based werken. We willen vooral terugzien dat en op welke manier aanvragers focus aanbrengen binnen hun activiteiten op wat bewezen werkt: hoe zij activiteiten hiermee verrijken of op basis daarvan bijstellen.

 

Artikel 2.8 aanvullende weigeringsgronden

 

In aanvulling op artikel 1.7 kan het college geheel of gedeeltelijk weigeren een subsidie te verlenen als de activiteiten naar het oordeel van het college gebiedsgericht uitgevoerd kunnen worden

Activiteiten worden zoveel als mogelijk gebiedsgericht uitgevoerd. Dat geldt ook voor activiteiten die gericht zijn op specifieke doelgroepen en voor activiteiten die in meerdere stadsdelen of soms zelfs in de hele stad worden uitgevoerd. Stadsbrede functies zijn erop gericht om de rest van de sociale basis te faciliteren met expertise op de specifieke problematieken van Amsterdammers in een kwetsbare situatie zoals in het beleidskader benoemd. Ter illustratie het volgende voorbeeld: het bieden van expertise en het bevorderen van deskundigheid op het gebied van omgaan met mensen met GGZ problematiek wordt vanuit de stadsbrede functies georganiseerd. Een lotgenoten groep voor mantelzorgers die zorgen voor iemand met GGZ problematiek, of een inloopochtend voor mensen met psychische kwetsbaarheid wordt gebiedsgericht georganiseerd.

 

Artikel 2.9 aanvullende verplichtingen

  • a.

    In aanvulling de verplichtingen in artikel 1.10 wordt aan de verlening de verplichting verbonden dat de subsidieontvanger beschikt over een klachtenprotocol waarbij de gemeentelijke ombudsman als tweedelijns instantie is opgenomen.

  • b.

    Subsidieontvangers werken mee aan het vormgeven van indicatoren voor monitoring en aan het vormgeven van een gezamenlijke leerlijn die met partners en de gemeente wordt ontwikkeld.

Hoofdstuk 3 Kernfuncties

 

Kernfuncties zijn wijkoverstijgende functies die overal in het stadsdeel beschikbaar moeten zijn ongeacht de opgave. Het volume van de verschillende functies in gebieden kan verschillen afhankelijk van de opgave. De kernfuncties zijn in alle stadsdelen dezelfde en worden door één alliantie van partners per stadsdeel uitgevoerd. De ervaring leert dat partners die samen verantwoordelijk zijn voor uitvoering elkaar beter kennen en makkelijker tot afspraken komen over wie welk onderdeel uitvoert. De samenstelling van de alliantie kan per stadsdeel/stadsgebied verschillen. Het moet gaan om een overzichtelijk aantal partners zodat de uitvoering van deze functies efficiënt georganiseerd kan worden. We vragen deze partners om een gezamenlijk plan en een gezamenlijke begroting te maken zodat inzichtelijk is wie welk onderdeel uitvoert.

 

Voor de uitvoering van de kernfuncties is continuïteit en stabiliteit nodig want ze vervullen een sleutelrol in het stadsdeel. Ze faciliteren de rest van de sociale basis door initiatief van bewoners te faciliteren. Ze verbinden bewoners en stimuleren hen om met elkaar activiteiten op te zetten en goede ideeën verder uit te werken. De alliantie kan kleine initiatieven ondersteunen in het doen van een subsidieaanvraag. Daarnaast ontsluiten ze de toegang tot het diverse aanbod binnen de sociale basis voor onder andere de buurtteams en OKT’s. Voor de ondersteuning vanuit deze kernfuncties geldt dat uitvoering wordt gedaan door daarvoor gekwalificeerd personeel.

 

Artikel 3.1 Subsidiabele activiteiten voor de kernfuncties

Het college kan een boekjaarsubsidie verlenen gericht op de uitvoering van kernfuncties aan één alliantie per stadsdeel. Deze inzet moet zich richten op alle volgende activiteiten:

 

c: coördinatie, faciliteren en versterken van beweegnetwerken met uitzondering van stadsdeel Oost en West: samenwerken en afstemmen dat het aanbod in het beweegnetwerk per stadsdeel structureel, passend en bekend is bij alle betrokkenen in het sociaal domein. De kernfunctie biedt ondersteuning bij het opzetten en/of doorontwikkelen en/of versterken van beweegnetwerken in de stadsdelen. De communicatie richting organisaties én de Amsterdammer is essentieel;

Activiteiten in een beweegnetwerk moeten laagdrempelig, betaalbaar en toegankelijk zijn met een maatschappelijk uitgangspunt. Om het aanbod goed te kunnen ontsluiten, is het essentieel dat de behoefte van deelnemers hierin voorop staat.

De uitzondering die van toepassing is op stadsdeel West en Oost komt door dat deze uitvoering door ambtelijke functies worden uitgevoerd. Deze ambtelijke functies sluiten aan in het beweegnetwerk van stadsdeel West en Oost.

 

d: coördinatie en ondersteuning van collectieve maatschappelijke dienstverlening en uitvoering van dat deel van deze dienstverlening dat professioneel ondersteund

Collectieve maatschappelijke dienstverlening kent zowel een formele als informele uitvoering. De professioneel georganiseerde coördinatie hierop moet zorgen voor overzicht, bijvoorbeeld op spreekuren in de gebieden. Dat deel van de collectieve maatschappelijke dienstverlening dat een professioneel ondersteunde uitvoering kent door gekwalificeerd personeel, maakt ook onderdeel uit van deze kernfunctie.

 

e: exploitatie, beheer en coördinatie van programmering van de huizen van de wijk en jongerencentra

Een huis van de wijk kan ook een andere benaming hebben. In essentie gaat het om sociale accommodaties die dezelfde wijkoverstijgende functie hebben zoals in de definitie beschreven.

 

F: jongerenwerk: een voorziening in de pedagogische basisinfrastructuur. Vakkundige, gekwalificeerde jongerenwerkers focussen zich op de begeleiding bij het opgroeien in de maatschappij en de ontwikkeling van jongeren in de leeftijd van ongeveer 10 – 23 jaar. Het zwaartepunt ligt hierbij op groepswerk. Eén op één begeleiding kan hier uit voortvloeien maar is niet het uitgangspunt. Jongerenwerk werkt outreachend en maakt op eigen initiatief contact met jongeren

 

Mentoraten, brede talentontwikkeling en individuele coaching maken geen onderdeel uit van het jongerenwerk. Deze activiteiten vallen onder de gebiedsgerichte inzet zoals beschreven in hoofdstuk 4 van deze verordening. Vanuit het jongerenwerk ligt de nadruk op groepswerk waarin jongeren in groepen elkaar ontmoeten en kunnen versterken. Daar kan één op één begeleiding uit voortvloeien, maar het beginpunt is collectieve inzet.

 

h: veldwerk/ straathoekwerk: een (ambulant) gerichte voorziening voor jongeren van ongeveer 16 – 27 jaar, gericht op complexe en meervoudige problematieken waarin jongeren veelal individueel gecoacht en ondersteund worden

Jongerenwerk en veldwerk/straathoekwerk lopen in elkaar over en werken daarmee in elkaars verlengde. Voor veldwerk/straathoekwerk geldt dat dit nog meer dan het jongerenwerk outreachend opereert, veldwerkers gaan gericht op straat op zoek naar de jongeren. Veldwerk zich richt op een iets oudere en vaak complexere doelgroep en vooral richt op individuele begeleiding van jongeren met problemen.

 

Artikel 3.3 Verdeelsleutel subsidieplafond

 

Vierde lid: De rangschikking wordt bepaald op basis van de volgende criteria:

Onder a: de mate waarin de activiteiten aansluiten bij de GOS en de focus vanuit de sociale basis

Amsterdam is onderverdeeld in 23 gebieden in stadsdelen en 1 stadsgebied. Voor deze gebieden geldt dat de opgave voor de sociale basis er niet overal hetzelfde uitziet. In de meerjarige gebiedsgerichte opgaven sociaal, die aan de hand van het beleidskader zijn opgesteld, zijn vastgelegd wat nodig is in de gebieden. De focus en inzet in de gebieden is hierin bepaald en zijn vastgelegd in de GOS. Het gaat om de opgaven in de breedte van het sociaal domein. Hierin is aangegeven welke problematiek in welke gebieden prioriteit heeft. De activiteiten en de inzet zal hierbij moeten aansluiten.

 

Onder b: de mate waarin de organisatie in de aanvraag blijk geeft te beschikken over verbinding met en kennis van de wijk en de buurt en aantoonbare samenwerking met partners in de sociale basis rondom de brede sociale opgave

De partners van de alliantie op de kernfunctie vervullen en sleutelrol in de gehele sociale basis. Ze faciliteren de rest van de sociale basis door initiatief van bewoners te faciliteren. Daarnaast ontsluiten ze de toegang tot het diverse aanbod binnen de sociale basis en voor doorverwijzing naar onder andere de buurtteams en OKT’s. Om deze positie te kunnen vervullen, is verbinding en kennis van de buurten en de wijken in het stadsdeel noodzakelijk en is het nodig te weten welke partijen in de buurten aanwezig zijn, wat zij doen en waar hun expertise ligt. Dat beperkt zich niet tot de partijen van de sociale basis, maar geldt voor het gehele sociale domein. Onder andere huisartsen, teams jeugd en veiligheid en sociale ondernemingen die hun bijdrage willen leveren aan welzijn van Amsterdammers, maken daar ook deel van uit.

 

Onder d: de mate waarin de organisatie in de aanvraag blijk geeft van samenwerking met en doorverwijzing aan en van de buurtteams en OKT’s

De kernfunctie ontsluiten de toegang tot het diverse aanbod binnen de sociale basis voor onder andere de buurtteams en OKT’s. Samenwerking met en doorverwijzing aan de buurtteams en OKT’s is van essentieel belang om deze functie te kunnen vervullen.

 

Onder e: de mate waarin blijk wordt gegeven van kennis en expertise om alle doelgroepen in alle gebieden te bedienen

Voor sommige groepen Amsterdammers geldt dat zij extra kwetsbaar zijn. Om activiteiten gericht op deze groepen Amsterdammers uit te voeren, geldt dat het belangrijk is dat de aanvrager over voldoende kennis en expertise beschikt om deze activiteiten goed uit te kunnen voeren. Groepen Amsterdammers voor wie dit geldt zijn onder andere Amsterdammers met een (licht)verstandelijke beperking, een psychische kwetsbaarheid of verslavingsproblematiek, of kwetsbare jeugdigen.

 

Onder f: de mate waarin uitvoering wordt gegeven aan de faciliterende rol richting partners, bewoners en kleine initiatieven

De kernfuncties faciliteren de rest van de sociale basis door initiatief van bewoners te faciliteren onder andere door de fysieke ruimte die ze bieden. Ze verbinden bewoners en stimuleren ze om met elkaar activiteiten op te zetten en goede ideeën verder uit te werken. Ook verwachten wij dat ze kleine initiatieven ondersteunen in het doen van een subsidieaanvraag.

 

Onder g: de mate waarin al voldoende aanbod is dat in de vraag voorziet

Het kan in dit geval gaan om aanbod dat zonder subsidie vanuit de gemeente al aanwezig is en in de vraag voorziet; de activiteit waarvoor subsidie wordt aangevraagd, heeft in dat geval onvoldoende meerwaarde. Het kan ook zo zijn dat na weging van de aanvragen, blijkt dat er voor veel vergelijkbare activiteiten subsidie is aangevraagd en dat de som van die aanvragen voor die activiteiten teveel van hetzelfde zou opleveren om in de vraag te voorzien. In dat geval worden de aanvragen die het beste uit de weging komen, gehonoreerd tot aan de vraag is voldaan. De overige aanvragen worden lager gerangschikt omdat die onvoldoende toegevoegde waarde hebben. Ook kan het zo zijn dat er keuzes gemaakt moeten worden om tot een goede mix van activiteiten te komen. Meer van hetzelfde honoreren, of meer honoreren dat eenzelfde doel nastreeft, zou betekenen dat er op andere opgaven geen aanbod zou zijn.

 

Onder h: gerichtheid op preventie, inclusie, cohesie of cultuursensitiviteit

Bij preventie gaat het om het voorkomen van zwaardere problematiek, waardoor ook wordt voorkomen dat zwaardere vormen van zorg en ondersteuning ingezet moeten worden. Bij inclusie gaat het om gerichtheid op het betrekken en mee laten doen van alle Amsterdammers, waardoor een verbonden stad ontstaat. In het ene geval kan dat betekenen dat een activiteit breder toegankelijk moet worden gemaakt, dan alleen voor de “eigen” achterban. Dit creëert wederzijds begrip voor elkaar, waardoor mensen zich veilig en prettig voelen in hun eigen straat, portiek of woongalerij. In het andere geval betekent dit dat een activiteit juist gericht moet zijn op een specifieke doelgroep, om die groep tot haar recht te laten komen, zich geaccepteerd te laten voelen, de vrijheid te geven om zichzelf te kunnen zijn, en ervoor te zorgen dat die specifieke groep mee kan blijven doen in de samenleving. Om ook inclusiviteit van Amsterdammers met een migratieachtergrond te stimuleren, is culturele sensitiviteit van belang. Soms vraagt een specifieke groep om een specifieke benadering of aanpak passend bij de culturele achtergrond.

 

Onder i: de mate waarin blijk wordt gegeven van kennis over emanciperende krachten in de stad en/of groepen die te maken hebben met uitsluiting of achterstelling

Verschillende vormen van marginalisering overlappen en versterken elkaar. Er zijn flink wat Amsterdammers die met combinaties van uitsluitingsmechanismen te maken hebben. Het is daarom wenselijk om deze uitsluitingsmechanismen in samenhang aan te pakken.

 

Onder j: de mate van continuïteit van dienstverlening aan de Amsterdammer

Een belangrijk onderdeel van het verstevigen van de structuur van de sociale basis is het neerzetten van herkenbare kernfuncties per stadsdeel/stadgebied. Om aan de herkenbaarheid te voldoen en de sleutelrol te kunnen vervullen die van de kernfunctie wordt gevraagd, is het belangrijk dat een zekere mate van continuïteit van dienstverlening wordt geborgd.

 

Onder k: de prijs-kwaliteitverhouding

Naast de kwaliteit van de inhoud van de aanvraag in relatie tot de uren inzet, wordt ook gekeken naar de verhouding tussen de kwaliteit en het gevraagde bedrag. Daarin wordt onder andere gekeken naar:

de opbouw van het gevraagde bedrag: hierin wordt de redelijkheid van het geraamde totaalbedrag alsmede specifieke onderdelen van de begroting beoordeeld.

 

Onder l: de mate waarin blijk wordt gegeven van doorontwikkeling van aanbod en innovatieve manieren van werken

Vooral als activiteiten eerder al zijn uitgevoerd en geëvalueerd, moet blijken hoe verbeterpunten worden meegenomen. Ook is het van belang dat uit de aanvraag blijkt dat de aanvrager ontwikkelingen signaleert en die vertaalt naar innovatie van zijn of haar aanbod. Op een aantal thema’s is innovatie als speerpunt benoemd in de focus voor de komende jaren. Dat is onder andere het geval voor het jongerenwerk.

 

Onder m: de mate waarin de aanvrager blijk geeft van methodisch werken

Afhankelijk van de activiteiten kan dit gaan om practice-based, evidence-informed of evidence-based werken. We willen vooral terugzien dat en op welke manier aanvragers focus aanbrengen binnen hun activiteiten op wat bewezen werkt: hoe zij activiteiten hiermee verrijken of op basis daarvan bijstellen.

 

Artikel 3.4 De aanvrager

 

Derde lid: In uitzondering op het eerste lid kan de activiteit als bedoeld in artikel 3.1 onder f uitsluitend in het stadsdeel Nieuw-West worden aangevraagd door een penvoerder die geen onderdeel uitmaakt van een alliantie in Nieuw-West

Gezien het groot aantal partijen voor het jongerenwerk in Nieuw-West en de ontbrekende samenwerking tussen deze partijen is die aparte benadering noodzakelijk. Anders dan in andere stadsdelen is subsidie voor uitvoering van de kernfunctie jongerenwerk in Nieuw-West los aanvraagbaar. De kernfunctie jongerenwerk wordt pas onderdeel van de brede alliantie op kernfuncties van de sociale basis nadat duidelijk is welke partijen het jongerenwerk gaan uitvoeren. Zo hebben partners meer tijd om zich binnen het jongerenwerk te organiseren voor zij zich moeten verhouden tot een bredere alliantie.

Om de samenhang te garanderen worden aanvragen gedaan door een penvoerder die namens de partners die samen het jongerenwerk willen uitvoeren wordt indient. De subsidie voor de kernfunctie jongerenwerk zal dus aan één penvoerder worden verleend. Dit betekent dat partijen samen één plan maken voor de uitvoering van het jongerenwerk waarin wordt aangegeven wie welk deel van de uitvoering voor rekening neemt. Ook dienen ze samen één begroting in.

 

Artikel 3.5 De aanvrager

Tweede lid: In afwijking van het eerste lid, onder a., geldt voor aanvragen op de kernfunctie jongerenwerk in stadsdeel Nieuw-West dat uit het plan en de begroting dient te blijken dat het gaat om een gezamenlijk plan waarbinnen duidelijk is welke partner welk deel van de uitvoering voor zijn rekening neemt

Aanvragen voor de kernfunctie jongerenwerk Nieuw-West worden namens samenwerkende partijen door een penvoerder ingediend. Een aanvraag moet een activiteitenplan bevatten waaruit duidelijk wordt wie welk deel van de uitvoering voor rekening neemt. Hetzelfde geldt voor een gezamenlijke begroting.

 

Artikel 3.8 Weigeringsgronden

Naar oordeel van het college uit de aanvraag blijkt dat niet alle kernfuncties voldoende dekkend worden uitgevoerd

Van de kernfuncties verwachten we dat alle functie daarvan in het stadsdeel beschikbaar moeten zijn ongeacht de opgave. Het volume van de verschillende functies in gebieden kan verschillen, maar moet passend zijn bij de opgave.

 

Artikel 3.9 Verplichtingen

Onder c: specifiek voor de kernfunctie jongerenwerk geldt conform de Raadsbrief Vakkundig Jongerenwerk onderstaande verplichtingen

Als de verordening wordt gepubliceerd, wordt hier de raadsbrief Vakkundig Jongerenwerk toegevoegd.

 

Onder d: betrekken van bewoners en inzet van ervaringsdeskundige in de doorontwikkeling van het aanbod

Zonder inzet van bewoners is er geen sociale basis. We vinden het belangrijk dat zij maximaal worden betrokken bij het vormgeven en uitvoeren van activiteiten. Dit geldt ook voor het inzetten van ervaringsdeskundigen.

 

Tweede lid: De ontvanger van de subsidie als bedoeld in artikel 3.4 tweede lid is verplicht om binnen een half jaar onderdeel uit te maken van de brede alliantie van kernfuncties in het stadsdeel Nieuw-West

Artikel 3.4 derde lid maakt het mogelijk dat gelet op de afwijkende situatie van het jongerenwerk in Nieuw-West subsidie kan worden aangevraagd door een penvoerder die geen onderdeel uitmaakt van een alliantie in Nieuw-West. In de periode na subsidieverlening, vanaf eind juli 2024, begint de implementatie en verdere invulling van de afspraken rondom de uitvoering van het jongerenwerk. Dat houdt ook in de vormgeving van de nadere aansluiting bij en samenwerking met de andere kernfunctietaken in Nieuw-West. Dat zal niet ‘af’ zijn op 1 januari 2025, ook na de formele start van de subsidieperiode ontwikkelen we met elkaar verder.

 

Hoofdstuk 4: Gebiedsgerichte opgaven sociaal

 

Artikel 4.1.1 Subsidiabele activiteiten gericht op het vergroten van de kansen op een goede gezondheid en bestaanszekerheid en gelijke kansen op veerkrachtige en zorgzame buurten voor volwassenen voor één of meerdere gebieden

 

Uitgangspunt is dat partners in dit onderdeel van de sociale basis vaak een cruciale bijdrage leveren aan de GOS. Tussen de vaak kleine initiatieven in het sociale weefsel en grote functies zoals het buurtwerk en jongerenwerk, zit nog veel meer, namelijk: partners die geworteld zijn in een specifieke buurt, gebied, of gebieden. Hier kan het ook gaan om partners die in meerdere stadsdelen gebiedsgericht hun activiteiten uitvoeren. Het kan gaan om professioneel georganiseerde organisaties, maar net zo goed om (een collectief van) bewoners of een informeel initiatief. We willen dat deze partners zich meerjarig en met elkaar committeren aan de GOS in een gebied of gebieden. Hiervoor leggen we als gemeente geen vorm vast.

We verwachten van deze gebiedspartners een aantoonbare samenwerking zodat de korte lijnen, die zo hard nodig zijn, daadwerkelijk verder vormkrijgen. We verwachten van deze partners ook dat zij met elkaar afstemmen wie welke inzet pleegt, zodat er een samenhangend pallet van activiteiten ontstaat.

 

Onder c: activiteiten gericht op ontmoeting, dialoog, activering en sporten & bewegen

In het kader van ontmoeting kunnen bijvoorbeeld beweegactiviteiten of creatieve activiteiten worden ingezet. Zo kunnen Amsterdammers meedoen en elkaar langs een activiteit op een laagdrempelige manier ontmoeten. Uitgangspunt is wel om dit soort aanbod zoveel informeel te organiseren. Dat kan door buurtbewoners of stichtingen die vooral actief zijn op het gebied van welzijn.

 

Onder d: exploitatie en beheer van accommodaties met een buurtfunctie, zoals een buurtkamer

Hier bedoelen we dus niet de huizen van de wijk of de jongerencentra (dat zijn kernfuncties);

 

Onder e: het vervullen van een sleutelfunctie in het gebied om Amsterdammers die zelf de weg niet vinden door te verwijzen naar activiteiten, professionele hulp of voorzieningen

We verwachten van partners die activiteiten binnen dit onderdeel van de sociale basis willen uitvoeren, dat zij goed weten hoe de opgaven in het gebied eruit zien en welke andere partners er al in een gebied actief zijn. Hierbij gaat het vooral om activiteiten die in elkaars verlengde liggen en daarmee goed op elkaar moeten aansluiten. Ook verwachten we dat zij bereid zijn om onderdeel te zijn van netwerken rondom de Buurtteams en de OKT’s en werken met hen samen als er sprake is van gedeelde zorg of als hulpvragen complex zijn.

 

Onder f: het bieden van informele respijtzorg ter ondersteuning van mantelzorgers

Activiteiten waarbij de zorg van de mantelzorger tijdelijk wordt overgenomen door een vrijwilliger.

 

Onder h: bevorderen van de inclusiviteit van de samenleving

Onder andere door het doorbreken van stereotypen, het verbeteren van de positie en vergroten van de acceptatie en zichtbaarheid van Amsterdammers die door gender, geloof, culturele identiteit, uiterlijke kenmerken zoals huidskleur, seksuele oriëntatie of beperking te maken hebben met achterstelling, discriminatie of uitsluiting.

 

Onder i: herdenken van leed ervaren door ongelijkheid, het stilstaan bij bestaande ongelijkheid en het vieren van successen in het streven naar een meer gelijke samenleving

Amsterdam is een veelkleurige stad waarvan de inwoners verschillende achtergronden hebben. Daar horen geschiedenissen en ervaringen bij die we vaak niet van elkaar kennen. Verhalen zijn belangrijk om meer begrip te krijgen voor elkaar, om te zorgen dat iedereen zich gehoord voelt en om zelf te ervaren dat Amsterdam een optelsom is van een meerstemmig en gekleurd verleden. Hierin spelen herdenken en vieren een belangrijke rol.

 

Artikel 4.1.3 Verdeelsleutel subsidieplafond

Derde lid. De rangschikking wordt bepaald op basis van de volgende criteria:

Onder a: de mate waarin de activiteiten aansluiten bij de GOS en de focus vanuit de sociale basis

Amsterdam is onderverdeeld in 23 gebieden in stadsdelen en 1 stadsgebied. Voor deze gebieden geldt dat de opgave voor de sociale basis er niet overal hetzelfde uitziet. In de meerjarige gebiedsgerichte opgave sociaal, die aan de hand van het beleidskader zijn opgesteld, is vastgelegd wat nodig is in de gebieden. De focus en inzet in de gebieden is hierin bepaald en zijn vastgelegd in de GOS. Het gaat om de opgaven in de breedte van het sociaal domein. Hierin is aangegeven welke problematiek in welke gebieden prioriteit heeft. De activiteiten en de inzet zal hierbij moeten aansluiten.

 

Onder b: de mate waarin blijk wordt gegeven van de financiële continuïteit en continuïteit van de activiteiten

Voor zowel de rechtspersonen als de natuurlijke personen is het belangrijk om aan te geven hoe zowel de financiële als de uitvoerende continuïteit voor de meerjarig termijn geldt.

 

Onder c: de mate waarin de organisatie in de aanvraag blijk geeft te beschikken over verbinding met en kennis van de wijk en de buurt en aantoonbare samenwerking met partners rondom de brede sociale opgave

Het gaat hier over kennis van wat er speelt in een gebied, hoe verhoudingen liggen en om het samenwerken in netwerken met partners en bewoners. Veel activiteiten staan niet op zich, maar maken onderdeel uit van een keten. Deze ketens zijn veelal zo ingericht dat er in de samenwerking makkelijk geschakeld kan worden van lichtere vormen van ondersteuning naar zwaardere vormen van ondersteuning, maar bijvoorbeeld ook om een samenhangende pedagogische aanpak tot stand te brengen. Als subsidie wordt gevraagd voor activiteiten die deel uit zouden moeten maken van een dergelijke keten, is het belangrijk dat aantoonbaar wordt samengewerkt met partners binnen die keten.

 

Onder d: de mate waarin bij de voorbereiding en uitvoering van activiteiten de betrokkenheid van bewoners en/of ervaringsdeskundigen is geborgd

Zonder inzet van bewoners is er geen sociale basis. We vinden het belangrijk dat zij maximaal worden betrokken bij het vormgeven en uitvoeren van activiteiten. Dit geldt ook voor het inzetten van ervaringsdeskundigen.

 

Onder e: de mate waarin al voldoende aanbod is dat in de vraag voorziet

Het kan in dit geval gaan om aanbod dat zonder subsidie vanuit de gemeente al aanwezig is en in de vraag voorziet; de activiteit waarvoor subsidie wordt aangevraagd, heeft in dat geval onvoldoende meerwaarde. Het kan ook zo zijn dat na weging van de aanvragen, blijkt dat er voor veel vergelijkbare activiteiten subsidie is aangevraagd en dat de som van die aanvragen voor die activiteiten teveel van hetzelfde zou opleveren om in de vraag te voorzien. In dat geval worden de aanvragen die het beste uit de weging komen, gehonoreerd tot aan de vraag is voldaan. De overige aanvragen lager gerangschikt. Ook kan het zo zijn dat er keuzes gemaakt moeten worden om tot een goede mix van activiteiten te komen. Meer van hetzelfde honoreren, of meer honoreren dat eenzelfde doel nastreeft, zou betekenen dat er op andere opgaven geen aanbod zou zijn.

 

Onder f: gerichtheid op preventie, inclusie, cohesie en cultuursensitiviteit

Bij preventie gaat het om het voorkomen van zwaardere problematiek, waardoor ook wordt voorkomen dat zwaardere vormen van zorg en ondersteuning ingezet moeten worden. Bij inclusie gaat het om gerichtheid op het betrekken en mee laten doen van alle Amsterdammers, waardoor een verbonden stad ontstaat. In het ene geval kan dat betekenen dat een activiteit breder toegankelijk moet worden gemaakt, dan alleen voor de “eigen” achterban. Dit creëert wederzijds begrip voor elkaar, waardoor mensen zich veilig en prettig voelen in hun eigen straat, portiek of woongalerij. In het andere geval betekent dit dat een activiteit juist gericht moet zijn op een specifieke doelgroep, om die groep tot haar recht te laten komen, zich geaccepteerd te laten voelen, de vrijheid te geven om zichzelf te kunnen zijn, en ervoor te zorgen dat die specifieke groep mee kan blijven doen in de samenleving. Om ook inclusiviteit van Amsterdammers met een migratieachtergrond te stimuleren, is culturele sensitiviteit van belang. Soms vraagt een specifieke groep om een specifieke benadering of aanpak passend bij de culturele achtergrond.

 

Onder g: de mate waarin blijk wordt gegeven van kennis over emanciperende krachten in de stad en/of groepen die te maken hebben met uitsluiting of achterstelling

Verschillende vormen van marginalisering overlappen en versterken elkaar. Er zijn flink wat Amsterdammers die met combinaties van uitsluitingsmechanismen te maken hebben. Het is daarom wenselijk om deze uitsluitingsmechanismen in samenhang aan te pakken.

 

Onder h: de prijs-kwaliteitverhouding

Naast de kwaliteit van de inhoud van de aanvraag in relatie tot de uren inzet, wordt ook gekeken naar de verhouding tussen de kwaliteit en het gevraagde bedrag. Daarin wordt onder andere gekeken naar de opbouw van het gevraagde bedrag. Hierin wordt de redelijkheid van het geraamde totaalbedrag alsmede specifieke onderdelen van de begroting beoordeeld.

 

Onder i: de mate waarin blijk wordt gegeven van doorontwikkeling van aanbod en innovatieve manieren van werken

Vooral als activiteiten eerder al zijn uitgevoerd en geëvalueerd, moet blijken hoe verbeterpunten worden meegenomen. Ook is het van belang dat uit de aanvraag blijkt dat de aanvrager ontwikkelingen signaleert en die vertaalt naar innovatie van zijn of haar aanbod. Op een aantal thema’s is innovatie als speerpunt benoemd in de focus voor de komende jaren. Dat is onder andere het geval voor het jongerenwerk.

 

Onder j: de mate waarin de aanvrager blijk geeft van methodisch werken

afhankelijk van de activiteiten kan dit gaan om practice-based, evidence-informed of evidence-based werken. We willen vooral terugzien dat en op welke manier aanvragers focus aanbrengen binnen hun activiteiten op wat bewezen werkt: hoe zij activiteiten hiermee verrijken of op basis daarvan bijstellen

 

Paragraaf 4.2: Voorschriften voor betreffende activiteiten voor de gebiedsgerichte opgaven sociaal gericht op de Amsterdamse Jeugd

 

Artikel 4.2.1 Subsidiabele activiteiten

Tweede lid In aanvulling op het eerste lid kan het college een boekjaarsubsidie van maximaal 6 jaar verlenen voor een of meerdere uit te voeren activiteiten in GOS gericht op Amsterdamse jeugd

 

Onder a: laagdrempelige ondersteuning van ouders of gezinnen door een vrijwilliger of steungezin ten behoeve van ontwikkelingsstimulering bij kinderen, versterken draagkracht rond ouderschap en opvoeding

Deze activiteiten vinden plaats thuis bij gezinnen die voor langere tijd extra steun nodig hebben op het gebied van opvoeding en ouderschap. Vrijwilligers of een steungezin ontvangen hiervoor scholing en begeleiding. De matching met gezinnen wordt gecoördineerd en is in overleg met een verwijzer zoals het buurtteam of OKT.

 

Onder b: activiteiten buiten het curriculum van scholen voor en door jeugdigen gericht op het stimuleren van talent en de ontwikkeling van andere dan cognitieve vaardigheden die op school worden geleerd

Deze activiteiten vinden plaats op of rond scholen en in de wijken. Waar deze activiteiten plaatsvinden op of rond scholen zullen deze in samenspraak met onderwijs worden uitgevoerd. Brede talentontwikkeling stimuleert de ontwikkeling van andere dan cognitieve vaardigheden die op school worden geleerd, zoals creatieve, sportieve, communicatie vaardigheden. Hiermee komen kinderen met nieuwe onderwerpen in aanraking, worden ze op een andere manier uitgedaagd en wordt hun horizon verbreed.

 

Onder c: activiteiten gericht op het vergroten van zelfvertrouwen, het ontwikkelen van de eigen identiteit, emancipatie en (seksuele) weerbaarheid van jeugdigen en jongvolwassenen

Inzet is gericht op het normaliseren van de hobbels die het leven soms kent. Deze hobbels horen erbij en betekenen niet meteen dat altijd jeugdhulp nodig is. Ook is er aandacht voor het ondersteunen en verstevigen van beschermende factoren rondom jeugdigen. Bij het vergroten van seksuele weerbaarheid gaat het met name om het vergroten van kennis over seksuele gezondheid.

 

Artikel 4.2.3 Verdeelsleutel subsidieplafond

Derde lid. De rangschikking wordt bepaald op basis van de volgende criteria:

 

Onder a: de mate waarin de activiteiten aansluiten bij de GOS en de focus vanuit de sociale basis

Amsterdam is onderverdeeld in 23 gebieden in stadsdelen en 1 stadsgebied. Voor deze gebieden geldt dat de opgave voor de sociale basis er niet overal hetzelfde uitziet. In de meerjarige gebiedsgerichte opgave sociaal, die aan de hand van het beleidskader zijn opgesteld, is vastgelegd wat nodig is in de gebieden. De focus en inzet in de gebieden is hierin bepaald. , en zijn vastgelegd, zijn vastgelegd in de GOS. Het gaat om de opgaven in de breedte van het sociaal domein. Hierin is aangegeven welke problematiek in welke gebieden prioriteit heeft. De activiteiten en de inzet zal hierbij moeten aansluiten.

 

Onder b: de mate waarin blijk wordt gegeven van de financiële continuïteit en continuïteit van de activiteiten

Voor zowel de rechtspersonen als de natuurlijke personen is het belangrijk om aan te geven hoe zowel de financiële als de uitvoerende continuïteit voor de meerjarig termijn geldt.

 

Onder c: de mate waarin de organisatie in de aanvraag blijk geeft te beschikken over verbinding met en kennis van de wijk en de buurt en aantoonbare samenwerking met partners rondom de brede sociale opgave

Het gaat hier over kennis van wat er speelt in een gebied, hoe verhoudingen liggen en om het samenwerken in netwerken met partners en bewoners. Veel activiteiten staan niet op zich, maar maken onderdeel uit van een keten. Deze ketens zijn veelal zo ingericht dat er in de samenwerking makkelijk geschakeld kan worden van lichtere vormen van ondersteuning naar zwaardere vormen van ondersteuning, maar bijvoorbeeld ook om een samenhangende pedagogische aanpak tot stand te brengen. Als subsidie wordt gevraagd voor activiteiten die deel uit zouden moeten maken van een dergelijke keten, is het belangrijk dat aantoonbaar wordt samengewerkt met partners binnen die keten.

 

Onder d: de mate waarin bij de voorbereiding en uitvoering van activiteiten de betrokkenheid van bewoners en/of ervaringsdeskundigen is geborgd

Zonder inzet van bewoners is er geen sociale basis. We vinden het belangrijk dat zij maximaal worden betrokken bij het vormgeven en uitvoeren van activiteiten. Dit geldt ook voor het inzetten van ervaringsdeskundigen.

 

Onder e: de mate waarin al voldoende aanbod is dat in de vraag voorziet

Het kan in dit geval gaan om aanbod dat zonder subsidie vanuit de gemeente al aanwezig is en in de vraag voorziet; de activiteit waarvoor subsidie wordt aangevraagd, heeft in dat geval onvoldoende meerwaarde. Het kan ook zo zijn dat na weging van de aanvragen, blijkt dat er voor veel vergelijkbare activiteiten subsidie is aangevraagd en dat de som van die aanvragen voor die activiteiten teveel van hetzelfde zou opleveren om in de vraag te voorzien. In dat geval worden de aanvragen die het beste uit de weging komen, gehonoreerd tot aan de vraag is voldaan. De overige aanvragen lager gerangschikt. Ook kan het zo zijn dat er keuzes gemaakt moeten worden om tot een goede mix van activiteiten te komen. Meer van hetzelfde honoreren, of meer honoreren dat eenzelfde doel nastreeft, zou betekenen dat er op andere opgaven geen aanbod zou zijn.

 

Onder f: gerichtheid op preventie, inclusie, cohesie en cultuursensitiviteit

Bij preventie gaat het om het voorkomen van zwaardere problematiek, waardoor ook wordt voorkomen dat zwaardere vormen van zorg en ondersteuning ingezet moeten worden. Bij inclusie gaat het om gerichtheid op het betrekken en mee laten doen van alle Amsterdammers, waardoor een verbonden stad ontstaat. In het ene geval kan dat betekenen dat een activiteit breder toegankelijk moet worden gemaakt, dan alleen voor de “eigen” achterban. Dit creëert wederzijds begrip voor elkaar, waardoor mensen zich veilig en prettig voelen in hun eigen straat, portiek of woongalerij. In het andere geval betekent dit dat een activiteit juist gericht moet zijn op een specifieke doelgroep, om die groep tot haar recht te laten komen, zich geaccepteerd te laten voelen, de vrijheid te geven om zichzelf te kunnen zijn, en ervoor te zorgen dat die specifieke groep mee kan blijven doen in de samenleving. Om ook inclusiviteit van Amsterdammers met een migratie-achtergrond te stimuleren, is culturele sensitiviteit van belang. Soms vraagt een specifieke groep om een specifieke benadering of aanpak passend bij de culturele achtergrond.

g. de mate waarin blijk wordt gegeven van kennis over emanciperende krachten in de stad en/of groepen die te maken hebben met uitsluiting of achterstelling.

 

Onder h: de prijs-kwaliteitverhouding

Naast de kwaliteit van de inhoud van de aanvraag in relatie tot de uren inzet, wordt ook gekeken naar de verhouding tussen de kwaliteit en het gevraagde bedrag. Daarin wordt onder andere gekeken naar de opbouw van het gevraagde bedrag. Hierin wordt de redelijkheid van het geraamde totaalbedrag alsmede specifieke onderdelen van de begroting beoordeeld.

 

Onder i: de mate waarin blijk wordt gegeven van doorontwikkeling van aanbod en innovatieve manieren van werken

Vooral als activiteiten eerder al zijn uitgevoerd en geëvalueerd, moet blijken hoe verbeterpunten worden meegenomen. Ook is het van belang dat uit de aanvraag blijkt dat de aanvrager ontwikkelingen signaleert en die vertaalt naar innovatie van zijn of haar aanbod. Op een aantal thema’s is innovatie als speerpunt benoemd in de focus voor de komende jaren. Dat is onder andere het geval voor het jongerenwerk.

 

Onder j: de mate waarin de aanvrager blijk geeft van methodisch werken

Afhankelijk van de activiteiten kan dit gaan om practice-based, evidence-informed of evidence-based werken. We willen vooral terugzien dat en op welke manier aanvragers focus aanbrengen binnen hun activiteiten op wat bewezen werkt: hoe zij activiteiten hiermee verrijken of op basis daarvan bijstellen.

 

Hoofdstuk 5: sociaal weefsel

 

Paragraaf 5.1: activiteiten voor één boekjaar gericht op de doelstelling van de sociale basis

 

Artikel 5.1.1 Subsidiabele activiteiten

Bewoners of (kleinere) organisaties die activiteiten organiseren die direct aansluiten op de doelstellingen van de sociale basis, kunnen daarvoor jaarlijks subsidie aanvragen. Aanvragen voor het sociaal weefsel worden getoetst aan de doelstellingen voor de sociale basis. Daarmee wordt wel gekeken of ze passen bij waar we met de sociale basis voor staan, maar hoeven aangevraagde activiteiten niet één op één aan te sluiten op de GOS.

 

Onder a: gelijke kansen op een goede gezondheid

In de sociale basis is de focus op gezondheid en zetten we in op een gezonde leefstijl. De drie belangrijkste determinanten voor een goede gezondheid zijn voldoende beweging, gezond eten en nicotinevrij leven.

Verslavingsproblematiek, middelengebruik (alcohol en drugs) en ook gokken en gamen leveren risico’s voor de gezondheid op. We stimuleren activiteiten die bijdragen aan een gezonde leefstijl en het vergroten van gezondheidsvaardigheden van Amsterdammers.

 

Onder b: gelijke kansen op bestaanszekerheid

Vanuit de sociale basis wordt in het kader van bestaanszekerheid ingezet op de thema’s armoede en schulden, participatie (naar werk) en het versterken van basisvaardigheden. De sociale basis levert een belangrijke bijdrage aan de opstap naar werk en specifieke activiteiten gericht op participatie, empowerment en emancipatie. Daarnaast stimuleren we activiteiten gericht op het versterken van vaardigheden.

 

Onder c: gelijke kansen voor de Amsterdamse jeugd

Vanuit het jeugdstelsel heeft de sociale basis met name een preventieve rol. We stimuleren activiteiten die zijn gericht op het voorkomen van problemen bij alle Amsterdamse ouders en kinderen (universele preventie) en het ondersteunen van die groepen die een verhoogd risico hebben op problemen of waar al sprake is van beginnende problematiek (selectieve preventie). Ook stimuleren we activiteiten gericht op het ondersteunen en verstevigen van beschermende factoren rondom jeugdigen.

 

Onder d: gelijke kansen op veerkrachtige en zorgzame buurten

Zowel sociale samenhang als sociale broosheid relateren direct aan gezondheid, aan gevoelens van eenzaamheid en aan het welzijn en welbevinden van Amsterdammers. De sociale basis heeft een belangrijke rol in het versterken van zorgzame en veerkrachtige buurten. We stimuleren activiteiten gericht op het versterken van sociale cohesie, het bevorderen en stimuleren van samenredzaamheid en om het ondersteunen van bewoners die naar elkaar omzien.

 

Artikel 5.1.3 Verdeelsleutel subsidieplafond

 

Derde lid: De rangschikking wordt bepaald op basis van de volgende criteria:

Onder a: de mate waarin de activiteiten aansluiten bij de doelstellingen van de sociale basis

Aanvragen voor het sociaal weefsel worden getoetst aan de doelstellingen voor de sociale basis.

 

Onder b: de mate waarin uit de aanvraag verbinding met en kennis van de wijk of buurt en partners blijkt

Het gaat hier over kennis van wat er speelt in een gebied, hoe verhoudingen liggen en om het samenwerken in netwerken met partners en bewoners. Veel activiteiten staan niet op zich, maar maken onderdeel uit van een keten. Deze ketens zijn veelal zo ingericht dat er in de samenwerking makkelijk geschakeld kan worden van lichtere vormen van ondersteuning naar zwaardere vormen van ondersteuning, maar bijvoorbeeld ook om een samenhangende pedagogische aanpak tot stand te brengen. Als subsidie wordt gevraagd voor activiteiten die deel uit zouden moeten maken van een dergelijke keten, is het belangrijk dat aantoonbaar wordt samengewerkt met partners binnen die keten.

 

Onder c: de mate waarin bij de voorbereiding en uitvoering van activiteiten overige bewoners of ervaringsdeskundigen zijn betrokken

Zonder inzet van bewoners is er geen sociale basis. We vinden het belangrijk dat zij maximaal worden betrokken bij het vormgeven en uitvoeren van activiteiten. Dit geldt ook voor het inzetten van ervaringsdeskundigen.

 

Onder d: de mate waarin al voldoende aanbod is dat in de vraag voorziet

Het kan in dit geval gaan om aanbod dat zonder subsidie vanuit de gemeente al aanwezig is en in de vraag voorziet; de activiteit waarvoor subsidie wordt aangevraagd, heeft in dat geval onvoldoende meerwaarde. Het kan ook zo zijn dat na weging van de aanvragen, blijkt dat er voor veel vergelijkbare activiteiten subsidie is aangevraagd en dat de som van die aanvragen voor die activiteiten teveel van hetzelfde zou opleveren om in de vraag te voorzien. In dat geval worden de aanvragen die het beste uit de weging komen, gehonoreerd tot aan de vraag is voldaan. De overige aanvragen lager gerangschikt. Ook kan het zo zijn dat er keuzes gemaakt moeten worden om tot een goede mix van activiteiten te komen. Meer van hetzelfde honoreren, of meer honoreren dat eenzelfde doel nastreeft, zou betekenen dat er op andere opgaven geen aanbod zou zijn.

 

Onder e: de prijs-kwaliteitverhouding;

Naast de kwaliteit van de inhoud van de aanvraag in relatie tot de uren inzet, wordt ook gekeken naar de verhouding tussen de kwaliteit en het gevraagde bedrag. Daarin wordt onder andere gekeken naar de opbouw van het gevraagde bedrag. Hierin wordt de redelijkheid van het geraamde totaalbedrag alsmede specifieke onderdelen van de begroting beoordeeld.

 

Paragraaf 5.2: Voorschriften voor betreffende eenmalige activiteiten gericht op de doelstelling van de sociale basis

 

Artikel 5.2.1 Subsidiabele activiteiten

Bewoners of (kleinere) organisaties die activiteiten organiseren die direct aansluiten op de doelstellingen en opgaven voor de sociale basis, kunnen daarvoor jaarlijks subsidie aanvragen. Aanvragen voor het sociaal weefsel worden getoetst aan de doelstellingen voor de sociale basis. Daarmee wordt wel gekeken of ze passen bij waar we met de sociale basis voor staan, maar hoeven aangevraagde activiteiten niet één op één aan te sluiten op de GOS.

 

Onder a: gelijke kansen op een goede gezondheid

In de sociale basis is de focus op gezondheid en zetten we in op een gezonde leefstijl. De drie belangrijkste determinanten voor een goede gezondheid zijn voldoende beweging, gezond eten en nicotinevrij leven. Verslavingsproblematiek, middelengebruik (alcohol en drugs) en ook gokken en gamen leveren risico’s voor de gezondheid op. We stimuleren activiteiten die bijdragen aan een gezonde leefstijl en het vergroten van gezondheidsvaardigheden van Amsterdammers.

 

Onder b: gelijke kansen op bestaanszekerheid

Vanuit de sociale basis wordt in het kader van bestaanszekerheid ingezet op de thema’s armoede en schulden, participatie (naar werk) en het versterken van basisvaardigheden. De sociale basis levert een belangrijke bijdrage aan de opstap naar werk en specifieke activiteiten gericht op participatie, empowerment en emancipatie. Daarnaast stimuleren we activiteiten gericht op het versterken van vaardigheden.

 

Onder c: gelijke kansen voor de Amsterdamse jeugd

Vanuit het jeugdstelsel heeft de sociale basis met name een preventieve rol. We stimuleren activiteiten die zijn gericht op het voorkomen van problemen bij alle Amsterdamse ouders en kinderen (universele preventie) en het ondersteunen van die groepen die een verhoogd risico hebben op problemen of waar al sprake is van beginnende problematiek (selectieve preventie). Ook stimuleren we activiteiten gericht op het ondersteunen en verstevigen van beschermende factoren rondom jeugdigen.

 

Onder d: gelijke kansen op veerkrachtige en zorgzame buurten

Zowel sociale samenhang als sociale broosheid relateren direct aan gezondheid, aan gevoelens van eenzaamheid en aan het welzijn en welbevinden van Amsterdammers. De sociale basis heeft een belangrijke rol in het versterken van zorgzame en veerkrachtige buurten. We stimuleren activiteiten gericht op het versterken van sociale cohesie, het bevorderen en stimuleren van samenredzaamheid en om het ondersteunen van bewoners die naar elkaar omzien.

 

Onder e: het inrichten, beheren, exploiteren en programmeren van sociale accommodaties

Amsterdam investeert in het beschikbaar maken van voldoende kwalitatief goede maatschappelijke voorzieningen. Voor groeigebieden, die vaak aan de randen van de stad liggen gaat het veelal om nieuw op te leveren voorzieningen. We subsidiëren activiteiten die gericht zijn op het in gebruik nemen, beheren, exploiteren en programmeren van deze sociale accommodaties.

 

Artikel 5.2.8 Weigeringsgronden

 

In aanvulling op artikel 1.7 kan het college geheel of gedeeltelijk weigeren een subsidie te verlenen als:

Onder a: de activiteiten naar het oordeel van het college onvoldoende aansluiten bij de doelstellingen vanuit de sociale basis

Aanvragen voor het sociaal weefsel worden getoetst aan de doelstellingen voor de sociale basis.

 

Onder b: de aanvrager naar het oordeel van het college niet of onvoldoende beschikt over verbinding met en kennis van de wijk en de buurt en met partners

Het gaat hier over kennis van wat er speelt in een gebied, hoe verhoudingen liggen en om het samenwerken in netwerken met partners en bewoners. Veel activiteiten staan niet op zich, maar maken onderdeel uit van een keten. Deze ketens zijn veelal zo ingericht dat er in de samenwerking makkelijk geschakeld kan worden van lichtere vormen van ondersteuning naar zwaardere vormen van ondersteuning, maar bijvoorbeeld ook om een samenhangende pedagogische aanpak tot stand te brengen. Als subsidie wordt gevraagd voor activiteiten die deel uit zouden moeten maken van een dergelijke keten, is het belangrijk dat aantoonbaar wordt samengewerkt met partners binnen die keten.

 

Onder c: naar het oordeel van het college bij de voorbereiding en uitvoering van activiteiten niet of onvoldoende overige bewoners of ervaringsdeskundigen zijn betrokken

Zonder inzet van bewoners is er geen sociale basis. We vinden het belangrijk dat zij maximaal worden betrokken bij het vormgeven en uitvoeren van activiteiten. Dit geldt ook voor het inzetten van ervaringsdeskundigen.

 

Onder d: naar het oordeel van het college in het gebied waarop de aanvraag betrekking heeft al voldoende aanbod is dat in de vraag voorziet

Het kan in dit geval gaan om aanbod dat zonder subsidie vanuit de gemeente al aanwezig is en in de vraag voorziet; de activiteit waarvoor subsidie wordt aangevraagd, heeft in dat geval onvoldoende meerwaarde. Het kan ook zo zijn dat na weging van de aanvragen, blijkt dat er voor veel vergelijkbare activiteiten subsidie is aangevraagd en dat de som van die aanvragen voor die activiteiten teveel van hetzelfde zou opleveren om in de vraag te voorzien. In dat geval worden de aanvragen die het beste uit de weging komen, gehonoreerd tot aan de vraag is voldaan. De overige aanvragen lager gerangschikt. Ook kan het zo zijn dat er keuzes gemaakt moeten worden om tot een goede mix van activiteiten te komen. Meer van hetzelfde honoreren, of meer honoreren dat eenzelfde doel nastreeft, zou betekenen dat er op andere opgaven geen aanbod zou zijn.

 

Onder e: voor uitvoering van de activiteiten een hoger bedrag of meer uren inzet wordt gerekend dan door het college redelijk wordt geacht

Naast de kwaliteit van de inhoud van de aanvraag in relatie tot de uren inzet, wordt ook gekeken naar de verhouding tussen de kwaliteit en het gevraagde bedrag. Daarin wordt onder andere gekeken naar: de opbouw van het gevraagde bedrag: hierin wordt de redelijkheid van het geraamde totaalbedrag alsmede specifieke onderdelen van de begroting beoordeeld.

 

Hoofdstuk 6 Slotbepalingen

 

Artikel 6.1 Vervallen Subsidieregeling sociale basis Amsterdam 2024

De Subsidieregeling sociale basis Amsterdam 2024 zoals vastgesteld in de collegevergadering van 27 juni 2023, vervalt van rechtswege nadat de laatste subsidie die op basis van deze regeling is verleend, is vastgesteld, maar in ieder geval op 1 juli 2026.

De subsidieregeling sociale basis Amsterdam 2024 zoals die voor 2024 is vastgesteld, loopt voor aanvragen tot 1 december 2024. Gezien de start van het nieuwe beleidskader sociale basis Amsterdam en bijbehorende subsidieverordening per 1 januari 2025 is het noodzakelijk om de Subsidieregeling sociale basis Amsterdam 2024 te laten vervallen. De regeling voor 2024 blijft in werking tot en met 31 december 2024 voor het indienen van aanvragen voor het subsidiejaar 2024.

 

Artikel 6.2 Inwerkingtreding en looptijd verordening

Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 maart 2024 en vervalt van rechtswege nadat de laatste subsidie die op basis van deze verordening is verleend, is vastgesteld maar in ieder geval op 1 juli 2034.

De verordening treedt in werking per 1 maart 2024.Tijdige inwerkingtreding is noodzakelijk aangezien een verordening al in werking moet zijn vanaf het moment dat aanvragen kunnen worden ingediend. Subsidie voor activiteiten vanaf 2025 wordt op deze subsidieverordening aangevraagd. De looptijd van deze subsidieverordening loopt parallel aan de looptijd van het bijbehorende beleidskader sociale basis Amsterdam 2025-2030, namelijk tot en met het kalenderjaar 2030. Daarna blijft de subsidieverordening in werking tot de laatste subsidies die op de verordening zijn verleend, ook zijn vastgesteld, met als uiterste datum daarvoor 1 juli 2034.